Zoeken in deze blog

maandag 14 oktober 2019

Poëzie of proza

Poëzie zou volgens Charlotte Mutsaers een 'droom die voorbij komt' zijn. Maar ik kan de bron niet meer vinden, dus misschien heeft ze dat nooit gezegd.

Ik word weleens wakker terwijl de droom nog op mijn netvlies gebrand lijkt. Althans, het laatste deel. De laatste flard, de stemming, een indruk - en probeer die maar eens onder woorden te brengen.
Is dat wat dichters doen? Flarden onder woorden brengen? Onwillekeurig zie ik een stamelende dichter opdoemen, maar die verandert in een dichter die zijn droom tracht op te roepen, starend in de verte, en de woorden noteert die hem (of haar, enzovoort) te binnen schieten.
Natuurlijk levert een zo correct mogelijk verslag van een droom, zoals ik me die herinner uit handboeken over psychologie en therapie, doorgaans geen poëzie op. Verslagen leveren in het algemeen weinig poëzie op.
Waarom niet? Wat is dan poëzie?

Remco Campert schrijft ook veel over poëzie. Hij citeerde zichzelf (doet-ie vaker) in de Volkskrant 2-4-2016:
Wat is poëzie? Ik schreef: 'Voor wat ik nu zit te doen weet ik geen verklaring. Zou een man alleen op een eiland (zon en honger) de behoefte voelen om een krant te maken? Zo schrijf ik eerst het weerbericht en lees het dan en verdomd als het niet waar is, soms komt het uit!'

Wacht, er staan schuine streepjes in, dus wat hij schreef dat-ie schreef zou in een poëziescheurkalender zó moeten:
Voor wat ik nu zit te doen 
weet ik geen verklaring. 
Zou een man alleen op een eiland
zon en honger
de behoefte voelen om een krant te maken? 
Zo schrijf ik eerst het weerbericht 
en lees het dan 
en verdomd als het niet waar is 
soms komt het uit!

Is dit poëzie?

Neem het volgende. Is dat poëzie?

De herfst zit in m'n kop. Ik kijk rond en notuleer: de bomen vallen op en de blaren vallen neer.
Om eerlijk te zijn, deze notitie was aldus gedrukt:

De herfst zit in m'n kop. 
Ik kijk rond en notuleer:
De bomen vallen op
en de blaren vallen neer
(Ivo de Wijs, uit: Vroege Vogel, A'dam, 2001.)

Maakt dat het meer poëzie?
Hm, sprak Tom Poes. Notuleer rijmt op neer, er is iets grappigs met opvallen en neervallen en het bekt ook wel lekker. Je zou het kunnen zingen, wat je nauwelijks kan zeggen van dat toch beroemde grafschrift:

Hier ligt Poot
Hij is dood
(Geschreven door Gerrit van de Linde alias De Schoolmeester over Hubert Poot.)
Wat me eraan doet denken dat grafschriften een apart genre is, met meer beroemde eh, poëzie, en weer zijtakken naar lijkdichten en elegieën. Zie hier, met dank aan de onbekende Wiki-auteur.
Overigens leverde Poot een gaaf voorbeeld van de werking van typografie. Er hoort een pauze tussen die twee zinnen en die wordt uitgebeeld door de tweede op een nieuwe regel te zetten. Typografie imiteert, als het goed is, een manier van voordracht.

Deze?

Vismarkt, kwart over acht 's avonds. Er ligt nog ijs op de kasseien. De marktkraam is allang afgebouwd.
Een vrouw heeft twee papegaaien op het stuur van haar fiets. Twee studenten lopen naar een feestje, een van hen is verkleed als dinosaurus.
Een man komt laat terug van zijn werk. Hij wil ergens heen vanavond, maar ook niet. 
Soms wil je twee dingen tegelijkertijd.
Een pianist speelt Satie in een restaurant. Een vrouw heeft zin in patat maar bestelt vis. Haar eten smaakt beter met de juiste man.
De nacht valt. Iemand slaapt alleen. Iemand slaapt met een ander. Iemand slaapt niet.

Deze overpeinzing van Lilian Zielstra haal ik uit een column door Ester Naomi Perquin in De Groene Amsterdammer 28-2-2019 en stond oorspronkelijk in Ik zag een kan met een bos bloemen naar de Nieuwstad gaan, Passage, Groningen, 2019.
En Ester geeft hem zo weer, waarschijnlijk stond-ie zo in de bundel:

Vismarkt, kwart over acht 's avonds
Er ligt nog ijs op de kasseien
De marktkraam is allang afgebouwd

Een vrouw heeft twee papegaaien 
op het stuur van haar fiets
Twee studenten lopen naar een feestje
een van hen is verkleed als dinosaurus

Een man komt laat terug van zijn werk
Hij wil ergens heen vanavond, maar ook 
niet
Soms wil je twee dingen tegelijkertijd

Een pianist speelt Satie in een restaurant
Een vrouw heeft zin in patat maar bestelt 
vis
Haar eten smaakt beter met de juiste man

De nacht valt
Iemand slaapt alleen
Iemand slaapt met een ander
Iemand slaapt niet

Maakt die andere opmaak deze tekst poëtischer? Hij maakt wel dat je langzamer leest.

Deze dan:

Zinnenschemer

Ruist een dichte regen op de schaapskooi
van mijn wollige gedachten. Het daglicht
is verbitterd heengegaan en in de ogen
pinkt het lampje van een eerste traan.
Buiten op de grote stille heide liggen
grote stille stenen zich te wijden aan
een herfst vol ledigheid. Achter bergen
het getergde hart der jacht ontkomen,
't roept om zachte spijs en drank - kon ik
het krijtwit kind hem sturen, of een vat
met bloed, getapt van onderaardse buren.
(Anneke Brassinga. Uit: Ontij, A'dam, 2010.)

Nog eens lezen, hardop, en de woorden proeven, een voor een over de tong laten gaan, en luisteren, naar de cadans en de klanken. Pas dan gaan nadenken over betekenis.

Zeker, poëzie begint met woorden proeven. Poëzie lezen ook. Hoor hoe ze klinken, voel het ritme. Er zit muziek in poëzie. Zo niet, dan hebben we verkapt proza, als poëzie vermomd.
'Als de dichter erin slaagt zijn gedichten die toon, sfeer en schwung mee te geven dat ze gaan zingen, dan kan het gebeuren dat de vonk overspringt, er die magische sfeer ontstaat waarin het gedicht zich in volle glorie kan openbaren.' (Pieter Boskma in de Volkskrant 19-9-2015, in een bijlage 'Poëzie voor het podium', ter gelegenheid van de 33e Nacht van de Poëzie in Utrecht - waar ook Anneke Brassinga optrad.)

Ik had aanvang 2019 een jaar Poëziescheurkalender achter de rug. Hij heette overigens Poëziekalender, zonder scheur. Maar het was wel een scheurkalender.
Wat is poëzie? Alle tekst die met veel wit eromheen is afgedrukt? Dat zou je door zo'n scheurkalender haast denken. Elke dag zo'n velletje met een tekst in eerbiedig wit, nou ja, lichtbruin. Met de kans om er iets oneerbiedigs mee te doen.
De grafische weergave vooronderstelt zoals gemeld een andere manier van voordragen.

Maar wacht even, er hoeft helemaal niet voorgedragen te worden! We lezen immers die tekst zelf.
Of zou het zijn dat we teksten die we lezen als het ware in ons hoofd voordragen, aan onszelf? Dat denk ik wel, dat verklaart ook waardoor sommige teksten zich vlotter laten lezen dan andere, waarom we van sommige teksten zeggen dat ze lekker bekken. Reclamemakers weten er weg mee.
Maar als we alle woorden die lekker bekken en die gaan zingen poëzie noemen, dan zijn er veel poëtische teksten die we in ons dagelijks spraakgebruik geen poëzie noemen en andersom zijn sommige gedichten dan juist geen gedichten maar stukjes vermomd proza.

Zo'n scheurkalender leidt meteen tot de eerste selectie: de afvallers gaan onbarmhartig in de prullenbak, teksten die me niets zeiden. Over blijft een nieuwe bloemlezing, met uitleenlopende bewaarredenen, voor korte of lange tijd.
Om te beginnen haal ik er alle poëzie uit die volgens mij vermomd proza is, tekst die niet zingt.

Die valt ook nog onder te verdelen in opsommingen, vertogen en verhaaltjes.
Hier zo'n opsomming:

De oorlog doet zijn best

Wat is de oorlog precies en ijverig en vindingrijk.
Vanaf de vroege morgen wekt hij sirenes en stuurt ambulances naar allerlei plaatsen,
- slingert lijken de lucht in
- rolt brancards naar gewonden
- roept regen op in de ogen van moeders
- graaft in de grond
- haalt veel dingen onder het puin vandaan, glanzende harde dingen en bleke dingen die nog kloppen
- roept veel vragen op bij kinderen
- vermaakt de goden door raketten en vuurwerk de lucht in te schieten
- zaait mijnen in akkers
- oogst gaten en bubbels
- drijft families het land uit.

Zo was deze tekst niet weergegeven. Dat ging zo:

Wat is de oorlog precies
  en ijverig
  en vindingrijk
vanaf de vroege morgen
wekt hij sirenes
en stuurt ambulances
naar allerlei plaatsen
slingert lijken de lucht in
rolt brancards naar gewonden
roept regen op in de ogen van moeders
graaft in de grond
haalt veel dingen
onder het puin vandaan
glanzende harde dingen
en bleke dingen die nog kloppen
roept veel vragen op
bij kinderen
vermaakt de goden door raketten
en vuurwerk de lucht in te schieten
zaait mijnen in akkers
oogst gaten en bubbels
drijft families het land uit

Deze wrange tekst is van Dunya Mikhail. (Uit: Poëziekalender 2015, vert. Kees Nijland en Adad Jaber. Oorspr. Arabisch (2000), ook vertaald in het Engels, 2005, New Directions.)
Maakt die typografie veel uit?
Natuurlijk brengt de opsomming er nog een soort ritme in, de tekst laat zich goed voordragen en misschien was het Arabisch poëtischer.

Nog zo'n opsomming:

Hoeveel weet ik van u

Zoveel als het zoontje dat ligt in het gedicht en wijst naar de wolken weet van de dichter die naast hem ligt.
Zoveel als de peuter die voor het eerst voor een spiegel staat weet van de peuter die daar voor hem staat.
Zoveel als de veroordeelde die in zijn celmuur klopsignalen hoort weet van zijn buurman.
Zoveel als de vrouw die door de doptone het hartje niet hoort kloppen weet van haar ongeborene.
Zoveel als de oude koning op de dag van zijn troonsafstand weet van zijn liefste laatste dochter, die niet zegt wat hij horen wil.
Zoveel als Penelope op het punt staande zichzelf weg te geven weet van de zwerende onbekende zwerver aan haar hof.
Zoveel als een explosievenzelfmoordenaar in de metrocoupé weet van het roodharige meisje met de koortslip dat zijn oogopslag niet zoekt.
Zoveel als de enige zoon na het vallen van het mes weet van de kermende vader die hem leek te zullen kelen.

Zoveel en nog wel meer heb ik van u geweten.
Ik wist van u kortom heel veel, zíj het altijd nog minder dan de kerkvader toen die in zijn Belijdenissen schreef, dat als u tegenover hem kwam zitten daar recht tegenover hem, hij u zou vragen wanneer u kwam.

Dat zag er zó uit:

Hoeveel weet ik van u

Zoveel als het zoontje

dat ligt in het gedicht en wijst naar de wolken
weet van de dichter
die naast hem ligt

Zoveel als de peuter

die voor het eerst voor een spiegel staat
weet van de peuter
die daar voor hem staat

Zoveel als de veroordeelde

die in zijn celmuur klopsignalen hoort
weet van zijn buurman

Zoveel als de vrouw

die door de doptone het hartje niet hoort kloppen
weet van haar ongeborene

Zoveel als de oude koning

op de dag van zijn troonsafstand
weet van zijn liefste laatste dochter
die niet zegt wat hij horen wil

Zoveel als Penelope

op het punt staande zichzelf weg te geven
weet van de zwerende
onbekende zwerver aan haar hof

Zoveel als een explosievenzelfmoordenaar

in de metrocoupé
weet van het roodharige meisje met de koortslip
dat zijn oogopslag niet zoekt

Zoveel als de enige zoon

na het vallen van het mes
weet van de kermende vader
die hem leek te zullen kelen
Zoveel
en nog wel meer
heb ik van u geweten

Ik wist van u kortom heel veel

zíj het altijd nog minder dan de kerkvader
toen die in zijn Belijdenissen schreef

dat als u tegenover hem kwam zitten

daar recht tegenover hem
hij u zou vragen wanneer u kwam.

Willem Jan Otten
Uit: Gerichte gedichten (A'dam, 2011)

Met een wonderlijke draai aan het eind, vind ik. Het is wel 'gericht', dat is duidelijk.

En nog een, maar dat is ook een soort bede, dat komt vaker voor.

Dood. Heb geen angst. Talm niet voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou mij niet voor de gek met kwalen waarvan niemand de namen durft te noemen.

Leg mij niet in een bed tussen kwijlende kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak voor nutteloze uren in chique klinieken.

Veeg je voeten en wees welkom.


Ook deze tekst, met zijn mooie laatste regel, was anders gedrukt:

Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.

Veeg je voeten en wees welkom.

Eddy van Vliet. (Uit: De toekomstige dief, A'dam, 1991.)
Ik geloof dat ik de door mij gewrochte prozaversie beter vind. Waarom zou je 'voor mijn deur' op een nieuwe regel beginnen? De prozaversie laat zich beter voordragen. Wat weer wel toont dat er poëzie in zit.

Nog een bede met opsomming:

Lichaamsdelen

moge de pols als een vleugel wieken op de wind
de afgehakte voet eigen bodem betreden

het doorboorde oor het geroffel horen van zonnevogels
het gesmolten oog sterren zien in het donker

de haperende longen windmolens aanblazen
de verminkte hand zaden en graan rondstrooien

het hart ondergrondse bronnen doen overstromen
maïs stampen, vee bij name herkennen

en moge het onherstelbaar gebroken bot
dat uit zijn scharnieren gelicht

nu als een vorkbeen in het veld ligt
en overdekt wordt door pointillistische mieren

ons een nieuwe richting wijzen.

Ingrid de Kok. (Uit: Poëziekalender 2015.) Een echte.

Uit de Groene Amsterdammer, 10-10-2019:

Voorpijn

Dat de spoorbrug instort bij Zuidhorn,
dat je valt op gladde gele steentjes,
benenbrekers, dat je tas in de roltrap,
dat je toch in de stront stapt, dat je
arm uit de kom, dat je doof en blind,
dat je vuiloog smeeroor goormond,
dat je en kind slaat, dat je
in je hemd staat, dat je rits open,
broek scheurt voor de volle zaal, dat je
speeksel spreekt, dat je lief gaat,
dat de kamer te hol,je bed te groot
het eten eenzaam smaakt,
dat je vulling, dat je kroon,
dat je wortels, dat de brug breekt
bij Zuidhorn.

Van Coen Peppelenbos, uit Vallende mannen (2011). Probeer die maar eens als proza weer te geven! Dat wordt één blok onoverzichtelijke tekst. Een weerbarstig ritme, maar het is er.

Genoeg opsommingen, inclusief verlanglijstjes en bedes.

Over naar de verhaaltjes en vertogen. Eerst een schitterend vertoog door Wisƚawa Szymborska.

Recensie van een ongeschreven gedicht

In de eerste regels van het werk stelt de schrijfster dat de aarde klein is, de hemel daarentegen overdreven groot, met, ik citeer, 'veel meer sterren dan nodig'.
In haar beschrijving van de hemel voel je iets van hulpeloosheid, de schrijfster verdwaalt in de ontzaglijke ruimte, ze wordt getroffen door de doodsheid van vele planeten en al gauw komt in haar (overigens inexacte) verstand de vraag op: zijn we misschien toch alleen onder de zon, onder alle zonnen ter wereld?
Dit in weerwil van de waarschijnlijkheidsleer! En de thans algemeen heersende opvattingen! Tegen alle onweerlegbare bewijzen in die de mens elk ogenblik in handen kunnen vallen!
Ach, die poëzie.
Onze Dichteres keert intussen terug op aarde, de planeet die misschien 'zonder getuigen draait', de enige 'science fiction die de kosmos zich permitteert'.
De wanhoop van Pascal (1623-1662, red.) heeft volgens de schrijfster niet te vrezen van concurrentie op enige Andromeda of Kassiopeia.
Deze exclusiviteit vergroot en verplicht, waardoor het probleem ontstaat: hoe te leven, et caetera, immers, 'de leegte zal dat niet voor ons beslissen, 'Mijn God,' roept de mens tegen zichzelf , 'erbarm U mijner, verlicht me...'
Wat de schrijfster deprimeert is de gedachte dat we het leven zo makkelijk verspillen, alsof onze voorraad onuitputtelijk is.
En ook dat oorlogen - zoals ze eigenwijs meent - altijd door beide partijen worden verloren.
En dat de mensen elkaar 'onteigenlijk' (sic!) behandelen. 
Door het werk schemert iets van een morele intentie. Gedragen door een minder naïeve pen zou deze misschien oplichten. Maar helaas. Deze in feite riskante these (of we misschien toch alleen onder de zon zijn, onder alle zonnen ter wereld) en de uitwerking in een nonchalante stijl (een mengelmoes van verheven en gemeenzame taal) werpen de vraag op: wie zal hier geloof aan hechten?
Zeer zeker niemand. Precies.

Dat zier er in gepubliceerde vorm zó uit:

Recensie van een ongeschreven gedicht

In de eerste regels van het werk
stelt de schrijfster dat de aarde klein is,
de hemel daarentegen overdreven groot,
met, ik citeer, 'veel meer sterren dan nodig'.

In haar beschrijving van de hemel voel je iets van hulpeloosheid,
de schrijfster verdwaalt in de ontzaglijke ruimte,
ze wordt getroffen door de doodsheid van vele planeten
en al gauw komt in haar (overigens inexacte) verstand
de vraag op:
zijn we misschien toch alleen
onder de zon, onder alle zonnen ter wereld?

Dit in weerwil van de waarschijnlijkheidsleer!
En de thans algemeen heersende opvattingen!
Tegen alle onweerlegbare bewijzen in die de mens
elk ogenblik in handen kunnen vallen! Ach, die poëzie.

Onze Dichteres keert intussen terug op aarde,
de planeet die misschien 'zonder getuigen draait',
de enige 'science fiction die de kosmos zich permitteert'.
De wanhoop van Pascal (1623-1662, red.) heeft
volgens de schrijfster niet te vrezen van concurrentie
op enige Andromeda of Kassiopeia.
Deze exclusiviteit vergroot en verplicht,
waardoor het probleem ontstaat: hoe te leven, et caetera,
immers, 'de leegte zal dat niet voor ons beslissen,.
'Mijn God,'roept de mens tegen Zichzelf ,
'erbarm U mijner, verlicht me...'

wat de schrijfster deprimeert is de gedachte dat we het leven
zo makkelijk verspillen, alsof onze voorraad onuitputtelijk is.
En ook dat oorlogen - zoals ze eigenwijs meent -
altijd door beide partijen worden verloren.
En dat de mensen elkaar 'onteigenlijk' (sic!) behandelen.
Door het werk schemert iets van een morele intentie.
Gedragen door een minder naïeve pen zou deze misschien oplichten.

Maar helaas. Deze in feite riskante these
(of we misschien toch alleen onder de zon zijn,
onder alle zonnen ter wereld)
en de uitwerking in een nonchalante stijl
(een mengelmoes van verheven en gemeenzame taal)
werpen de vraag op: wie zal hier geloof aan hechten?
Zeer zeker niemand. Precies.

Uit: Uitzicht met zandkorrel (vert. uit het Pools door Gerard Rasch, A'dam, 1997)
Ja, natuurlijk is dit proza. Het is een neprecensie, een pastiche. Hier wordt de spot gedreven met zowel een bepaald soort recenseren als poëzie schrijven. Subliem en ik ben er nog geen tweede van tegengekomen.

Dan een mooi verhaal dat ruimschoots gebruik maakt van poëtische vormen (rijm, jambe, sonnet) en toch zo prozaïsch als wat is.

Revalidatieoord

Er ging iets binnen in mijn schedel stuk,
waardoor een aantal dingen het niet doet.
Mijn rechterhand gehoorzaamt niet meer goed
en lopen lukt alleen maar met een kruk.

Je houdt het nauwelijks voor mogelijk:
een microscopisch stolsel in mijn bloed
maakt dat mijn hele leven anders moet;
het kleine hoekje en het ongeluk.

Toch heb ik nog geboft, zegt menigeen.
Het had nog veel beroerder kunnen zijn;
kijk maar eens naar de stakkers om mij heen

hier in het oord. Men heeft gelijk. Mijn brein
werkt als vanouds. Ik ben weer op de been.
Althans. Het gaat best goed. Geen centje pijn.

Uit: De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag (A'dam, 2012)
Hoe zou dit zijn in prozavorm?

Er ging iets binnen in mijn schedel stuk, waardoor een aantal dingen het niet doet.
Mijn rechterhand gehoorzaamt niet meer goed en lopen lukt alleen maar met een kruk.
Je houdt het nauwelijks voor mogelijk: een microscopisch stolsel in mijn bloed maakt dat mijn hele leven anders moet; het kleine hoekje en het ongeluk.
Toch heb ik nog geboft, zegt menigeen. Het had nog veel beroerder kunnen zijn; kijk maar eens naar de stakkers om mij heen hier in het oord. Men heeft gelijk. Mijn brein werkt als vanouds. Ik ben weer op de been.
Althans. Het gaat best goed. Geen centje pijn.

Helder proza, zeker. Je merkt bijna niet dat er rijm in verscholen zit, het ritme (jambe) is verscholen maar maakt wel dat ook deze prozatekst zich vlot laat lezen.
Nog een stukje, en nu (vind ik) echt proza:

Voor een dichter is zijn eigen leven proeftuin. Thuis heeft hij zijn laboratorium van ervaringen.
Hij haalt talloze experimenten met zichzelf uit om te ondervinden hoe hij daarop reageert.
Alles wat hem overkomt beschouwt hij als grondstof voor zijn onderzoek.
Hij doet talloze ontdekkingen en brengt daarvan verslag uit. Ooit hoopt hij het grote raadsel op te lossen maar voorlopig neemt hij genoegen met enkele aantekeningen in dichtvorm.

Dat is van Hagar Peeters, uit de schrijver is een alleenstaande moeder (2019). O, sorry, het is bedoeld als gedicht en het staat er zó:

Voor een dichter is
zijn eigen leven proeftuin.
Thuis heeft hij zijn laboratorium
van ervaringen.

Hij haalt talloze experimenten 

met zichzelf uit
om te ondervinden hoe
hij daarop reageert.

Alles wat hem overkomt

beschouwt hij als grondstof
voor zijn onderzoek.

Hij doet talloze ontdekkingen

en brengt daarvan verslag uit.
Ooit hoopt hij het grote
raadsel op te lossen

maar voorlopig neemt hij genoegen

met enkele aantekeningen
in dichtvorm.

Waarmee ik terug ben bij het begin.
Dit vertoog kan heel lang worden... dus zal ik het maar eens online zetten. voordat het oeverloos wordt.
Wordt wellicht ooit vervolgd.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten