Zoeken in deze blog

zondag 29 april 2018

Je leest een boek

Je ontvangt een boek ter recensie van Tamara Bach, Veertien, en gaat lezen.

Op eenderde denk je: waar gáát dit over. Je bladert nog eens terug. Echt, alleen maar de gedachtestroom van een veertienjarig meisje (nèt veertien geworden) voor wie niets belangrijker lijkt dan andere veertienjarige meisjes en hun muizenissen en vooral: ze mag niet achterlopen! Ze wil, nee, je moet meetellen, erbij horen.

Zucht. Je leest toch maar verder.

Je komt er achter dat ze een tijd ziek is geweest. Ze heeft daardoor een schooluitstapje naar Polen gemist en nog wat. Heel belangrijk dus om haar positie in de vriendinnengroep (nou ja, vriendinnen) weer te vinden op zo'n eerste schooldag na de vakantie. Want ja, je merkt dat het hele verhaal zich afspeelt in één dag, wat je op zich wel bijzonder vindt. Die dag is dus de eerste schooldag.

Je komt er ook achter dat haar vader en moeder zijn gescheiden en dat ze weinig aandacht voor haar hebben en hun scheiding ook nog niet goed hebben verwerkt.

Dat zou het verhaal wat diepte kunnen geven, maar helaas merk je dat het perspectief strikt beperkt blijft tot wat zich afspeelt in het veertienjarige hoofd. Er komt nog een liefje bij en een kus.

Net als je denkt, een mooie start voor een verhaal, is het al afgelopen.
Nou ja, dat was het dan, denk je. Een dag uit het leven van een prille veertienjarige. De school, de vriendinnen, de eerste kus en de gescheiden ouders. Beetje verdriet,  nogal wat spanning, soms wat pret. Weergegeven in staccato proza, waarvan hier een, toegegeven, extreem maar toch wel representatief voorbeeld:

Je staat nog een tijdje voor de deur. Anton en Juul zijn allang om de hoek verdwenen.
Je ademt uit en in, duwt de deur open en loopt drie trappen op naar jullie flat.
Bij het opendoen merk je dat je moeder thuis is.
Je laat horen dat je er bent, maakt geluid.
Trekt je sandalen uit, gaat naar de spiegel en bekijkt jezelf.
Zo zie je er dus uit als je gekust bent.
Zo zou je er altijd uit moeten zien.
Je moeder roept dat het etenstijd is.
Dat ze boodschappen heeft gedaan.
Je gaat naar de badkamer, gaat naar de WC, wast je handen.
De spiegel weer.
Nog steeds zoenlippen.
Nog steeds een vleugje vanille.
Je moeder staat bij de keukentafel, komt op je af, knuffel, kus op je voorhoofd, ga zitten.
Ze heeft allemaal lekkere dingen gekocht. (P. 96)

Heel filmisch en het toont ook wat je tot nu toe nog niet hebt genoemd: de hoofdpersoon wordt aangesproken door de (anonieme) verteller, die daarmee tegelijk ook de lezer aanspreekt. Het effect is wat jou betreft maximale vereenzelviging, maar dat roept ook weerstand op, want je bént geen veertienjarige. Mogelijk ligt dit anders voor veertienjarige lezers!
Vergelijk met deze bespreking. Je denkt dat het irritant kan zijn voor lezers, dat je. Daarom doe je het juist.

Wat zijn gangbare taalsituaties waarin je het over je hebt? Als je sporter bent en een journalist vraagt naar je ervaring en je denkt dat wat voor jou geldt een algemeenheid is. Je staat daar niet bij stil hè...
Je staat er ook niet bij stil dat je zelf algemeenheden soms zo verwoordt. Je als vervanger van men.
Als je instructie geeft en de gebiedende wijs wil vermijden. Je mag je jas in de hal ophangen.
Of als je iemand iets vraagt. Vind je het heel erg, dat je?
Maar nooit als je een verhaal vertelt.

Het is wat dwingend. Er zijn passages die vragen oproepen. Pagina 69:

Je bent opeens weer wakker. Je wangen beginnen te gloeien.
Je legt de andere post lukraak ergens neer, waardoor je moeder er later naar moet zoeken.

Ja, denkt ze dat nou? Of is dit een vertellerstoevoeging? Net zo op p. 93:

Jullie lopen verder.
'Ze kent de weg naar de ijswinkel,' zegt hij.
En hij vraagt of je ook een ijsje wilt. Of hij je op een ijsje mag trakteren.
'Ja graag.'
Je bent dol op ijs.

Ook hier: vertellerscommentaar, of een weergegeven gedachte? Ik denk: vertellerscommentaar.

Hoe dan ook geldt voor deze stijl dat je je zonder veel veranderingen door ik zou kunnen vervangen. Dat zou minder dwingend zijn geweest en verder minstens dezelfde wijdlopigheid hebben behouden. Wat gewoner wel, want zulke verhalen zijn er zat, dit is bijzonder. Enkele passages zouden van betekenis verschieten. Zoals dat over 'dol op ijs', hierboven. Probeer maar.
Je denkt ineens: zou de verteller willen suggereren dat de hoofdpersoon zichzelf voortdurend observeert en aanspreekt? Uit de hand gelopen sportersstijl, zie boven: je loopt het veld op en denkt dáár ligt de bal. Of juist extreem zelfbewustzijn, alsof ze voortdurend in de spiegel kijkt: wat doe je nu?

Zou je je zoor ze vervangen, dan krijg je een iets ander verhaal.
Daardoor zou de verteller ineens wat meer in beeld komen, door de afstand die de derde persoon veroorzaakt. Zo'n opsomming als in het eerste citaat wordt dan wel heel erg observeerderig.
Proef maar:

Ze staat nog een tijdje voor de deur. Anton en Juul zijn allang om de hoek verdwenen.
Ze ademt uit en in, duwt de deur open en loopt drie trappen op naar hun flat.
Bij het opendoen merkt ze dat haar moeder thuis is.
Ze laat horen dat ze er is, maakt geluid.
Trekt haar sandalen uit, gaat naar de spiegel en bekijkt zichzelf.
Zo zie ze er dus uit als ze gekust is.
Zo zou ze er altijd uit moeten zien.
Haar moeder roept dat het etenstijd is.
Dat ze boodschappen heeft gedaan.
Ze gaat naar de badkamer, gaat naar de WC, wast haar handen.
De spiegel weer.
Nog steeds zoenlippen.
Nog steeds een vleugje vanille.
Haar moeder staat bij de keukentafel, komt op haar af, knuffel, kus op haar voorhoofd, ga zitten.
Ze heeft allemaal lekkere dingen gekocht.

Alsof hier een verdacht subject wordt gadegeslagen, en dat knuffel, kus op haar voorhoofd, ga zitten komt wat raar over en zou dus anders moeten. De derde persoon zou de mogelijkheid hebben geboden die moeder meer reliëf te geven.

Afijn, ik houd het op deze stijloefening en verlaat hierbij de je-stand. Het bijzondere van dit verhaal is vooral die aanspreekvorm. Heel apart, soms irritant. Verder las ik een gave schets van een dag uit het leven van een veertienjarige. Niet minder, vooral niet meer.



Bach, Tamara. Veertien; vert. Esther Ottens. Querido, 2018. ISBN 978 90 451 2126 0. Orig.: Vierzehn, 2016.












zondag 15 april 2018

Even weg

... dus even geen recensies.
Wel na het lopen de tijd genomen om Homo deus van Yuval Harari te lezen.

Maar er liggen enkele bijzondere prentenboeken te wachten op bespreking en ik ben weer terug.
Binnenkort tekst.

Interessant vertoog wel, dat Homo Deus (zie onder). Stemt tot lang nadenken. Prettig is vooral dat het laatste hoofdstuk zo ongeveer samenvat wat hij in Homo Sapiens en Homo Deus te berde brengt.