Zoeken in deze blog

zondag 17 december 2017

Lezen doe je met elkaar

is de kop boven een artikel in Levende Talen Magazine december 2017.
Docente Margot de Wit beschrijft hoe dat gaat op het Ds. Pierson College in Den Bosch. 'Leeskringgesprekken maken sinds jaar en dag al deel uit van ons curriculum.'
En, opmerkelijk:

De kiem [...] was gelegd door een van mijn docenten literatuurwetenschap, Will van Peer. In de jaren negentig betoogde hij gloedvol dat de ethische functie van literatuur ervoor kan zorgen dat we betere mensen worden. Literatuuronderwijs is in zijn ogen vooral emotieonderwijs en daarom zo van belang voor adolescenten. Immers, in deze leeftijdsperiode worden jongeren met zingevingsproblematiek geconfronteerd. Literatuur kan hen daarbij helpen - leerlingen leren naast zichzelf ook de andere beter kennen (Van Peer, 1995). (Link van mij.)

'Het gros van de leerlingen vindt het inderdaad zinvol en leerzaam om na lezing van een gezamenlijk gelezen boek ervaringen met elkaar te delen en te verdiepen', aldus Margot de Wit. Hoe dat precies gaat, legt ze duidelijk uit. 'Het grootste voordeel is dat in deze nieuwe opzet veel meer recht gedaan wordt aan een lezersgerichte benadering zonder dat theorie en kennis ondergesneeuwd raken.' En:

Voor alle partijen is het inspirerend te merken dat leerlingen na afloop van hun groepsmondeling vaak nog druk napratend met elkaar het lokaal verlaten. Een enorme leesbevorderingswinst die in de oude situatie ondenkbaar was.

Dat lijkt mij ook pure vooruitgang, al vermoed ik dat er relatief weinig aandacht voor stijl en poëzie zal zijn.

De literatuurreferentie verwijst naar het artikel 'Literature, imagination and human rights' in Philosophy and Literature 19-2, p. 276-291.



Levende Talen Magazine 104-8 / december 2017. ISSN 1566-2705. 


vrijdag 15 december 2017

Sélection 2017

Leesgoed mag dan opgeheven zijn, La revue des livres pour enfants gaat onversaagd door, geholpen door de Franse overheid middels de Bibliothèque nationale de France en het daartoe horende Centre national de la littérature pour ja jeunesse la Joie par les livres.
Het bevordert de zichtbaarheid van dat centrum. Het in 1997 in de Koninklijke Bibliotheek (NL) opgenomen Boek en Jeugd zou ik zo'n zichtbaarheid graag gegund hebben. De KB beheert de collectie voortreffelijk, maar een centrum voor de Nederlandstalige jeugdliteratuur ontbreekt sindsdien.

Eens per jaar biedt La revue des livres pour enfants een selectie uit een jaar jeugdliteratuur. Zo ook nummer 297 (november 2017). 876 titels, verdeeld in de hoofdstukken
'Albums',
'Contes',
'Poésie, chansons, comptines',
'Théâtre',
'Romans et premières lectures' (onderverdeeld in leeftijdsgroepen 6-8, 9-10, 11-12, 13+, 15+ en Séries et suites),
'Québec' (onderverdeeld in genres),
'Afrique, Caraïbe, Océan Indien et monde Arabe' (onderverdeeld in genres),
'Bandes dessinées' (onderverdeeld in 'Enfance', 'Humour', 'Société',  'Aventure et sport', 'Policier et espionage', 'Histoire et western', 'Fantastique et Fantasy', 'Science-fiction', 'Patrimoine'),
'Documentaires' (onderverdeeld in 'Art', 'Sciences humanes', 'Sciences et techniques' en 'Autres documentaires'),
'Livres cd, chansons, comptines et musique',
'Cinéma',
'Jeux vidéo',
'Applis',
'Magazines pour enfants' en
'Ouvrages de référence',
met daarachter nog drie indexen: op auteur, titel en thema. Een kloeke gids van 228 p.

Opvallend vond ik de onderverdeling bij de strips (BD), die zeer afwijkt van die van de prentenboeken, oude verhalen (sprookjes e.d., contes) en romans, en verder als ieder jaar de vanzelfsprekende opname van die strips en van theaterteksten, in afwijking van vergelijkbare jeugdliteratuurgidsen in Noord-Europa.
Wat me ook opviel is de opname van wat hier nog vaak de 'nieuwe media' wordt genoemd, al wordt dat nieuwe steeds relatiever. En de Applications van Sélection 2013 heten sinds 2014 Applis.
De gids beperkt zich niet tot oorspronkelijk Franstalige titels. Iedere titel is voorzien van een annotatie en afbeelding.
Een snelle blik op de auteursindex onthulde namen als Joukje Akveld (Va faire un tour), Philip Hopman (idem),Tom Schamp (Límagier le plus fou du monde) en Hester van Toorenburg (Yoga en musique pour les enfants, haalde zelfs de Flash, zie onder). Als ik daarop moet afgaan valt er richting Frankrijk nog iets te doen voor het Letterenfonds en de Vlaame pendant.

Van de ons omringende talen (Duits, Engels en Frans) is Frans het stiefkindje. In het Nederlandse onderwijs kiezen (te) weinig leerlingen Frans als vak. Ik weet niet of er nog bibliotheken zijn die er een collectie Franse jeugdliteratuur op na houden.
Voor die collectiebeheerders is deze gids van grote waarde.

In Frankrijk zullen veel ouders aanhikken tegen de omvang. Daarom publiceert La Joie ieder jaar, nu ook, een selectie uit die selectie als klein boekje, Flash! 2017-2018, nos 100 livres préférés, dat Franse bibliotheken en boekwinkels kunnen uitdelen aan hun klanten.



La revue des livres pour enfants 297, november 2017. Centre national de la littérature pour ja jeunesse, Bibliothècque nationale de France. ISBN 978 2 35494 080  5, ISSN 0398 8384, 192 p. Prijs van dit nummer buiten Frankrijk € 15,-. Abonneren of bestellen: hier.

dinsdag 12 december 2017

Lees je beter

Ha, een nieuw nummer van Lezen in de bus: 2017-4, het winternummer.

Meteen valt er (na het onvermijdelijke pellen uit het plastic) een grote poster uit: Lees je beter. 'Soms begrijp je beter hoe het is om ziek te zijn als je er een verhaal over leest.' Een meisjeshoofd kijkt me aan over een opengeslagen boek, vanuit een bed-achtig iets met spijlen en een dekbedovertrek met letters uit een Engels woordenboek. Typisch. Vermoedelijk is de poster toch bedoeld voor kinderen. Even proberen, leuk vervelende ziektes invoeren (gordelroos, verkouden, griep, schimmel, migraine), en ja, er verschijnen titels van kinderboeken. (Niet bij gordelroos en schimmel: 'Helaas, geen titels gevonden met dit filter!')



Je kan op deze site ook op auteur of titel zoeken. Er staan op dit moment 253 titels op, ook over 'omgaan met dood of verlies' (77 titels) en 'in het ziekenhuis of bij de dokter' (49 titels).
Lees je beter 'komt mede tot stand dankzij de medewerking van: 
Stichting Lezen, Agnes Vogt (Nederlands Letterenfonds), Irina Snoeck (Kinderneuroloog), Helma van Lierop (Hoogleraar jeugdliteratuur), Mirjam Noorduijn (Journalist),  Frans Meulenberg (Onderzoeker literatuur en geneeskunde), Maarten Dessing (Journalist), Ted van Lieshout (Schrijver, dichter, tekenaar).'
En 'Wat je niet op Lees je beter zult vinden, zijn boeken met alleen maar informatie over een ziekte. Die kun je vinden op andere sites door op de naam van de ziekte te zoeken.'
Die andere sites worden helaas niet genoemd. Komt wellicht nog.

Een verrassende tekst is:

Experts
Voel je je écht beter door een boek te lezen? Deze experts vinden van wel. Ze zijn expert, omdat ze verstand hebben van zieke kinderen, of van boeken, of van allebei. Ze raden je graag een boek aan.

Zelf ook expert? Neem contact met ons op en misschien raad jij straks ook een boek aan op Lees je beter.

Aparte opvatting van expert. Sluit een beetje aan bij het moderne misverstand dat iederéén expert is die iets heeft meegemaakt. Maar misschien lees ik de tekst alsof-ie gericht is aan kinderen en bedoelt de initiatiefnemer (Stichting Lezen, blijkens het colofon) eigenlijk dat echte experts uitgenodigd worden om een bijdrage te leveren.
We gaan het zien.


maandag 11 december 2017

Liever beestjes

Ha, een nieuw nummer van Lezen lag in mijn postbus, te weten 2017-4. Dat herinnerde me eraan dat er al zo'n zes nummers op bespreking lagen te wachten... Kennelijk kwam ik er niet toe, waarschijnlijk omdat ik de noodzaak tot bespreken niet hoog inschatte.
Toch belandt er nooit een nummer ongelezen bij het oud papier. Ieder nummer bevat wel iets interessants te lezen. In dit recente nummer bijvoorbeeld een interview met Jowi Schmitz, omdat ze met Weg de Dioraphte Literatour Prijs won.
Of dat leuke interview met Ingrid Schubert, Martijn van der Linden en Marije Tolman over de keuze mens of beest. Joukje Akveld ontdekte een Canadees onderzoek (helaas vermeldt ze niet welk) dat zou aantonen dat kinderen zich makkelijker vereenzelvigen met mensen in verhalen dan met dieren. Als kanttekening daarbij vond ze drie illustratoren bereid om te verklaren waarom die graag dieren laten optreden in hun verhalen.

Ingrid Schubert:

Er zijn drie redenen waarom Dieter en ik in onze prentenboeken graag dieren tekenen.
In de eerste plaats: ze zijn niet aan mode onderhevig. Bij mensen krijg je door hun kleding en kapsel toch altijd een tijdsbeeld mee, bij dieren geldt dat niet. Wat ook prettig is: dieren zijn in ons westerse denken gekoppeld aan bepaalde eigenschappen. Een beer is sullig, een egel juist slim, kennis die besloten ligt in ons cultureel erfgoed. Als tekenaar is het leuk die eigenschappen uit te vergroten.

Waarmee je nu juist ook grote cliché's schept. Afijn.
Ze gaat door:

Ten slotte kun je dieren dingen laten doen die, als je een kind getekend had, eng of bedreigend zouden zijn. Dieren staan verder van kinderen af waardoor er meer mogelijk is. Wat niet wul zeggen dat kinderen zich niet in dieren herkennen.

Martijn van der Linden is voorzichtiger:

Je hebt dieren die zich als dieren gedragen, dieren die rechtop lopen en kleren dragen en alles daartussenin. Zelf neem ik kinderen graag mee in een fantasiewereld, met een sprekend dier ben je daar meteen. Als illustrator vind ik dieren ook interessanter om te tekenen dan mensen: er is zoveel meer variëteit in vorm, kleur, structuur.

En Marije Tolman vindt:

Met dieren kun je multi-interpretabele karakters neerzetten zonder daar volwassen waarden aan te koppelen. Met een zwart kindje of een Aziatisch of een blank zijn er altijd lezers voor wie identificatie lastiger ligt. Dieren zijn universeel. Ze laten ruimte voor de eigen invulling van een kind. Aan de ene kant creëren ze een bepaalde afstand: als lezer bén je dat personage niet. Tegelijk kun je je wel betrokken voelen bij de emotie of het gevoel dat van dat personage uitgaat.

Hm, emotie of gevoel? Maar ik begrijp wat ze bedoelt.

Zoals vaker in Lezen wordt dit onderwerp niet verder uitgediept. Dat is niet de bedoeling van dit tijdschrift, het heeft geen academische aspiraties. Het is meer een prikbord vol nieuwtjes met ertussendoor korte interviews met auteurs, schrijvers of leesbevorderaars, bedoeld om onderwijsgevenden, bibliotheekmedewerkers en andere (potentiële) leesbevorderaars een steuntje in de rug te geven.
Omdat Stichting Lezen, de uitgever van het tijdschrift, zich tegenwoordig vooral richt op mensen die de jeugd aan het lezen willen brengen en houden (zie ook hier), komen vooral, maar niet uitsluitend, mensen aan het woord die voor kinderen en jongeren schrijven, tekenen, of werken in het onderwijs e.d.:

Lezen, tijdschrift over leesbevordering en literatuureducatie, verschijnt vier keer per jaar. Lezen richt zich op professionals in Nederland die werken met kinderen en jongeren van 0-18 jaar, die het leesbevorderingswerk dagelijks in de praktijk vormgeven, in de kinderopvang, op school, in de boekhandel en bibliotheek.

Het verschijnt vier keer per jaar en moet, schat ik, een flink deel van het budget van de stichting opslokken. Als smoel van de stichting voldoet het uitstekend. Of het ook 'professionals' over de streep trekt om meer aan leesbevordering te doen, dat weet ik niet. Zou zomaar kunnen.
De redactie bestaat uit Joukje Akveld, Daan Beeke, Eva Gerrits, Annemarie Terhell en Desirée van der Zander. Een abonnement kost niets.

Die zes onbesproken nummers laat ik verder onbesproken, maar ik neem me voor om vanaf nu weer iets meer aandacht aan Lezen te besteden.







zaterdag 9 december 2017

Weinig plezier in lezen

Op 8 december ontving ik een persbericht van Stichting Lezen in mijn e-postbus. U weet wel, die stichting die van de Nederlandse regering de opdracht heeft gekregen het lezen te bevorderen.
Met het idee 'jong geleerd oud gedaan' als leidraad richt Stichting Lezen zich tegenwoordig vrijwel uitsluitend tot de jeugd, althans, tot diegenen die zich inspannen om de jeugd aan het lezen te brengen en te houden.
Of, zoals de stichting het zelf formuleert:

Wij zijn er om ervoor te zorgen dat alle kinderen en jongeren een omgeving hebben die ze de kans biedt om het plezier in lezen te ontdekken en boeken te kiezen die aansluiten bij hun belangstelling. Zo kunnen ze uitgroeien tot blijvende lezers.
Om dat te bereiken stemmen wij bestaande activiteiten op het gebied van leesbevordering en literatuureducatie op elkaar af en stimuleren wij initiatieven, methodieken en instrumenten die vernieuwend zijn. Dat gebeurt door organisaties bijeen te brengen en te verbinden en door financiële ondersteuning.
Ook het stimuleren van onderzoek en de verspreiding van onderzoeksresultaten behoort tot het werk van Stichting Lezen. Belangrijkste doelgroep zijn jongeren van 0-18 jaar. Deze doelgroep wordt voornamelijk via intermediairs zoals ouders/verzorgers, bibliothecarissen, leerkrachten en docenten bereikt.

Nu kan Stichting Lezen best op enkele opmerkelijke wapenfeiten wijzen: de Voorleeswedstrijd, de Voorleesdag, het project Bibliotheek op school, en meer.
Dus moet het meest recente rapport van de Progress in International Reading Literacy Study ze niet vrolijk hebben gestemd.
Want, zo luidt de kop van het persbericht:

Nederlandse kinderen zijn leesvaardig, maar hebben weinig leesplezier.
Nederlandse kinderen houden minder van lezen dan leeftijdsgenootjes in andere landen. Inzetten op het vergroten van de (intrinsieke) leesmotivatie van kinderen is raadzaam: het is een bewezen effectieve manier om de leesvaardigheid te stimuleren.

Droevig.
Het persbericht gaat zó verder:

PIRLS 2016Ongeveer één op de drie Nederlandse tienjarigen ervaart weinig tot geen leesplezier. Dit blijkt uit de deze week verschenen Progress in International Reading Literacy Study(PIRLS). Het percentage leerlingen dat niet van lezen houdt, ligt in Nederland twee keer hoger dan het internationale gemiddelde.
Hoewel Nederlandse leerlingen gemiddeld zeer hoog scoren op leesvaardigheid, blijven de leesscores van ‘onwelwillende’ lezers achter bij die van de rest. Basisscholieren die lezen leuk vinden zijn, met 560 punten in PIRLS, zeer vaardige lezers. Kinderen die lezen enigszins leuk vinden, zitten met 550 punten nagenoeg op de gemiddelde Nederlandse leesscore. Leerlingen die lezen niet leuk vinden scoren daar met 527 punten ver onder. Leesmotivatie is dus de motor achter leesvaardigheid.

Nederlands leesmotivatieonderzoekInzicht in de leesmotivatie helpt leesbevorderaars in bibliotheek, boekhandel en onderwijs kinderen en jongeren gerichter te ondersteunen.
In opdracht van Stichting Lezen vroeg DUO Onderwijsonderzoek daarom bijna 6.000 leerlingen tussen de acht en achttien jaar naar hun leesmotivatie. Deze onderzoeksresultaten verschenen ook deze week. Kinderen zijn voornamelijk intrinsiek gemotiveerd om te lezen: zij lezen omdat zij nieuwsgierig zijn naar bepaalde onderwerpen of omdat zij zich zo kunnen onderdompelen in een verhaal. Extrinsieke motivaties, zoals lezen om het beter te doen op school of lezen om bevestiging te krijgen van ouders en leeftijdsgenoten, zijn voor slechts een kleine groep kinderen belangrijk. Dit geldt voor álle groepen leerlingen, ongeacht leeftijd, sekse en opleidingstype.

Effecten van leesinterventiesDeze resultaten sterken Stichting Lezen te blijven inzetten op interventies die gericht zijn op het vergroten van de (intrinsieke) leesmotivatie van leerlingen. Die interventies stimuleren ook de leesvaardigheid. Vooral de leesmotivatie van zwakke lezers gaat onder invloed van dit soort interventies vooruit. Naast diverse leesbevorderingscampagnes en -projecten zet ook het landelijke programma de Bibliotheek op school zich in voor het vergroten van de leesmotivatie. Op 38% van de Nederlandse basisscholen en 11% van de vmbo-scholen wordt inmiddels met dit programma gewerkt. Op deze basisscholen boeken kinderen meer vooruitgang in leesvaardigheid dan kinderen op 'gewone' basisscholen.
Stichting Lezen vertrouwt erop dat naarmate dit programma langer loopt en meer scholen gaan meedoen, de positie van kinderen in studies als PIRLS ook op het gebied van motivatie zal verbeteren.

Over Stichting LezenStichting Lezen is het kenniscentrum voor leesbevordering en literatuureducatie. Een van de taken die het in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vervult, is het uitvoeren van stand van zaken onderzoeken naar het lezen onder kinderen en jongeren. Daarnaast is Stichting Lezen initiatiefnemer, financier en organisator van tal van programma's en campagnes om het leesplezier onder de jeugd te stimuleren.

Ofwel: we blijven ons best doen... al lukt dat tot nu toe niet zo erg volgens dit rapport. Hier is een samenvatting. De titel van het rapport luidt: Mullis, I. V. S., Martin, M. O., Foy, P., & Hooper, M. (2017). PIRLS 2016 International Results in Reading. Retrieved from Boston College, TIMSS & PIRLS International Study Center.
Citaat uit de samenvatting:

The fourth grade students were very positive about reading and their reading instruction. Positive attitudes were associated with higher reading achievement. Considerable research indicates that positive attitudes toward reading and high achievement are related, and in a bidirectional way—that is, better readers may enjoy reading more and, thus, read more often than poorer readers. This can lead to better development of reading comprehension skills and strategies.

Dat is dan weer een ruggensteuntje voor de mensen van Stichting Lezen. Die hebben hun hoop gevestigd op Bibliotheek op school, blijkt uit het persbericht. Dat lijkt me verstandig, zeker zolang er steeds meer openbare bibliotheken verdwijnen.



vrijdag 8 december 2017

Baby'tje in mama's buik


De vermoedelijk zesjarige Jip krijgt een broertje of zusje. Mama en papa vertellen haar daarover. Bijzonder aan het prentenboek Baby'tje in mama's buik van Bette Westera en Jan Jutte is dat het uitdrukkelijk bedoeld is om voor te lezen. De tekst zou voor een zes- à achtjarige niet te lezen zijn – maar is bij voorlezen heel goed te volgen.
Een duidelijke keuze van de auteur, die het verhaal ten goede komt. De hoofdpersoon (‘ik’) is een meisje, maar dat blijkt pas gaandeweg. ‘Papa’ en ‘mama’ vertellen haar over het nieuwe leven op komt. Dat kan nog best ingewikkeld zijn met voorlezen, want als mama voorleest, wie is dan de ‘mama’ over wie ze voorleest. Idem papa. Met wat uitleg valt deze hobbel wel te nemen.
Dit boek kan een klassiek boek worden: van begin tot eind, alles staat er in. Duidelijk en met veel humor.
Neem deze passage:

Ik sta met mama te wachten bij de kassa van de supermarkt. We hebben heel veel boodschappen in onze winkelwagen. Achter ons staat een stoere jongen met lang, zwart haar.
Hij heeft alleen een zak chips.
‘We zijn iets vergeten,’ zeg ik.
Mama kijkt in ons winkelwagentje.
‘Wat dan?’
‘Je zou nog vertellen hoe die twee baby’tjes in de buik van die mevrouw kwamen.’
De stoere jongen met de chips lacht.
‘Dat is waar ook, ’zegt mama. ‘Als we thuis zijn, zal ik het vertellen.’
‘Waarom niet nu?’ vraag ik.
‘Ja,’ zegt de stoere jongen. ‘Waarom niet nu. Ik wil het ook wel weten.’
‘Jij weet het allang,’ zegt mama. ‘Dat hoop ik tenminste. Wil je even eerst?’
Ze laat de jongen met de chips voorgaan en legt haar boodschappen op de band.
‘Oké,’ zeg ik. ‘Als we thuis zijn. Niet vergeten, hè?’

Nee, ze vergeet het niet en de uitleg kan er prima mee door.
Later gaat het (onder veel meer) over het lot van eitjes en zaadjes en wat er gebeurd zou zijn als een ander zaadje dat eitje had bereikt en volgt met stip de meest diepzinnige passage uit het verhaal.

‘Dan was jij er niet geweest,’ zegt papa.
‘Jouw zaadje was doodgegaan en uit jouw eitje was een ander kindje gegroeid. Of helemaal geen kindje. Maar gelukkig ging het anders. Gelukkig werd jij jij. Een ander kindje dan jij hadden we niet gewild.’
Ik leg mijn lepel neer. Hier klopt iets niet.
Papa en mama wilden wel een ander kind. Dat kind zit nu in mama’s buik.
‘En mijn broertje dan?’ vraag ik.
‘Je broertje komt uit een ander eitje en een ander zaadje,’ zegt papa. ‘En leuker dan jij kan hij niet worden. Even leuk misschien, maar niet leuker. Onthoud dat maar goed.’
Gelukkig ben ik ik, en leuker dan ik kan mijn broertje niet worden, dat knoop ik in mijn oren. Toch is het raar dat ik niet had bestaan als er een ander zaadje in mijn eitje was gekropen. Of als een ander eitje eerder aan de beurt was geweest. Heel raar.

Het loopt allemaal zoals het hoort te lopen. Onderweg komen o.a. de dood langs (niet letterlijk), het verschijnsel van twee moeders, de scan, tweelingen, adoptie, namen verzinnen en meer, allemaal volstrekt natuurlijk en niet zwaar.
De illustraties van Jan Jutte dragen in niet geringe mate bij aan het verhaal en voegen details toe, zoals de rode en blauwe sok op p. 66, op een fraai moment, namelijk vlak na de bevalling – aannemelijk dat er dan even niet zo erg op wordt gelet wat Jip aan haar voeten heeft.



Hier en daar zijn ze instructief, vaker (zoals hierboven) vullen ze emoties in.
Verder voegde hij nog twee citaten in:

 

Het is een juweel van een boekje voor vier- à achtjarigen (en hun ouders) die een broertje of zusje verwachten.
Hoewel het een redelijk intiem verhaal is, leent het zich ook voor klassikaal voorlezen.
Let op, de titel lijkt erg op die van een ander, vergelijkbaar en zeker niet slecht boek: Baby in mama's buik, van Mick Manning en Britta Granström (NBD Biblion, 2012).



Bette Westera en Jan Jutte. Baby’tje in mama’s buik. Gottmer, 2016, ISBN 978 90 257 6185 1, 68 p.

woensdag 6 december 2017

Poëzie kun je ook zingen

Het kan niet genoeg worden gezegd: liederen zijn ook poëzie, horen ook bij de literatuur. En liederen voor kinderen horen dus bij de jeugdliteratuur.
Omdat de Willem Wilminkprijs betrekkelijk weinig aandacht krijgt, neem ik dus graag het persbericht over dat ik op 29-11 in mijn e-postbus kreeg.

Enschede, november 2017

PERSBERICHT

Inschrijving Willem Wilminkprijs voor het beste kinderlied geopend

De inschrijvingstermijn voor de vijfde editie van de Willem Wilminkprijs voor het beste kinderlied is geopend. Componisten, tekstschrijvers en producenten kunnen tot 15 januari 2018 hun bijdrage insturen. De uitreiking is op
7 april 2018 in theater ‘Kleine Willem’ in Enschede. De nominaties worden eind februari bekend gemaakt.

Met deze prijs vraagt het Wilminktheater aandacht voor het Nederlandse kinderlied en met name de plaats die het kinderlied inneemt in het jeugdtheater. Tevens willen zij eer bewijzen aan de Enschedese dichter en tekstschrijver Willem Wilmink, die aan de basis heeft gestaan van een groot aantal bekende Nederlandse kinderliedjes.
Voor de eerdere edities van de Wilminkprijs bestond grote belangstelling. De jury mocht zich verheugen op een groot aantal inzendingen. In 2010 werd Ted van Lieshout uitgeroepen tot winnaar met het lied ‘Onberispelijk’ uit de musical ‘Ik en de Koningin’ en 2012 won Koos Meinderts met het lied ‘Maite Maria’ van de Cd ‘Het regent zonlicht’. In 2014 won Floortje Schoevaart de prijs met haar lied ‘Op de markt’, de muziek hiervoor werd geschreven door Henny Vrienten. In 2017 won Jan Beuving de prijs met zijn lied ‘Optellen van Breuken’ (onderdeel van de Schooltv serie ‘Snap je’), de muziek hiervoor werd geschreven door Akwasi.

De prijs bestaat uit een kunstwerk, vervaardigd door de kunstenaar Helga Kock am Brink en een geldbedrag van € 5000,--. Hiervan is € 3000,-- voor de tekstschrijver, componist en uitvoerend artiest ontvangen elk € 1000,--. 
Alle oorspronkelijk in het Nederlands geschreven kinderliedjes die niet ouder zijn dan twee jaar kunnen meedingen naar de onderscheiding. Ze moeten dus in de periode 2016-2017 voor het eerst zijn uitgekomen op cd of dvd of voor het eerst ten gehore zijn gebracht in het theater of op tv. 
Ook jonge aankomende tekstschrijvers en componisten worden uitgenodigd hun liedjes in te zenden, al is hun lied mogelijk nog niet officieel verschenen.

Deelnemers kunnen hun inzendingen sturen naar Wilminktheater, t.a.v. Trudie Lucardie,  Wenninkgaarde 40-42, 7511 PH Enschede. Kijk voor de voorwaarden op www.willemwilmink.nu
Een vakjury, bestaande uit Thijs Borsten, Jan Beuving, Annemarie Wenzel, Fay Lovsky en Trudie Lucardie beoordeelt de inzendingen.


De Willem Wilminkprijs is een initiatief van het Wilminktheater Enschede en wordt mede mogelijk gemaakt door Buma Cultuur.

Waarvan akte. De links heb ik toegevoegd.

dinsdag 5 december 2017

Zwarte Piet staat er gekleurd op 4

Onlangs het Sinterklaas-journaal bekeken: een aflevering met een klas vol hulpsinterklazen en met pieten in zwartgeschminkte en in veeg-uitvoering. De clou ben ik alweer kwijt.
Ik bleef er hangen omdat we dit najaar ook weer het nodige te verduren hebben gekregen over de kleur van Zwarte Piet.
De Slag bij Dokkum, nee, niet die van 1418 maar die van 18-11-2017. Stukken in kranten. Naar verluidt (ik houd me verre van dit medium) heftige braaksels op Twitter e.d. Er zal hier en daar ook wel een lekker vies Facebook-pagina'tje te vinden zijn.

Hier en daar wat afstandelijker teksten. Karel Knip zocht voor NRC 2-12-2017 uit wanneer Zwarte Piet voor het eerst opdook (1840). Ook niet voor het eerst, in 2015 deed-ie dat ook al.
Ik miste Frits Booy (zie ook hier en verder, en Wikipedia), hij wordt toch niet te oud?

Ik in ieder geval wel. Te oud om op tijd te beginnen met volgen wie wat bijdraagt inzake Zwarte Piet 2017. Het interesseert me niet meer.  De voors en tegens zijn voorspelbaar. Dat zelfs satiricus Arjen Lubach er op 27 november een item aan besteedde, is grappig en memorabel, maar ik zou hem adviseren voor 2018 ook alvast zo'n uitzending te maken. Dank NRC-redactie, die op 5-12 een overzichtje bood van alle Zwarte Piet-gedoe in 2017.
Het hele circus zal zich de komende jaren ongetwijfeld herhalen. Het aantal roet- en andere niet zwart geschminkte Pieten zal langzaam maar zeker toenemen ten opzichte van de zwartschminkpieten. Maar langzaam, heel langzaam.

Ik wens allen een prettig sinterklaasfeest.

Zie ook: Zwarte Piet staat er gekleurd op 3, 2 en 1.

maandag 4 december 2017

Yuna's maan

Achterin het boek Yuna's maan van Hans Hagen zit een cd met geluid: Hans Hagen leest het verhaal voor, begeleid door muziek van Floor Minnaert. Op de website van die laatste wordt gewezen op het filmpje op Youtube met het begin van het verhaal.

Het gedrukte verhaal begint als een live verslag, in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Het laat zich heel goed voorlezen - liefst op een eiland in een klein huisje als het stormt.

Vanaf de zee zie je strand en duinen, zwaaiend helmgras, verder niets. Daarachter liggen de huizen verstopt in de nacht. Ze zijn als konijnenkeutels op de grond gesmeten. Kriskras door elkaar. Geen muur staat recht.
In de doorgezakte daken zitten slordige gaten. Het dorp ruikt naar zand en naar zout. En aan het eind van de dag naar rokerige vuurtjes en knapperend hout. En naar dampende vissoep als de mensen gaan eten.
Het eiland is klein. Alles lijkt vredig en veilig, maar door de loeiende wind en het licht van de maan kan Yuna niet slapen. Ze trekt de deken over haar hoofd en duwt het kussen tegen haar oren.
Het helpt geen steek. Nog steeds hoort ze gebulder. De vloer, het dak, het bed, alles knarst en kraakt. En ze heeft ook last van haar vader, die snurkt weer eens als een zwijn.
Yuna slaat de deken opzij en sluipt naar het raampje.Ze kijkt naar het huis van oma aan de overkant van het erf.
De maan hangt erboven, bijna vol. Was het maar vast morgenavond, denkt Yuna. Dan zit oma op de zwarte ronde steen en vertelt ze een verhaal.
De nacht van de volle maan wordt gevierd met het hele dorp, dat gebeurt al zolang Yuna het zich kan herinneren. En als het aan oma ligt, komt daar ook nooit een einde aan. Toen Yuna twaalf werd, zei oma: 'Vroeger was mijn moeder de verteller. En daarvóór zat mijn grootmoeder op de zwarte steen. En mijn betovergrootmoeder dáárvoor en mijn bet-bet-bet... allemaal maanziek, net als jij, Yuna. Later, als ik er niet meer ben, is de zwarte steen voor jou.'

Yuna piekert en piekert, ook over opa die al vier weken op zee is met zijn boot, met Harre en de vaders van Dink en Sim. Ze vonden Harre dood aan de vloedlijn... ze maken zich ongerust. Yuna valt bezweet in slaap. Volgens oma heeft ze koorts.

Op het eiland waar Yuna woont (in een niet nader omschreven wereld, waar motoren en telefoons niet bestaan, maar al wel accordeons en vissersschepen met zeilen en netten) spoelt dan een reus aan. Hij bouwt zich een hutje van wrakhout en valt in slaap.



Met volle maan echter wordt hij wakker en stapt met hengel en visnet het dorpsplein op.

'Wees niet bang. Ik kom niets roven. Ik kom niemand halen. Ik heb geen kwaad in de zin.'

Maar wel eet en drinkt hij ongelooflijk veel. Gelukkig haalt hij met één zwaai van zijn visnet genoeg vis op om iedereen heel lang te laten eten. En hij kan verhalen vertellen! Anders doet oma dat altijd, maar omdat ze opa mist, nu even niet.

Ik ga niet vertellen hoe dit verhaal verder gaat, dat zou jammer zijn. Met de citaten heb ik hopelijk voldoende indruk gegeven. De verteller slaagt erin op de een of andere manier alles met alles te verbinden, de wonderlijke verhalen vertellende reus Arp, het verlangen naar de terugkeer van de vissers, de maan en Yuna's levendige verbeelding. Twee van Arps verhalen zijn overigens, zoals achterin het boek staat vermeld, bewerkingen van eerder werk. Een mooie, rustige stijl.

Essentieel is dat zijn toon na het eerste hoofdstuk iets verandert: ineens vertelt hij vanaf dat moment in verteltijd, ofwel onvoltooid verleden tijd. In die tijd, in het tweede hoofdstuk en verder, komt de reus op het eiland. Aan het eind vertrekt hij, over het water.




Achter Arp begon het water te deinen. Naar links en naar rechts, steeds wijder. Twee rollende golven in de vorm van een v. En ineens verscheen op een van de golven... Iets geels! Het rolde het licht in. Een zeil met een cirkel!
'Eindelijk!' riep Yuna. 'Ik wist het. Opa! Opaaa!

'Yuna!'
Yuna voelt een hand op haar schouder, maar ze duwt hem weg.

Dat (p. 104/105) is het moment waarop de verteller weer in de tegenwoordige tijd verder gaat, zoals-ie begon. En uit wat volgt blijkt dat oma van geen Arp weet - wat ons lezers de indruk geeft dat Yuna het allemaal gedroomd heeft, in één enorme koortsdroom. Daar moet je als lezer even aan wennen en dat is dus knap gedaan. Juist doordat begin en eind al zo sprookjesachtig lijken, vindt al wat er gebeurt op het eiland makkelijk op zijn plaats. Ook dat oma Yuna ziet als haar opvolger als verteller op de zwarte steen op het dorpsplein. Mooi, verhalen in een verhaal in een verhaal. Een ode aan het vertellen van verhalen.
Dat verhaal eindigt met een liedje waarvan het eerste couplet ook in Yuna's droom (als ik het zo mag noemen) voorkomt:

In uit - af aan
Strak los - span aan
Geef mee - haal in één twee
en laat maar weer gaan.
In uit - af aan.

De zee neemt,
de zee geeft.
Het zeil gaat omhoog,
het zeil wordt gereefd.

Begeleid door Wiert op de accordeon.
Nu wou ik eens horen hoe die op de cd klonk, maar helaas, de cd bleek het niet te doen in mijn cd-speler. Geen wonder, want de bestanden zijn in mp3-formaat opgenomen (zoals ook netjes achterin het boek vermeld wordt), en mijn laptop had er geen moeite mee. En ja, Wiert speelt op zijn accordeon! Luister.

De cd bevat het hele verhaal, voorgelezen door Hans Hagen, als één groot bestand maar ook per hoofdstuk, met muziek aan ieder eind en soms tussendoor, precies passend bij de tekst. Ook de liedjes worden gezongen. Hans Hagen is een precieze, rustige en duidelijke voorlezer, met een heldere stem, en hij kan nog zingen ook. Iets meer donkerte en gruis in de stem had het verhaal goed gedaan, volgens mij, maar er is verder niets mis met Hans' stem.
Ik heb veel genoegen beleefd aan het afluisteren van de cd tijdens een lange autorit (gelukkig speelt mijn autoradio ook mp-3 af, dat was een criterium bij het zoeken van een auto!) en ik vind dat de cd heel zorgvuldig is samengesteld. Floor Minnaert heeft prachtige muziek gecomponeerd, tekst en muziek gaan goed samen. Dat-ie meer instrumenten inzet dan Wierts accordeon, zij hem vergeven, het resultaat is uitstekend.

Even terug naar het boek, want de hoofdstukken worden gescheiden door dubbelpagina-illustraties van Martijn van der Linden die er ook mogen zijn.



Ze laten zich als meer dubbelpagina-illustraties lastig scannen, maar de drie afbeeldingen hierboven en die hieronder geven een indruk. Ze versterken het dromerige karakter en hun tinten passen perfect bij het verhaal.



Hagen, Hans. Yuna's maan; met illustraties van Martijn van der Linden en mp3-cd met muziek van Floor Minnaert. Querido, 2016, ISBN 978 90 451 1915 1, 110 p.




Het boek werd in 2017 bekroond met een Vlag-en-Wimpel van de Griffeljury.
Dat smijten met konijnenkeutels (derde zin van het begin) vergeef ik hem graag, al is het een vreemd beeld. Ooit iemand zien doen? Niet de konijnen!



zondag 3 december 2017

Geen cadeautjes

Weg is een verrassend verhaal.
De titel is al verrassend, zo kort, en daarboven dan 'Eén dode, 1500 km asfalt en een kauwtje voor de troost'. Dat maakt nieuwsgierig en geeft niets weg.
De flaptekst helaas wel, dat is een knappe samenvatting. Gelukkig ook krap, dus geeft die niet zoveel weg dat je het verhaal ongelezen kan laten.
De eerste zinnen maken ook nieuwsgierig.

'Het leven geeft geen cadeautjes.'Robin schoot zijn sigaret in het gras naast de vangrail. Hij had ringen om al zijn vingers. 'Als je iets wil, moet je het zelf doen. Zo simpel is het. Bang zijn is geen optie. Punt'
'Wel,' zei Anna.
Robin stak een nieuwe sigaret aan met een aansteker waar een naakte vrouw op stond. Hij had er drie van. 'Wel wat?'
'Cadeautjes. Het leven geeft ze wel.'

Ze zouden gaan. Binnenkort. Ze zaten nu nog hier, in die vangrail, in de nachtlucht, maar dit was het laatste stukje Nederland van haar leven. De wereld kwam al bijna binnen.

Waarachtig, Robin en Anna (zeventien en veertien) horen niet tot diegenen die veel cadeau krijgen in het leven. Ze wonen in een opvanghuis dat gedreven wordt door Anna's vader en moeder, en waar strikte regels gelden, ook (of juist) voor Anna en haar jongere broer. Veel vreugde en aandacht is er niet. Robin en Anna maken plannen om samen weg te lopen, maar zo ver komt het niet want Robin komt om bij een verkeersongeluk. Dat raakt Anna zeer. Ze besluit in haar eentje weg te lopen en een beetje Robin te worden. Dat gaat zo ver dat ze (en de verteller) zijn naam overneemt.
Ze wordt opgepikt door een vrachtwagenchauffeuse. Deze Mammita neemt Anna zolang de rit naar Barcelona duurt onder haar hoede. Dat levert een mooi portret en taferelen op. Ik vond dat goed gevonden van de auteur, want zo komt Anna zonder al te veel problemen aan in Barcelona, en pas daar is ze echt op haar zelf en het lot aangewezen.

Maar laat ik even eerder halt houden, tien kilometer vóór Barcelona.

Mammita trok haar deur open, klauterde omhoog en startte meteen de motor. 'Waarom heb je dat raam niet opengedraaid?' vroeg ze.
En, toen Anna niets zei, zuchtte ze: 'Het blijft zo heet in dit deel van de wereld. Je moet jezelf een beetje adem geven, anders stik je.'
Ze reden weer. Anna ademde uit. Er was geen verkeer op de weg, Mammita reed rustig. 'lk hou niet van lossen,' zei ze na een tijdje. Anna keek haar vragend aan.
Mammita duwde een glimmende plukhaar terug achter haar oor. 'Je bent er toch een tijdje mee onderweg, met die spullen.' Ze stopte voor een rood stoplicht. Een rood stoplicht in een uitgestorven wijk. Toen het groen werd, kwam er net van rechts een politieauto aanrijden, zwaailichten aan, geen sirenes. Geen geluid. Op deze kruising schuurden twee werelden langs elkaar. Achter in die politieauto zat een andere versie van Anna. Gezocht, gevonden, nu zo snel mogelijk teruggebracht naar de plek waar ze vandaan kwam.
Even wilde Anna daar zitten. op die achterbank. Dat ze niet meer hoefde te kiezen. Dat alles duidelijk was. Ze zou straf krijgen. Het zou een paar dagen moeilijk gaan, maar dan was het weer normaal. En er was een kansje, dat hele bizarre streepje hoop, dat haar moeder haar echt gemist had. Dat ze misschien zelfs van plan was geweest om het huis uit te gaan en haar te zoeken. Dat ze elkaar in de armen gingen vallen, dat haar vader erbij kwam staan. Dat ze elkaar alle maal in grote onhandigheid lief stonden te vinden. Hup Wiggert erbij, alle andere Landvoorzandkinderen. Dat ze het vanaf dat moment helemaal goed deed.
Anna stopte met de fantasie. Ze geloofde het zelf niet. Zelfs een heel dom kind wist of het erbij hoorde of niet.

Ja, dit schrijnt, dat is goed gedaan. Wiggert, overigens, is haar broertje.

Het afscheid van Mammita.

Mammita hing uit het raam met iets in haar handen, een witte plastic zak met het logo van de truckstop van Belinda.
'Voor je verjaardag. Ik wist niet dat het vandaag was, maar het komt goed uit.'
Ze liet de zak los, Anna ving hem, bedankte haar.
'Robin?'
Anna keek weer omhoog, de zon maakte het lastig zien. Haar ogen werden meteen nat.
'Blijf jezelf,' zei Mammita. 'Want ik vind jou helemaal goed zo.'

En zo stapt ze Barcelona in.
Daar maakt ze kennis met allerhande types, waaronder straatmuzikanten, waaronder de dikke Barry, uit de VS. Er gebeurt van alles dat ik hier niet zal navertellen, behalve dat Barry sterft.

Robin keek naar Barry en voelde het gat in zich branden.
Na wat uren leek, kwam de ambulance de straat binnenrijden. Ze kwamen met een brancard omhoog, een man en een stevige vrouw, Frank liep ze tegemoet. De vrouw maakte klakkende geluiden toen ze Barry's omvang zag. Ze voelde zijn keel, de man en zij deden iets met een apparaat, gingen toen weer staan.
'Hij is dood,' zei de vrouw in voorzichtig Engels. 'Nog niet zo heel lang. In de vroege ochtend.'
'Lo siento ,' zei ze en ze keek of ze het meende.
'Hadden we hem kunnen redden?' vroeg Robin aan Frank. Alsof hij het wist. Frank schudde zijn hoofd. Niemand zei iets. De koning was dood.
Robin boog zich naar Barry toe, een gouden doek die bij zijn arm lag, verschoof. Daar lag Robins zeehond. Zijn nek zat er weer aan. Ze pakte hem voorzichtig op. Genaaid met kleine precieze gouden steekjes. De zeehond had een halsband van goud. Ze drukte haar gezicht in haar zeehond.

Ze vindt, langzaam, haar plaats onder de muzikanten. Ze doet nog een poging om een ontmoeting met haar ouders te regelen. Ze geeft een contactadres door, en een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten, de top van de Mirador de Colón.
Op het door haar voorgestelde tijdstip, tien uur, staat ze er.

Elf uur. Ze nam de lift omlaag. Grond onder haar voeten.
Aan de man beneden vroeg ze of ze later mocht terugkomen.
Hij keek haar alweer zo droevig aan. 'Waarom?'
Bijna zei ze met de stem van haar moeder: 'Omdat dat lief van je zou zijn.' In plaats daarvan zei ze:'Ken ie die man die hier altijd viool zat te tokkelen?'
Zijn gezicht klaarde op. Barry, wie kende die niet. De man kende zelfs het liedje. 'Superslechte violist,' zei hij met een grijns.
'Hij was mijn vriend.' Ze liet Barry's viool zien die ze in haar tas had gestopt. 'Hij is dood.'
Hij liet het even bezinken, knikte toen, zijn mondhoeken waren weer naar beneden gezakt.
'En misschien komen mijn ouders straks.'
'Daar?'
'Hier.'
Het verbaasde de man allemaal niet. 'En daarom wil jij hier terug kunnen komen. Weet ie meisje, dat mag van mij.'
Ze holde om de balie heen en ging op haar tenen staan. Een snelle kus op zijn spekwang, hij hief zijn hand, ze deinsde terug, maar het was niet om haar aan te raken. Hij voelde zijn eigen wang.
'Als mijn ouders naar me vragen, zeg maar dat ik even weg ben.'
'Chica?' Hij riep haar na.
Ze draaide zich om. 'Ja?'
'Het spijt me dat hij dood is.'
Ze knikte en had heel even zin om hem stevig vast te pakken en zich tegen dat soeplijf aan te drukken. Barry was haar vriend geweest. En nu was hij weg. Ze knikte. 'Het spijt mij ook.'
Toen begon ze te rennen.

En waarachtig, ze keert terug, na de herdenkingsbijeenkomst. Maar nee, geen ouders geweest.
Een hoofdstuk verder blijkt er wel enig contact. Een briefje van haar broertje, en moeder had gebeld naar het contactadres, de Burger King. Ze had een boodschap gedicteerd: 'Liefje, ik kan niet komen. Dat weet je toch? Zorg goed voor jezelf. Als je belt, neem ik altijd op. Kus, je moeder.'
Nou, een hele troost...

Het verhaal eindig met een optreden in de stad waarbij Anna (ze heeft net haar eigen naam weer aangenomen) zich in een vijver laat vallen en weer bovenkomt.

Frank en Montse applaudisseerden. Ze boog
Het werd makkelijker als je het vaker deed.

Een mooi open einde. Je weet niet hoe het verder met Anna gaat - en wil dat wel weten. Een onderkoeld verteld verhaal, met een onpersoonlijke verteller die haar hoofdpersonage goddank geen would-be tienerjargon in de mond legt en niet would-be tiener-achtig laat handelen. Alles in gewonemensentaal, onopgesmukt. De straatmuzikanten zijn mensen, met een geschiedenis en met verstand en gevoel. Haar verlangen naar geborgenheid en liefde (laat ík dan eens wat grote woorden gebruiken) blijkt uit haar handelen, zoals het citaat hierboven toont. Het wemelt van de mooie details: het zwijntje, de kauw Mierda, de bankjes...

Blijkens een nawoord heeft Jowi Schmitz zes jaar over dit verhaal gedaan en ze bedankt met nadruk redacteur Monique Postma. 'Zij zorgde ervoor dat het boek af kwam op een manier die klopt. Zij zorgde ervoor dat het er is.' Mooi, zo'n ode aan redactiewerk, toch steeds vaker een ondergeschoven kindje in het uitgeverijproces.




Schmitz, Jowi. Weg. Van Hoogland & Van Klaveren, 2016. ISBN 978 90 8967 222 3, 222 p.

PS. Jowi Schmitz won met Weg in 2017 de Dioraphte Literatour Prijs. Een teken dat lezers van 15+ dit verhaal ook waardeerden.



maandag 27 november 2017

Het Wilde Woud

Ik geef het toe: zo'n zestig jaar geleden hoorde ik tot die kinderen die graag kaarten tekenden van fantasielanden. Ook nu nog word ik direct geboeid door kaarten. Kaarten van echte landen, maar ook van niet-echte landen. Mijn verbeelding gaat aan de gang.
Ga ik op reis, dan doe ik niets liever dan eerst de kaart bekijken - naar mijn idee bén ik dan al op reis, ik zie landschappen voor me, steden, krijg neigingen om routes te plannen.
Sla ik een boek open en zie ik een kaart, dan trekt die meteen mijn aandacht. Ik kan me niet goed voorstellen dat er mensen zijn die zo'n kaart overslaan en meteen gaan lezen.

Zo'n kaart als deze:



Dat er een ridderfiguur staat afgebeeld, boeit me dan wat minder, maar heerlijk vind ik wel dat er nóg een kaart in dit boek is:




Het plezier van de maker spat er af. De gretige lezer ontdekt de kaarten overigens in omgekeerde volgorde, want de detailkaart staat op de schutpagina's voorin, de andere achterin.

Wie thuis in de jeugdliteratuur is, heeft de kaarten vast meteen herkend: ze komen uit Geheimen van het Wilde Woud van Tonke Dragt, die ook de kaarten tekende, evenals de overige illustraties.
Die titel is natuurlijk ook heerlijk, prikkelt ook meteen de verbeelding, meer nog dan De brief voor de koning, waarop dit verhaal een vervolg is. Geheimen, wie wil die niet kennen?

Beide verhalen horen inmiddels tot de canon van de Nederlandstalige jeugdliteratuur. De brief voor de koning verscheen in 1962, Geheimen van het Wilde Woud in 1965. Van het eerste verscheen in 2017 de 49e druk, van het laatste de 34e druk. Mooie kloeke boeken, met nog een ouderwets omslag.


Tonke Dragt (die op 12 november jl. haar 87e verjaardag beleefde) schrijft omdat ze schrijven wil. Een mooie uitspraak in een interview met Bas Maliepaard, in 2005: 'Als je dan zo nodig een hoger doel moet hebben, is dat het misschien wel: steeds het mooiste boek van de wereld willen schrijven. Je weet niet of het lukt, maar je probeert het wel. Daarom blijf ik schrijven.'

Het is een mooi doel en het is te merken. Eveneens dat ze vanuit het niets, zonder schrijfcursus of wat dan ook, haar eigen onmiskenbare stijl ontwikkelde. Die van een verteller die bovenop haar personages zit, in het verhaal kruipt en haar lezers meesleept. En dat zonder zich zelf met het verhaal te bemoeien met wijze lessen en dergelijke, al is ze niet te beroerd om in het begin even te vertellen wat Tiuri in het voorgaande overkwam, en richt ze zich middels een brief 'aan de lezers van dit boek' rechtstreeks tot ons. De scheidslijn tussen auteur en verteller is dun, in dit geval.

Het is een wonder en een teken van meesterschap dat haar verhalen zich nog steeds makkelijk laten lezen, ondanks hier en daar een woordje dat nu zo snel niet meer in verhalen voor kinderen opduikt, zoals jongelieden of een zinnetje als Bendoe en Ewijn wachten mij in de burcht. Het gaat, zoals goede verhalen betaamt, om belangrijke zaken als vriendschap, liefde, dood en leven, goed en kwaad, gevat in een ingenieuze intrige en met karakters die gaan leven voor de lezer, en er komt geen duur woord aan te pas.



Ik moet bekennen dat ik De brief voor de koning heel lang geleden las (en genoot), maar op de een of andere manier van De geheimen van het Wilde Woud alleen een eerste stuk. Dat verzuim heb ik nu ingehaald en dat was een groot genoegen.
Ik hoef het verhaal niet samen te vatten, dat is alom gedaan en voor wie het niet kent is het zonde om de intrige uit de doeken te doen. Zelfs wie denkt niet zoveel op te hebben met ridderverhalen en gauw melig wordt van vechtende kerels op paarden, ook in een fantasiewereld met toch weer middeleeuwse trekjes, zal zich volgens mij snel gewonnen geven, want dit is een bijzonder verhaal.

Toen Ristridin en zijn schildknaap weg waren gegaan, bleven de vrienden nog een poosje staan en keken peinzend naar het onstuimige water. Piak zong zacht:

'Mijn zwaard en schild leg ik nu neer
bij de oever van de rivier.
Ik voer geen oorlog meer,'

En plotseling stond Tehalon bij hen.
'Dat is een oud lied,' zei hij. 'Telkens wordt het vergeten, maar dan herinneren de mensen het zich weer en zingen het opnieuw.' Hij zweeg even en vervolgde: 'De Hoge Brug is weer herbouwd, en straks zullen velen die zien; iedereen die zal reizen langs de grote weg, van oost naar west en van west naar oost. En wie wil, kan de brug over gaan, om de heer te begroeten die zal wonen in de Tarenburcht.' 
'De Meester van het Wilde Woud,' fluisterde Piak.
'Nee,' zei Tehalon. 'De Heer van de Tarenburcht zal niet meer Meester van het Woud zijn. Hij zal slechts leenman zijn van koning Dagonaut. Maar hij zal, net als zijn voorvader lang geleden, de koning gehoorzamen en de vrede liefhebben. Ik weet dat het zo zal zijn, want hij is mijn zoon.'
'Uw zoon? En u?' vroeg Tiuri zacht.
'Ik trek mij terug ten noorden van de Groene Rivier; daar zijn nog plaatsen die niemand kent. Nooit zullen alle geheimen van het Wilde Woud worden ontraadseld.'



Dragt, Tonke. Geheimen van het Wilde Woud. Leopold, 1965; 34e druk 2017. ISBN 978 90 258 7354 7, 473 p.




zaterdag 25 november 2017

Oh Ah Wow

Een boek vol geluid is de titel: maar geen cd of geluidsmaker te bekennen. Dat geluid wordt verwacht van de lezer!
Dat gaat zo:




Dit idee wordt op de volgende bladzijden verder uitgewerkt. Je zet je vinger op een of meer kleine of grote stippen en zegt 'Oh!', en wel luider naarmate de stip groter is, en vlugger achter elkaar naarmate de stippen dichter bij elkaar staan. Enzovoort.
Na enkele bladzijden wordt een 'nieuw vriendje' voorgesteld, een rode stip. 'Ah!'. En voort gaat het spel, nu met Oh en Ah, Oh Oh Ah, enzovoort.
Zo bijvoorbeeld:



Later komt er nog zo'n 'vriendje' bij: een geel zonnetje, 'Wow!'.
Het vereist wat inventiviteit om geluiden te produceren, bijvoorbeeld hier:



En dat wordt nog ingewikkelder. Wat maak je hiervan:



Ohah! wowohah, ahwowah, hoho, woooow?

Het is allemaal heel ingenieus bedacht. Toch kan ik me moeilijk voorsteller dat een individueel lezertje hiermee aan de haal gaat. En áls, dan toch maar één keer, vrees ik.

Deze plaatjes vergen begeleiding, en op de een of andere manier kan ik ze als dia's tijdens een muziekles in het primair onderwijs beter op zijn plaats denken dan in een boek. In een groep kan dit een onderhoudend spel worden, en een opzetje naar spelen met ritme en klank - de opmaat naar muziek.
Een trailertje van een soortgelijk boek van Hervé Tullet, Press here, toont kinderen (oudere kleuters) die zich erg met dat boek vermaken. Die kleuters bevinden zich wel op school... Net als in dít filmpje, waarin hij een workshop geeft met kleuters. En ook deze introductie (van Let's play) maakt duidelijk dat je iets moet doen met dit boek en niet zomaar aanbieden, laat staan op een winkelplank neerleggen.
Het zou fijn zijn als er voor onze helaas overwegend niet erg muzikale leerkrachten een soort lesbriefje beschikbaar was... Ik heb het niet kunnen vinden.

Het is uitgegeven door WPG Vlaanderen in samenwerking met Oogappel, een firma die handelt in baby- en kleuterartikelen.



Tullet, Hervé. Een boek vol geluid. Oogappel / WPG, 2017. ISBN 978 90 02 2647 5.





dinsdag 21 november 2017

Ik houd niet van lezen

Soms is het lastig om oud te zijn.
Bijvoorbeeld als ik weer eens een reeks artikelen zie onder het kopje 'Ik houd niet van lezen'. Ofwel: 'J'aime pas lire', want het gaat hier over het dossier in La revue des livres pour enfants 296 (september 2017).
Alweer, denk ik dan. Hoe vaak is dat thema langsgekomen in mijn loopbaan als journalist en uitgever op het gebied van de jeugdliteratuur en de leesbevordering? Annie M.G. Schmidt schreef het al, er zijn lees- en leefkinderen:

De leefkinderen hebben geen behoefte aan boeken, ze spelen liever. Ze beleven al zo veel in de wereld, ze hebben geen aanvulling nodig. Deze leefkinderen kwamen uitsluitend in de leeszaal uit nieuwsgierigheid, of om te zien of er iets te beleven viel of om te praten en te wriemelen. Ze waren er per ongeluk, en ze gingen meestal vanzelf weer heel gauw naar buiten. De leeskinderen bleven.

Aldus de ex-jeugdbibliothecaris, die praktiseerde in een tijd zonder tv, games en andere digitalia. Maar leesbevorderaars hebben zich decennialang ingespannen om ook deze kinderen aan het lezen te brengen. Dat sommige kinderen niet van lezen houden, wordt als probleem ervaren, overigens vaak uit respectabele didactische motieven.

De redactie van La revue des livres pour enfants had het creatieve idee om de artikelen als kop mee te geven welke redenen zouden kunnen worden genoemd om niet te willen lezen: 'j'aime pas lire'
... disent-ils (zeggen ze)
... pour l'école (voor school)
... parce que c'est trop dur (omdat het te moeilijk is)
... mais je veux bien écouter (maar ik wil wel luisteren)
... parce que c'est un truc de filles (omdat het iets voor meisjes is)
... mais je vais quand-même à la bibliothèque (maar ik ga toch naar de bibliotheek)
en tot slot... mais est-ce si grave? (Is dat zo erg?)

In elk artikel komt dat aspect dan aan de orde, met veel ervaringsgegevens. Overigens duikt meteen al op de eerste pagina van het eerste artikel (van Anne-Marie Chartier) Daniel Pennac op, met zijn tien 'rechten van de lezer', waaronder het 'recht om niet te lezen' (en ook het 'recht om te zwijgen'), afgebeeld in tien tekeningetjes. Zo relativerend zijn onze Franse leesbevorderaars wel. Zoals ook Carol Laurence ('orthophoniste' in Parijs) in '... c'est trop dur' niet vergeet uit te leggen hoe complex het begrip dyslexie is en het laatste artikel eindigt met dit plaatje:




Ik heb niet alle artikelen van voor naar achter gelezen, maar ik krijg de indruk dat leesbevorderaars (dus ook jeugdbibliothecarissen) veel zouden herkennen en weinig nieuws zouden aantreffen. Mits ze Frans kunnen lezen, uiteraard... Grappig voor jeugdbibliothecarissen is wellicht het artikel '... je vais quand-même à la bibliothèque', want dat beschrijft de aanpak van de bibliotheek in Lyon, die zich expliciet richt tot kinderen die 'niet van lezen houden'.

La revue des livres pour enfants is een Frans tijdschrift over jeugdliteratuur, uitgegeven door La joie par les livres, dat ressorteert onder de Bibliothèque Nationale de France.
Niet alle afleveringen van La revue des livres pour enfants bespreek ik. Alleen de jaarlijkse selecties, en soms een nummer met een dossier dat me het bespreken waard lijkt, zoals dit, over jeugdliteratuur in Brazilië, dit, over goden en jeugdliteratuur, of dit, over het risico van politiek in jeugdliteratuur. 
Onder dossier verstaat het tijdschrift een vijf- tot zevental degelijke artikelen over één onderwerp. Voor het overige bestaat het uit besprekingen, nieuws en een enkel interview of artikel over een ander onderwerp, buiten het dossier.



La revue des livres pour enfants 296, september 2017. Centre national de la littérature pour ja jeunesse, Bibliothècque nationale de France. ISBN 978 2 35494 079  9, ISSN 0398 8384, 192 p. Prijs van dit nummer buiten Frankrijk € 15,-.


maandag 20 november 2017

Pleidooi voor open grenzen

Vandaag zat er een opmerkelijk persbericht bij mijn e-post.

Het kwam van de International Research Society Children's Literature (IRSCL). De aanleiding was dat tijdens het laatste congres, afgelopen zomer, bleek dat een vijfde van de genodigden niet konden komen wegens politieke problemen.
Dat maakt de IRSCL bezorgd en daarom stelde ze een manifest op.
Dat manifest wordt hier voorgelezen in 20 talen, waaronder Nederlands (spreker is Lies Besseling), Engels, Arabisch, 'Chinees' (Mandarijn, mag ik hopen, er zijn ruim tien Chinese talen), Spaans en Russisch. Maar ook Perzisch, Kazachstaans en Lamnso,  bijvoorbeeld.  (Lamnso is een van de talen gesproken in Kameroen.)

Het hele persbericht:

On Universal Children’s Day, November 20, 2017,  the International Research Society for Children’s Literature, (IRSCL) issues a Statement of Principles, because it is worried about the ways in which contemporary geopolitics curtail academic freedom.

This summer, IRSCL convened its 23rd biennial congress in Canada.  More than 20 percent of the scholars whose papers were accepted were unable to attend Congress 2017, not only because of radical economic disparities in the world but also because of current restrictive travel policies and the “chill” caused by them.

– IRSCL finds the current xenophobic situation worrying as it curtails academic freedom. The free flow of people and ideas across borders has to be defended anew, says Lies Wesseling, President of IRSCL.

For this reason, IRSCL has issued a Statement of Principles, which explains why scholarship can flourish only in a world with open borders. The statement will be released in the format of a collection of videos featuring IRSCL members reading the statement in their native language.

– The statement is issued on November 20, Universal Children’s Day, to emphasize not only the importance of our research, but also of children’s literature’s potential to foster empathy, nurture creativity, and imagine a better world, says Lies Wesseling.

IRSCL is an international scholarly organization dedicated to children’s and young adult literature with 360 members from 47 different countries worldwide. Every second year the organization arranges IRSCL Congress, the world’s most international congress within the research field.


President IRSCL, professor Elisabeth Wesseling

Waarvan akte.


zondag 19 november 2017

Rillingen

Het was een klein berichtje in NRC Next 17-11-2017: 'foto's kinderen met bloot bovenlijf na klacht weg uit galerie Haags WTC'. Het betrof foto's van Vivian Keulards.
Ik citeer de krant:

Twee kinderen met ontblote bovenlijfjes: een roodharig jongetje en een meisje. Met geweien tegen haar hoofd gedrukt speelt ze voor hert. Sinds 19 oktober hingen de foto’s in het Haagse WTC. In het weekend zijn ze verwijderd. [...]
Keulards is een gerenommeerd fotograaf. De foto’s behoren tot twee series, Flaming Grace, portretten van roodharige kinderen, en Bloody Mary and Sloppy Joe, documentaire-foto’s die ze maakte toen ze tijdelijk in de VS woonde. Het meisje met de geweien is haar dochter, in 2010 spelend. Keulards: ,,Wat gaat er in de hoofden rond van deze kijkers? Dáár krijg ik de rillingen van.” Voor Renée van Nievelt van de galerie in het WTC was het ,,de eerste keer” dat haar werd verzocht werk te verwijderen. ,,We zijn een galerie in een zakelijke omgeving, daar houden we rekening mee. Maar deze zag ik niet aankomen. Dit is mooi, gevoelig werk van haar eigen dochter.

Die rillingen, dat kan ik me voorstellen.  Inderdaad, wat gaat er om in de geest van mensen die zich storen aan dit soort foto's?
Hoe bekijken ze kunst in het algemeen?
Of betreft het hier handelaars die vooral beducht zijn voor reacties van klanten uit preutse streken (VS, Midden-Oosten, ...). Maar dan herhaalt de vraag zich: wat zouden die handelaars veronderstellen dat er omgaat in de geesten van hun vermeend preutse bezoekers?
Handel gaat wat hen betreft vóór ethiek, dat is duidelijk.

De foto's zijn te zien op de website van de fotograaf, zie hier en hier.

vrijdag 17 november 2017

Een schip met een gewei

Er zijn van die boeken die er veelbelovend uitzien.
Zo ziet De reis van Vos er fantastisch uit. The Fan Brothers (Eric en Terry Fan) kunnen prachtig tekenen. Een schip met een gewei, alleen het idee al.



De binnenzijde en de schutbladen tonen een kaart van een denkbeeldig gebied, met mooie suggestieve namen als de Lagune van Smaragd, de Mistige Bergen, de Spookheuvels, Wenfusel, Kaap van de Goede Bedoelingen, Doolhof der Scherpe Rotsen en Carr Eiland. En het stippellijntje van de route die het schip leidt, tussen al die mooie namen door, dwars door de Doolhof, naar het Eiland van de Lekkere Bomen.

 


Dat kietelt de verbeelding, maar helaas: heel veel mogelijke reisdoelen blijven in het verhaal verder ongenoemd, onbezocht. Dat vind ik jammer.

Op de dag dat het hertenschip verscheen, zat Vos na te denken over de wijde wereld.

Dat maakt ook benieuwd. Maar Vos denkt niet zozeer over de 'wijde wereld', maar over zeer uitleenlopende zaken:

Waarom word je van sommige liedjes blij en van andere verdrietig?
Waarom praten bomen nooit?
Zinkt de zon die ondergaat helemaal naar de bodem van de zee?

Waarbij het dan wel grappig is dat de andere vossen dat ook niet weten en zó antwoorden:

'Wat heeft dat met kippensoep te maken?' vroegen ze.

Zo kennen we onze medevossen weer.

Het hertenschip blijkt verdwaald en de drie herten zoeken bemanning. Op de kade staan met Vos een eland, een beer, een schildpad, een das, twee meeuwen en een stel duiven waarvan een met een geknoopte doek als hoofddeksel. De beer grijpt het hert niet, de vos laat de duiven leven: op de genoemde kippensoep en wat verorberde mossels na eten de beesten in dit verhaal geen andere beesten. Het zijn, zoals zo vaak in de jeugdliteratuur, vermomde mensen, die kunnen denken en praten, en zeilschepen besturen. De herten zijn helemaal knap: ze eten soep, maar grazen ook.

Onderweg regent het, ze blijken geen van allen goede zeelieden, ze eten een 'warme en verkwikkende soep' (groentesoep, zo te zien, maar mét mosselen voor Vos en brood voor Duif c.s.), ze bestuderen de kaart en mikken op het Eiland van de Lekkere Bomen. (Waarbij ineens ook een muis te zien is. Kijkt Vos nu op die kaart of naar die muis?)




Op weg. De duiven loodsen hen veilig door de scherpe rotsen en onderweg verslaan ze nog zeerovers.




Op het eiland genieten ze even van de rust, maar Vos vindt geen andere vossen om zijn vragen aan te stellen en stelt ze dan maar (en dan pas!) aan zijn medereizigers.
Dat levert dit vervolg op.




Vos haalde diep adem. 'Vinden eilanden het fijn om alleen te zijn?
Lijken golven meer op paarden dan op zwanen?
En hoe vind je een vriend om mee te praten?'
'Die laatste vraag is makkelijk,' zei de hertenkapitein. 'Vrienden vind je door samen te eten.'
'Daar ben ik het niet mee eens,' zei Duif. 'Vrienden vind je door samen avonturen te beleven.'
'Misschien hebben jullie allebei wel gelijk,' zei Vos.
'Maar ik denk dat je vrienden krijgt door vragen te stellen.'

Mooie frase, maar die wordt niet uitgewerkt, tenzij impliciet door wat volgt.

'Luister eens,'zei de kapitein nadenkend. 'Zullen we morgen naar huis gaan? Of zullen we eerst naar het Eiland van de Heerlijke Heesters varen?'
'Zijn twee avonturen genoeg?'vroeg Duif. 'Of zullen we er nog een doen?'
'Is het fijn om te weten wat er gaat gebeuren?' vroeg Vos zich af. 'Of is het beter om je te laten verrassen?'
Hij glimlachte. 'Er zijn nog zoveel vragen zonder antwoord, en nog zoveel vragen om te stellen.'
De volgende morgen lichtten ze het anker en hesen ze de zware zeilen. 
Ze wisten nu dat de wind kwam en ging, dat de wolken steeds veranderden en soms hun regen lieten vallen en dat alles waar ze naar zochten, kon worden gevonden aan boord van een schip met een gewei...
... dat op weg was naar waar dan ook naartoe.

Einde.
Mooi verteld - en vermoedelijk goed vertaald, het bekt in ieder geval lekker. (Maar ik heb de originele tekst niet bekeken.)
Toch bleef ik wat teleurgesteld zitten. Al die gemiste bestemmingen. Het onuitgewerkte gebrek aan zeemanschap. De op het eind na afwezige onderlinge betrekkingen. En waarom een vos, herten, duiven: die keuze lijkt blind toeval. Het ging me net wat te te snel, dit verhaaltje. Ik had iets meer verwacht.




Slater, Dashka, en The Fan Brothers. De reis van Vos. Leopold, 2017, vertaling Rindert Kromhout. ISBN 978 90 258 7411 7, 44 p.