Zoeken in deze blog

donderdag 30 juni 2011

Pathetix

Albert Uderzo is met René Goscinny schepper van het tweetal Asterix en Obelix. Rond hem en zijn lieve dochter Sylvie is al enige tijd kabaal. Wie in een zoekmachine Albert en Sylvie Uderzo intikt, vindt met gemak de berichten. Begin 2009 gaven Albert Uderzo en Anne, de dochter van de in 1977 overleden Goscinny, volgens Wikipedia 'te kennen dat zij de groep Hachette Livre de toestemming gaven om de Asterix-reeks ook na Uderzo's overlijden voort te zetten. De uitgeversgroep verwierf eind 2008, 60% van de aandelen van Albert-René. Het is niet bekend of Uderzo daar ook bepaalde voorwaarden aan gesteld heeft naar het karakter van de toekomstige albums.'
' When Uderzo sold his share of Editions Albert René to Hachette Livre, Sylvie accused him in a column in Le Monde, that with this action it was "as if the gates of the Gaulish village had been thrown open to the Roman Empire". Sylvie owns 40% of Editions Albert René, while the remaining 60%, previously owned by Uderzo and Goscinny's daughter, is currently owned by Hachette Livre.[5] ' Aldus de Engelstalige Wikipediapagina over Uderzo. (De Franse Uderzo-pagina zwijgt erover.)
De ruzie liep dermate uit de hand dat Albert zijn dochter ontsloeg, maar die vocht dit met succes aan, zie een Nu.nl-bericht d.d. 18 maart 2009.
Nu heeft Le nouvel observateur d.d. 9 juni 2011 weer voor opschudding te hebben gezorgd door een artikel, waarin de oude Albert zich onverbloemd uitlaat over recente acties van zijn dochter. Die is een proces begonnen dat zich zo laat samenvatten volgens Connexion France:

'Sylvie Uderzo sues father's entourage
March 30, 2011
THE daughter of Asterix co-creator Albert Uderzo is suing her father’s close colleagues, claiming they have “pillaged and broken” her family. 
Sylvie Uderzo is accusing her father’s close circle of advisors of “abuse of weakness” against the 84-year-old. 
The legal challenge follows several years of bad relations between the father and his daughter, who was strongly opposed to Uderzo selling to Hachette, in December 2008, his 40 per cent stake in Albert-René, publishers of the Asterix books since the death of co-creator René Goscinny in 1977. 
She said in early 2009 that the idea of Hachette taking majority control – with Goscinny’s daughter Anne also selling her 20 per cent – was like the Roman’s invading Gaul, referring to the storylines of the Asterix books. 
She was particularly opposed to Hachette’s plans to continue the character’s adventures after her father’s death. 


The feud however started in 2007 when Ms Uderzo was sacked from her job as managing director of Editions Albert-René, a decision which was later agreed by a Paris court not to have been properly founded on a “serious fault” on her part. 
However it had been assumed that Ms Uderzo had buried the hatchet, when she took the decision to sell her own 40 per cent to Hachette earlier this month, for an undisclosed sum. 
On the contrary, she has now launched legal action against individuals close to her father, and the Nanterre public prosecutor has opened an inquiry. 
Ms Uderzo, 54, has said she took the “painful decision” so as to have French justice recognise that her father has been a victim of swindlers”. 
Among those she is angry with are her father’s former plumber, now his right-hand man, who she claims has led him astray by persuading him to waste money on an extravagant new house with “pharaonic” decoration” and a Mirage III jet that is “sitting in a hangar”. 
She also takes issue with certain Hachette staff, who she says have “isolated” her father and his notaire, who is undergoing investigation for fraud in another matter. 
Ms Uderzo says these people have taken advantage of her father in recent years as he has aged and has lost close friends. 


Uderzo said he feels “infinite sadness” at his daughter’s action and described her decision as “judicial harassment”. 


The Asterix books are have sold more than 320 million across the world in about 100 languages.'

De tekst van het artikel in Le nouvel observateur heb ik, maar vind ik te lang om hier in te voegen. Bovendien wil ik het eerst op mijn gemak gaan lezen.

Albert Uderzo dans son village gaulois qu'il s'est construit dans la vallée de Chevreuse. (photo Bruno Coutier pour le Nouvel Observateur)
Albert Uderzo in het 'Gallische dorp' in de Vallée de Chevreuse. (Foto Bruno Coutier voor Le nouvel observateur.) Niet te verwarren met het Parc Asterix ten noorden van Parijs.
Het betreft dit:
' Au milieu des bois de la vallée de Chevreuse, Uderzo s'est construit un village gaulois. Il ne compte que quatre habitants, Albert et sa femme, Ada, la belle aux yeux si verts (le modèle de la pulpeuse Falbala), épousée il y a cinquante-huit ans, et un couple de gardiens. 
La maison s'appelle « La butte Mon tartre ». Elle est située allée de la Serpe-d'Or, au numéro 1. 
Il n'y a pas d'autres numéros. Dans les années 1960, Albert et Ada avaient acheté ici une clairière de 6 000 mètres carrés, sur laquelle ils posaient leur caravane. Ca les changeait de leur HLM de Bobigny, avec jolie vue sur le cimetière de Pantin. Dans la chambre de sa fille, Albert, qui aimait la campagne, avait peint un ciel, avec des oiseaux et des papillons. 
Quand Ada s'est mise à avoir peur du bruissement des arbres au milieu des bois, quand l'argent aussi a commencé à rentrer, ils ont fait construire une maison au toit de chaume, planté un menhir dans le jardin, entrelacé leurs initiales A et A dans le bois des poutres et dessiné des rues plantées de réverbères, qui portent des plaques de faïence bleue - comme à Paris - au nom de leurs parents respectifs. 
La propriété fait désormais 12 hectares : c'est un paradis du kitsch. A côté de la maison d'Astérix, celle des Ferrari : Uderzo en a possédé jusqu'à six, il en reste deux et un modèle réduit qu'il a offert à son premier petit-fils pour Noël, quand il avait 9 mois. 
Et puis « l'oppidum », immense salle de banquet où l'on est attendu par une statue d'Obélix et un sanglier en peluche grandeur nature. Comme une relique, la robe de mariée de sa fille est posée derrière une balustrade. Un peu plus loin, un hangar abrite un Mirage 3 E patiemment restauré, et identique à ceux qu'Uderzo dessinait dans « Tanguy et Laverdure ». Quand les portes s'ouvrent, l'avion glisse sur un rail, et, mêlée au son d'une canonnade, la voix de Johnny Hallyday entonne « les Chevaliers du ciel ». Albert s'est offert des jouets grandeur nature d'ancien enfant pauvre. Il les adorait. 
Aujourd'hui, depuis que sa fille et son gendre considèrent qu'ils ne sont que les caprices d'un vieillard manipulé par des rapaces, ils ne lui donnent plus de plaisir. '

Kort samengevat: z'n eigen huisje... 'un paradis du kitsch'.

Intussen in New York...

... las Samuel Jackson voor uit Go the F*k to Sleep. Zie Fuck, fuck!
Als dit Youtube-kanaal op zwart staat (want auteursrechten), is er met wat zoeken nog wel een alternatief te vinden, wellicht.

Intussen in Luanda...

... opende minister van cultuur Rosa Cruz Silva een 'Feira do Jardim do Livro Infantil' ofwel een Beurs van de Kinderboekentuin in Luanda, Angola. Die tuin en bijbehorende kindeboekboekenbeurs bestaan in ieder geval al sinds 2009, blijkt na wat i-speurwerk.
Als ik een persbericht uit 8 april 2011 goed begrijp, wil het Angolese cultuurministerwie dit idee landelijk invoeren.
Jardim do livro é um incentivo à leitura
Ook Maria José Ramos, directeur van de nationale Bibliotheek, vindt het een mooi idee.

maandag 27 juni 2011

Met Rindert Kromhout dineren in de tuin van Marja

Marja Käss heeft een lange loopbaan achter de rug als vakjournaliste op literair gebied. Een van haar meest recente projecten heet Lekker Literair. Ze doet dat samen met dochter Maartje, die haar culinaire talent tracht te verkopen als MaartjeTaartje.
Het concept van Lekker Literair is ' Een goed gesprek met een schrijver of een muzikaal programma plus een waanzinnig feestmaal afgestemd op het thema van de avond. Dit alles wordt bereid met liefde en streekproducten van het seizoen; als het even kan uit de eigen moestuin, gelegen in het Renkums Beekdal. '
Ik kwam er vroegtijdig achter en had al ettelijke uitnodigingen in mijn e-postbus laten passeren, tot er een voorbijkwam met Rindert Kromhout als speciale gast. Ik meldde me aan en betaalde de gevraagde € 35,-. Gisteren bleken de weergoden genadig: na zaterdag regendag scheen de zon volop en kon het beloofde diner in Marja's tuin worden opgediend.


















Gast Rindert Kromhout had inmiddels voor de andere gasten (rond 25) iets verteld over het totstandkomen van Soldaten huilen niet (Leopold) en eruit voorgelezen, eerst solo en vervolgens in een interview door Marja Käss, en daarna nog enkele vragen beantwoord uit het publiek - waaronder die ene onvermijdelijke, 'waarom schrijft u voor kinderen'. (Antwoord kort samengevat: omdat me dat 't meest ligt.) Dat publiek kwam naar mijn indruk grotendeels uit Renkum en omstreken met een hoog gehalte 'kennissen en vrienden', maar Marja vertelde me dat ze de helft niet kende, dus hier was een resultaat zichtbaar van doorvertelreclame. Enkelen hadden de moeite genomen om kennis te nemen van Rindert Kromhouts werk.

Tussen de drie gangen van het voortreffelijke Italiaanse diner (MaartjeTaartje! op de foto presentatie van het voorgerecht) ...


... kon men boeken kopen, en Rindert signeerde tussen het koele loof van de tuin.













Verder las Rindert Kromhout voor uit Naar Italië (en neem gerust je ouders mee) (Leopold). Dat is niet de enige band tussen hem en dit land, hij heeft er gewoond en het leverde de achtergrond van menig verhaal - en deze ook voor volwassen lezers aan te raden reisgids . Hij zou er (mede wegens overmaat aan tiepjes à la 'Henk en Ingrid' hier) graag weer naar terugkeren - maar de liefde houdt hem in Nederland, vooralsnog.
















Rechts op de foto collega-auteur Martinus de Kam (Heksen, trollen en glazen bollen, Gottmer).
Mochten gastvrouw Marja Käss, hij en ondergetekende iets hebben met jeugdliteratuur, in het algemeen had dit publiek dat niet. Men was geïnteresseerd en aandachtig, dat gelukkig wel.

Een bijzonder initiatief, Lekker Literair. Ik sluit niet uit dat ik nog eens deelneem en gun Marja en Maartje een publiek uit verre omstreken.

Tiffany Dop

Dertienjarige vertelster Tiffany in Tiffany Dop van Tjibbe Veldkamp (Lemniscaat) past even op een baby en ontdekt dat ze daarbij heel prettig voelt. Ze besluit een baby te krijgen en gaat op zoek naar een verwekker. Ze komt o.a. Olivier tegen, die belooft haar te helpen, maar haar in feite wil behoeden voor de gevolgen van dit onbesuisde plan. Dat lukt, met wat omwegen.
Een meisjesboek? Dan wel een atypisch meisjesboek, want door de karakterisering van de hoofdpersoon zouden ook jongens zich aangetrokken kunnen voelen tot dit verhaal. Bovendien is het geschreven in een bondige, lenige stijl, zonder de stijlfiguren die veel verhalen voor jonge meiden kenmerken en die te typeren zijn als pogingen om iets van tienertaal na te doen.
Veldkamp heeft een ruim oeuvre, voor bijna alle leeftijden, en positioneert zich duidelijk als  ‘kinderboekenschrijver’. Zelf typeert hij dit verhaal als iets voor 10+, en taaltechnisch is dat juist, maar ik denk dat weinig tienjarigen zich gegrepen voelen door het verhaal, op vroegrijpe meisjes na. Zie de eerste twee zinnen:

Ik was dertien en wilde een baby. Ik trok de deur van de flat achter me dicht en dacht: als ik thuiskom ben ik zwanger.

Het is niet zijn enige werk voor deze leeftijdsgroep, zie SMS, De lachaanval en De bezwering.

De hoofdpersoon blikt terug op een woelige episode en doet dat alsof ze vlak daarna aan iemand het verhaal vertelt. Dat gebeurt in een vlotte, uitgebeende stijl, met hier en daar ironische kanttekeningen, en die wordt zeer consequent volgehouden, waardoor haar karakter voor de lezer kleur krijgt. Dat is uitstekend gedaan. Om dat te tonen, citeer ik het vervolg op de eerder geciteerde twee zinnen:

Ik klom over de balustrade en sprong naar beneden. Niet gevaarlijk, want we wonen op de eerste verdieping.
Het was nog vroeg, maar toch was het al warm, te warm om het hele eind naar het centrum te rennen. Ik deed het toch. In de buurt van de flat kenden mensen me. Ik wilde geen kind van een bekende. Zo iemand wilde later misschien de vader uithangen en dat was even niet de bedoeling. Ik wilde een kindje voor mij alleen.
Ik had nooit geweten dat ik dat wilde. Eigenlijk was het ook niks voor mij. Ook kinderen die niet zelf met mij gevochten hadden, kenden mijn naam: Tiffany Dop, bats veur de kop. Niemand van hen zal ooit gedacht hebben: die Tiffany Dop wil vast graag een kindje. Maar dat wilde ik dus wel. Ik had het net die ochtend bedacht.
Nu denk je misschien: Tiffany Dop, zou je daar niet een nachtje over slapen?
Nou nee. Een baby zou helemaal geweldig zijn! Beter dan geld of mooie spullen of goeie cijfers. Al die dingen kwamen niet eens in de buurt! Ik wist het helemaal zeker. Waarom zou ik dan wachten?
Toen ik bij de Grote Markt was, ging ik op een bankje van een bushalte zitten om uit te hijgen.

Dat is bladzijde 1, en dan heb je als lezer al meteen een beeld. Van een ongeduldig, fysiek geoefend, vechtlustig meisje. Dat beeld wordt later aangevuld en alles valt op zijn plaats. Een huishouden dat als los zand is, met leden die vooral op hun eigen belang letten. Een moeder (Sheila) die haar geld verdient als escortdame en grillig reageert en regeert. Twee jongere broertjes (Danny en Bruce) die daarin zo hun eigen weg kiezen, met veel streken aan de rand van de misdaad. De aanleiding tot het verhaal: ze krijgt onverwacht een baby in handen gedrukt om even op te letten, en ontdekt dat ze zich daarbij heel goed voelt, want ze leert dan een heel andere kant van zichzelf kennen. Dat begint (p. 19-20) zo:

Ze sloeg een armpje om mijn hals. Ik voelde me vreemd. Een beetje huilerig, maar op een prettige manier - terwijl ik dus geen huilerig type ben. Ik aaide het meisje over haar wang. Wat was haar huid zacht! Ik aaide haar nog eens. Ineens snapte ik wat ik had. Ik voelde liefde.
Misschien vind je dat niet zo vreemd, misschien denk je, logisch, die kleintjes zijn ook zó scháttig! Dat kan zijn. Maar ik vond het idioot. Ik was Tiffany Dop, bats veur de kop. En Tiffany Dop hield niet van baby's. De ene helft van me dacht: wat een schatje! Ik hou van haar! En de andere helft dacht: Tif, kappen nou! Doe normaal!
‘Fff!' zei het meisje.

Natuurlijk loopt die speurtocht naar een verwekker op niets uit, na enkele (voor de lezer hilarische) episodes, maar ze leert er wel Olivier door kennen, en daardoor weer een andere baby (Roos), op wie ze regelmatig mag passen, en mensen die haar waarderen.
Intussen loopt er thuis van alles mis en ze leert o.a. van haar moeder wel een heel akelige, egoïstische kant kennen – waarbij haar fysieke kracht en vechtervaring nog een rol speelt, dus ook dat valt op zijn plaats. Het is volstrekt geloofwaardig dat ze aan het eind van het verhaal (p. 113) besluit:

‘Ik ga uit huis’.
Ik had niet geweten dat ik dat wilde. Maar ik wist het zeker. Dus waarom zou ik wachten? In een leven zonder Sheila, Danny en Bruce kon ik worden wie ik wilde. Met of zonder baby.

Let ook op de fraaie herhaling van dat ‘waarom zou ik wachten’, die begin en eind van het verhaal met elkaar verbindt. Zo blijft ze haar karakter trouw, terwijl er toch een ontwikkeling valt waar te nemen. En zo blijft het verhaal licht van toon, dankzij de zorgvuldige karakterisering van dit ondanks alle soms heftige gebeurtenissen (je zal maar door je moeder tot prostitutie worden gedwongen) levenslustige type.

Nimf

De dertienjarige Nour en zijn vader Len zijn geheel de draad kwijt als moeder Tille de benen neemt. Len hangt zijn viool in de wilgen, Nour verdiept zich in zijn insectenverzameling en spijbelt. Zijn vader vindt als eerste zijn evenwicht terug, met Nour komt het pas een beetje goed als zijn moeder weer komt opdagen.
Nimf (Davidsfonds/Infodok ) is de vierde roman van Marleen Nelen en voor alle vier romans geldt dat het Bildungsverhalen zijn. De hoofdpersoon komt in een crisis terecht en tracht zich daar uit te redden. In feite geldt dat voor een zeer groot deel van de verhalen die men tegenwoordig als adolescentenliteratuur (young adult literature) typeert. Opvallend is ook het grote aandeel van de zogenoemde ‘ik-verhalen’ in dit subgenre, verhalen waarin de verteller tevens de hoofdpersoon is.

Deze typering mag dan niet verrassend zijn, maar Nimf hoort beslist tot de beste voorbeelden van dit subgenre. Ook dit is een verhaal waarin de verteller de hoofdpersoon is: de dertienjarige Nour. Zijn perspectief wordt consequent doorgevoerd. Het is een verhaal over een crisis waarin drie mensen een grote rol spelen (Nour, zijn vader Len, zijn moeder Tille). Van de laatstgenoemde twee personen komt de lezer alleen te weten hoe Nour ze ziet. Nour daarentegen leren we heel goed kennen.
Natuurlijk is ook in dit verhaal, zoals in heel veel van zulke ‘ik-verhalen’, de ongerijmdheid aanwijsbaar dat een dertienjarige jongen zich uit met de stijlvastheid, de vlot weglezende zinnen van een ervaren verteller. Maar het stoort niet. Een laagje dieper blijft het perspectief wel degelijk dat van een dertienjarige, nergens piept er per ongeluk de blik van een veel oudere vertelinstantie door, zoals dat in veel van zulke verhalen wel gebeurt. Het mag dan wel goed leesbaar proza zijn, zoals je niet verwacht van een dertienjarige, het is wel heel naturel. En daardoor geloofwaardig.
Wat er gebeurt is heftig. Na het opstappen van Tille (een tien bladzijden durende episode die op zich een wrang en hilarisch verhaal is) raken zowel vader als zoon, ieder zeer afzonderlijk, uit balans. Heel mooi zie je als lezer in het hoofd van Nour hoe hij mede van slag raakt doordat zijn vader van slag raakt. Heel wrang om te ontdekken hoe het schort aan contact tussen die twee. Heel raak is de verwarring die optreedt als ze uit de krant vernemen hoe het met Tille in de VS (succesvol) gaat. Heel geloofwaardig ga je als lezer mee in Nours vlucht in de insectenverzamelarij en zijn weigering om nog naar school te gaan. De verhuizing is een drama op zich, evenals de andere school, waar Nour het slachtoffer wordt van enkele treiteraars. De opluchtende huilbui van Nour als Tille eindelijk, veel te laat, weer terug is, is dan al geheel te begrijpen.
Kortom, een verhaal dat staat.
Zoals een dirigent na een lange repetitie roept na de allerlaatste en eindelijk geslaagde uitvoering: ‘niets meer aan doen’. Het is af.

zondag 26 juni 2011

Plekken waar niemand komt

De Volkskrant tracht, net als andere periodieken, inkomsten te werven middels een online-winkel. In de krant van afgelopen zaterdag was een grote advertentie te vinden voor de 100%-reisgidsen van Mo'Media. Slogan: 'Je reisgids naar plekken waar anderen niet komen!'.








Twee zaken vielen me op.
Ten eerste: ook hier word ik quasi-vertrouwelijk met je aangesproken, in het spoor van steeds meer bedrijven en deels ook de overheid ('houd je aan de maximum-snelheid'). Ik waag me aan de voorspelling dat de aanspreekvormen u en uw in Nederland over een of twee decennia zijn uitgestorven en de enkeling die ze dan nog gebruikt wordt als archaïsch ervaren. (Vlaanderen is een andere zaak: daar werden en worden deze woordjes als verlengstuk van het vertrouwelijke ge gebruikt.) Ik wacht op de rubriek in Onze Taal die dit gaat bijhouden. Is dat erg? Het Engels doet het al enkele eeuwen met you en your.
Ten tweede: de quasi-vertrouwelijkheid wordt nog aangezet door de suggestie dat men alleen mij aanspreekt. Naast mij zal niemand anders op de beschreven plekken komen.
Dat is natuurlijk lariekoek, net als de 'unieke adressen'. Eigenlijk zo beledigend, deze inschatting van het menselijk verstand, dat ik deze gidsen niet zal kopen. Denk ik.

Waar is Leila?

Leila loopt weg van huis wegens hardhandige stiefvader en vindt onderdak bij Jonas op zolder en bij haar oma. Ze houden dit geheim tot het niet meer kan. Dan grijpt Jonas’ moeder in en komt het goed: Leila’s moeder heeft spijt, stiefvader is weg en Leila kan weer naar school.
Waar is Leila? van Anton van der Kolk (Van Tricht) is een simpel wegloopverhaal, verteld in korte zinnen die alle op een nieuwe regel beginnen, door een onpersoonlijke verteller. De auteur heeft na zijn debuut (Een pelikaan op straat, 1992) meer werk op zijn naam staan, ook bij andere uitgeverijen (Van Goor, Zwijsen), meestal voor 9+, soms jonger (de leesseries van Zwijsen).

Het verhaal zit op zich geloofwaardig in elkaar. Dat Leila wegloopt is begrijpelijk, dat Jonas haar thuis verbergt op zolder wordt ook heel aannemelijk, Jonas’ gevoelens en gedachten zijn goed te volgen en de reacties van andere personages (Jonas’ moeder, Leila’s moeder en oma, politiemensen) zijn ook redelijk naturel. Maar om dit verhaal te appreciëren zul je je moeten verplaatsen in een tiener die zich woord voor woord door een verhaal zwoegt. Die krijgt dan te maken met korte, maar redelijk naturel lopende zinnen, die echter steeds op een nieuwe regel beginnen en dan ook nog woorden als onderzoeksmethoden, routine-onderzoek, politiesalarissen en eengezinswoning bevatten. Dat leest niet lekker.
Klein voorbeeldje:

Jonas staat nog steeds op de trap.
Alsof hij de weg naar de zolder wil afschermen.
De agente wijst naar een lege stoel.
‘Ik kom zo’, zegt Jonas.
‘Ik moet even naar de wc.’
Jonas loopt langs zijn moeder naar de wc.
Hij gaat op de wc-bril zitten.
Hij moet rustig blijven.
Maar zijn hart bonkt.

Dat had ook zo gekund:

Jonas staat nog steeds op de trap, alsof hij de weg naar de zolder wil afschermen.
De agente wijst naar een lege stoel.
‘Ik kom zo’, zegt Jonas, ‘ik moet even naar de wc.’
Jonas loopt langs zijn moeder naar de wc en gaat op de wc-bril zitten.
Hij moet rustig blijven, vindt hij, maar zijn hart bonkt.

Extra complicatie: de dialogen. Daar moet je goed bijhouden wie wat zegt, want dat vermeldt de verteller niet altijd. Dat is op zich terecht omdat je anders erg hortende zinnen zou krijgen, met steeds ‘zegt XX’, of varianten daarop. Ook hier wordt het leesgemak niet bevorderd door elke zin op een nieuwe regel te laten beginnen.
Even vergelijken met een toevallig nu ook beoordeeld werk, dat van Wilma Geldof, Levi, Lola en de liefde: ook daarin korte, relatief eenvoudige zinnen, maar op een natuurlijker manier in alinea’s bij elkaar gezet.
Waar is Leila? wordt gepresenteerd als een boek voor jongeren die moeite met lezen hebben, maar ik vraag me af of het werkelijk makkelijker lezen is dan het werk van Geldof, dat niet als zodanig wordt gepresenteerd.
Ik heb, mede op grond van voorgaand werk, het idee dat de auteur beter verdient dan deze opmaak en presentatie. Dit werk, Waar is Leila?, krijgt van mij de status ‘matige literaire kwaliteit’, maar over het geheel genomen zou ik werk van Anton van der Kolk een B geven en als ik de auteur mocht adviseren zou ik hem aanraden weg te blijven bij Van Tricht.

Levi, Lola en de liefde

Levi van Eijk, veertien jaar, zanger in de schoolband Public Bitch, wordt verliefd op de oudere Lola, het mooiste meisje van school, dat ook nog goed blijkt te kunnen zingen. Hij maakt het daarvoor uit van zangeres Nicole, krijgt het moeilijk, mede doordat zijn echte vader ook ineens opduikt, wordt wegens kribbig gedrag uit de band gezet, maar alles komt weer goed en het verhaal eindigt beloftevol voor Levi en Lola.
Levi, Lola en de liefde is een feelgood-liefdesverhaal van Wilma Geldof, in vlot leesbare stijl verteld door een anonieme, onpersoonlijke verteller. Past geheel in het overige werk voor 12+ van deze auteur, met titels als Bitch!, Vlinder en Heej sgatje.

 ‘Alles was geweldig. De muziek was meeslepend. Opwindend. Samen zongen ze:
Yeah, the heat is on!
De muziek spetterde. Bij het einde was iedereen opgezweept.
De ‘muziek was meeslepend’, en wellicht bezorgt dit verhaal tieners enkele spannende en warme momenten, vooral als ze denken aan hun eigen verliefdheidssores en het gedoe met en tussen vriendinnen. De hormonen gieren door het verhaal, wil ik maar zeggen. En als je daarvoor gevoelig bent, laat dit verhaal zich heerlijk lezen.
De verteller is onpersoonlijk en laat de lezer vooral met vlotte korte zinnetjes in o.t.t. uitgebreid delen in de gevoelens en gedachten van Levi. Die zijn heel geloofwaardig. Hij moet een pijnlijke keuze maken tussen Nicole en Lola, krijgt te maken met een weerbarstig lid van de band (Boon), een schoolbandbegeleider met een bord voor zijn kop (Tjeerd), met een biologische vader (Simon) die uit het niets opduikt en ook zijn zwakke kanten blijkt te hebben en het is allemaal even heel lastig, maar het komt gelukkig weer in orde, blijkt uit het op een na laatste hoofdstuk (waarin het goed komt met Lola) en het laatste hoofdstuk (‘Een jaar later’, met de band).
Mocht je als lezer wat meer diepgang verwachten, iets over pijnlijker dilemma’s dan welk meisje te kiezen, of iets poëtisch, iets dat toont wat je met taal allemaal kan doen, dan kom je met dit verhaal bedrogen uit, maar het is wel een overtuigend verhaal over de stormen die er in het hoofd van een veertienjarige jongen zouden kunnen woeden.

Mila, koningin van de Zeven Zeeën

Mila, koningin van de Zeven Zeeën (Moon) is het debuut van Jette Carolijn van der Berg als kinderboekauteur. Op de achterkant staat vet gedrukt dat zij ‘bekend is’ van haar rol (als Frances 'Baby' Houseman) in de musical Dirty Dancing. Iedere associatie van het verhaal met deze musical is echter misplaatst.
Het is een verhaal dat past in een traditie die met Robinson Crusoe is ingezet: hoofdpersoon spoelt na schipbreuk aan op eiland en moet zich zien te redden. Een robinsonade dus. In dit geval is de hoofdpersoon een elfjarig meisje, dat met vader en moeder per schip onderweg is naar Ceylon, waar haar vader ambassadeur gaat worden. Het schip vergaat en Mila spoelt aan op een eiland. Daar valt ze in handen van piraten. Ze vaart als jongen vermomd mee tot de vermomming ontdekt wordt. De piratenkapitein wil haar als slaaf verkopen, maar ze weet te vluchten, met de scheepsjongen. Een waarzegster vindt dat hun geluk in New York ligt. Ze verstoppen zich aan boord van een schip, worden ontdekt, de kapitein heeft medelijden met ze, maar een vals bemanningslid verkoopt ze in New York aan een weeshuis. Daar ontsnappen ze bijna weer, maar ze worden gepakt en meegegeven aan de piratenkapitein, die ze achtervolgd heeft wegens een in zijn ogen kostbaar kleinood. Middels enkele dramatische wendingen wordt echter de scheepsjongen Zilver kapitein van het schip, ze varen naar Europa en eind goed al goed arriveren ze bij het landgoed dat nu van Mila is, en haar geliefde kindermeisje is er ook nog.

Het verhaal deelt met vrijwel alle robinsonades dat het hoogst onwaarschijnlijk is. In tegenstelling tot de beste robinsonades weet de verteller deze onwaarschijnlijkheid niet weg te poetsen. Suspension of disbelief is hier wat veel gevraagd. Dat ligt aan diverse factoren: de eendimensionaliteit van de volwassen personages, de onverklaarde en daardoor ongeloofwaardige gehechtheid van piratenkapitein Branko aan scheepsjongen Zilver, wiens ouders hij nota bene heeft gedood, de wat kinderlijk geschetste bijgelovigheid van deze Branko, de vaagheid van de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. (Volwassen lezers zullen vermoeden: 19e eeuw.)
Jammer, want de Nederlandstalige jeugdliteratuur kan best wat avonturenverhalen gebruiken. Ik neem aan dat er jonge lezers te vinden zijn die zullen smullen van dit lekker wensvervullende verhaal. Maar het had echt veel beter gekund.
De stijl is die van een doorsnee kinderboek, een onpersoonlijke verteller die als het ware in het hoofd van de hoofdpersoon kruipt:

Wat zou erin zitten? Wat voor verrassing had Doushka voor haar bedacht? Toen zag ze ineens het gezicht van haar kindermeisje voor zich. Ze had het beloofd. Ze zou het pas openmaken op de dag van haar verjaardag. Ze liet het blikje terugglijden in de jaszak. Ze wilde Doushka geen verdriet doen. Thuis niet, maar hier al helemaal niet. Op haar tenen sloop ze terug naar de tafel en wachtte tot het tijd was.

Zo dus. Waarbij nog opgemerkt dat ‘de dag van haar verjaardag’ niet fraai is en dat het haar jaszak is. En dat Doushka haar geliefde kindermeisje is, dat een Slavisch accent heeft – en uit Hongarije komt. Sorry, maar er zijn erg weinig Hongaren met een Slavisch accent, aangezien Hongaars geen Slavische taal is. Ik vraag me ook af of er wel eens ambassadeurs naar Ceylon zijn gestuurd in de tijd waarin het verhaal speelt, aangenomen dat het de 19e eeuw is, wat uit diverse details blijkt. (Zo reizen ze op een stoomschip, maar de piraten bedienen zich van een zeilschip.)
Er gingen toen wel zaakgelastigden naar Ceylon, overigens.

Nog een voorbeeld van een merkwaardige stijlbreuk.

Achter de receptiebalie stond een jongedame met een glimlach van oor tot oor.
‘Welkom op de Victoria’, zei ze zonder haar grijns te onderbreken. ‘Uw naam?’

Een glimlach die ineens een grijns wordt?

Zo is er desgevraagd wel meer te melden…

Ik was een steen

De hoofdpersoon in Ik was een steen van Siska Goeminne (De Eenhoorn) is de verteller en het verhaal wordt (p. 5) voorgesteld als ‘zijn schrift’. Het speelt rond zijn tiende verjaardag, waarop hij een fototoestel krijgt. Het bestaat uit impressies van zijn dagelijks leven, aangevuld met flarden verhaal over een elfje: een verhaal in een verhaal dus. De illustraties bestaan uit would-be amateurkiekjes van datzelfde leven, aldus inclusief de cover-afbeelding de indruk van een dagboek versterkend, net als de grafische kunstgrepen, bestaand uit woorden in een groter lettertype (zie bv. meteen al p. 6).
Het werk past bij het overige werk van deze auteur, die graag hoofdpersonages in moeilijke tijden beschrijft.

Een bekende discrepantie in verhalen voor kinderen met een jonge hoofdpersoon-verteller is die tussen vertelstijl (verbaal begaafd) en te veronderstellen verbaal vermogen van de gemiddelde leeftijdgenoot. In dit verhaal is dat handig opgevangen, met een hoofdpersoon die meteen zijn ambitie om schrijver te worden aankondigt en bovendien een fototoestel krijgt voor zijn 10e verjaardag, wat de kiekjes verklaart.
Hoewel de vertelstijl eigenlijk net iets te volwassen is voor een tienjarige jongen, wordt het zo toch geloofwaardig. En dat terwijl hij eigenlijk twee verhalen vertelt: dat over de episode voorafgaand aan het vertrek van zijn vader en de dood van zijn grootvader, en een verhaal over een elfje.
Het is een heftig verhaal. De angst van de verteller voor zijn onberekenbare vader wordt even treffend beschreven als de onmacht van zijn moeder en zijn liefde voor zijn grootvader, die soms ‘last van weemoed’ heeft. 64 pagina’s opmaat voor de klap die hij (eindelijk) zijn vader geeft (p. 65) maakt die klap volstrekt begrijpelijk en geloofwaardig. Heel knap is nog de afloop in de resterende drie pagina’s: geen banale opluchting, maar waarachtig een beetje gemis.
Goed verhaal, heel origineel vormgegeven.

Voor altijd beroemd

Voor altijd beroemd van Mireille Geus (Gorttmer) is een het verleden spelend verhaal. Albert moet als wees uit werken gaan en komt slecht terecht bij een alcoholische luitenant, die hem bijna letterlijk een hondenleven laat leiden. Maar via Cornelia, een aardig meisje, een hulpje van meesterschilder Rembrandt, en Paulus, een vriendelijke meestertimmerman, komt hij uit de penarie.
Vóór de auteur in 2004 debuteerde met Virenzo en ik, schreef en bewerkte ze toneelstukken voor kinderen en maakte ze teksten voor Sesamstraat en Kindernet. Ze heeft inmiddels een gevarieerd oeuvre op haar naam staan, van zowel boekjes voor jonge en beginnende lezers als voor 9/10+.

Voor altijd beroemd lijkt bijna een opdracht-verhaal, maar uit de ruime toelichting achterin zouden we moeten afleiden dat de auteur en haar dochter zelf op het idee kwamen om op zoek te gaan naar de identiteit van de twee kinderen die afgebeeld staan op de Nachtwacht.
Het verhaal biedt een indruk van het dagelijks leven medio 17e eeuw: welvaart aan de ene, schrijnende armoede aan de andere kant. En het biedt een indruk van hoe de Nachtwacht tot stand is gekomen. Of die indruk realistisch is? De toelichting geeft de indruk dat de auteur zich goed heeft voorbereid, maar biedt geen documentatie.

Vergeleken met bijvoorbeeld haar debuut Virenzo en ik biedt Voor altijd beroemd iets minder diepte. Maar het verhaal over Albert, die na de prachtig beschreven dood van zijn moeder (longontsteking) aan het werk moet en via de bedeling wordt ondergebracht bij de onberekenbare en vaak dronken luitenant Van Ruytenburch, wordt nauwgezet en heel geloofwaardig beschreven door de anonieme, onpersoonlijke verteller, die ons in o.t.t. laat meedelen in de angsten en vreugdes van Albert. Van Ruytenburch is een van de heren waarvan meesterschilder Rembrandt een groepsportret aan het maken is en zo komt Albert in aanraking met Rembrandts dienstmeid Cornelia.
Ook de rest van het verhaal steekt goed in elkaar. De verteller weet te doseren, legt de juiste lijnen zodat het allemaal lijkt te kloppen, en is goed in beeldspraak: ‘Cornelia lacht en Albert slurpt haar lach op als zonlicht’, om een voorbeeld te noemen. Dat Albert uiteindelijk, net als Cornelia, op het schilderij terechtkomt, is ook zorgvuldig voorbereid, middels de belofte die hij aan zijn moeder heeft gedaan: ‘beloof dat je jezelf onvergetelijk maakt’ (p. 46). En het levert nog een spetterende scène op, waarin de verteller nog eens het beeld weet te geven van Rembrandt als onwrikbare kunstenaar. (‘Ik bepaal de compositie.’)
Kortom, dit verhaal is misschien geen literair hoogtepunt, het is wel goed vakwerk.

donderdag 23 juni 2011

LibrarySchool

De reclametaal en soms regelrechte newspeak die onze huidige regering kenmerkt dringt in veel geledingen door. Zo wordt een nieuwe, Nederlandstalige (mag ik aannemen) opleiding tot bibliothecaris LibrarySchool (aan elkaar) genoemd. Dat is geen newspeak, hoogstens een uiting van het betreurenswaardige idee dat wat Engels klinkt beter verkoopbaar is dan wat Nederlands klinkt.

De nieuwsschrijver van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) haalde in het bericht over het nog niet tekenen van de overeenkomst tot steun de twee woorden netjes uit elkaar (Library School), en beschrijft de veronderstelde noodzaak aldus: 'de geconstateerde opleidingsbehoefte en noodzaak tot opleiding van een nieuwe generatie beeldbepalende medewerkers in de branche'. Men kan zich wel afvragen wat beeldbepalend is. En is er geen behoefte aan niet-beeldbepalende medewerkers? Ik vrees dat hierin de wens doorsijpelt dat het imago van de branche belangrijker is dan de inhoud.

Terug naar de LibrarySchool. Dat die met kracht verkocht dient te worden, blijkt uit de openingssite.
De LibrarySchool 'professionaliseert innovatie en versterkt reflectie'.
Het woord innovatie heeft newspeaktrekjes. Het heeft niet alleen in de bibliotheekbranche een zekere glans gekregen. Innovatie is automatisch goed, is iets dat 'we met zijn allen'  (ja, dat staat er niet maar dat is nog zo'n verdacht woordenreeksje) moeten willen. Innovatie betekent vernieuwing en vernieuwing krijgt de glans van verbetering.
Het is bedenkelijk dat de 'innovatie' in de bibliotheekbranche tot op heden kennelijk niet professioneel is.

'De school is een hoogwaardige academische opleiding voor openbare bibliotheken, waarin oude en nieuwe bibliotheekmedewerkers als innovators worden geschoold. '
Hoogwaardig? Dat moet nog blijken en het is echte reclametaal. Ik citeer de rest ook maar even:
'  Het is een community waar studenten en collega’s die met bibliotheekinnovatie bezig zijn, bij elkaar worden gebracht om te leren, kennis te delen en nieuwe inzichten te verwerven. 
De LibrarySchool is een samenwerkingsproject van openbare bibliotheken en de Open Universiteit en wordt gevestigd in Amsterdam (OBA). 
De LibrarySchool is ontwikkeld in nauw overleg met de bibliotheekbranche; in samenwerking met een pilotgroep werd het definitieve programma opgesteld. 
De LibrarySchool gebruikt de eerste drie jaren als een proeftijd waarin de School werkt aan een verdere uitdieping van haar opzet en curriculum.'
Community? Een modewoord, ontleend aan het verschijnsel van de communities op internet. Wekt bij mij meteen de suggestie dat je er niet voor hoeft te reizen en dat is natuurlijk meegenomen. Ondanks dat word je wel 'bij elkaar gebracht' en er is zelfs een vestiging bedacht. Dat klinkt naar het principe van de deelnemende Open Universiteit, de 'beste universiteit van Nederland'. (D.w.z.: 'Volgens de Nationale Studenten Enquête zijn de OU-studenten de meest tevreden studenten van ons land.' De link heb ik aangebracht.)

'In nauw overleg met de bibliotheekbranche': dat zal vast waar zijn, maar niet wordt vermeld dat voornoemde VOB voorlopig geen financiële steun geeft:
Het bestuur blijft achter het idee staan van een Library School - in elk geval achter de geconstateerde opleidingsbehoefte en noodzaak tot opleiding van een nieuwe generatie beeldbepalende medewerkers in de branche – en handhaaft dan ook haar gevormde bestemmingsreserve voor dit opleidingsdoel. Om te ondertekenen vindt het de plannen echter zowel inhoudelijk als zakelijk nog te onvoldragen.
Op dit moment ontbreekt het volgens het bestuur onder meer aan zicht op (toekomstige) kostendekkende exploitatie en continuïteit en aan aansluiting op bestaande (academische) opleidingen of een verklaring waarom die er niet is. Ook mist het bestuur de cruciale functie van bibliotheekmanager in het curriculum. Daarnaast vindt het bestuur de stichtingsconstructie (met bestuur en directeur) geen goed idee in het kader van het tegengaan van bestuurlijke drukte.
Het bestuur wil graag overwegen in een latere fase alsnog financieel in te stappen.  '

Drie jaar proeftijd? Is dat niet wat lang? Een goed curriculum staat meteen als een huis, zou ik zeggen. En natuurlijk kan er permanent verbeterd, pardon geïnnoveerd worden, ook na drie jaar.
Ik hoop dat er bij al die aandacht voor 'innovatie' en 'beeldbepaling' in dat curriculum nog wat aandacht overblijft voor zowel gebruikers als opdrachtgevers en het besef dat die twee groepen eigenlijk een en hetzelfde zijn.
Als openbaar bibliotheekwerk (gaat dat nu public library services o.i.d. heten?) niet nodig is, kan het verdwijnen. Als het wel nodig is, blijkt dat vooral uit tevreden gebruikers. Die tevredenheid zou op momenten van politieke keuzes omgezet kunnen worden in steun aan het instandhouden van de bibliotheken. Want de opdrachtgever, dat is de overheid en die overheid regeert, als het goed is, namens de kiezers.
Die tevredenheid verhogen door verbetering van dienstverlening, daar lijkt me niets tegen. Als dát 'innovatie' heet, heeft het mijn zegen.
Maar let op met dat woord innovatie, want het wordt in newspeak gebruikt als term voor bezuinigingen en afbraak. Of voor wanhopige pogingen van een branche om vooral zichzelf in stand te houden.
Goede dienstverlening krijg je door goed opgeleide, gemotiveerde beroepskrachten, die met genoegen hun werk doen. In de afgelopen decennia heb ik in het openbaar bibliotheekwerk (en met name het jeugd- en schoolbibliotheekwerk) veel goed opgeleide, gemotiveerde beroepskrachten gezien - maar het genoegen zien slinken en frustratie zien stijgen. Die frustraties werden deels veroorzaakt door de volgens de VOB zo 'cruciale' bibliotheekmanagers en deels doordat de branche er niet in is geslaagd zoveel politieke steun te organiseren dat bezuinigingen konden worden vermeden. Het pleit m.i. voor de betrokken medewerkers dat de frustratie nauwelijks werd veroorzaakt door ondermaatse beloning.
Willen de opleiders van de LibrarySchool tot slot niet vergeten dat de helft van de gebruikers van de bibliotheken uit jeugd bestaat?

dinsdag 21 juni 2011

Les pays nordiques en twee Andersen-uitgaven

Ja, het is een ietwat versleten stokpaardje. Het is niet eens een verdienste, want ik ben nog van de lichting die verplicht drie vreemde moderne talen onderwezen kreeg: Duits, Engels en Frans. Ik heb ze alle drie voldoende onderhouden om er minstens een krant of boek in te kunnen lezen.
En aangezien de kennis van het Frans volgens mijn waarneming onder jonge onderzoekers (bijvoorbeeld die van jeugdliteratuur) bedenkelijk gering is, laat staan onder ander (kinder)boeken- en leesonderwijsvolk, kan ik het niet laten om regelmatig het uitstekende Franse tijdschrift La revue des livres pour enfants onder de aandacht te brengen.
Wat heb ik daaraan als ik toch geen Frans kan lezen, ik hoor het zeggen.
Dat tenminste bekend is dát het bestaat, dat ze daar in Parijs heel degelijk bezig zijn met jeugdliteratuur. La revue des livres pour enfants is een uitgave van La Joie par les livres, het Franse kinderboekeninstituut bij uitstek, tegenwoordig ondergebracht (mét naamsbehoud) bij de Bibliothèque Nationale de France. Ooit de trots van president François Mitterrand, nu vast en zeker nog de trots van de huidige Franse regering, maar toch moet de BnF, als zovele Europese culturele instellingen expliciet het moderne mecenaat aanspreken. (Zo ver gaan de Koninklijke Bibliotheken van Nederland en België nog niet.)

EnfinLa revue des livres pour enfants aflevering 257 bevat als altijd veel recensies en nieuws en daarnaast het dossier, en dat gaat deze keer over les pays nordiques en daarmee worden Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland  en IJsland bedoeld.
Een inleidend artikel door Anna Svenbro belicht o.a. de positie van poëzie in de jeugdliteratuur van die landen (verderop in het dossier nog beschreven door Lena Kåreland en Catherine Renaud), het (grote) belang dat er aan jeugdliteratuur i.h.a. wordt toegekend, de 'vision anti-autoritaire, quasi-libertaire voire subversive dans certains cas' (en hier komt natuurlijk Fifi Brindacier ofwel Pippi Langkous om de hoek kijken), en het succes dat deze jeugdliteratuur in andere landen heeft.
In andere artikelen gaat het over trollen, kabouters en andere créatures inquiétantes (per ongeluk duikt hier ook een plaatje van Rien Poortvliet op, p. 95), prentenboeken, boeken als troost na het overlijden van dierbaren, crossover-literatuur, Deense jeugdbibliotheken en uiteraard Hans Christian Andersen.


Andersens Eventyr og historier  is overigens zojuist in vertaling door Annelies van Hees in het Nederlands verscheen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Sprookjes en verhalen. Prijs € 45,-. Met een nawoord van Manon Uphoff.
Deze vertaling wordt gepresenteerd als nieuw, edoch verscheen al in 1992 een prachtige uitgave bij Lemniscaat... in vertaling door dr. Annelies van Hees. Een grondige (en positieve) recensie door Edith Koenders (en zie ook hier) is o.a. nog hier te vinden en het boek is nog steeds te koop (€ 29,95).Volgens ene Friso Geerlings op Eftelist heeft zij deze vertaling 'flink opgepoetst'.
Hoe dat zit tussen de twee uitgeverijen, ik weet het niet. Misschien waag ik er eens een telefoontje aan.

Lemniscaat.

Sprookjes en verhalen, Hans Christian  Andersen
Athenaeum-Polak & Van Gennep.

maandag 20 juni 2011

Penselen niet voor Nederlandse illustratoren

De CPNB maakte op 9 juni jl. een opmerkelijk besluit bekend: zij sanctioneerde het besluit van de Penseeljury om de Zilveren Penselen, en daarmee dus ook het Gouden Penseel, tegen het reglement niet aan Nederlandse illustratoren toe te kennen.
Uit het reglement: 'Voor een Gouden Penseel komt uitsluitend in aanmerking het illustratiewerk van een Nederlandse kunstenaar van een in de Nederlandse taal verschenen kinderboek, uitgegeven door een erkende Nederlandse of Vlaamse uitgever.' Helaas is op de CPNB-site niet te vinden wie er in de Penseeljury zitten.
Bekroond werden:
Armandus de Zoveelste van Vanessa Verstappen, tekst Dimitri Leue (Terra Lannoo)
Kleuralles van Joëlle Jolivet (Harmonie)
Seizoenen van Blexbolex (Clavis).

En zie hier voor Vlag-en-wimpels en Griffels.

Benieuwd hoe sterk de argumenten zijn waarmee de Penseeljury het bestuur of de directie van de CPNB wist te overtuigen. Waren de inzendingen uit Nederland echt zo beroerd? Het enige argument dat hier en daar, o.a. op Leesgoed en Leesplein, te vinden is luidt: 'De Penseeljury, onder voorzitterschap van Wim Pijbes - directeur van het Rijksmuseum, vond het aanbod van buitenlandse boeken van het afgelopen jaar opvallend sterk. Zo sterk dat zij van mening is dat dit jaar een buitenlands boek in aanmerking moet kunnen komen voor het Gouden Penseel.'
Ted van Lieshout reageerde alvast, en voorzover ik vandaag na tien minuten speurwerk vaststel, als enige  misprijzend op zijn blog. Hij kreeg instemming.
Richard Thiel geeft op zijn blog Jip jip geen commentaar. Wel kondigt hij aan dat Kjoek vernieuwd gaat worden, maar dat heeft hiermee niets te maken. Ook Jaap Friso (Jaap leest) onthoudt zich van commentaar, terwijl hij de de keuze van de Griffels wél iets aan te merken heeft.

Er is dus reden om het komende juryrapport (oktober) met meer dan gebruikelijke aandacht te lezen.

Overigens kreeg de Griffeljury kennelijk zoveel aanbod van boeken voor 12+ dat de CPNB nóg een opmerkelijk besluit nam: een extra categorie voor 12+. Heel opmerkelijk: nog niet zo lang geleden schafte diezelfde CPNB juist een bekroning voor deze leeftijdsgroep af: de Gouden Zoen. Jan Simoen was de laatste auteur die een Gouden Zoen kreeg, in 2008. Karlijn Stoffels kreeg de eerste, in 1997. Daarvóór was de categorie 12+ een deel van de Gouden en Zilveren Griffels.


zaterdag 18 juni 2011

Betekenisvol leren


Mooi interviewtje met hoogleraar onderwijskunde Monique Volman in de Volkskrant 18-06-2011. In haar oratie, gehouden op 17 juni jl. en samengevat op de website van het Kohnstamm Instituut (waar ze heeft gewerkt), pleit ze voor 'betekenisvol leren', zoals ze het noemt in dat interviewtje. 'Dat je kinderen iets leert waarvan ze zelf kunnen inzien waarom ze het leren en wat ze ermee kunnen. Ik heb niets tegen oefenen, en tafels zul je altijd moeten stampen. Maar je kunt leerlingen ook laten zien waar dat voor is. Dat betekent trouwens niet dat onderwijs altijd leuk moet zijn.'
Of zoals het in die samenvatting staat: 'Het verwerven van kennis en vaardigheden is namelijk geen doel op zich, maar bedoeld om leerlingen te helpen zich in de wereld te oriënteren en er in te (willen) handelen. Het realiseren van zulke leerresultaten vraagt ook om andere manieren om leerlingen te motiveren. Scholen kunnen leerlingen de betekenis van leren duidelijk maken door leerinhouden te koppelen aan vragen en problemen die hen aanspreken.'
Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat ligt aan mij, want het is het kennelijk niet meer. Er ligt volgens haar teveel nadruk op prestaties, op cijfers halen, en op de kernvakken. 'De grote nadruk op de kernvakken betekent een verschraling van waar het onderwijs voor moet staan.' 'Het doel van het onderwijs is niet prestaties behalen. Het doel is dat kinderen zich ontwikkelen. Prestaties kunnen nooit meer zijn dan indicatoren daarvoor. Maar door de grote nasdruk daarop, sdreigt het hele onderwijs zich alleen nog maar op die topprestaties te richten.'
Als ik dat toepas op het leesonderwijs, houdt dat in dat kinderen zien waarvoor ze dat leren. en hoe kan dat beter dan door ze veel voor te lezen en ze zo snel en goed mogelijk in aanraking te brengen met lezenswaardige teksten. Waaronder jeugdliteratuur. Een oud pleidooi, maar het kan niet vaak genoeg worden gehouden.

NB. Op 25 juni zag ik in NRC Handelsblad, met dank aan de buren, bevestiging van haar denkbeelden in de ideeën van Deborah Stipek. Van wie dit fraaie citaat is:

'Teachers can motivate students only if they themselves are motivated. They can make students feel valued and secure only if they feel valued and secure; they can foster enthusiasm for learning in students only if they are enthusiastic about teaching. The school culture can make or break a teacher in the same way that the classroom culture can support or undermine students' efforts to learn.'
Uit Motivation to Learn: From Theory to Practice.





De blije bewindsman en zijn schilderijtje


Aleid Truijens, de Volkskrant 15-06-2011, op internet deze, van kopjes en intro voorziene versie:


Gezagsdragers die ingrepen in de zorg en in de cultuur verdedigden deden het afgelopen weekend domme uitspraken. Alleen de kunst is bij machte om wraak te nemen op die domheid.


Wat was de domste uitspraak in de media, het afgelopen weekend? De kranten stonden vol met gezagsdragers die ingrepen in de zorg en in de cultuur verdedigden. Om het hardst riepen ze dat wij, burgers, meer zelfrespect krijgen als we onze slappe lichamen en geesten losrukken van het overheidsinfuus. Winnares met afstand was minister Edith Schippers, die zei: ‘Je moet maar eens nadenken als je psychiatrie nodig hebt of je het niet in je eigen omgeving kan uitvogelen.’ 


Schippers gaat korten op alle psychische zorg, van psychologen én psychiaters. Ook zwaar psychiatrische patiënten moeten voortaan een forse eigen bijdragen betalen. Dus, schizofrenen, psychoten, manisch depressieven: ga bij je tante op bezoek en vogel het uit! Lekker bakkie troost, schouders eronder en niet zo zeuren over stemmen in je hoofd of dood willen. Had je maar een lichamelijke ziekte als reuma of kanker moeten nemen. 


Machteloos
Ik geloof best dat er op de geestelijke gezondheidzorg kan worden bezuinigd. Het is, bijvoorbeeld, onzinnig dat een kwart van de kinderpopulatie – kinderen die immuun lijken voor leerstof of gedragsregels, en hun machteloze ouders en leerkrachten tergen – naar een psycholoog wordt gestuurd, om terug te komen met een meerletterwoord als diagnose, een recept voor Ritalin en een rugzakje. Op die diagnoselawine mag een rem komen. En ik geloof heus dat ze bestaan, de aso’s die een led-tv kopen van hun pgb. 


De aantrekkelijkheid van al die openeinderegelingen hebben onze recente regeringen zelf veroorzaakt. De publieke zaak moest en zou worden vermarkt. Dus schoten ze tevoorschijn, de therapie-aanbieders die gretig behandelden en declareerden, de crèches van ongediplomeerde vrije jongens, duizenden pgb-bemiddelaars en thuiszorgbureautjes. De hbo-bestuurders van Inholland stalen negen ton uit de overheidskas, maar de lerarensalarissen staan ‘op de nullijn’.


Doordat pgb’s kwistig zijn uitgedeeld kan de man met een dwarslaesie niet meer door zijn vrouw worden verzorgd. Dankzij de epidemie van ADHD’ers en PDD-NOS’ers, krijgen klassen met spastische kinderen geen onderwijsassistent meer en moet de bejaarde moeder haar zoon met Down-syndroom thuishouden, nu het busje niet meer rijdt.


Wildgroei
Die jungle krijg je, als je publieke diensten overlaat aan risicoloze ‘marktwerking’ en verzuimt te controleren en eisen te stellen aan ‘indicaties’ en salarissen.
De ontstane wildgroei corrigeer je eenvoudig en zonder creatief nadenken met een roestig hakmes. Je verhaalt het verlies gewoon op de mensen die het hardste hulp nodig hebben. 
Je leest de beschaving van een land feilloos af aan de mate van bescherming van diegenen die niet naar de stembus gaan en geen geld binnenbrengen: geestelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten en demente bejaarden. 


Of was de kampioen domheid van afgelopen weekend staatssecretaris Halbe Zijlstra? Met zijn onnozelste blotebillengezicht gaf hij in de Volkskrant toe dat het een enorm voordeel is niets van kunst af te weten als je erop wilt bezuinigen. Nee, geen idee wie het schilderijtje op zijn kamer had gemaakt. Moest dat dan? Hij werd er ‘blij’ van. De gebouwendienst had net zo goed een decoratief behangetje kunnen inlijsten. Een fijne thriller in de vakantiekoffer, een avondje met de vrouw naar André Rieu, dáár wordt een mens blij van. ‘Kunst is smaak’, zei de bewindsman parmantig. 


Domheid
Kunstenaars, potsenmakers, geestelijk gestoorden – ze zijn natuurlijk allemaal van hetzelfde verwerpelijke slag. Langslapers en kroeghangers zijn het, en dat van onze belastingcenten. Geen blije autobezitters, niet ons soort stemvee. Eruit dat infuus, dat zal ze leren. Trouwens, maken psychisch gestoorden vaak niet verdomd aardige, kleurige kunstwerkjes bij de bezigheidstherapie? Halbe zou er zó eentje van op zijn kamer willen hangen. En spelen ‘zulke mensen’ niet verduveld vrolijke muziek in hun orkestjes? Laten ze dáár eens de markt mee op gaan!


Als hij jonger was, zei dirigent en pianist Reinbert de Leeuw (72) in NRC Handelsblad, zou hij emigreren uit dit land dat alles waaraan hij zijn leven wijdde, wegzet ‘als waardeloos en betekenisloos’. Ik geef hem gelijk. Maar ik hoop in godsnaam dat hij en alle kunstenaars blijven. Alleen kunst is bij machte om wraak te nemen op domheid. Kunst is niet wat blij maakt. Kunst is wat pijn doet en in de ziel kerft. Waar de hakbijl regeert, fileert de beste kunst met vlijmscherpe messen de tijdgeest. Kunst is wat blijft, als getuige, wanneer deze bewindslieden allang vergeten zijn. Opdat latere generaties zich kunnen vergapen aan zoveel schaamteloos onbenul en moreel verval.

***


De woede spat er vanaf en die prachtige uitspraak, 'Alleen kunst is bij machte om wraak te nemen op domheid', onderschrijf ik graag.

Zelden heeft kunst het kunnen stellen zonder opdrachtgevers. Niet zelden waren deze opdrachtgevers machthebbers: kerken, vorsten, rijke adel, rijke kooplieden, andere bemiddelde burgers (zonder schutterscompagnie geen Nachtwacht!). Bij het ontstaan van regeringen als machtdragers, zeg maar de moderne staat, nam die staat de rol van voornoemde opdrachtgevers deels over.
Nu vindt onze ook in andere opzichten wat benepen regering het kennelijk tijd om die rol drastisch te verminderen. Ten gunste van (bijvoorbeeld) twee straaljagers. (Twee JSF-toestellen kosten om en nabij 200 miljoen, het te bezuinigen bedrag.) En op een tamelijk onbehouwen manier, met steun van een nipte meerderheid in de Tweede Kamer.
Als kunst het uitsluitend zou moeten hebben van individuele kopers, gaat de grootste gemene deler heersen. In sommige kringen is de grootste gemene deler de maat der dingen, daar zal men geen bezwaren hebben. Daar zal men vast roepen dat er ook voor iets minder gemene zaken wel 'een markt' overblijft. En dat men toch aan fondsenwerving en crowd funding en zo kan doen.
Maar voor de geniale uitzondering zal minder plaats zijn. En sommige zaken, zoals het bewaren van oude theaterzaken of een jaarlijks kinderfilmfestival, kunnen wellicht vanwege de nodige continuïteit beter in stand gehouden worden met staatsfilantropie, namens ons allen, dan uitsluitend met particuliere filantropie. Wat mij betreft liever dan dat er namens ons allen de duurste straaljagers ooit worden aangeschaft. Kunnen die trouwens niet gesponsord worden?




woensdag 15 juni 2011

Fuck! fuck!

Ja, als je moe bent en dat rotvliegtuig start almaar niet, dan wil je weleens een lelijk woord gebruiken. Dat overkwam auteur Robert Sayegh (o.a. The Secret Origin of Mirrors), naar eigen zeggen 'a passionate person, and someone who doesn’t take anything for granted,' toen hij in zijn (vast ook wat smalle) stoel in het vliegtuig van Atlantic Southeast Airlines zat te wachten, te wachten, en te wachten. Een stewardess ving het op, waarschuwde de politie en Robert Sayegh werd afgevoerd. Aldus een persbericht van Reuters en blijkens zijn Twitter-account kreeg hij steun. Volgens Mail Online, de website van Daily Mail, die het bericht vandaag ook plaatste, zei Sayegh 'What's taking so fucking long to close the overhead compartments?'. Schokkend, niet? Hiervoor kan men in de VS uit het vliegtuig worden verwijderd...

Swearing: Children's book author and TV producer Robert Sayegh claims he was thrown off a flight after being overheard using the F-word
Robert Sayegh.

Overigens hoeft het f-woord, zoals het zo preuts in de persberichten heet, in de VS niet altijd een bezwaar te zijn, mits je het naar niet voluit spelt.  Go the F**k to Sleep, een kinderboek van Adam Mansbach, wordt, als ik EW's Shelf Life goed begrijp, vandaag gepresenteerd in de New York Public Library onder meer door de stem van filmmaker Werner Herzog, die het boek voorleest. (De link naar het boek leert me trouwens dat de presentatie op 14 juni plaatsvond.)
Voor wie zich afvraagt hoe Go the F**k to Sleep er uitziet:

donderdag 9 juni 2011

Waar kinderen slapen 2

Eerder (16-04-2011) berichtte ik al over dit prachtige fotoboek, Where children sleep, van James Morrison.

Ik heb het gekocht en nu al enkele keren doorgebladerd. De portretten staan op leeftijd: van jong (Lay Lay, Mae Sot, Thailand, 4 jaar) tot oud (Malcolm X, Rio de Janeiro, Brazilië, 17 jaar), verder lijkt de ordening willekeurig en daardoor dus ook rijk en arm door elkaar. Steeds links het portret en rechts de slaapkamer.
De verleiding is groot om wat te scannen, maar daarmee doe ik auteur, uitgever (het boek is zeer verzorgd uitgegeven) en foto's geen recht. Kopen dus: bij Bruna € 27,95, bij Amazon.com US$ 19,80 excl. verzendkosten, om er twee te noemen.

Kleuter Lay Lay is een wees. Niet haar slaapkamer staat afgebeeld, maar een van de lades in de getoonde ladenwand is van haar, daar zit alles in wat ze heeft en slapen doet me met haar twintig jonge huisgenoten in een van de twee kamers van het weeshuis.
Malcolm X is een stoere jongeling die ons aanloert door een spleet in zijn hoofdbedekking en met een pistool op de borst geklemd. Zijn slaapkamer is zo te zien uit oud hout gebouwd, hij heeft er een bed met sprei, aan de wand hangen een ventilator en een reproductie van een schilderij van Dalí. Diverse stroomsnoeren hangen erboven.
Geen van beiden heeft het breed, zo te zien. Dat is anders met Harrison, acht jaar, New Jersey, VS. De keurig gekapte jongen in wiebertjestrui slaapt zo te zien in een naar een sportauto nagebouwd bed, zijn slaapkamer ziet er ruim en schoon uit en vloer en bed zijn bezaaid met knuffelbeesten en speelgoedauto's. Ik zie ook nog een tv. En, vermeldt de tekst, Harrison's slaapkamer heeft ook nog een 'en-suite bathroom' en er is een 'separate playroom'.

Die teksten zijn mooi laconiek. ik zal die over Harrison in zijn geheel citeren:
'Harrison is eight  years old and lives with his parents in New jersey, USA. He is an only child. he attempts a private school where hitting and teasing other children is banned. It takes two hours each way to get to school, but Harrison's mother enjoys spending this quality time in the car with him. Their house is a mansion with an elegant marble staircase. Harrison's bedroom has a big screen TV and en-suite bathroom. He has a separate playroom. The house is guarded by security men at the gates. Harrison is very special to his parents because they feared they would never be able to have children of their own. Harrison loves pizza and chocolate. he has several pets: two cats, a gerbil, fish and frogs. When he grows up he would like to become a vet.'
Dan slaan we de bladzij om. Ankôhxet kijkt ons aan.
'Ankôhxet is eight years old and a member of the Kraho tribe, who live in the basin of the river Amazon, in Brazil. There are only 1900 members of the tribe. The Kraho people believe that the sun and moon were creators of the universe, and they engage in rituals that are many centuries old. The red paint on Ankôhxet's chest is from onbe of this tribe's rutuals. The elders teach Ankôhxet's generation to respect nature and their surroundings. Their  huts are arranged in a circle, leaving space in the middle for gatherings and ceremonies to take place. The nearby river provides water for drinking and washing. The tribe grow half their food in the poor soil using basic tools. They also hunt. The rewst of their food is bought using money earned from film crews and photographers who visit their camp. There is one car, shared between the whole tribe.'
Zo te zien slaapt Ankôhxet op een planken bed en zijn kleren plus twee rugzakjes hangen aan een lijn boven zijn bed. De muren bestaan uit keien, opgestapeld tussen balken, en het dak is van plantenstengels (bamboe?) en lijkt stevig genoeg om een regenbuitje tegen te houden.
Sla de volgende bladzij om en de negenjarige Dong kijkt ons aan, uit Yunnan, China. Een bed, tafeltje en stoel ernaast, wat spulletjes op de vloer, Mao aan de muur. Dan volgt Samantha, negenjarige karatekampioene uit Long Island, New York. Haar slaapkamer, met enorm groot bed, staat vol gewonnen bokalen. Enzovoort, uit vele hoeken van de wereld, dwars door elkaar, bij elkaar 56 portretten.

Die hoeken zijn te vinden op twee laatste pagina's. Twaalf portretten komen uit de VS - niet allemaal zo ruim bemiddeld als Harrison. Nepal volgt met zeven portretten, Brazilië met zes, de 'West Bank' met vijf (zowel Palestijns als Israëlisch). Geen uit Nederland of België, wel drie uit Italië, een uit Engeland en een uit Schotland, om wat dichter bij huis te blijven.

Een knap staaltje documentaire fotografie! De kinderen en tieners zijn vooral heel uniek, niet per se voorbeelden van hun sociale groep. Met elkaar tonen ze een enorme verscheidenheid en, ja toch, enorme verschillen in materiële rijkdom. Maar de armsten zijn niet per se zielig.
Als ik een schoolbibliotheek beheerde, zou ik dit boek graag willen hebben.
ISBN 9781905712168.

NB. d.d. 28-06-2011. In de Volkskrant staat al enige tijd wekelijks in het V-katern een foto van een kind en zijn of haar slaapkamer onder het kopje 'Dit ben ik', met kort interview. Geïnspireerd door Where children sleep?

dinsdag 7 juni 2011

Spinozapremie voor Patty Valkenburg

Nog even over die nieuwsvoorziening, zie ook mijn bericht van 6 juni: vandaag even gekeken of Leesplein, Leesfeest en Villa Kakelbont ook melden dat hoogleraar Kind en Media (UvA) Patty Valkenburg de Spinozapremie heeft gekregen, samen met Heino Falcke (hoogleraar radioastronomie, Radboud Un.) en Erik Verlinde hoogleraar theoretische natuurkunde, UvA).
Ja ja, kind en media is vast een beetje breed, maar jeugdliteratuur valt er wel degelijk onder, al is het modieus om onder media uitsluitend radio en tv te verstaan. Daarop richt de bekroonde hoogleraar zich trouwens doorgaans ook.
Dus zou ik, als ik de nieuwsvoorziening op Leesgoed naar een hoger plan wou tillen, ervoor zorgen dat dit daar nu juist wél werd vermeld. Met eventueel een verwijzing naar relevante publicaties van Patty Valkenburg en een kanttekening over speculaties over de mate waarin media als tv en internet de media boek en tijdschrift hebben verdrongen. Aan dat laatste ga ik me nu even niet wagen, maar er zijn bronnen: al die onderzoeken naar tijdsbesteding.
Ik weet het, daarvoor is tijd nodig. Die zal vermoedelijk ontbreken.

maandag 6 juni 2011

Leesgoed 2011

Er zijn nu twee nummers Leesgoed verschenen met een nieuwe hoofdredactrice (Karin Kustermans) en deels nieuwe redactie, die van moederbedrijf NBD/Biblion mocht investeren in een nieuw uiterlijk en promotie.





















Dat nieuwe uiterlijk werd geleverd door Tim Oeyen en Sanny Winters en oogt artistieker dan het voorgaande van Toon Joosen (zie o.a. hier), dat overigens ook nog maar zo'n twee jaar oud was. Men greep terug op het concept van de cover-illustratie: een van Sebastiaan van Doninck voor nummer 1 en van Sanny Winters voor nummer 2. Het is een keuze die direct verwijst naar het hoofdonderwerp van Leesgoed: jeugdliteratuur. Niets mis mee.
Tot en met 2010 gaf de redactie overigens nadrukkelijk te kennen aanpalende onderwerpen niet te schuwen door de ondertitel: 'over boeken, films en meer voor kinderen van 0-15 jaar'. Die heeft de nieuwe redactie veranderd in 'tijdschrift over kinder- en jeugdboeken en hun lezers'.
Dat vind ik jammer, want volgens mijn woordenboeken zijn kinderen jeugdig en begint onze jeugd bij onze geboorte, dus was de aanduiding jeugdboeken voldoende geweest - óf kinderboeken. De vraag is natuurlijk: wanneer houden kinderen op kinderen te zijn en wanneer houdt de jeugd op jeugd te zijn en daaromtrent heerst in onze samenleving grote verwarring, met name bij het gebruik van het woord jongeren. Bovendien is er een belevingsverschil tussen de woorden kinderen en jeugd. (Probeer maar: de ... van tegenwoordig...) Met het eigenaardige kids (kinderen met een grote mond? consumentenkinderen?) ertussenin. Enfin, het zij zo, ik blijf de aanduiding kinder- en jeugdboeken lelijk vinden.
Er is een iets dikkere papiersoort gebruikt. Of dat handig is, betwijfel ik, het is zwaarder en dubbel vouwen is lastig. Wellicht vindt men het wat sjieker ogen.
Er is binnenin een nieuwe lay-out. Die oogt speels, maar intussen is de broodletter, het lettertype waarin de artikelen staan, wel kleiner dan die van 2010. Niettemin leesbaar, vind ik. De vormgeving van de recensierubrieken is eveneens veranderd. De rubrieken beginnen weer bovenaan de pagina. Er is echter een nóg kleiner lettertype toegepast, wat het lezen weer lastiger maakt.
Het praktische katern Boekidee lijkt geïntegreerd en het idee van de uitneembaarheid van dit katern is geheel losgelaten. Ach, dat is even wennen en of Boekidee inderdaad vaak uit het blad werd gehaald betwijfel ik.

Laat ik het kort houden. De nieuwe lay-out oogt ingetogen en fraai, en heeft speelse trekjes. Daarbij is naar mijn idee iets ingeleverd op leesbaarheid en overzicht. En je moet het eind van het stuk opzoeken om er achter te komen wie het schreef, dat vind ik niet handig. Mooi vind ik echter dat soms voor een vollepaginafoto is gekozen.

Interessanter vind ik de inhoudelijke veranderingen. De gastillustratie is weer in volle glorie terug: liefst twee pagina's 'In beeld'. Hulde, ik begon hem te missen en met twee volle pagina's komt de gastillustrator beter tot zijn of haar recht dan met de acht à tien kleine illustraties die de laatste jaren als gastillustraties in Leesgoed te vinden waren. De rubriek 'Voor u geselecteerd' is nieuw: een selectie titels passend bij het thema van het nummer. Waarmee ook nadrukkelijker dat thema wordt neergezet. (Nummer 1: geheimen, naar aanleiding van jeugdboekenweek 2011; nummer 2: Annie M.G. Schmidt, omdat die op 20 mei 100 jaar zou zijn geworden als ze nog geleefd had). De 'Voorpublicatie', een van de ideeën die de laatste jaren in de redactie al eens werden geopperd: in nummer 1 uit Ondergedoken als Anne Frank, in nummer 2 uit De melkweg. Nieuw is ook een rubriekje 'Tien!', met tien opmerkingen bij een onderwerp (auteur?), in nummer 1 over Roald Dahl, in nummer 2, niet verwonderlijk, bij Annie M.G. Schmidt. Ben ik nog niet zo enthousiast over. Liever een leuke (gast)column.
Dit alles laat onverlet dat de redactionele lijn van de laatste jaren lijkt te worden voortgezet: interviews en artikelen die zowel de kinderboekenkenner als de belangstellende lezer iets te bieden hebben, recensies onderverdeeld in de categorieën 0-6, eerste lezers, 8-12, 12+ en non-fictie (de categorie multimedia is gesneuveld) en Boekidee, praktische suggesties om met kinderen en boeken aan de gang te gaan. En dat vervult mij als medevormgever van die lijn natuurlijk met tevredenheid.

Ik mis echter de bijbehorende website.
Ja, hij is nog steeds online. En de nieuwsvoorziening is na enige stilte weer op gang gekomen. Ook de Leespluim wordt netjes bijgehouden en Myrte levert nog steeds haar columns. Maar de agenda houdt op bij september 2010, de recensies worden niet aangevuld, Boekidee evenmin, het nieuws bevat voorzover ik heb nagegaan  niets dat niet tegelijk of eerder ook op Laten lezen te vinden is en over de Leesgoedprijs 2011 nog geen nieuws (wat natuurlijk nog kan komen!). In plaats van voorpublicatie van artikelen hobbelt de website aan achter de papieren nummers.
De urgentie ontbreekt kortom om deze website regelmatig te bezoeken. Er valt nog niets ordelijks van te downloaden behalve gehele oude nummers - wat overigens een prettige dienstverlening is. Je kan er geen boeken kopen en wordt bij recensies of andere boekentips ook niet doorverwezen naar boekwinkels. Er wordt abonnees geen korting verleend op boekverkoop - wat toch heel goed zou kunnen, al was het maar op de boeken die NBD/Biblion zelf verkoopt aan bibliotheken. Er is geen forum over kinderboeken, ongeveer zoals dat (bijvoorbeeld!) over jeugdbibliotheekwerk wel te vinden is op de bescheiden website van het (Nederlands) Landelijk Vakberaad Jeugdbibliotheekwerk. Waar treffen recensenten van jeugdliteratuur elkaar? Een aantal bijvoorbeeld op Vertel eens...
De bedoeling van een website bij een tijdschrift is dat de website iets biedt dat de papieren uitgave niet biedt - en vice versa. En dat de website bezoekers naar het tijdschrift leidt - niet omgekeerd. Zo'n website zou dus op zich al het regelmatig bezoeken waard moeten zijn ('niet te missen' voor wie zich met kinderboeken bezighoudt) en ook nog eens belangstelling opwekken voor de papieren uitgave.
Ga er maar aan staan, ik weet het. In mijn laatste jaar als hoofdredacteur en webbeheerder had ik, niet geheel tevreden over de bestaande website, een waslijst ideeën, maar tot uitvoering kwam het niet, want andere zaken gingen vóór of kwamen ertussen en nu ben ik met pensioen.

Tot slot dan nog eens de m.i. sterkste en zwakste zaken. Sterk: 'In beeld', de twee pagina's voor een illustrator. Sterk: de vollepaginafoto bij het interview. Sterk: voortzetting van het streven een tijdschrift te maken dat zowel de kinderboeken-'insider' als de belangstellende relatieve buitenstaander iets te bieden heeft. Sterk: een mooi ogende lay-out. Sterk: goede interviews en artikelen.
Zwak: wel erg klein lettertje in rubrieken. Zwak: te dik papier. Zwak: website hangt er (nog) zwabberig bij en heeft te weinig extra's te bieden.

Wordt vervolgd als nummer 3 verschijnt.