Zoeken in deze blog

donderdag 29 januari 2015

Licht op lezen winter 2014

... verscheen deels al eind 2014, maar de laatste aanvulling kwam in januari 2015 en nu is de aflevering dus compleet.
Ter herinnering, Licht op lezen is de nieuwe naam van Boekenwurmblad, ik schreef er op 17 september al over.




Zo'n overstap valt niet mee. De link van deze aflevering leidt nog steeds naar een URL met boekenwurmblad erin. De kennismakingswebsite is echter wel degelijk www.lichtoplezen.nl



En via die site kun je je dus abonneren. Voor, om met hoofdredactrice Hanneke Koene te spreken, '12 lullige euro's' krijg je vier behoorlijk gevulde afleveringen. Na betaling krijg je toegang middels een mailtje. Die berichten moet je dus goed bewaren, al zijn voorgaande afleveringen ook eenvoudig te openen in het menu van de meest recente aflevering.

Nog steeds is Licht op lezen grotendeels eenvrouwswerk. Er zijn bijdragen van anderen, zoals Jacques Vriens en schrijver dezes, maar Hanneke is toch de motor. En dat valt haar soms zwaar, is te lezen in het voorwoord bij die laatste aanvulling:
'In 2015 wil Licht op Lezen blijven bestaan. Maar het is geen site die achter het bureau gemaakt wordt. Licht op Lezen reist, bezoekt, spreekt en filmt. Dat is duur en tijdrovend. Alleen al een keer parkeren in Utrecht kostte evenveel als twee abonnementen, om maar iets te noemen. Het bureauwerk: monteren, schrijven, opmaken, redigeren volgt daarna pas. Een hobby is leuk, maar gekkenwerk moet het niet worden. Licht op Lezen wordt daarom niet gratis.
Maar een beetje tegemoetkomen willen we natuurlijk wel. Daarom komt nu steeds een nummer van een jaar eerder vrij. Je kunt dus met een jaar achterstand Licht op Lezen bekijken en volgen. Dat is deze keer december 2013, toen Licht op Lezen nog het Boekenwurmblad heette en de digitale winkel nog gekoppeld was.
Daar zijn we mee gestopt. Boekenwurmonline was te arbeidsintensief en eigenlijk maakte niemand er gebruik van. Klanten niet en collega’s evenmin. De winkel slaapt nu op de achtergrond en wie weet, komt er ooit een moment dat boekhandelaren van hun eilandje stappen en het idee omarmen. Dan is ze zo weer wakker te kussen.'

Die 'lullige euro's' waren toen al gepasseerd. Dus nog een citaat:
'De Leeswelp verdwijnt, omdat de financiën om het te laten voortbestaan ontoereikend zijn. En dat is erg, want blijkbaar is het te weinig mensen iets waard dat er een dergelijk medium bestaat. Praatjes vullen geen gaatjes. 
En dat geldt ook voor Licht op Lezen. Als iedereen die het belang van een breed platform voor jeugdliteratuur en lezen onderschrijft een abonnement zou nemen, was het zeer goed mogelijk om in elk geval dit digitale medium te laten bestaan. Maar zelfs die 12 lullige euro’s, is voor veel mensen al een onoverkomelijke barrière. Laat staan de 35 euro die je per jaar voor De Leeswelp kwijt was.'

In de winteraflevering van 2014 is o.a. te vinden:
- een interview met Corien Oranje (films)
- een interview met Rebecca van Schelven en fondsredacteur Anke Werker, Zwijsen (films)
- een interview met Marc Janssen, de illustrator van Kodo (film), met link naar fragment - en daaraan voeg ik hier mijn eigen bespreking toe
- een korte online lezing van kinderboekambassadeur Jacques Vriens over lezen op de pabo, met een vraag:
'Misschien heb je een idee over zijn opvolging. Welke auteur denk je aan? Paul van Loon? Manon Sikkel? Edward van de Vendel? Ted van Lieshout? Iemand anders?'
- een bijdrage over de Kwartiermakers (zie ook hier)
- een verslag van het symposium Verder met lezen op de pabo d.d. 26-9-2014 (zie aankondiging)
- een interview met Eric van Os (films)
- een bijdrage over de Voorleesdagen en
- een aankondiging van een interview met verzamelaar Jos van de Wouw ('In januari vertelt hij verder.')
En dat alles dus, om Hanneke nu eens te parafraseren, voor een 'lullige drie euro'.

Het ongebreideld enthousiasme van de hoofdredactrice en vrijwel enige redacteur/journaliste laat onverlet dat er wat kritische kanttekeningen zijn te plaatsen. Het blijft duidelijk eenpersoonswerk, hier en daar werk-in-uitvoering, met wat rommeligheden, verschillende geluidsniveaus, slechte presentatie van geïnterviewden (wie ís Rebecca van Schelven?), wegvallen bijdragen c.q. onoverzichtelijkheid (waar is het interview met Helma van Lierop gebleven?).
Maar ze dóet het, de geestdrift spat van het scherm en het bevat genoeg informatie. Licht op lezen verdient beslist een kans. Neem een abonnement.









woensdag 28 januari 2015

De verbeelders

Eind november plofte een dik pak in de bus: De verbeelders, van Saskia de Bodt e.a., Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw.
Hierboven ging niets mis met cursieven. Ik vermeld titels doorgaans cursief, maar op de voorkant van het boek staat juist in de twintigste eeuw cursief, zie onder.
Dat wekte bij mij even de verwachting dat er nog een deel over de negentiende eeuw zou komen of al zou bestaan, quod non, of dat Saskia de Bodt zich een dusdanig lang leven voorstelt dat er nog een deel over de eenentwintigste eeuw zou komen.




Het boek is letterlijk en figuurlijk van groot gewicht, maar is toegankelijk geschreven. Dat is niet alleen de verdienste van Saskia de Bodt, maar ook van Jeroen Kapelle, Annemiek Overbeek, Annemiek Rens, Bregje Hofstede, Jacques Dane, Jozefien de Leest en Theo Gielen, die allen een of meerdere hoofdstukken schreven.

Er valt bij dit boek van alles in de kantlijn te schrijven, maar die kanttekeningen laten onverlet dat hier een prachtig boek ligt, dat goed toont welk rijk palet aan illustratoren Nederland heeft. Het is ook nog eens ruim geïllustreerd - ik had me zonder die illustraties ook geen goede geschiedenis van Nederlandse illustratiekunst kunnen voorstellen.

Nederlands, ja: de Vlaamse illustratiekunst blijft grotendeels buiten beschouwing, hoewel er hier en daar wel naar wordt verwezen, bijvoorbeeld in hoofdstuk 6, 'Jaren negentig tot 2014', p. 281-282. Aangezien wij met de Vlamingen in één taalgebied wonen, vind ik dat erg jammer. Voor culturele geschiedschrijving vind ik de taalgrens van grotere betekenis dan de staatsgrens. Het grote aandeel van Vlaamse illustratoren in de recente Nederlandstalige jeugdliteratuur blijft zo onderbelicht.
Dat het boek tot stand is gekomen met financiële ondersteuning van Nederlandse instellingen is wellicht een verklaring, maar geen excuus: ook Vlaanderen telt zulke instellingen.

Ook blijft in zo'n geschiedenis onderbelicht dat illustraties een functie hebben: ze vertellen samen met de tekst een verhaal. Nergens is dat duidelijker als bij Joke van Leeuwen, aan wie een van de illustratorportretten wordt gewijd (p. 294-297), en bij wie (aldus Bregje Hofstede) 'tekst en beeld een vrijwel homogeen koppel' zijn. Toch komt de 'functie van illustraties' (p. 287) er in dit boek heel bekaaid af.
Maar aangezien juist illustraties in recensies altijd onderbedeeld worden, vind ik het wel te prijzen dat ze nu eens met een aparte geschiedenis voor het voetlicht worden gehaald.

Joh. Braakensiek, Dik Trom

Het boek is verdeeld in zes hoofdstukken:
- 'Voor en na de eeuwwisseling, idealisme en verniewing'
- 'De lange jaren twintig, een gouden tijd'
- 'De jaren dertig en veertig, crisis en experiment'
- 'De jaren vijftig en zestig, vrolijke expressie'
- 'De jaren zeventig en tachtig, artistieke vrijheid' en
- 'Jaren negentig tot 2014, van illustrator tot beeldmaker'.
Ieder hoofdstuk wordt gevolgd door een reeksje illustratorportretten, bij elkaar 58. Daaronder zijn veel illustratoren die uitsluitend of vooral jeugdliterair werk hebben gemaakt, logisch natuurlijk,want in kinderboeken zijn veel vaker illustraties te vinden als in literatuur voor volwassenen. Zie bijvoorbeeld de portretten van hoofdstuk 5 en 6: Dick Bruna, Tom Eyzenbach, Friso Henstra (een illustratie van hem prijkt op de voorkant), Carl Hollander, William D. Kuik / Dirkje Kuik, Kurt Löb, Rien Poortvliet, Thé Tjong-Khing, Peter Vos; Harrie Geelen, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Wouter van Reek en Marlies Visser.
Of, stapje terug in de tijd, die van hoofdstuk 4: Hermanus Berserik, Wim Bijmoer, Bert Bouman, Pim van Boxtel, Jenny Dalenoord, Phiny Dick, Willem Hussem, J.H. Isings, Max Velthuijs, Carol Voges en Fiep Westendorp.

Saskia de Bodt schrijft hierover in haar inleiding:
'De tendens bestaat om kinder- en jeugdboeken als een apart genre te beschouwen. In dit geval was dat niet mogelijk en is nadrukkelijk voor een breed publiek gekozen. Boekillustratie was in de twintigste eeuw lang niet alleen voor kinderen bedoeld, al lijkt dat op het eind van de eeuw misschien wel zo. Een groot deel van de illustratoren werkte in de eerste plaats voor volwassenen, zekere tot en met de jaren zestig/zeventig. Het aardige is dat het erop lijkt dat die tendens om boeken voor volwassenen van illustraties te voorzien, aan het begin van de eenentwintigste eeuw weer een beetje de kop op steekt.'
Dat mag ze vinden, je hoeft het boek maar door te bladeren om vast te stellen dat het merendeel van de getoonde illustraties afkomstig is uit kinderboeken. De aangehaalde passage staat naast een paginagrote illustratie van Cornelis Veth uit Moeder Marianne van Agatha Snellen.
Ook kun je dan meteen vaststellen dat striptekenaars kennelijk niet tot de illustratiekunst worden gerekend.

Natuurlijk moet je een geschiedenis van illustratiekunst niet beperken tot kinderboeken.
In dit boek ontbreekt een portret van Phiny Dick's echtgenoot, Marten Toonder. Dat is jammer, want juist zijn werk blijkt genietbaar voor zowel kinderen als volwassenen, en zou bovendien voor een verbinding met dat andere verguisde genre hebben gezorgd, de strip. Ook het portret van Johan Braakensiek (p. 35-37) toont bijvoorbeeld dat beperking tot jeugdliteratuur onjuist zou zijn geweest, en dat was ook gebleken als ze een portret van George van Raemdonck had opgenomen, die zowel de beroemde reeks Bulletje en Bonestaak van illustraties voorzag, als spotprenten leverde voor periodieken als De Groene Amsterdammer. Of als ze een portret hadden opgenomen van Jean Dulieu, kleinzoon van Braakensiek, die zowel een boek over Franciscus van Assisi schreef en illustreerde, als Paulus de Boskabouter schiep, maar er in De verbeelders wat ongelukkig afkomt met beginwerk (p. 131: vergelijk dat werk eens met het plaatje aan het eind van deze bespreking).
Sowieso vind ik de keuze voor de portretten wat duister - nergens vond ik een verantwoording. Maar daarmee wil ik niet bestrijden dat de geportretteerde illustratoren hun portret verdienen. Ik mis er hooguit enkelen...

Joh. Braakensiek, De revolutie-kater

Hiermee beland ik in de kanttekeningen.
Het boek is vlot geschreven, zoals ik al meldde, eerder journalistiek dan wetenschappelijk, en toegespitst op tekenstijlen. Dat verklaart wellicht waarom het nikkertje Roettoet op p. 110 zo'n gunstige recensie krijgt, waarom de 'goede smaak' en 'mooie moraal' op p. 145 niet worden toegelicht, ze op p. 173 wegkomt met 'en zo kennen we er nog wel een paar', ze op p. 273 onnavolgbaar jongleert met de begrippen 'geëngageerd' en 'vooruitstrevend', de jaren zestig op p. 185 wel heel luchtig worden omschreven ('stoned en halfbloot lagen de hippies in de zon te braden en tussen de bloemen te vrijen op hun popfestivals, al dan niet met een gaatje in hun hoofd om psychedelische effecten te versterken') en meer zaken waardoor ik het 'aan de tand voelen' op p. 311 niet helemaal serieus kan nemen.

Allemaal kanttekeningen (er stonden nog wat meer op mijn krabbelvelletje) die, zoals ik al schreef, onverlet laten dat hier toch mooi werk is verricht. Het boek mag er zijn! Op de koffietafel, maar ook in de vakbibliotheek, afdeling naslagwerken.

George van Raemdonck, Bulletje en Bonestaak

Bodt, Saskia de. De verbeelders, Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw, met medewerking van Jeroen Kapelle, Annemiek Overbeek, Annemiek Rens, Bregje Hofstede, Jacques Dane, Jozefien de Leest en Theo Gielen. Uitgeverij Vantilt, 2014. ISBN 978 94 6004 1877, 326 p.




George van Raemdonck, Bulletje en Bonestaak. De getoonde illustraties zijn niet overgenomen uit het besproken boek.









NB, d.d. 10-3-2015: zie ook symposiium De Verbeelders.

maandag 26 januari 2015

Sélection 2014

Leesgoed mag dan opgeheven zijn, La revue des livres pour enfants gaat onversaagd door, geholpen door de Franse overheid middels de Bibliothèque nationale de France en het daartoe horende Centre national de la littérature pour ja jeunesse la Joie par les livres.
Het bevordert de zichtbaarheid van dat centrum. Het in 1997 in de Koninklijke Bibliotheek (NL) opgenomen Boek en Jeugd zou ik zo'n zichtbaarheid graag gegund hebben. De KB beheert de collectie voortreffelijk, maar een centrum voor de Nederlandstalige jeugdliteratuur ontbreekt sindsdien.




Eens per jaar biedt La revue des livres pour enfants een selectie uit een jaar jeugdliteratuur. Zo ook nummer 279 (november 2014). 891 titels, verdeeld in de hoofdstukken
'Livres d'images',
'Contes',
'Textes illustrés',
'Poésie',
'Théâtre',
'Romans et premières lectures' (onderverdeeld in leeftijdsgroepen 6-8, 9-10, 11-12 en 13+),
'Québec' (onderverdeeld in genres),
'Afrique, Caraïbe, Océan Indien et monde Arabe' (onderverdeeld in genres),
'Bandes dessinées & mangas' (onderverdeeld in 'Enfance', 'Humour', 'Société', 'Sagesse et sentiments',  'Amour', 'Aventure et sport', 'Histoire et western', 'Fantastique et Fantasy', 'Science-fiction', 'Policier et espionage', 'Patrimoine et Classiques'),
'Documentaires' (onderverdeeld in 'Art', 'Sciences humanes', 'Sciences et techniques' en 'Autres documentaires'),
'Livres cd, chansons, comptines et musique',
'Cinéma',
'Jeux vidéo',
'Applis',
'Magazines pour enfants' en
'Ouvrages de référence',
met daarachter nog drie indexen: op auteur, titel en thema. Een kloeke gids van 222 p.

Opvallend vond ik de onderverdeling bij de strips (BD), die zeer afwijkt van die van de prentenboeken, oude verhalen (sprookjes e.d., contes) en romans, en verder als ieder jaar de vanzelfsprekende opname van die strips, in afwijking van vergelijkbare jeugdliteratuurgidsen in Noord-Europa.
Wat me ook opviel is de opname van wat hier nog vaak de 'nieuwe media' wordt genoemd, al wordt dat nieuwe steeds relatiever. En de Applications van Sélection 2013 heten inmiddels Applis.
Een snelle blik op de auteursindex onthulde naast Imme Dros, Ingrid Godon (een illustratie van haar prijkt zelfs op de voorkant van Revue nummer 280), Bart Moeyaert en Toon Tellegen geen andere Nederlandse of Vlaamse naam. Wel vielen de Engelse en Japanse namen op tussen de Franse, de gids beperkt zich niet tot oorspronkelijk Franstalige titels. Iedere titel is voorzien van een degelijke annotatie en afbeelding.

Van de ons omringende talen (Duits, Engels en Frans) is Frans het stiefkindje. In het Nederlandse onderwijs kiezen weinig leerlingen Frans als vak en toen Thomas Piketty zijn ererondje maakte in Nederland en Vlaanderen werd hij in het Engels geïnterviewd. Ik weet niet of er nog bibliotheken zijn die er een collectie Franse jeugdliteratuur op na houden.
Voor die collectiebeheerders is deze gids van grote waarde.

In Frankrijk zullen veel ouders aanhikken tegen de omvang. Daarom publiceert La Joie ieder jaar, nu ook, een selectie uit die selectie als klein boekje, Flash! 2014-2015, nos 100 livres préférés, dat Franse bibliotheken en boekwinkels kunnen uitdelen aan hun klanten.

donderdag 22 januari 2015

IRA wordt ILA

Nee, het gaat hier niet over de Irish Republican Army die zou veranderen in Irish Love Army. Stel je voor...




De International Reading Association haalt niet zo gauw de kolommen van nieuwsblogs in Nederland en Vlaanderen op het gebied van de (jeugd)literatuur, leesbevordering en leesonderwijs. Dus vond ik het geschikt voor dit blog om te melden dat deze grote, in naam internationale maar in praktijk voor ruim 90 % Amerikaanse, vereniging na twee jaar overleg en nadenken haar naam gaat veranderen in International Literacy Association.
Dat werd aangekondigd in een e-postbericht, en op de eerste drie redactionele pagina's van het (ook online te lezen) huisbulletin, Reading Today.
Het proces zal zes maanden duren: start in januari, in juli 2015 moet het afgerond zijn, inclusief een nieuwe website. Het adres zal niet www.ila.org zijn, want dat is al bezet door de Illinois Library Association.

Er is niets mis met de doelstellingen van de International Reading en straks dus Literacy Association, behalve dat dat internationale met een dikke korrel zout genomen moet worden. De vereniging is in praktijk vooral Amerikaans en zolang 90 % van de leden in de VS woont zal dat wel zo blijven, ook doordat het bestuur rechtstreeks door de leden wordt gekozen. De jaarlijkse conferenties zijn ook altijd in de VS of (een enkele keer) in Canada. Niettemin is er een actief internationaal beleid.
De International Reading Association heeft vanouds veel aandacht voor de rol van (kinder)boeken in het leesonderwijs. Het hoofdkantoor van de IRA in Newark, Delaware, bood van 1985 tot 2008 onderdak aan de United States Board on Books for Young people (USBBY), de Amerikaanse afdeling van de International Board on Books for Young people (IBBY). (De USBBY is nu gevestigd in het Center for Teaching through Children's Books in Skokie, Illinois.)

Die International Reading Association had of heeft ook een Nederlandse afdeling: RAiN. Die bevindt zich tegenwoordig echter in Doornroosje-achtige staat, als ze al niet is opgeheven: er zijn geen leden meer en slechts één min of meer actief bestuurslid: uw blogger deed tot medio 2014 de laatste penningen, de voorzitter (Jeroen Clemens) is in IDEC actief, o.a. als webmaster. Er werden pogingen ondernomen om Doornroosje te wekken, maar tot op heden zonder effect.
Er zijn wél meer leden van de International Reading Association in Nederland en Vlaanderen, maar die zijn allen (net als Jeroen en ik) rechtstreeks lid, al dan niet gecombineerd met een abonnement op een van de periodieken van de IRA, zoals bv. Reading Research Quarterly en The Reading Teacher. Of die periodieken ook van naam veranderen, staat niet in bovengenoemd stuk.

By the way, de IRA of ILA organiseert o.a. elke twee jaar een International Literacy Conference - een naam die zeker niet zal veranderen. De eerstvolgende is van 22-24 mei 2015 in Rethymnon, Kreta en is te gast bij de Universiteit van Kreta. Het tamelijk nietszeggende motto is 'Literacy in a changing world: new challenges in education'.
Er kunnen nog voorstellen voor 'Papers, Symposiums, Posters  or Workshops' worden ingeleverd.


woensdag 21 januari 2015

Sambo

Op 20-1-2015 plaatste ik een bespreking van Trage post voor Anna Johanna waarin ik gewag maakte van de leeservaring van een 'beslissend boek' (Kees Fens). Die betrof Alleen op de wereld. Maar voor ik zover was dat ik dat kon lezen, waren er andere boeken. Ik noemde in die bespreking al Winnie-de-Poeh, maar ook was er Sambo.




'Er was eens een jongetje en hij heette Sambo en hij was pik pik zwart.'
Geweldig begin, nietwaar? Simpele, bijna kinderlijke stijl (en.. en...), maar toch voelt de jonge lezer zich onmiddellijk ietsje verheven boven 'het jongetje'. (Zo noem je alleen iemand die jonger is dan jij bent.)
'En zijn moeder heette Mambo, en ze was ook pik pik zwart.
En zijn vader heette Jambo en hij was ook helemaal pik pik zwart.'
Ziezo, dat weten we nu. Dat zwart-zijn is heel bijzonder - wat vooronderstelt dat de lezer voor wie het verhaal bedoeld is niet zwart is. Die kleur speelt echter in de rest van het verhaal geen enkele rol, behalve dat-ie steeds weer herhaald wordt. Herhaald wordt er echter in dit verhaal veel meer.

Dat verhaal telt zo weinig woorden dat ik het in zijn geheel verder citeer:
'Op een keer maakte moeder Mambo een mooi rood jasje voor kleine Sambo, en een mooi blauw broekje.
En op een keer ging vader Jambo naar de markt en kocht een prachtig groenparapluutje voor kleine Sambo, én een paar mooie paarse pantoffeltjes met roze zooltjes en van binnen helemaal roze.
Och, wat was die kleine Sambo mooi, toen hij dat allemaal aanhad!
En wat deed Sambo, het kleine zwarte jongetje, toen hij het allemaal aanhad? Hij ging wandelen in het Wilde Woeste Woud. En midden in het Wilde Woeste Woud kwam hij een tijgere tegen. En de tijger zei: Klein zwart jongetje Sambo, ik ga je opeten!
En Sambo het kleine zwarte jongetje zei: O, meneer de tijger, eet me alsjeblieft niet op, dan krijg je mijn mooie rode jasje!
Goed dan, zei de tijger, ik zal je niet opeten, maar dan moet ik je mooie rode jasje hebben.
En de tijger kreeg het mooie rode jasje van Sambo het kleine zwarte jongetje en hij liep weg en hij zei: Nou ben ik de mooiste tijger van het Wilde Woeste Woud.
Sambo het kleine zwarte jongetje ging verder en toen kwam hij weer een tijger tegen. Ik ga je opeten, zei de tijger. Maar Sambo gaf hem zijn mooie blauwe jasje. En de tijger liep er mee weg en zei: Nou ben ik de mooiste tijger van het Wilde Woeste Woud.
En Sambo het kleine zwarte jongetje ging verder en toen kwam hij weer een tijger tegen en de tijger zei: Sambo, klein zwart jongetje, ik ga je opeten!
En Sambo gaf zijn mooie paarse pantoffeltjes met de roze zooltjes aan de tijger.



En eindelijk kwam hij nog een tijger tegen en hij zei: Och, meneer de tijger, eet me asjeblieft niet op, dan krijg je mijn mooie groene parapluutje. Maar de tijger zei: Ik kan jou mooie groene parapluutje niet eens vasthouden. Ik heb al mijn poten nodig om te lopen!
Dan moet je een knoop in je staart leggen, zei Sambo, het kleine zwarte jongetje. En dan moet je het parapluutje daarin vastmaken.
O ja, zei de tijger, en hij kreeg het parapluutje.
En nou ben ik de mooiste tijger van het Wilde Woeste Woud, zei de tijger. En Sambo het kleine zwarte jongetje ging verder en moest heel hard huilen, omdat die lelijke tijgers ál zijn mooie kleertjes hadden meegenomen.
Maar toen kregen de tijgers zo'n vreselijke ruzie! Ze kregen ruzie, wie de mooiste tijger was van het Wilde Woeste Woud. En Sambo, het kleine zwarte jongetje klom stiekem in een boom om te kijken wat er gebeurde. De tijgers liepen in een kringetje rond de boom en ze beten allemaal in elkaars staart.
En toen ging Sambo het kleine zwarte jongetje heel stilletjes naar de plek waar al zijn mooie kleertjes lagen. Ze lagen daar zomaar op de grond. Hij pakte ze op en hij liep zo hard, zo hard, zo hard als hij maar kon. En de tijgers zagen het wel! En ze werden erg boos, maar geeneen van de tijgers wou de staart van de andere tijger loslaten. Ze liepen hoe langer hoe harder en hoe langer hoe harder en HOE LANGER HOE HARDER in een kringetje om de boom heen.
En ze liepen hoe langer hoe harder, en hoe langer hoe harder en ze liepen zooooooooó verschrikkelijk hard, dat ze smolten. En toen zag je om die boom heen alleen nog maar een plasje gesmolten boter.
En Sambo het kleine zwarte jongetje kwam voorbij en hij zag het. Hij deed al de boter in een grote koperen pot en nam de pot mee naar huis.
En toen bakte moeder Mambo een heleboel pannekoeken met die boter, en de pannekoeken waren geel en bruin, net als de tijgers.
En moeder Mambo at één en dertig pannekoeken. En vader Jambo at zeven en vijftig pannekoeken, maar Sambo het kleine zwarte jongetje at honderd negen en zestig pannekoeken, want hij had heel erge honger.'




Een heerlijk vlotte tekst, bijna spreektaal ('geeneen van de tijgers'), en toch dicht bij het origineel. Dat moet een goede vertaler zijn geweest. De naam zei mij als jongetje niets, later wel: Annie M.G. Schmidt. Zij verzorgde samen met Han G. Hoekstra de Gouden Boekjes voor De Bezige Bij, en daar is dit er een van. Ze kozen de versie die ook voor de Little Golden Books (zie ook hier) in de VS werd gebruikt, met illustraties van Gustaf Tenggren, wat overigens nergens in dit boekje staat vermeld.

De eerste uitgave stamt echter uit 1899, de auteur was Helen Bannerman en het boek zoals het Gutenberg-project afbeeldt had illustraties van Florence White Williams.
Ik citeer uit Little-golden-books:
'The book has a controversial history. The setting of Bannerman's story was clearly in India—as can be seen by the presence of tigers and the reference to ghee—and thus it seems likely that Sambo was an Indian boy. But the illustrations in the original European version portray Sambo using darky iconography, with black skin, wildly curly hair, and bright red lips. The word "sambo" has a long history as a racial slur against blacks.
The story is more credible set in India than Africa: notably, tigers were common in India (and endangered now) but had been extinct in Africa for millennia.
In contrast with the lack of racism in the original story, many pirated versions were knocked off at a cheaper price, gaining Little Black Sambo greater availability in its day. These imitations often were more degrading, as pointed out in an on-line essay by David Pilgrim.'

Die zegt er o.a. dit over:
'Was Bannerman's Little Black Sambo racist? The major characters: Little Black Sambo, his mother (Black Mumbo) and his father (Black Jumbo) used standard English, not the bastardized English then associated with blacks. Stereotypical anti-black traits -- for example, laziness, stupidity, and immorality -- were absent from the book. Little Black Sambo, the character, was bright and resourceful unlike most portrayals of black children. 
Nevertheless, the book does have anti-black overtones, most notably the illustrations. Sambo is crudely drawn, an obvious caricature. Some Bannerman supporters claim that Sambo is not even black, that he is actually Indian (South Asian, not American Indian). 
This seems unlikely. Bannerman could have drawn an Indian character if that was her intention, the Little Black Sambo character is very dark, has a broad nose, and the stereotypical exaggerated red lips and rolling eyes found in black caricatures. His only South Asian feature is the hair, which is black but not kinky. 
The little hero is black, not South Asian. Black Mumbo is drawn as a stereotypical American looking mammy, though she is not obese. The caricature of Black Jumbo is softer, though it is similar to the Dandy caricature. The names Mumbo and Jumbo also make the characters seem nonsensical at a time when blacks were routinely thought to be inherently dumb.

The illustrations were racially offensive, and so was the name Sambo. At the time that the book was originally published Sambo was an established anti-black epithet, a generic degrading reference. It symbolized the lazy, grinning, docile, childlike, good-for-little servant. Maybe Bannerman was unfamiliar with Sambo's American meaning. For many African Americans Little Black Sambo was an entertaining story ruined by racist pictures and racist names.'

Actueel, deze opmerkingen, in het licht van de Zwarte-Piet-discussie van de laatste decembermaanden, die ongetwijfeld in december 2015 opnieuw gevoerd zal worden. Wat heet racisme, dear white people? Wanneer worden karikaturen te beledigend voor een lach?

En ze tonen hoe belangrijk illustraties zijn. Want afgezien van die kennelijk door sommige Amerikanen als licht-beledigend ervaren namen (Sambo, Black Mumbo, Black Jumbo) is de tekst, zoals ook door David Pilgrim opgemerkt, verstoken van racisme.
Wat dat betreft maakten De Bezige Bij, Schmidt en Hoekstra met de de Amerikaanse Little-golden-book-versie een redelijke keuze. Die uitgeverij (Simon & Schuster) maakte vooral een commercieel veilige keuze: Tenggren had al veel voor de Walt Disney-studio's getekend.

  

  

    



Sambo het kleine zwarte jongetje; bewerkt door Annie M.G. Schmidt. De Bezige Bij, z.j. [1953 of 1954]. 'Jannie Daane-collectie'. (Gouden boekjes nr. 9)
Herdruk verscheen in 2002 bij Rubinstein.

dinsdag 20 januari 2015

Trage post voor Anna Johanna, of de diepe indruk van de eerste leeservaring

Met die diepe indruk bedoel ik niet de ervaring van het echte eerste lezen, na de eerste leeslessen. Ik bedoel de diepe indruk die een eerste verhaal kan maken dat je echt raakt.
Raslezer Kees Fens heeft fraai over dit 'beslissende boek' geschreven. Zo kritisch als hij kon zijn, over Fulco de Minstreel (1892, C. Johan Kieviet) kon hij zonder enige distantie nog gloedvol enthousiast zijn.
Ik citeer:

'Ik heb hier de eerste druk van Fulco de Minstreel. Die eerste is niet anders dan de tweede, maar ik prijs me er gelukkig om dat ik van dat mooiste boek de eerste druk heb. De eerste alinea daaruit luidt als volgt.

Het was een schone augustusavond van het jaar onzes Heeren 1297 dat drie ruiters in gestrekte draf langs de heirweg reden die naar het slot van de Heer van Heukelom voerde. Ongetwijfeld hadden zij een warme rit achter de rug, want een wit schuim liep de edele dieren langs de zijden en de klederen der ruiters waren met stof bedekt. Het was een hete dag geweest, zo heet als het in de hondsdagen maar zijn kan. Het zonnetje had de ganse dag als een gloeiende bol aan de wolkeloze hemel geschitterd en hare verzengende stralen naar het aardrijk geschoten. Nu daalde het langzaam ter kimme en stond op het punt om onder te gaan. Toch bleef het nog warm zelfs drukkend in de lucht, en er bestond grond voor de veronderstelling dat er wel eens een donderbui zou kunnen volgen.

Degenen onder u die graag lezen zullen het met mij eens zijn dat dit boek is te rekenen tot het allermooiste dat ooit in de Nederlandse taal is geschreven. Ik heb het al vele malen gelezen en ik vind het elke keer opnieuw zeer mooi.'

Zo bewaar ik goede herinneringen aan Alleen op de wereld van Hector Malot (1). Ik kreeg het van Sinterklaas toen ik twaalf was, en ik verslond het. Het staat nog altijd stukgelezen in mijn boekenkast.



Verbazingwekkend. Zoals Kees Fens geen moeite had met het uitvoerig beschrijvende proza van Kieviet (met stilistische rariteiten als een zonnetje dat als een gloeiende bol kan zijn), zo had ik als twaalfjarige geen enkele moeite met de nog uitvoeriger eerste pagina van Alleen op de wereld:

'Ik ben een vondeling. Maar tot mijn achtste jaar wist ik niet anders, of ik had een moeder, net als andere kinderen. Want als ik verdriet had, was er een vrouw, die me zacht in haar armen suste om me te troosten. Nooit ging ik zonder een nachtzoen van haar naar bed. En als de december-wind de sneeuwvlokken tegen de wit-bevroren ruiten joeg, nam ze mijn koude voeten in haar handen en bleef zo bij mijn bed zitten tot ze lekker warm waren. En vaak zong ze me in slaap met een liedje, waarvan ik me nu nog de melodie en een enkele regel herinner ... 
Als ik langs de bermen of op de heide op onze koe paste en daar door een onweersbui overvallen werd, kwam ze me altijd tegemoet, zo hard ze lopen kon. 
En of ik wilde of niet, ik moest me beschutten onder haar wollen rok, die ze me om hoofd en schouders sloeg. 
Door al die moederlijke zorgen, door de warme klank van haar stem, haar liefdevolle blik en de zachtheid, waarmee ze mij beknorde, kon ik immers niet anders denken, of zij was mijn moeder, mijn eigen moeder? 
Maar nu zal ik u vertellen, hoe ik te weten kwam, dat zij mijn pleegmoeder was. 
Het dorp, waar ik rnijn jeugd doorbracht, heet Chavanon, aan een zijrivier van de Loire gelegen. 
Tot mijn achtste jaar heb ik nooit een vader gekend; moeder en ik waren altijd alleen. Wel had moeder me verteld, dat vader steenhouwer was en in Parijs werkte. Daar verdienden zoveel werklieden uit onze onvruchtbare armelijke streek hun brood. Van tijd tot tijd, als een van zijn kameraden op weg naar huis door ons dorp kwam, liet hij iets van zich horen. 
"Moeder Barberin. je man maakt het best. Hij heeft me gevraagd, of ik je dit 
geld wou brengen. Wil je 't even natellen?" 
Dat was alles, wat we van vader hoorden. Maar moeder was er tevreden mee. 
Haar man was gezond en hij verdiende zijn brood. Later, als hij genoeg overgespaard had en te oud werd om te werken, zou hij immers voor goed thuis komen? En dan kregen ze nog een gelukkige en onbezorgde oude dag! Op een novemberdag, tegen het vallen van de avond, naderde een man ons huisje. Ik zat op de drempel brandhoutjes te breken. De man riep me over het hek toe, of moeder Barberin hier woonde. Ik riep van ja en vroeg hem, maar binnen te komen. Toen stootte hij het hek open en sjokte moe over het tuinpad naar ons huisje. Nu zag ik pas, hoe bemodderd de man er uitzag. Tot aan zijn hals zat hij vol slijkspatten. Aan alles kon je zien, dat hij een verre voetreis achter de rug 
had.'

Het was een verrassing om te lezen dat Joke Linders, die ik uit de kinderboekenwereld toch al zo lang ken, deze ervaring met me deelt.
Ze schrijft er onder veel meer (waaronder van alles dat ik nog niet wist) dit over:

'Inmiddels weet ik dat Alleen op de wereld meer is dan een tranentrekker. Het zoeken of verlangen naar je familie is een emotie die iedereen kent. Zoals ook de vorm van het verhaal een vondst is, wat heet, klassiek! Alle grote verhalen, van Odysseus tot Iep! van Joke van Leeuwen of Het vlot van Wim Hofman ontlenen hun kracht aan de metafoor van het reizen.'

Of die stelling (dat alle sterke verhalen hun kracht ontlenen aan de metafoor van het reizen) echt houdbaar is, laat ik hier in het midden. Ik voel er wel voor, zeker nu ik aan het lezen ben in de nieuwste vertaling van Alice in Wonderland en Through the Looking-Glass.
Tekenend voor de auteur is dat ze de werken Iep! en Het vlot op één lijn zet met Odysseus. Toe maar! Joke Linders is altijd een krachtige verdediger van de jeugdliteratuur als literatuur geweest en zal dat blijven tot haar laatste snik. (Verrassend is daarom dat ze in deze bundel ook een hoofdstuk aan Hella Haasse wijdt. Dat weet ze goed uit te leggen, op p. 107.)
Of Iep! en Het vlot over honderd jaar (of tweeduizend jaar) net even geroemd en bekend zullen zijn als Odysseus...? Maar hoe dan ook val ik haar bij met de vaststelling dat de jeugdliteratuur pareltjes kent die met gemak tot de beste literatuur op zich kunnen worden gerekend.

Ze beschrijft die ervaring met Alleen op de wereld in het eerste hoofdstuk van Trage post voor Anna Johanna, een bundel brieven aan haar kleindochter Anna Johanna over 'boeken en auteurs die veel voor me betekend hebben en bij me zullen blijven'. De 'lotgevallen van Remi sneden dwars door mijn ziel toen de juffrouw van de vierde klas ze ons voorlas'. Ja, dat herken ik, al las ik ze zelf. (Míjn meester, oud-Indiëganger, las meeslepend voor uit J.B. Schuil, de boeken over de Katjangs.)

In de overige brieven aan Anna Johanna komen o.a. aan bod: Maurice Sendak, Joke van Leeuwen, Winnie-de-Poeh (ook al een gedeelde liefde, in mijn geval doordat mijn moeder voorlas), Onder moeders vleugels (Louise Alcott), Annie M.G. Schmidt (een hoofdstuk dat een fraai inkijkje biedt in haar getob met haar promotie en boek over het werk van deze auteur), Wim Hofman, Woutertje Pieterse, Kees de Jongen, Hella Haasse (!), Paul Biegel, Willem Wilmink en Max Velthuijs.
Het zijn mooie, ongeremd persoonlijke maar wel zorgvuldig gecomponeerde opstellen-in-briefvorm uit 2012 en 2013, voorafgegaan door een postscriptum (waarin ook de titel wordt verklaard). Want:

'Kan een boek beginnen met een naschrift?
Ja, dat kan.
Wat vooraf ging wordt altijd achteraf beschreven.'

Het zijn mooie opstellen omdat ze geen enkele academische pretentie hebben. 'Oma Joke' wil haar kleindochter schrijven over de boeken en auteurs die ze bewondert, niet minder en niet meer dan dat, en juist door de afwezigheid van die pretentie zijn het zeer lezenswaardige opstellen geworden.
Want 'oma Joke' is een ervaren, enthousiaste maar ook kritische lezer met een vlotte pen, die haar best heeft gedaan om precies die elementen bij elkaar te zoeken die haar kleindochter, maar ook andere lezers zoals ik, kunnen overtuigen waarom ze houdt van die boeken en auteurs.
Origineel en verrassend vond ik bijvoorbeeld haar blik op Wim Hofman als reiziger en schrijver, waarbij ze uit haar correspondentie met Hofman een citaat opdiept: 'schrijven is als reizen, je weet waar je heen wilt maar je komt allerlei dingen tegen die je niet had verwacht'. Dat spoort met haar eerdere observatie, zie boven. Vanzelfsprekend werkt ze dat naar behoren uit.

Ondanks de start met een postscriptum zit er toch nog een andere postscriptum in het boek, onder het kopje 'En nu die van de lezer'. Daaruit:
'Volledig is de verzameling zeker niet. Levende bezems, De geheime tuin, Meneer Bruis bouwt zijn huis, Annetje Lie in het holst van de nacht, Gebr. en Broers hadden er ook wel in gewild. Ze zullen nog even geduld moeten hebben.'

Het in eigen beheer verzorgd uitgegeven boek werd in 2014 vijf keer herdrukt. Het is niet onopgemerkt gebleven.



Linders, Joke. Trage post voor Anna Johanna, over boeken die bij me blijven. Schaep 14, 2014. ISBN 978 90 821771 0 7.

1. Malot, Hector. Alleen op de wereld. Geautoriseerde vertaling van J.M. Bloemink-Lugten en F.H.N. Bloemink; volledige uitgave; 31e druk. Uitgeverij V.A. Kramers, 's-Gravenhage, z.j.
Oorspronkelijke titel: Sans famille. 'De in deze uitgave opgenomen foto's zijn uit de film Sans famille en werden afgestaan door N.V. Filmverhuurkantoor Nederland te Amsterdam.'

maandag 19 januari 2015

Daar staat het...

Bij Saul Producties verscheen een leuk boekje met foto's van standbeelden in Nederland: Daar staat het... Beeld voor beeld door Nederland.

Drie kleine kleutertjes

De titel is heel weids. Je moet de flaptekst lezen om er achter te komen dat het gaat om beelden van 'personages uit volksvertellingen, verhalen, versjes en liedjes'. En, mag ik eraan toevoegen, uit kinderboeken.
Dus: het Vrouwtje van Stavoren, Afke's Tiental, Bartje, Bruintje beer, Tijl Uilenspiegel, De Krullevaar, Paulus de Boskabouter, Zoete lieve Gerritje, De bokkerijders, Drie kleine kleutertjes, Van den vos Reynaerde, Tom Poes, Merijntje Gijzen, Swiebertje, Dikkertje Dap, de Scheepsjongens van Bontekoe en nog 36 andere figuren of groepen.



Dikkertje Dap
De selectie is van Debbie Saul, zwartwit foto's zijn van René en Peter van der Krogt, de teksten van Joke Linders. De inhoudsopgave biedt miniatuurfoto'tjes en bij de foto's zelf is vermeld wie het beeld maakte, wanneer en uit welk materiaal. Joke Linders schreef bij iedere foto genoeg informatie om het beeld in de literatuur te plaatsen.
Achterin is op twee kaarten getoond waar ze staan. Een ervan heb ik hieronder afgebeeld.
Handig voor fietsers, je kan een prettige beeldenroute maken.



Op reis! Een mooi boekje voor fietsers, en een erg leuk boekje om cadeau te geven. Het is in principe via de boekhandel te bestellen, maar ook zo, of door een mailtje te sturen naar debbie@saul.nl.



Daar staat het..., Beeld voor beeld door Nederland; idee Debbie Saul, teksten Joke Linders, fotografie René en Peter van der Krogt. Saul Producties, ISBN 90 90 823082 0 4, € 14,95.

zondag 18 januari 2015

De kip of het ei; of, de steen of het woord

In Science verscheen onder het kopje Latest news d.d. 13-1-2015 een bericht door Michael Balter:'Human language may have evolved to help our ancestors make tools'. Het is een bericht in de categorie 'zou wel eens kunnen'. Een stel onderzoekers onder leiding van Thomas Morgan zette 184 Britse studenten verdeeld in vijf groepen aan het werk met wat harde stenen. Opdracht: maak een stenen werktuig, een vuistbijl, zoals die zijn gevonden door archeologen. (Het artikel rept van Oldowan tools.)

In de eerste groep moesten de studenten ieder voor zich aan het werk. In groep twee mocht afgekeken worden. In groep drie mocht men zijn werk bovendien aan elkaar tonen. In groep vier mocht men ook nog aanwijzingen geven door gebaren, en alleen in groep vijf mocht ook nog gesproken worden.
Wat bleek: de laatste twee groepen maakten meer en betere vuistbijlen dan de eerste drie.
Volgens de onderzoekers toont dit aan dat het vermogen tot leren door woord en gebaar nodig waren om het ambacht van vuistbijlen maken tot ontwikkeling te brengen. Zulke groepen waren natuurlijk succesvoller dan andere groepen en zo zou dan het menselijk taalvermogen door goed-Darwinistische survival of the fittest zich hebben ontwikkeld.
Balter citeert enkele deskundigen die het onderzoek interessant vinden, maar erop wijzen dat deze studenten al taalvaardig genoeg waren om taal te gebruiken als instructiemiddel. De resultaten zouden niet als bewijs kunnen gelden.

Ik vroeg me af: zouden die eerste mensen hebben leren spreken door het maken van gereedschap, of zou het maken van gereedschap hebben geleid tot spreken. Wat was er eerder, de kip of het ei?
De titel van het artikel deed me vermoeden dat de auteurs hieromtrent voorzichtig genoeg zijn: ze wijzen alleen op samenhang.
Zouden onze eerste voorouders ook niet naar middelen (woorden?) hebben gezocht om waarnemingen en emoties te delen?

Van het hele artikel van Morgan e.a. (1), 'Experimental evidence for the co-evolution of hominin tool-making teaching and language', in Nature Communications, vond ik hier een volledige versie en hier kun je na gratis registratie het artikel krijgen.)

1. N. T. Uomini, L. E. Rendell, L. Chouinard-Thuly, S. E. Street, H. M. Lewis, C. P. Cross, C. Evans, R. Kearney, I. de la Torre, A. Whiten, K. N. Laland. Mooi, die ene die Uomini heet: mensen, op zijn Italiaans...

zaterdag 17 januari 2015

Grote grazers 3

Eind 2012 publiceerde ik een eerste verzameling Grote Grazers, begin 2014 de tweede.
Ik kon het verzamelen niet laten, dus volgt hieronder een vervolg, met opnieuw dezelfde inleiding. 

Veelal denkt men bij grote grazers aan de runderen en paarden die vredig grazen in de daartoe aangewezen gebieden die men wel eens 'natuur' pleegt te noemen. Ze doen dat kuddegewijs en laten voldoende over voor kleinere grazers, knabbel-, krabbel- en grabbelaars en wroeters, en allen vullen op hun beurt weer de magen van roofdieren of rotten na overlijden weg.


Ook in de menselijke samenleving kennen we grote grazers - vaak ook grote graaiers genoemd. Hoewel ze op het eerste oog geen kuddes vormen, zijn ze wel met elkaar verbonden: al grazen ze soms ten koste van elkaar, ze gunnen elkaar vaak als bovenbazen ook de rijke weiden. Mensen die, naar Adam Smith, 'ervan houden te oogsten zonder te zaaien' (1).

Op 20 januari 2014 verscheen een kop in de Volkskrant: '85 rijkste mensen even vermogend als armste helft van wereldbevolking'. Ik citeer:
'De 85 allerrijkste mensen ter wereld bezitten bij elkaar even veel geld als de 3,5 miljard armste mensen. Dat blijkt uit een nieuw rapport van Oxfam Novib. De organisatie voor ontwikkelingssamenwerking waarschuwt dat de kloof tussen arm en rijk in de wereld steeds groter is geworden door een soort machtsovername van rijke elites, die het politieke proces naar zich toe hebben getrokken en regels van het economische syteem in hun voordeel gebruiken.
Oxfam Novib presenteerde het rapport 'Working for the Few' tijdens het 'World Economics Forum' vandaag in Davos.' (De link leidt naar een samenvatting.)

Ik citeer uit die samenvatting:
'• Almost half of the world’s wealth is now owned by just one percent of the population.
• The wealth of the one percent richest people in the world amounts to $110 trillion. 
That’s 65 times the total wealth of the bottom half of the world’s population.
• The bottom half of the world’s population owns the same as the richest 85 people in 
the world.
• Seven out of ten people live in countries where economic inequality has increased in 
the last 30 years.
• The richest one percent increased their share of income in 24 out of 26 countries for 
which we have data between 1980 and 2012.
• In the US, the wealthiest one percent captured 95 percent of post-financial crisis 
growth since 2009, while the bottom 90 percent became poorer.'
Helaas is in het rapport niet te vinden of ze de Amerikaanse trillion bedoelen, ofwel 1.000.000.000.000, een biljoen, dan wel de Europese trillion, ofwel 1.000.000.000.000.000.000. Scheelt toch een factor 1000.000... Ben geneigd voor het laagste getal te kiezen, maar de bron is wel Credit Suisse. Dezelfde bank, overigens, die in zijn Global wealth report van oktober 2014 berichtte dat de kloof tussen arm en rijk sinds de 'crisis' (2008) is gegroeid.
Heel 2014 bevatte de pers berichten over de rijksten ter aarde, en hoe ze aan hun centen kwamen en komen. Het gaat dan vaak niet meteen over individuen, maar over bedrijven, en hoe die weten te voorkomen om belasting te betalen. Op 11-12-2014 berichtte de Volkskrant nog over wat het International Consortium of Investigative Journalists wist te vinden over het Disney-concern. De koppenmaker sprong er lekker in: 'Oom Dagobert en Disney krijgen warm onthaal in Luxemburg'. De Dagoberts van deze wereld varen natuurlijk wel bij dit soort belastingtrucs.

Op 18 juni 2014 bevatte de Volkskrant een ingezonden stuk van Bart Lankester, die in 2009-2010 'probeerde toezicht te houden' bij de woningbouwvereniging Beter Wonen te Wieringen. Dat bekwam hem slecht. 'Wat hebben we van dit alles geleerd? Dat je als goedwillende toezichthouder die wél durft in te grijpen vogelvrij vent. Dat sectorbreed een vermijdcultuur heerst zodat niemand het voor je opneemt. Dat via partijgelederen mensen uit de wind worden gehouden. En dat vooral de kleine corporaties een prooi zijn voor dure interimmers en adviseurs die zich nauwelijks druk maken over goed bestuur.' Mooie toelichting bij de Parlementaire Enquête Woningbouwcorporaties die in 2014 plaatsvond. Onderzoek naar het grote-grazersfeest in het Nederlands woningbeheer. Grazers als bijvoorbeeld Erik Staal (zie Grote grazers 1). Of Thom Aussens (zie Grote grazers 2). Of Dick Tommel, zie onder.
Er stond een mooie spotprent van Collignon bij:



In 2013 verscheen Le Capital au XXIe siècle van Thomas Piketty, en dat werd in Frankrijk een bestseller. In 2014 verschenen de Engeltalige vertaling en die deed hier en in de VS veel stof opwaaien. Wie voor een dubbeltje geboren is wordt nooit een kwartje, vrij samengevat.  Einde aan de Amerikaanse droom van schoenlapper tot miljonair. Eén van zijn voorstellen: belast vermogens meer dan nu, wereldwijd. Zelfs  Bill Gates was het ermee eens.
In 2014 verscheen ook Capital, the Eruption of Delhi van Rana Dasgupta, over de gewetenloze rijken in New Delhi. Zie recensies in The Guardian en The New York Times.
Beide boeken illustreren fraai wat grote grazers (kunnen) aanrichten.
Het deed me denken aan een artikeltje van David Graeber in The Guardian 16-03-2014: 'Caring too much. That's the curse of the working classes'. Een prikkelend citaatje:
'There is a reason why the ultimate bourgeois virtue is thrift, and the ultimate working-class virtue is solidarity. 
Yet this is precisely the rope from which that class is currently suspended. There was a time when caring for one's community could mean fighting for the working class itself. Back in those days we used to talk about "social progress". 
Today we are seeing the effects of a relentless war against the very idea of working-class politics or working-class community. 
That has left most working people with little way to express that care except to direct it towards some manufactured abstraction: "our grandchildren"; "the nation"; whether through jingoist patriotism or appeals to collective sacrifice.'

Intussen bleek uit een klein berichtje van het ANP (overgenomen in de Volkskrant 21-10-2014) dat 'de markt voor privéjets en zakenvliegtuigen uit het dal klimt'. Het 'industriële conglomeraat' Honeywell verwacht 'dat de komende tien jaar 9450 nieuwe toestellen hun weg vinden naar rijke ondernemers en bedrijven'. En het schijnt dat voor een enkele vlucht naar boven de dampkring bij Virgin Galactic, kosten kaartje ruim € 200.000,-, zich al tientallen lieden hadden aangemeld. (Hoe dat nu zit na de crash van een testvlucht weet ik niet.)

O ja, en wat is toch een zakenman? Het woord duikt hier en daar op en steevast heb ik de associatie met een man in een strak pak, met aktetas, stappend in of uit een dure glanzende auto of een vliegtuig. De NS voegden daar onlangs nog de trein bij:



'Onderweg lekker de koeien tellen en daarna de presentatie in.'

Op 24 oktober zag ik het woord in een beschrijving van de vader van de schutter Michael Zehaf-Bibeau: zijn vader Bulgasem Zehaf is een 'Libische zakenman'. In een Franse beschrijving heette hij een 'proprietaire' van een café. Da's heel iets anders.
Er is, geloof ik, geen goed vrouwelijk equivalent. Hoewel zakenvrouw wel voorkomt. Van tijd tot tijd duikt er een zakenman in de pers op. (Erik de Vlieger was bijvoorbeeld zo'n type.) Een enkele keer slechts wordt vermeld om welke zaken het precies gaat.

Tot slot van deze inleiding: op vrijdag 9-1-2015 zag ik in Amsterdam in de reeks De Verleiders Door de bank genomen en pal daarop kwam het bericht dat de vijf acteurs een actie waren begonnen om de vraag wie het geld schept op de agenda van de Tweede Kamer te krijgen, zie hier. Het was fascinerend om de wisselwerking tussen fictie en werkelijkheid gade te slaan en zelfs toen de vijf bij De Wereld Draait Door aan tafel zaten (13-1-2015) moest ik moeite doen om te beseffen dat er géén toneelstuk werd opgevoerd.
Ik heb getekend, uiteraard.

Over naar de oogst. Dit jaar iets minder. Dat ligt niet aan de afname van het aantal grote grazers, wel aan mijn verzamelijver. In 2016 wellicht weer meer.

Cheng Yu-tung
Zijn profiel in Forbes leest als een variant op De blauwe lotus van Kuifje. De man van ruim 14 mijard dollar heerste over een kluwen bedrijven, een 'business structure that is difficult to plot' zoals Forbes het noemt. Hij schijnt niet meer helemaal bij de tijd te zijn en zijn zoon Henry is nu de echte heerser. Diens naam viel me op in een overzicht van de Volkskrant 12-2-2014 van bezittingen van Arabieren, Chinezen, Russen en andere niet-Britten in Londen. Henry Cheng investeert in Greenwich - via een firma getooid met de prachtige naam New World Development. Website aangeklikt? Toen ik het in april 2014 deed, verscheen de trotse kop 'A Brave New World'. Ja, de Cheng-dynastie is niet van gisteren! 

Miguel Facussé Barjum
is een Hondurese handelaar die in 2014 in het nieuws kwam doordat boze boeren land terugeisten van zijn bedrijf Dinant. Dat bedrijf verbouwt in de Aguán-vallei palmen waaruit olie wordt gewonnen, en neemt land af van boeren. 
Omdat Facussé innig verbonden is met de machtigen van Honduras, zullen daar ongetwijfeld wetjes voor zijn uitgevonden, maar de boeren ervaren het, vermoedelijk terecht, als ordinaire landroof en wie zich ertegen verzet wordt vermoord. Zie o.a. hierhier en hier.


Miguel Blesa
Was een bankier bij Caja Madrid, later Bankia, die op 16 oktober voor de rechter moest verschenen wegens wanbeleid. Hij bleek een enthousiaste grazer, die naast zijn salaris van jaarlijks 3,5 miljoen euro een speciale creditkaart van de bank gebruikte voor feestjes en reizen, wijn enzovoort.
Vriendje Rodrigo Rato van dezelfde bank kon er ook wat van en besteedde 'een ton aan drank en discotheekbezoek', volgens correspondent Steven Adolf in de Volkskrant 18-10-2014. Hij stond samen met Blesa voor de rechter.
Rato, overigens, betekent rat. What's in a name...

Jack Ma
Nee, geen figuur uit een film van Fellini maar levensecht, deze man uit Hangzhou, China, wiens vermogen door Forbes op bijna 9 miljard dollar wordt geschat. Jack Ma is oprichter, bestuursvoorzitter en tot en met 2013 chief execute officer van Alibaba Group. Een echte grazer, maar wel een met aandacht voor het gras: zijn Alibaba-profiel vermeldt voorzitterschap van de Nature Conservancy’s China program.
Jan Peter Schmittmann
De meest tragische grazer van de verzameling. Immers, op 5 april 2014 doodde hij een van zijn twee dochters, zijn vrouw, en vervolgens zichzelf. De commentaren buitelden over elkaar heen. Schmittmann was ooit bestuurde van ABN Amro en kreeg bij zijn vertrek 8 miljoen euro mee. Eigenlijk had-ie recht op 18,4 miljoen, vond hij, maar hij zag af van 10 miljoen aan diverse bonus-uitkeringen. Mogelijk vond hij zichzelf dus beslist geen grote grazer maar een heel bescheiden lammetje, bijna vermalen in de cakewalk rond ABN Amro.
Schmittmann woonde met vrouw en (gehandicapte) dochter in Laren, het dorp waar volgens het AD d.d. 12-4-2014 'stille armoe' heerst achter de chique beukenhagen. Hij liet een afscheidsbrief achter voor zijn oudste dochter - die heeft (gelukkig voor haar) de pers niet gehaald.
Een heel tragisch einde van 'de man van 8 miljoen'.

Dick Tommel
Werd door Bart Lankester in juni 2014 op zijn blog als volgt omschreven:
'Vandaag wordt oud-staatssecretaris Dick Tommel gehoord door de Enquêtecommissie Woningcorporaties van de Tweede Kamer. Een bijzondere man, die naar verluidt zijn 'sporen heeft verdiend' in de wereld van de corpo's.
Dat verdienen, dat klopt ongetwijfeld. In 2005 stond Tommel tweemaal in detop-tien van best betaalde commissarissen. Hij was voorzitter van de RvC van Havensteder èn van de RvC van Portaal, samen goed voor jaarlijks 32.000 euro. Uiteraard exclusief onkosten. Ik schat dat beide baantjes hooguit twee weekjes werk namen.
Daarnaast was Tommel een drukbezet interimmer in de corporatiewereld, waarmee hij een veelvoud van deze bedragen kon ophalen. Zo was hij enige tijd actief bij een woningbouwvereniging in Noord-Holland, waar zowel het bestuur als het intern toezicht vacant kwam. In een jaar tijd werd daar door verschillende interimmers ca 1 miljoen euro weggesleept, een bedrag dat eufemistisch gesproken geenszins in verhouding stond tot het geleverde werk.

NB
Nee, de vaders van deze meisjes zullen niet allemaal grote grazers zijn, maar in het licht van de verdeling van aardse goederen was dit artikel ('Mooie meisjes in een surreële wereld', de Volkskrant 25-10-2014, Ruth Vandewalle over de foto's van Zaza Bertrand) een veeg teken.

NB2
En dan lag er nog een krantenberichtje over Engelse huisartsen die een bonus van omgerekend 77 euro (50 pond?) ontvangen als ze dementie vaststellen bij een patiënt. Volgens correspondent Patrick van IJzendoorn hoopt de Engelse regering zo mensen eerder te helpen. De reacties waren gemengd. 
Het gaat hier over extrinsieke en intrinsieke motivatie, deftig gezegd. Sommige mensen denken dat andere mensen (en zij zelf misschien ook) alleen iets waardevols presteren als ze daarvoor met aards slijk worden beloond. Hiertoe zullen zeker mijn grote grazers behoren, denk ik. 
Andere mensen achten zich alleen beloond als ze iets presteren dat in hun eigen ogen waardevol is, zoals een timmerman tevreden naar een uiterst geslaagd werkstuk kan kijken, en Rodin wellicht naar zijn Denker heeft gekeken. Wat overigens niet uitsluit dat zij blij zullen zijn als ook anderen hun werk waarderen - en belonen. 

Noten
(1) Citaat ontleend aan ingezonden brief Rens van Tilburg in de Volkskrant 14-04-2011. 'Daarbij had hij, eind 18e eeuw, grootgrondbezitters in gedachten. Mannen die niets deden en zich daarvoor rijkelijk lieten belonen door de landarbeiders.'