Zoeken in deze blog

woensdag 27 mei 2015

Ik vlieg

Het zien van de film La famille Bélier was een fascinerende ervaring, omdat de film (maar natuurlijk niet als enige film) toont hoe verschillend woord en beeld werken.

Allereerst, de film wekt ontroering, althans in de laatste scènes. Een heerlijk romantisch feel good-einde van een verhaal dat in geschreven versie makkelijk een middelmatig meidenverhaal zou kunnen zijn, als een vaardige auteur het raamwerk van de plot niet zou gebruiken om er wat beters van te maken.

De trailer geeft een aardige indruk - en laat het slot natuurlijk buiten beeld. Neem het raamwerk erbij: Paula is de horende dochter van een stel doofstomme boeren, ergens in een stadje (het zou Gard kunnen zijn). Haar muziekleraar ontdekt dat ze talent voor zingen heeft en biedt aan haar les te geven en op te leiden voor een zangloopbaan - in Parijs, waar ze dan verder op school zou gaan. Dat zou betekenen dat ze haar doofstomme vader, moeder en broer in de steek moet laten, en voor hen is ze tolk en dus steun en toeverlaat, of het nu gaat om de verkoop van hun kazen op de markt of de onderhandelingen met leveranciers en afnemers.

Daardoorheen vlecht zich nog een soort haat-liefde-affaire met een wat afzijdige jongen op haar school die óók goed blijkt te kunnen zingen en vreemdeling is in het stadje. Hij komt uit Parijs. En van hun muziekleraar meneer Thomasson, een mooie rol van Eric Elmosnino, moeten ze een duet zingen, 'Je vais t'aimer'... (van Michel Sardou, hier door hem gezongen - ze overtreffen hem met gemak en dat doet ook Eric Elmosnino). Dat duet zingen gaat niet helemaal vanzelf.
Nog een verhaaldraadje: Paula's vader ziet met lede ogen aan hoe projectontwikkelaars landbouwgrond willen inpikken en wil daarom burgemeester worden.
Tot slot: mooi gevonden natuurlijk, een dochter van doofstomme ouders die nou juist kan en wil zingen! De film is een ode aan de liefde, en aan het lied.




Ook voor een film geldt natuurlijk dat je als regisseur alle kanten op kan met zo'n relatief eenvoudige intrige, met één centraal dilemma. Het scenario (en idee) is van Victoria Bedos, met hulp van Thomas Bidegain, de regisseur is Eric Lartigau. Ze besloten het zo licht mogelijk te maken, met veel couleur locale en soms wat slapstick-achtige humor.
Paula's vader werd een rondborstige, zeer eigenzinnige boer, met ambitie om burgemeester te worden. ('Maar u bent doof...'.) Op de eerste de beste verkiezingsbijeenkomst vertelt hij zijn gehoor (middels een tolk maar zijn gezicht spreekt boekdelen) dat ze 'idioten' zijn als ze beginnen over hun eigen particuliere beslommeringen. Paula's moeder werd een extraverte, expressieve, mooie en liefhebbende vrouw, die bijkans door het lint gaat als ze hoort van Paula's wens om naar Parijs te gaan. Haar broer werd een slim, wat laconiek type, die een cursus gebarentaal voor Paula's vriendin Mathilde aangrijpt om die te versieren. Zijn eerste reactie op Paula's eventuele verhuizing naar Parijs: krijg ik dan jouw kamer?

De film is al ruim over de helft als het koddig gedoe enige wrangheid dus diepte krijgt. Paula, een mooie rol van de jonge zangeres Louane Emera, wil echt wel zingen, maar ze wil ook haar familie niet in de steek laten. Dat levert goede scènes op en die verscheurdheid wordt vakkundig naar het ontroerende hoogtepunt geleid. Ik zal niet uit de doeken doen hoe dat gaat, maar het loopt goed af en het lied waarmee Paula bij een auditie glorieert, 'Je vole' (Ik vlieg; een variant op het gelijknamige lied van Michel Sardou, 1978) is op youtube te vinden en o pardon, zelfs die link liever niet zien als je de film eerst in de bioscoop wil zien, bovendien ontbreekt er een voor de film essentieel stukje aan. Namelijk: wat er vlak vóór vooraf ging. Dus eigenlijk: wat vooraf ging.

Maar als je dan toch gaat, kan het voor Nederlandstalige kijkers geen kwaad om alvast de woorden te hebben. Hier en daar heb ik er een stukje (letterlijke dus weinig poëtische, sorry) vertaling bijgezet, voor wie geen Frans kent:

Mes chers parents je pars                         Lieve ouders, ik vertrek
Je vous aime mais je pars
Vous n'aurez plus d'enfant                       Deze avond zul je geen kind meer hebben
Ce soir

Je ne m'enfuis pas je vole                        Ik vlucht niet, ik vlieg
Comprenez bien je vole                           Begrijp me goed, ik vlieg
Sans fumée, sans alcool
Je vole, je vole

Elle m'observait hier                               Zij keek naar me, gisteren
Soucieuse, troublée, ma mère                   Bezorgd, in de war, mijn moeder
Comme si elle le sentait                          Ze twijfelde, vermoedde, begreep
En fait elle se doutait
Entendait

J'ai dit que j'étais bien                            Ik zei dat het goed ging
Tout à fait l'air serein                             Heel kalm, heel rustig
Elle a fait comme de rien                        Ze werd heel stil
Et mon père démuni                               En mijn vader, ontwapend, glimlachte
A souri

Ne pas se retourner                                Niet meer terugkeren
S'éloigner un peu plus                            Steeds verder
Il y a à Gard une autre gare                     Een ander station na Gard
Et enfin l'Atlantique

Mes chers parents je pars
Je vous aime mais je pars
Vous n'aurez plus d'enfant
Ce soir
Je ne m'enfuis pas je vole

Comprenez bien je vole
Sans fumée, sans alcool
Je vole, je vole

Je me demande sur ma route                  Onderweg vraag ik me af
Si mes parents se doutent                      Of mijn ouders vermoeden
Que mes larmes ont coulé                      Dat mijn tranen stroomden
Mes promesses et l'envie d'avancer        Mijn beloftes, mijn wil om vooruit te komen

Seulement croire en ma vie                    Alleen in mijn leven geloven
Tout ce qui m'est promis                       Alles wat me is beloofd
Pourquoi, où et comment                       Waarom, waar en hoe
Dans ce train qui s'éloigne                     In deze trein die zich verwijdert
Chaque instant

C'est bizarre cette cage                          Bizar, deze kooi
Qui me bloque la poitrine                      Die mijn borst benauwt
Je ne peux plus respirer                         Ik kan niet meer ademen
Ça m'empêche de chanter                       Het belet me om te zingen

Mes chers parents je pars
Je vous aime mais je pars
Vous n'aurez plus d'enfant
Ce soir

Je ne m'enfuis pas je vole
Comprenez bien je vole
Sans fumée, sans alcool
Je vole, je vole

Jawel, een dochter, een kind maakt zich los van haar ouders. In ontelbare verhalen is dat een, het thema. In veel mensenlevens is het een thema, vandaar.
Hoe het uitpakt, hangt af van het talent van de verteller. In La famille Bélier (bélier betekent trouwens ram) stuurt het team van regisseur en acteurs rechtstreeks af op de genoemde ontroering, geen middel wordt geschuwd. Volgens sommigen is dat een doodzonde, zij willen altijd distantie, ingehoudenheid, ironie, zij mijden tearjerkers. Ik kan er echter wel waardering voor opbrengen als ze er in slagen mij ondanks mijn voorgenomen distantie in tranen te brengen. Dat lukte hen en dat komt vooral (naast een gebrek aan testosteron, begreep ik uit de krant) doordat Paula, prachtig gespeeld door Louane Emera, in dat slotlied in die omstandigheden ineens toch een oude rol op zich nam.
Hier geen wraak of wrok, geen haat of hilariteit, dit verhaal is, zoals ik al schreef, een onverbloemde ode aan de liefde - en aan zingen. Welke oude rol het was, dat houd ik even geheim. En overigens: actrice/zangeres Louane Emera zou volgens Wikipedia opgegroeid zijn als wees... hoewel ze in 2013 een liedje zong ter ere van haar net overleden vader. Enfin... (De Franse Wiki-pagina rept niet over opgroeien als wees.)

Maar zie zoiets dan eens in woorden te vertellen.
Ik vrees dat de auteur die dat zou willen, toch met hetzelfde raamwerk een geheel ander verhaal zou moeten maken, wil het iets worden. Het kiezen van Paula tot verteller ligt voor de hand, maar is een valstrik, die leidt tot het al genoemde middelmatige meidenboek met happy end.
Interessanter zou het zijn om de muziekleraar het verhaal te laten vertellen, of de jongen Gabriel (gespeeld door Ilian Bergala), of een anonieme verteller in te schakelen. Er is een zekere afstand tot de hoofdpersoon nodig, een (al dan niet deelnemende) toeschouwer. Mits de auteur talent genoeg heeft, schept dat de kans op een verhaal in woorden, dat een vergelijkbare ontroering oproept als deze film.





Eric Lartigau. La famille Bélier. Film, Procucent Philippe Rousselet e.a., coproducenten France 2 Cinéma, Nexus Factory, Jérico, Quarante 12 Films, UMedia, , Vendôme Production, Mars Distribution. 2014.

En hier nog een opname van 'Je vole' uit de film. Niet kijken als je de film wil zien.

NB. Ik weet niets van gebarentaal. Volgens de wat zure recensente van de Volkskrant zou met name mama Bélier (gespeeld door Karin Viard) er een potje van maken. Niettemin kreeg de film in Frankrijk overwegend lovende kritieken.
NB2. De afstand Gard-Parijs is per auto zo'n 740 km, per auto doe je er zelfs als je de maximumsnelheid overtreedt toch ruim 6 uur over, zeg maar 7 uur. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat muziekleraar Thomasson en Gabriel nog op tijd op de auditie verschijnen - wat ze wel doen. Dus is dat een onwaarschijnlijkheid in het verhaal, óf Gard is niet Gard.

zaterdag 23 mei 2015

Ali en Nino

Voor een bezoek aan Georgië zocht ik leesgoed met dat land als achtergrond.
Natuurlijk! Mijn oude uitgave in de Wereldbibliotheek had ik uitgeleend, weet niet meer aan wie en niet meer teruggekregen, maar een nieuwe was beschikbaar: Ali en Nino, van Kurban Said.
Ik nam het mee en las het opnieuw, na ruim dertig jaar.
Het verhaal wordt verteld door hoofdpersoon Ali Khan Shirvanshir en begint in Bakoe, een stad in het Russische tsarenrijk. Ali zit nog op school, in de examenklas. Deze school, hoogstwaarschijnlijk:



Hij is verliefd op Nino Kipriani en vastbesloten met haar te trouwen.

Deze liefde is diep en wederzijds, maar lastig. Bakoe ligt formeel in Rusland, maar de stedelingen zijn verdeeld naar etnische herkomst: hoofdzakelijk Azeri's (moslims), Perzen (idem), Armenen en Georgiërs. Ali hoort tot een rijke Azeri-Perzische familie, Nino tot een rijke Georgische familie, officieel is ze zelfs prinses, want haar vader is een van de vele Georgische vorsten.

Ze krijgen elkaar, maar niet zonder hindernissen. Die zijn tweeërlei: de lichte argwaan tussen de twee rijke families van enerzijds mohammedaanse en anderzijds Georgische herkomst; en de oorlog, die op p. 61 begint. Nergens in het verhaal staat een jaartal, maar het moet volgens mij 1914 zijn, ook nog op p. 90, als het Ottomaanse Rijk zich in de oorlog mengt.

Dat beide families steenrijk zijn helpt wel om ook enige wederzijdse achting tot stand te brengen. Er is een tussenkomst van een Armeense vriend, Nachararyan, nodig om 'prins Kipriani' tot toestemming voor het huwelijk te bewegen. In eerste instantie wil die immers alleen toestemmen als de oorlog voorbij is - en dat kan in het perspectief van de verteller en zijn vader wel even duren.

Nachararyan verandert echter in een vijand als hij tracht Nino te ontvoeren. Dat doet hij per auto. Maar de wegen zijn zo slecht dat-ie langzaam vooruitkomt. Ali en vrienden halen hem te paard in. Ali doodt de ontvoerder en Nino wordt teruggebracht.
Wegens die moord (in de ogen van zijn vrienden en vader geheel terecht) moet Ali onderduiken in een klein dorpje in Dagestan. Als hij daar dreigt te verkommeren komt Nino hem opzoeken. Ze trouwen en ze blijft bij hem.
Dat is eigenlijk de gelukkigste periode die ze meemaken. Oorlogs- en andere omstandigheden maken dat ze terugkeren naar Bakoe: de autoriteiten zoeken hem niet langer, want ze zijn er niet meer. De revolutie is uitgebroken (we zijn dan al op p. 179), en wat dat ook moge betekenen in Moskou of Sint-Petersburg, in Bakoe heerst vooral anarchie en die wordt gebruikt om een eigen republiek uit te roepen.

In Perzië mag Nino niets anders dan in een harem zitten, ze vermaakt zich door de eunuch te plagen maar is, net als Ali, godsblij als ze terug kunnen naar Bakoe, hoofdstad van de net uitgeroepen republiek Azerbeidjan. Ze krijgen een dochter, Tamar. De oorlog is echter nog steeds gaande, de Russen vallen de nieuwe republiek aan en ze vertrekken van Bakoe naar Gandzja (tegenwoordig Gəncə).
Nino gaat met hun dochter naar Tbilisi, Ali blijft.

'"Nino," zei ik, "de laatste trein naar Tiflis vertrekt over twee uur."
"Ja. We moeten gaan, Ali Khan."
"Nee, jij moet gaan, met het kind. Ik kom later. Ik moet hier nog even blijven. Maar jij moet weg. Het is nu niet meer zoals die keer in Bakoe. Alles is nu heel anders en je kunt hier niet blijven, Nino. Je hebt nu een kind om voor te zorgen." Ik praatte, op straat brandden de toortsen en Iljas Beg stond met gebogen hoofd in een hoek van de kamer. De slaap verdween uit Nino's ogen. Langzaam liep ze naar het raam en keek naar buiten. Ze keek naar Iljas Beg en hij keek gauw de andere kant op. Ze liep naar het midden van de kamer en liet haar hoofd hangen.
"Het Speelding," zei ze. "En jij gaat niet mee?"
"Ik kan niet, Nino."
"Je voorvader is gesneuveld op de brug van Gandzja. Ik weet al van het bestaan van die steen sinds ik eindexamen gedaan heb."
Met een plotselinge kreet liet Nino zich op de grond vallen, als een gewond dier dat in doodsnood verkeert. Haar ogen waren droog en ze beefde over haar hele lichaam. Ze gilde en Iljas Beg holde de kamer uit.
"Ik kom heus, Nino. Ik kom echt, ik beloof het je, het is maar voor een paar dagen." Haar kreten duurden voort, op straat zongen mensen het wilde lied van de stervende republiek. Plotseling bedaarde ze en ze bleef strak voor zich uitkijken, met dode ogen. Toen stond ze op. Ik haalde de koffer. Ik droeg het bundeltje met het Speelding in mijn armen en we gingen zwijgend de trap af. Iljas Beg zat in het rijtuig te wachten. We reden door de drukke straten naar het station.
"Het is maar een kwestie van een dag of drie, vier," zei Iljas Beg. "Een dag of drie, vier, en dan is Ali Khan weer bij je."
"Dat weet ik," Nino knikte rustig. "Eerst blijven we een tijd in Tiflis logeren en dan gaan we naar Parijs. We krijgen een huis met een tuin en het volgende kind wordt een jongen."
"Zo zal het gaan, Nino, precies zoals je zegt." Mijn stem klonk helder en optimistisch. Ze pakte mijn hand beet en staarde in de verte. De rails leken net lange slangen en de trein doemde op uit het duister als een kwaadaardig monster. Ze kuste me vluchtig. "Dag, Ali Khan. Over drie dagen zien we elkaar weer."
"Natuurlijk Nino, en dan gaan we naar Parijs."
Ze glimlachte en haar ogen waren net zwart fluweel. Ik stond op het perron, niet in staat me te bewegen, alsof ik vastgenageld was aan het harde asfalt. Ilja Beg voerde haar de coupé binnen. Ze keek uit het raam, stil en verdwaald, als een bang vogeltje. Toen de trein wegreed wuifde ze en Iljas Beg sprong op het perron.'

Ali voegt zich bij een groepje verdedigers in het dorpje Gandzja. Wie wil weten hoe het afloopt moet nu meteen ophouden met lezen en het boek kopen of lenen.



Laatste woorden in het boek:

'Ali Khan Shirvanshir is om kwart over vijf op de brug van Gandzja gesneuveld achter zijn machinegeweer. Zijn lichaam viel in de droge rivierbedding. Ik ging naar hem toe. Zijn lichaam was door acht kogels doorboord. In zijn zak vond ik dit schrift. Zo God wil zal ik het aan zijn vrouw brengen. Vroeg in de ochtend hebben we hem begraven, kort voor de Russen voor het laatst aanvielen. Het leven van onze republiek is ten einde, net als het leven van Ali Khan Shirvanshir.
Kapitein Iljas Beg, zoon van Seinal Aga, uit het dorp Binyadi bij Bakoe.'

Met deze samenvatting doe ik het verhaal natuurlijk geen recht. De citaten tonen hopelijk dat grote emoties niet geschuwd worden. De woorden zijn een vertaling van een Engelse versie, die weer een vertaling is van het in 1937 verschenen Duitse origineel. Een romantisch verhaal met een tragisch einde. Excuses voor gretige lezers die dat niet wilden weten, maar juist dat einde verleent enige diepte aan het verhaal,
Het is echter ook, of vooral, de achtergrond van het verhaal die ertoe doet. Dertig jonge mohammedaanse 'Aziaten' die zich afvragen waarom ze Latijn moeten leren. Het Oosten en het Westen in één stad, in één huwelijk. De beleefde maar ongemakkelijke verhoudingen tussen diverse bevolkingsgroepen in Bakoe. Het volslagen aftandse en feodale Perzië van die tijd, de Georgische wijncultuur in en rond Tbilisi, het boerendorp in Dagestan, de verwarring rond de oorlog (welke kant te kiezen?), het komt allemaal op soepele, onnadrukkelijke wijze langs.
Het was natuurlijk vermakelijk om de scènes in Tbilisi te lezen na een bezoek aan die stad, maar er was geen bezoek aan Georgië nodig om dit verhaal opnieuw te waarderen. WiKurt Said ook was, hij leverdeen mooi verhaal af, voor lezers van 15 en ouder.

Said, Kurban. Ali en Nino. Vertaling uit het Engels: Else Hoog. De Harmonie, 2015. (Rainbow.) Oorspr.: Ali und NinoE.P. Tal Verlag, Wenen, 1937.


dinsdag 19 mei 2015

Het laatste licht op lezen

Het kwam al langs op dit blog: Hanneke Koene stopt met haar Licht op lezen. De 'laatste Licht op Lezen' wordt ons in stukjes en beetjes opgediend. 'De laatste Licht op Lezen wordt een volle', schrijft ze. Het idee van 'afleveringen' of 'edities' (dus ook de laatste editie) is afkomstig van gedrukte periodieken. Wij lezen niet de laatste maar hooguit de laatste bijdragen aan het Licht - en is dat de moeite waard?
Zeker, al was het alleen maar wegens het eerste deel van haar interview met Els Beerten, die op 20 mei de Annie M.G. Schmidtlezing houdt. (Ik zal er helaas niet bij zijn.)
Tot de aanvulling horen ook een interview met Maurice de Greef over laaggeletterdheid en het verslag van een poëzieworkshop op een basisschool door Tim Gladdines, onder de titel 'Poëzie werkt'. Met een link naar 'een interview met Tim Gladdines' die me wel naar een vorig nummer van Licht op lezen bracht, maar niet naar een interview.

Het tweede deel van haar interview met Els Beerten volgt na die lezing. We lezen en beluisteren dus nog steeds niet de allerlaatste bijdragen aan Licht op lezen.

Nominaties Jugendliteraturpreis 2015

Overigens meld ik maar even, omdat ik het op onze kinderboeknieuwspleinen (*) (nog) niet vond, dat er in de lijst nominaties voor de invloedrijke Deutsche Jugendliteraturpreis vier Nederlandstalige auteurs staan: Annemarie van Haeringen (Coco und das Kleine Schwarze), Michael De Cock (Rosie und Moussa), Edward van de Vendel (Lena und das Geheimnis der blauen Hirsche) en Jan Paul Schutten (Evolution oder Das Rätsel von allem, was lebt) en dat in de categorie Jugendjury Der Circle van David Eggers voorkomt.

(*) Leesplein, Jeugdliteratuur, Kjoek, Leesfeest.

maandag 18 mei 2015

In memoriam Bert Kouwenberg

Terug uit Georgië (een land met een oude en bijzondere zangtraditie, zie onder veel meer hierhier en hier) vond ik bij de post het overlijdensbericht van Bert Kouwenberg, onder veel meer (want vooral auteur en schoolmeester) jarenlang lid van de redactie van Leesgoed.
Dat was een schok.
Vorig jaar december verscheen hij immers nog bij de presentatie van Kodo, en hij was opgewekt: het gezwel was uit zijn hoofd, hij was weer bezig.
En nu: toch dood.

Het was ook een schok omdat een goede vriendin eveneens veel sneller heen ging dan verwacht. Ja, ook kanker. Ze overleed op Hemelvaartsdag, we konden de maandag daarvóór nog net afscheid van haar nemen. Zie ook hier.

En ik dacht terug aan mijn ex-redactiegenoten Dineke Radstake, die op 9 juli 2005 sneller dan verwacht overleed, ook kort nadat ze nog een presentatie meemaakte, en Jan Smeekens, die eind 2011 het loodje legde. Beider doodsoorzaak: kanker.

Bert Kouwenberg was een rustige redacteur. Zijn bijdragen in het redactie-overleg kwamen altijd op bedachtzame toon, soms met lichte ironie. Hij was een auteur met een geheel eigen stijl, maar in mijn ogen toch vooral een gedreven onderwijzer, die al zijn talenten inzette om zijn leerlingen aan het lezen en schrijven te krijgen en te houden.
Hij was zijn hele onderwijzersloopbaan verbonden aan de De la Reyschool in Den Haag, waar hij prachtige projecten als het Verhalenatelier op touw zette en lesmateriaal voor de school maakte (met anderen). Hij werkte mee aan Zin in taal en andere methodes en schreef voor Leesgoed tal van inspirerende artikelen.

Die artikelen zijn helaas niet meer online te raadplegen. Bij het einde van Leesgoed schreef NBD Biblion nog (op 27-9-2012):
'NBD Biblion is momenteel druk bezig te bekijken of het opgebouwde archief op andere manieren ontsloten kan worden. De aanwezige content is nog steeds interessant en relevant voor mensen die werken met of interesse hebben in jeugdliteratuur.'
Daarvan is tot op heden niets gekomen. Vier van zijn artikelen had ik ooit gemeld aan Taalunieversum, zie overzicht.

Ik had Bert graag nog vele jaren gegund. Hij zou die ongetwijfeld hebben gebruikt om nog meer moois te schrijven.
Het lot is soms wreed.