Zoeken in deze blog

dinsdag 31 januari 2023

FELA

Ooit was er IDEC, de Europese afdeling van de International Reading Association, de club die opgericht werd in 1956 en na ruim vijftig jaar besloot tot naamsverandering en nu International Literacy Association heet, 'a professional organization with a mission of connecting research and practice to continuously improve the quality of literacy instruction across the globe'.
Niets mis mee, en o.a. uitgever van vaktijdschriften als The Reading Teacher, Journal of Adolescent & Adult Literacy, and Reading Research Quarterly.
 
Het duurde ongelooflijk lang voordat doordrong dat de afkorting IRA in Europa tot heel andere associaties leidt. Geen wonder, de vereniging werd opgericht in de VS en daar kwam en komt ruim driekwart van de leden vandaan, zo niet 90 procent.
In 1979 kwam er een International Development in Europe Committee (IDEC), dat zich inspande om meer Europeanen bij de vereniging te krijgen, o.a. door elke twee jaar een conferentie te organiseren.
Dat comité conculleerde enige tijd met de in 2008 opgerichte FELA, tot de twee clubs in 2018 besloten tot fusie, ofwel, dat IDEC ging gewoon op in de Federation of European Literacy Associations (FELA, dus). Hier meer over die gezamenlijke geschiedenis.
 


Belangrijkste opgave, nog steeds, elke twee jaar een conferentie.
 
A European Conference on Literacy is held every two years. The European Conferences on Literacy  are jointly organized by FELA  and the local national association’s organising committee. Although the main Conference language is English, a speaker may present a paper in any European language. There are normally, therefore, sessions in German, Spanish, and French, as well as in English.
 
Een groot verschil met de ILA is dat de FELA geen individuele leden kent, alleen verenigingen kunnen lid worden. Of zoals de FELA het uitdrukt:

Membership of FELA is open to any organisation which is concerned with or interested in literacy and has legal personality and legal capacity and whose objectives are compatible with those of the Federation – our objectives can be seen in our Statutes here. The main target group of the Federation is Europe-based organisations, but relevant organisations beyond Europe may join. Full membership is open to national literacy/reading associations in or near Europe which have legal personality and legal capacity.

Associate membership is open, but not restricted, to the following categories of organisation which have legal personality and legal capacity:

    Ministries and governmental agencies (GOV)
    Regional educational authorities and agencies (REG)
    Research institutions and universities (RES)
    Relevant NGOs (NGO)
    International institutes and agencies (INT)
    European and national networks (NET)
    Relevant international associations and networks (INET) and relevant organisations outside Europe (NE)

Membership is institutional, not individual.

Tot nu toe zijn er 28 organisaties aangesloten. De vier bestuursleden komen uit Bulgarije, Finland, IJsland en Letland.
Instituten als Stichting Lezen, Iedereen leest en Stichting Lezen en Schrijven zouden dus lid kunnen worden, net als universiteiten, en voor de Europese samenwerking lijkt me dat beslist het overwegen waard, maar jij en ik kunnen helaas niet lid worden.

zaterdag 28 januari 2023

Ploeteren op je zolderkamer

Een heerlijk staaltje journalistieke overdrijving in De Volkskrant 28-1-2023, katern 'Boeken&wetenschap', door Wilma de Rek. Aanleiding: de cijfers over de verkoop van boeken in Nederland en dan met name de top 100 best verkochte boeken van de CPNB., maar zonder bronvermelding ook de algemene verkoopcijfers.
Die tonen dat er in 2022 zo'n 10 % minder Nederlandstalige fictie is verkocht als in 2021. Tja, jammer, denk ik dan, volgende jaren beter.
Wilma drukt dat als volgt uit:

Dat is niet zozeer zielig voor de boekhandel (die zijn kasten royaal vult met Engelse titels) en ook niet voor de uitgevers (waarvan de meeste veel meer boeken uitgeven dan de kleine lezersmarkt aan kan), maar wel voor de Nederlandse schrijver die rillend op zijn tochtige zolderkamertje zit te ploeteren op romans die helaas onopgemerkt blijven.

Dat is zó over de top dat het vanzelf leuk wordt.

Overigens is die rillende auteur dan niet bezig met een kinderboek, want met met de verkoop van kinderboeken ging het best goed in 2022.

Ze begon haar stukje overigens ook fraai, met de waarneming dat geen deelnemer van het tv-programma De Slimste Mens deze week de auteur Salman Rushdie kende en een lekker sarcastisch tekstje daarover:

In de week die begon met een aflevering van De Slimste Mens waarin geen enkele deelnemer wist wie Salman Rushdie is (#auteur van De Duivelsverzen #al gecanceld toen niemand nog wist wat cancelen was #maar dan écht, door een enge ayatollah #moest zijn leven lang onderduiken #werd afgelopen zomer alsnog neergestoken #nu blind aan 1 oog #maar komt op 7 februari gewoon met een nieuwe roman, Victoriestad #leve Salman Rushdie), maakte de CPNB de top honderd bekend van bestverkochte boeken van 2022. 

Ze eindigt haar stukje zo:

De laatste op de lijst met best verkochte boeken is een kinderboek van Toon Tellegen met de prachttitel Het komt goed. Laten we het hopen. 

Kan ik er nog aan toevoegen dat op plek 97 Films die nergens draaien van Yorick Goldewijk & Yvonne Lacet staat.

PS. Merkwaardigerwijs vermeldt Wilma de Rek bij haar interviews met vijf mensen uit het boekenvak in het katern 'Boeken' evenmin waar ze de cijfers vandaan heeft. (Dat is: KVB Boekwerk.)

vrijdag 27 januari 2023

Vroeg begonnen, iets gewonnen

Nee, dat is niet correct. Voorop staat Vroeg begonnen, veel gewonnen, een onderzoek naar de langetermijneffecten van BoekStart. Het werkje telt 54 pagina's, is geschreven door Adriana G. Bus en Merel de Bondt, het is uitgegeven door Eburon en geïnitieerd door Stichting Lezen
Een Engelstalige versie is te vinden op Universitetet Stavanger, en die is wel te downloaden. De titel is 'Tracking the long-term effects of the Bookstart intervention: Associations with serament and book-reading habit', en dat is een Open Acces-artikel (!) in Learning and Individual Differences 98 (2022). Overigens staan daar de auteurs vermeld als Merel G. de Bondt, Adriana G. Bus, dus andersom. De laatste werkt aan de US bij de Fakultet for utdanningsvitenskap og humaniora, vandaar.
 
Het artikel start met een samenvatting:
 
This study tested whether Bookstart – a program promoting book reading in infancy – continues to have an impact well into Kindergarten. We distinguished between children who were more or less challenging to read to in infancy (more or less temperamentally reactive). 
Eighty percent (n = 471) of a sample participating in a study when the children were one year old – about half involved in Bookstart – agreed to complete a home literacy survey when the children were, on average, 72.1 months. 
A smaller group (n = 318) also consented to collect tests concerning language and math at children's Kindergarten. 
The findings show that language development when they are about to start learning to read still profits from Bookstart. Especially the temperamentally most reactive 50 % shows benefits (d = 0.21). Bookstart also improved children's home literacy environment (longer book reading sessions), but this effect did not explain Bookstart's impact in Kindergarten. 

Dat is ongeveer ook de conclusie die ik trok na lezen van de brochure. BoekStart helpt - een beetje.
Fascinerend is de verdeling in meer of minder 'temperamenvolle' (of 'lastige') baby's en peuters en ook goed bedacht, want er blijkt verschil. Met name de 'moeilijke' kleintjes blijken namelijk op de lange duur te profiteren van aandacht in de vorm van voorlezen à la Boekstart.
Voor rustiger kleintjes zijn de resultaten minder aanwijsbaar, hoewel ook voor hen geldt dat er een meetbare voorsprong is ten opzichte van kinderen die niet meededen.

Dat de 'temperamentvolle' kinderen een duidelijker voorsprong tonen ligt volgens de onderzoekers hieraan:

Ouders die niet uit zichzelf vroeg gaan voorlezen aan hun kind, krijgen als ze aan Boekstart meedoen het benodigde duwtje in de rug. Dat geldt voor ouders die vanwege een temperamentvolle baby voorlezen voorlopig uit de weg gaan, maar misschien ook voor laagopgeleide ouders.

Ook elders benadrukken ze dat heel vroeg beginnen met voorlezen belangrijk is en dat ouders die aan Boekstart meedoen wellicht meer geënthousiasmeerd zouden kunnen worden, want daaraan schort het nu nog een beetje.

Om Stichting Lezen, de Koninklijke Bibliotheek (tegenwoordig KB nationale bibliotheek) en de Nederlandse openbare bibliotheken gerust te stellen: BoekStart blijkt nog steeds een 'effectief instrument in de preventie van taalachterstanden'. Logisch, het is een en andermaal aangetoond, hoe meer (voor)leesactiviteiten thuis, hoe beter de testresultaten op school. (Die test is dan de CITO-toets Taal voor kleuters.) Of dat nu 'veel' of iets gewonnen is.
 
 
Bus, Adriana G., en Merel de Bondt. Vroeg begonnen, veel gewonnen, een onderzoek naar de langetermijneffecten van BoekStart. Eburon, 2022. ISBN 978 94 6301 418 2, 54 p., Stichting Lezen reeks deel 36.

donderdag 26 januari 2023

Een boek voor jou

Najaar 2023 verschijnt een nieuwe editie van de bloemlezing Een boek voor jou. Deze keer in zes verschillende talen: Arabisch, Farsi, Turks, Tigrinya, Koerdisch en Somalisch. De eerste uitgave verscheen in 2017. Toen werden 5.000 exemplaren verspreid in asielzoekerscentra in het hele land. De bundel werd speciaal samengesteld voor vluchtelingenkinderen tussen de 4 en 12 jaar, vertaald in het Arabisch en cadeau gedaan aan alle Arabisch sprekende kinderen die als vluchteling pas in Nederland waren aangekomen, vooral uit Syrië,
 


Opnieuw is Marit Törnqvist de initiatiefnemer, nu samen met Marloes Robijn.
Ook deze bloemlezing zal bestaan uit verhalen, gedichten en tekeningen van Nederlandse auteurs en illustratoren. Het wordt een boek van ruim 100 pagina’s in hardcover en groot formaat, uitgegeven door Querido.
Een boek voor jou is bedoeld als welkomstgeschenk voor kinderen in asielzoekerscentra. Vanwege de grote vraag komt er daarnaast een handelseditie in bovenstaande zes talen, en bovendien een oplage in het Nederlands voor mensen die werken met nieuwkomers.
De oplage van de handelsedities hangt af van de belangstelling voor de boeken. Dat waren de samenstellers in januari 2023 aan het inventariseren. Ik citeer uit het een bericht dat langskwam op biebtobieb:

Werk je voor een organisatie, stichting, (taal)school, bibliotheek, boekwinkel of andere instantie die interesse heeft om meerdere exemplaren in te kopen? Stuur een mail naar ibby.secretariaat@gmail.com, dan zetten we je op de mailinglijst. Uitgeverij Querido stuurt dan binnenkort een mail met meer informatie over de prijs en inhoud, waarna voorlopige bestellingen kunnen worden gedaan.

Waarvan akte. Het is een sympathieke actie en het zal vast een mooi boek worden.

vrijdag 20 januari 2023

Wie kan er nog lezen - en wat

Als de Inspectie van het Onderwijs van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een alarmbericht stuurt, is het doorgaans raak. De dames en heren inspecteurs laten zich niet heel snel publiekelijk uit over wat ze aantreffen.
Op 18 januari verscheen er een Nieuwsbrief leesvaardigheid (speciaal) basisonderwijs, en de boodschap was duidelijk en een vervolg op de Peiling leesonderwijs 2022, die in december 2022 verscheen. 
Er is iets mis met het leesonderwijs in Nederland. In een bijgeleverd factsheet (samenvatting) staat: 

• 88% van de bo-leerlingen beheerst minstens het niveau 1F voor lezen, in het sbo geldt dit voor 39% van de leerlingen. Het aandeel leerlingen dat ook het streefniveau 2F beheerst, is 50% in het bo en 7% in het sbo. Daarmee wordt de ambitie van 65% leerlingen op niveau 2F aan het einde van het primair onderwijs niet behaald. De ambitie van 85% van de leerlingen die aan het einde van het primair onderwijs niveau 1F beheersen, wordt alleen in het bo gehaald.
• Leerlingen die vaker voor hun plezier lezen, halen een hogere score op de leestoets. Datzelfde geldt voor leerlingen die veel vertrouwen hebben in hun eigen leesvaardigheid. Leerlingen die aangeven in hogere mate extrinsiek gemotiveerd te worden om te lezen, halen juist een lagere leesscore.
• Meisjes behalen gemiddeld genomen een hogere leesscore dan jongens. Dit geldt ook voor leerlingen die thuis (bijna) altijd Nederlands spreken in vergelijking met leerlingen die thuis soms of nooit Nederlands spreken. Ook leerlingen die thuis meer dan 25 boeken hebben, behalen gemiddeld een hogere leesscore dan leerlingen met minder boeken thuis.
• In 2021 is de leesvaardigheid van leerlingen licht gedaald ten opzichte van 10 jaar geleden. In het sbo is de leesvaardigheid iets sterker gedaald dan in het bo.

En dat terwijl genoemd ministerie blijkens de website onder leiding van twee ministers en een staatssecretaris werkt aan

elke dag een slim, vaardig en creatief Nederland. Een land waar je jezelf mag en kan zijn.
Een land waar iedereen mee kan doen. Waar je de vrijheid hebt om je te ontwikkelen en te uiten. Als iedereen een gelijke kans krijgt, dan kan al het talent in Nederland bloeien. Van de handigste handen tot de knapste koppen.

Niet minder! Echt reclameproza. Maak dat maar eens waar... Tot nu toe niet echt gelukt.
Dat 1F e.d. bij het eerste bolletje verwijst naar de referentieniveaus die in 2010 bij wet zijn ingevoerd om 'ervoor te zorgen dat er in het hele Nederlandse onderwijs concrete doelen zijn om naartoe te werken'.
(Alsof ze die daarvoor niet hadden. En wat is het verschil tussen het hele Nederlandse onderwijs en het Nederlandse onderwijs?)

Mij maakt zo'n rapport wel benieuwd naar hoe en wat er is gemeten. Snel bladeren door het rapport leverde me wel resultaten maar geen toetsen. Dat wordt dus studie, vermoedelijk van de eveneens bijgeleverde 'technische rapporten'... en er ligt voorlopig een veel interessanter boek op mijn stapeltje. (Dat niets te maken heeft met leesonderzoek.)
 
De factsheet bevat als voorbeeld een opgave 'uit het domein evalueren bij een zakelijke, instructieve tekst' die meteen opmerkelijk is: dit recept:
 
Hemelse modder

Ingrediënten
30 gram boter
20 gram suiker
100 gram pure chocolade
1 eetlepel water
2 eieren, dooiers en eiwit gesplitst

Bereidingswijze
1. Breek de chocolade in stukjes en smelt deze met een eetlepel water in een
schaaltje dat in een pannetje staat met een beetje kokend water erin.
2. Roer de boter met suiker tot een romig geheel. Voeg één voor één de eidooiers toe.
3. Klop de eiwitten stijf en voeg een mespuntje zout toe.
4. Roer de chocolade door het botermengsel en leg dit op de stijfgeklopte eiwitten.
5. Schep alles luchtig door elkaar.
6. Serveer in schaaltjes met eventueel een toefje slagroom en wat hagelslag.
Bron: Krieltje, Elisabeth Mollema, Monique Beijer, Constance Lataster, 2009, Van Goor, Houten

 
Leerlingen kregen op niveau 1F de vraag 'Krijg je na het lezen van deze tekst zin om ‘Hemelse modder’ te maken? Leg je antwoord uit.'
Dat is te volgen: er worden veel ingrediënten in genoemd die doorgaans lekker worden gevonden.
Op niveau 2F luidde de vraag: 'Waarom heet het lekkers waarover het in deze tekst gaat Hemelse modder?' Daarnaar moet je als twaalfjarige een slag slaan, afgezien van dat 'lekkers'. In de termen van de toets:
 
Waar leerlingen op niveau 1F een eigen mening kunnen verwoorden, kunnen leerlingen op niveau 2F ook verschillende delen van de tekst met elkaar verbinden en beoordelen om deze vervolgens te koppelen aan de eigen belevingswereld.

Hemels moet kennelijk positieve associaties oproepen, en dat je geacht wordt van alles door elkaar te klutsen moet kennelijk de associatie met modder oproepen. 2F is 'het niveau dat iedere Nederlander zou moeten beheersten om maatschappelijk te kunnen functioneren.' Wat in dit geval dus inhoudt dat je iets moet kunnen met de woorden hemels en modder, maar op tijd de neiging laat liggen om mogelijke andere namen te verzinnen, zoals 'lekkere zooi' of 'chocoladebagger', ik verzin maar wat, want dat was niet de vraag.
 
Het is slechts één voorbeeld en ik hoop dat het niet representatief is. Laat ik vooralsnog aannemen dat de methodes en dus de resultaten kloppen, al was het maar omdat veel onderzoekers e.e.a. kritisch zullen bekijken.
Dan wordt in ieder geval oud nieuws weer eens bevestigd: meisjes lezen meer dan jongens. Dat is al een halve eeuw de uitkomst van veel onderzoek.
Dat geldt eigenlijk ook voor die andere uitkomst: leerlingen die vaker voor hun plezier lezen, halen een hogere score op de leestoets. Waarmee weer samenhangt dat de aanwezigheid van leesboeken thuis helpt, en verplicht lezen niet. 
 
Zoals de Inspectie het in december formuleerde: 'Om de dalende trend te keren zijn er zowel veranderingen nodig in het leesonderwijs op scholen, als in het leesgedrag van de leerlingen thuis. Deze veranderingen vragen om een brede aanpak, waarbij scholen onder meer samenwerken met ouders, bibliotheken, gemeenten en consultatiebureaus.' 
 
Kom maar door met die goed voorziene schoolbibliotheek, om te beginnen. Faciliteer de leescoördinator op school. Neem geen leerkrachten aan die niet méér lezen dan recepten in hun kook-app. Steun de openbare bibliotheken, zorg dat ze hun jeugdbibliotheken op peil kunnen houden en mensen in dienst houden die weten wat er voor kinderen verschijnt. Zorg voor structurele samenwerking van scholen en bibliotheken. Laat daarbij de eventueel aanwezige kinderboekwinkels niet buiten boord. En laat dit jaar in jaar uit blijven, want incidentele evenementen brengen geen structurele verbetering. Denk bij leesgoed niet alleen aan mooie leesboeken, fictie en non-fictie, maar ook aan tijdschriften en nieuwe media. Lees vaak voor. Geef leerlingen meer te lezen dan de armoedige tekstjes in methodes, laat begrijpend lezen echt begrijpend lezen worden en zorg voor rijke taal op school. Práát met kinderen over wat ze lezen.
 
Nou ja, enzovoort. Niets hiervan is niet al eerder aanbevolen. Let it be. Wie weet...
Tijd voor hemelse modder.

Overigens is het thema van komende (Nederlandse) Kinderboekenweek (4-15 oktober 2023): 'bij mij thuis'. Zie Hebban en Leesbevordering in de klas. In Vlaanderen is heel maart Jeugdboekenmaand.

donderdag 19 januari 2023

Het geheim

van Jean-Jacques Sempé zit hem in zijn tekenstijl. Liefdevol karikaturaal.
 
In 2015 recenseerde ik de dat jaar verschenen vertaling van Catherine Certitude (1988!), getiteld De kleine ballerina. Een klein meesterstuk, ik hoop dat de oplage is verkocht, want Sempé was en is niet zo bekend in Nederlandstalige streken en ook auteur Patrick Modiano is hier minder bekend als in Frankrijk. Modiano won in 2014 de Nobelprijs voor literatuur, vandaar (waarschijnlijk).
 


Najaar 2022 verscheen opnieuw zo'n meesterstukje van Sempé, en nu ook met eigen tekst, vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen, bij Uitgeverij Oevers te Zaandam. Verrassing!
Raoul Taburin (une bicyclette à propos de son père) verscheen in 1995 en werd in 2018 verfilmd, Raoul Taburin, regie Pierre Godeau.
 


Raoul Taburin erfde de fietsenhandel van zijn vader en wist er een groot succes van te maken, zelfs zo dat men het in Saint-Céron en omstreken had over een taburin als men een fiets bedoelde. Hij had echter een geheim dat hij met niemand had gedeeld - alleen het meisje waarop hij verliefd was, maar dat liep boos weg toen hij het haar vertelde. (Vermoedelijk verwachtte ze een huwelijksaanzoek in plaats van dat geheim.) Hij trouwde met een ander, de lieve Madeleine.
Zijn vriend Hervé Figougne, fotograaf, trachtte hem te bewegen tot de fietsfoto bij uitstek. Die kwam er, maar eindigde voor Raoul in het ziekenhuis. Wij lezers weten inmiddels het geheim wel (p. 16), maar pas op de allerlaatste pagina vertelt Raoul het aan zijn vriend.
 


Het verhaal is grappig en liefdevol tegelijk, net als de tekeningen. Nou ja, in feite is het een verhaal in woord en beeld, voor aandachtige lezers en kijkers van tien tot honderd jaar.
 

Sempé, Jean-Jacques. Het geheim van Raoul Taburin. Vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen. Uitgeverij Oevers, 2022. ISBN 978 94 92068 873, 96 p. Oorspr.: Raoul Taburin, 1995.

maandag 16 januari 2023

Voor kinderen of toch niet?

In Lezen 2022-4 staat onder meer een interview door Annemarie Terhell met Jaap Robben wegens zijn bloemlezing Heel de wereld wordt wakker, het beste van de Nederlandse kinderpoëzie in 333 gedichten.

Op de vraag 'Is kinderpoëzie anders dan die voor volwassenen?' antwoordt hij:

In essentie niet. Het is echt geen trucje om voor kinderen te schrijven. Ik denk dat veel dichters niet anders kunnen dichten dan ze dichten - of ze dat nu voor volwassenen of kinderen doen. Wat je in dit boek tegenkomt is oprechte poëzie. In essentie verschillen emoties van kinderen en volwassenen niet zoveel. Wat wel anders is, is dat je als kind een emotie nog niet altijd kunt benoemen. Van wat zich afspeelt krijg je vaak maar flarden mee, je wordt als kind nog buiten een heleboel dingen gehouden. De beste jeugdpoëzie benoemt die gevoelens. Verklaart ze niet, maar laat je iets ervaren. Poëzie is zo helend, omdat je iets herkent.

Een passage die tot nadenken stemt. Sommige dichters kunnen kennelijk wél anders dichten voor kinderen. Is dat dan geen 'oprechte poëzie' en wat is dat eigenlijk? En dat je 'als kind buiten een heleboel dingen wordt gehouden' (welke dan?), is dat de verklaring voor het niet kunnen benoemen van emoties? Draait het in de poëzie dan altijd om emoties? Is herkenning altijd helend?
Afijn, die vragen werden niet gesteld.
 
Volgende vraag was: 'Wat kan poëzie voor kinderen betekenen?'
Niet echt een makkelijke vraag en de arme Jaap Robben verliest zich dan ook in vaagheden.
 
Het kan troosten, je kunt er iets in herkennen, maar ook kun je de speelsheid van een taal leren. Ik denk dat je als kind vooral te maken krijgt met praktische taal: in je rekenboek, je taalboek, je aardrijkskundeboek. Taal wordt vaak aangeleerd als eenduidige betekenisdrager, maar in poëzie voel je dat er vaak meer tussen de woorden staat. Dat taal niet vaststaat, dat je die kunt vormen, dat je woorden kunt verzinnen, dat er soms meer staat dan er staat. De herkenning, de emoties, de humor die dat oplevert, die zijn waardevol. Goeie poëzie irriteert af en toe ook, het hoeft niet alleen lieflijk en zacht te zijn.
 
'Niet alleen', maar kennelijk wel vooral...
Afijn, dit kan ook een uitglijertje van de interviewer zijn, niet iedere geïnterviewde neemt de moeite om hem of haar in de mond gelegde citaten nauwkeurig te controleren. Laat ik het erop houden dat Robben heeft bedoeld dat poëzie kinderen vaak een ander taalgebruik toont dan wat ze gewend zijn en dat dat een verrijking is.

Er staat natuurlijk wat er staat en daar staat niks tussen, maar sommige woorden en woordcombinaties openen de weg naar een baaierd aan associaties en die kunnen zo overweldigend zijn dat ze leiden tot uitspraken als 'lees maar, er staat niet wat er staat' (ontleend aan Martinus Nijhof, 'Awater', waar het overigens niet die lading heeft). De kunst van de auteur is om die woorden te vinden.

Ik krijg bij het soort kenschetsen van poëzie als die van Jaap Robben de neiging om een van de kortste bekende poëtische teksten te citeren, het aan De Schoolmeester toegeschreven grafschrift:

Hier ligt Poot.
Hij is dood.

Lijkt een voorbeeld van eenduidige beknoptheid te zijn, maar dat is niet zo, want a) wie is Poot?, en b) zou de tweede regel kunnen leiden tot gemijmer over de mogelijkheid dat er onder de zerk ook een niet-dode zou kunnen liggen en lijkt-ie haast bedoeld om ons nog eens ervan te verzekeren dat Poot dood is, nog eens versterkt door het klankrijm en van de mogelijke werking van klankrijm is dit versje dan ook een treffend voorbeeld.
 
Er is uiteraard meer te vinden in dit nummer van Lezen, bijvoorbeeld een interview met illustrator Philip Hopman (wegens de hem in november toegekende en van harte gegunde Max Velthuijs-prijs), en portretjes van drie tieners die door Tik Tok aan het lezen zijn geraakt, zowaar.
Voor wie het niet kent: Lezen is een gratis kwartaalblad, uitgegeven door de gelijknamige stichting, die behartenswaardige bijdragen levert aan de leesbevordering. Het is ook als pdf te downloaden.
 


Intussen blijft de vraag hangen of er ook poëzie is die niet geschikt is voor kinderen, ondanks het idee van Jaap Robben dat er 'in essentie' geen verschil is tussen poëzie voor kinderen of volwassenen. We betreden hiermee het terrein van een bekende discussie. Want zet literatuur of drama of kunst in plaats van poëzie en voilà, we zijn weer thuis, zet de microfoons maar klaar.

Hierbij drie kanttekeningen.
 
1. Het is een open deur, maar dient toch genoemd: er is geen scherp verschil tussen kinderen en volwassenen. We beginnen als baby en eindigen, nou ja, hopelijk ergens op gevorderde leeftijd hoewel dat niet ieder van ons gegeven is. Men heeft het over een 'doorgaande ontwikkeling' en als het goed is komt de wijsheid met de jaren. Ook dat is niet iedereen gegeven. Als het gaat om gevoeligheid, begrip en wijsheid is het dus onzin om eenjarigen, zesjarigen, twaalfjarigen en vijftienjarigen op één hoop te vegen en die kinderen te noemen en het dan voorbij een zekere leeftijd ineens over volwassenen te hebben. 
Als het gaat om maatschappelijke en juridische verantwoordelijkheid is het geen onzin, maar dat is een heel ander verhaal, hoewel hier via het begrip initiatie een bruggetje is.

2. Hiermee hangt samen dat het evident is dat ontvankelijkheid en waardering voor kunst mede samenhangt met de ontwikkeling en dus ook leeftijd van de waarnemer. Deftig geformuleerd hè? Sommige kunst is te moeilijk, dat is hetzelfde maar wat minder deftig. 
Maar hoe en wanneer welke kunst voor wie te moeilijk zou zijn, dat blijkt vaak pas in de praktijk, hoewel veel te voorspellen is omdat bijvoorbeeld, als het om in schrift vastgelegde woordkunst gaat, leesvaardigheid en kennis van vocabulaire een rol spelen. James Joyce' Finnigans Wake voor beginnende lezers: weinig kans op begrip en waardering.
Het is overigens niet evident dat volwassenen in alles verder zijn. Voor bijvoorbeeld (vertalingen van) Jabberwocky zijn twaalfjarigen soms ontvankelijker dan grote groepen van pakweg dertigjarigen. Gemiddeld neemt de speelsheid van de geest af naarmate mensen ouder worden, hoewel er gelukkig opmerkelijke uitzonderingen zijn.

3. Er zijn grote groepen volwassenen die een welomlijnde definitie hebben van niet-volwassenen en vinden dat sommige onderwerpen en beelden taboe zijn voor niet-volwassenen. Hier komen de moralist en de ethicus om de hoek kijken en we krijgen verhandelingen die weinig van doen hebben met kunstzinnigheid. 
Nee, niet achterhaald, maar aan de orde van de dag, zie internet, Facebook, Twitter, enzovoort. Bloot slaat niet dood, maar bloot is vies. Kinderen blootstellen aan (vul in), 'dat doe je niet'.


maandag 9 januari 2023

Bij een onbewoond eiland

Stel, je belandt na veel omzwervingen door Europa op een schip, en dat schip vergaat in de Stille Zuidzee. Je klampt je vast aan een plank en de stroom brengt je naar een scheepswrak, een driemaster. Met je laatste krachten hijs je je aan boord.
Als je genoeg bent bijgekomen om te verkennen, blijkt het schip dichtbij een eiland te liggen en bovendien een ruime voorraad voedsel aan boord te hebben: water, scheepsbeschuit, planten, kippen, brandewijn, wat niet al. Bovendien nog scheepsinstrumenten, lampen en schrijfgerei.
Het spookt er wel: er verdwijnen dingen, of ze worden verplaatst. Als je eindelijk genoeg moed verzameld hebt om het ruim in te duiken, blijkt er nog een verstekeling aan boord, een oude priester. Je sluit vriendschap en de oude priester leert je (onder veel meer) zwemmen en verzint een systeem om over de bodem van de zee naar de kust te lopen, met hulp van een zelfontworpen duikklok, een soort kast waarin een luchtbel blijft hangen, en met lood aan de enkels om niet op te stijgen. De priester brengt zijn eigen vondst in praktijk en keert niet meer terug. Vanaf dat moment ben je dus weer alleen.
Hoe moet dit aflopen?

Laat dat maar over aan Umberto Eco.
Voordat L'isola del giorno prima (Het eiland van de vorige dag) in 1994 verscheen, had hij in 1980 en 1988 al getoond heel lange en ingewikkelde verhalen te kunnen schrijven met Il nome della rosa en Il pendolo di Foucault, beide vertaald in (o.a.) het Nederlands. Verhalen met een ingenieuze intrige, een flink aantal personages, verteld door een anonieme verteller en zich afspelend in een historisch decor, hoewel dat bij die slinger (pendolo) nogal recent is, namelijk de 20e eeuw. 
Intriges, complotten en complotvorming spelen een grote rol, net als in het later (2010) verschenen Il cimitero di Praga (De begraafplaats van Praag), dat wat mij betreft een verbijsterende actualiteit kreeg tegen de achtergrond van de tijdens de Covid-jaren en al eerder in de VS bloeiende complotten over wereldregeringen e.d.
Verhalen waarbij het aan te bevelen is om kaarten, woordenboeken en encyclopedieën paraat te houden, wil je niet de weg kwijt raken in die intriges. Trek er rustig tijd voor uit.

Die tijd had ik er ook voor uitgetrokken door het boek op mijn nachtkastje te leggen.
Het eiland van de vorige dag had ik gevonden in een uitstalkastje aan de gevel van een huis. Ik had het dus niet gekocht en evenmin van iemand of uit een openbare bibliotheek geleend. 
Er was geen urgentie om het meteen te lezen. Het lag op het nachtkastje te wachten tot ik er (eindelijk) aan toe kwam. Geen gelukkige zet, want het lag er maanden en vaak kwam ik er niet aan toe, waardoor ik op een gegeven moment het overzicht een beetje verloor. 
Het duurde bijna een jaar voordat ik het tijdens een vakantie uit las.

Vanaf het moment dat hoofdpersoon Roberto de la Grive op de Daphne bij zinnen komt, dompelt hij zich onder in herinneringen, tussen de vaak bizarre verkenningen in het ruim van het schip. Na het verdwijnen van Pater Caspar verzint hij er ook nog eens een roman bij, waarin een hoofdrol is weggelegd voor zijn verzonnen evenbeeld, tweelingbroer Ferrante, en waarin ze beiden strijden om de liefde van Lilia, die Roberto ooit in Parijs in een salon ontmoette en aan wie hij smachtende brieven schrijft die uiteraard niet worden verzonden.
 
Ben je er nog?
 
Het is nog maar het begin. Want deze mentale strapatsen geven de verteller, die zelf een beetje negentiende-eeuws aandoet in zijn stijl, alle ruimte om heel ver, maar dan ook heel ver uit te weiden over de zeventiende-eeuwse Europese politieke ontwikkelingen en gedachtewereld, en dan vooral in het Koninkrijk Frankrijk en wat nu Noordwest-Italië heet en waar toen vooral de Republiek Genua en het Hertogdom Savoye samen met Frankrijk de dienst uitmaakten.
Bovendien houdt Roberto zich, deels samen met Pater Caspar, bezig met theologische en wetenschappelijke bespiegelingen, o.a. over de locatie (op de 180-graden-meridiaan) en de aard van het eiland waar het schip is vastgelopen, en steeds vaker droomt hij weg en beleeft hij visioenen en hallucinaties. (Het gaat fysiek niet steeds even goed met hem, dat speelt daarbij een rol, evenals een voorliefde voor brandewijn.)
Nou ja, wetenschappelijke bespiegelingen op zijn zeventiende-eeuws dan.

Ik geef een voorbeeld. Verklaart tevens de titel. Pagina 325, even voorbij de helft. Pater Caspar heeft zich te water begeven in zijn constructie en is niet bovengekomen noch aangekomen. Roberto is in vertwijfeling.

Toen kreeg hij plotseling een heldere ingeving. Wat haalde hij zich nu toch allemaal in het hoofd? Natuurlijk, Pater Caspar had het hem toch gezegd, het Eiland dat hij voor zich zag was niet het eiland van vandaag, maar dat van gisteren. Voorbij de meridiaan was het nog de vorige dag! Kon hij verwachten dat hij nu op dat strand, waar het nu nog gisteren was, iemand zou zien die vandaag te water was gegaan? Natuurlijk niet. De oude man was in de vroege ochtend van die maandag onder water verdwenen, maar als het op het schip maandag was, was het op het Eiland nog zondag, en dus zou hij de oude man daar pas op de ochtend van zijn volgende dag aan land kunnen zien gaan, want dan was het op het Eiland pas maandag...
Ik moet tot morgen wachten, zei hij bij zichzelf. En toen: maar Caspar kan geen dag wachten, daar heeft hij niet genoeg lucht voor! En toen weer: nee, ik moet een dag wachten, hij is toen hij de meridiaan overstak gewoon weer in de zondag beland. Mijn God, maar dan is het Eiland dat ik zie dat van zondag, en als hij er zondag is aangekomen, had ik hem al moeten zien! Nee, ik haal alles door elkaar. Het Eiland dat ik zie, is dat van maandag, ik kan onmogelijk het verleden zien, als in een glazen bol. Hij is daar op het Eiland, alleen dáár - waar het gisteren is. Maar als ik het Eiland van vandaag zie, zou ik hem ook moeten zien, want hij bevindt zich al in het gisteren van het Eiland, en daar beleeft hij nu een tweede zondag... En trouwens, of hij nu gisteren of vandaag is aangekomen, hij had de opengesneden klok op het strand moeten achterlaten, en die zie ik niet. Maar die zou hij ook meegenomen kunnen hebben, het bosschage in. Wanneer? Gisteren. Dus: laten we zeggen dat wat ik zie het Eiland van zondag is. Dan moet ik tot morgen wachten om hem er maandag te kunnen zien aankomen.
We zouden kunnen zeggen dat Roberto eens voor al zijn tramontane was kwijtgeraakt, en met reden, hoe hij ook zou rekenen, hij zou er niet uit komen. De wonderspreuken van de tijd doen zelfs onze tramontane kwijtraken. Het was dus niet verbazend dat hij niet meer kon besluiten wat hij moest doen, en ten slotte maar datgene deed wat eenieder gedaan zou hebben die nog slechts slachtoffer van zijn eigen hoop is. Hij besloot tot de volgende dag te wachten, alvorens zich over te geven aan wanhoop.
Hoe hij dat gedaan heeft, valt moeilijk na te gaan. Over het dek ijsberend, zonder voedsel aan te raken, in zichzelf, tegen Pater Caspar en tegen de sterren pratend, en misschien opnieuw zijn toevlucht zoekend tot de brandewijn.
[...]
In die verslagenheid begon zich evenwel een nieuwe hersenschim af te tekenen. Hij was er nu van overtuigd dat de enige manier om aan zijn opsluiting te ontsnappen niet gezocht moest worden in de ondoorwaadbare Ruimte, maar in de Tijd.
Nu moest hij werkelijk leren zwemmen en het Eiland zien te bereiken. Niet zozeer om enige in de plooien van het verleden achtergebleven resten van Pater Caspar te hervinden, maar om het afgrijselijke voortschrijden van zijn eigen volgende dag tot staan te brengen.

Juist.
Dit ene citaat toont de aanwezigheid van de wijdlopige verteller, die soms behoorlijk afstand neemt van zijn hoofdpersoon, de eenzaamheid van Roberto en diens bizarre redeneringen en dan is dit nog een voor deze verteller beknopte (!) en relatief overzichtelijke passage. 
Ik laat verdere citaten dus maar achterwege, of nee, ik veroorloof me er nog een, om de bloemrijke stijl van deze verteller te tonen. Roberto heeft met enig geknutsel een soort duikbril weten te maken, gaat ermee zwemmen en ontdekt (p. 392) de wereld van het koraal.

Dat waren dus koralen! Zijn eerste indruk was er een van verwarring en verbazing, te oordelen naar zijn aantekeningen. Hij had de indruk dat hij zich in de winkel van een stoffenhandelaar bevond, die onder zijn ogen tabijn en tafzijde drapeerde, en brokaat, ras, damast en fluweel, en strikken, franjes, en stalen, en voorts pluvialen, kazuifels, stolen en dalmatieken. Met dien verstande dat deze stoffen leken te leven en bewogen met de zinnelijkheid van oosterse danseressen.

En dat gaat zo  nog even door. Helaas raakt hij bij een volgende tocht een Steenvis (met hoofdletter) en het gif veroorzaakt een van zijn meest langdurige en grillige koortsdromen. Die ga ik hier zeker niet citeren!
 
Dit is een verhaal om te savoureren als een lange, copieuze maaltijd, voor velen vermoedelijk té copieus, en je moet vooral geen haast hebben en bereid zijn zo nu en dan iets op te zoeken (pluviaal is een soort priestergewaad, bijvoorbeeld). Er klopt verrassend veel: de 'gouden duif' bijvoorbeeld, die Roberto regelmatig denkt te zien, is nu eens geen hersenschim, maar ptilinopus victor. Ja, Eco is een omgevallen boekenkast, maar hij weet het goed te brengen en hij is dol op spiegelbeelden, dubbelgangers, onvermoede ingangen enzovoort.
Deze roman is een soort trage kermisattractie met soms grote diepte.
 
 
Eco, Umberto. Het eiland van de vorige dag. Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. Uitgeverij Bert Bakker, 1997. ISBN 90 351 1772 7, 491 p. Oorspr.: L'isola del giorno prima, 1994.

dinsdag 3 januari 2023

'Hé, wie ontbreken er in het rijtje genodigden?'

Weer even aandacht voor het leesonderwijs in Nederland. Dank, Aleid Truijens, voor weer zo'n stukje dat een spijker op zijn kop slaat, in de Volkskrant van 2 januari 2023.
 
Daar gaat-ie, in zijn geheel:

Leek er toch nog íéts mee te vallen in het duistere jaar 2022. ‘De ‘leescrisis’ valt mogelijk mee’ was op 22 december te lezen in de Volkskrant. Zou het? Zo’n lichtpuntje kunnen we best gebruiken.

Helaas, het is een blindganger. Over die leescrisis valt niks hoopgevends te melden, en die aanhalingstekens kunnen wel weg. Wat is er aan de hand? Het Centraal Planbureau concludeert dat het internationale onderzoek van Pisa bij het meten van de leesvaardigheid van 15-jarigen niet optimaal accuraat is. Op de laatste wereldwijde ranglijst, uit 2018, staat Nederland op een schamele 26ste plaats, in 2003 was dat nog de achtste. De vergelijking wordt vertroebeld, zegt het CPB, doordat steeds meer landen deelnemen, wat de concurrentie vergroot. Ook is de vraagstelling veranderd, heeft Nederland een relatief lage respons en wordt er nu digitaal getoetst.

Ja, dit kan allemaal best meespelen. Enige mate van onzekerheid zit vaak in langlopende internationale onderzoeken. Misschien dat het Nederland een of twee plaatsen op de ranglijst heeft gescheeld. Zeker is dat niet eens, zegt CPB-onderzoeker Paul Verstraten; of Nederland door deze factoren lager heeft gescoord valt niet vast te stellen. Wel kan hij zeggen dat ‘de daling in 2018 een grotere mate van onzekerheid [kent] dan we van Pisa gewend zijn’. Tja. Pisa geldt internationaal inderdaad als behoorlijk betrouwbaar.

Interessanter, en bijna komisch, wordt het als we kijken naar een belangrijke oorzaak die het CPB noemt voor de scherpe daling van Nederland tussen 2015 en 2018. In 2018 werd voor het eerst het ‘kritisch evalueren’ van wat leerlingen lezen getest. Dus: begrijpen wat bedoeld wordt, erover nadenken en erop kunnen reageren. En hé, laten Nederlandse leerlingen dáár nu juist slecht in zijn! Oneerlijk hoor, om hen te vergelijken met leerlingen die dat wel kunnen en daarop af te rekenen.

Het is precies waaraan het volgens leesonderzoekers, de Onderwijsinspectie en de Onderwijsraad (zie lezen.nl en De staat van het onderwijs 2022) in Nederland schort: langere teksten begrijpen, inhoud doorgronden, diepere verbanden leggen. Écht kunnen lezen. 
Heel goed dus dat Pisa dit onderdeel heeft opgenomen. In absolute zin, in vergelijking tot andere deelnemers, mét dit onderdeel, staat Nederland helaas gewoon waar het staat: niet langer bij de landen die scoren boven Oeso-gemiddelde. 
En voor wie Pisa nu wantrouwt: ook bij Pirls, het internationale leesonderzoek onder 9-jarigen, daalde Nederland tussen 2001 en 2016 van de tweede naar de veertiende plaats. We voldoen evenmin aan nationale maatstaven. Volgens recent onderzoek van de Onderwijsinspectie haalt de helft van de achtstegroepers niet het minimale leesniveau dat nodig is om maatschappelijk te functioneren. Geen reden tot relativering.

Voorspelbaar genoeg gebeurt dat wel, juist door degenen die medeverantwoordelijk zijn voor de ramp en de oplossing. Henk Hagoort, voorzitter van de VO-Raad, grijpt het nieuwsbericht gretig aan om op Twitter de kanttekeningen van het CPB ‘onthutsend’ te noemen en Pisa-onderzoek ‘onbruikbaar om beleid op te baseren’ te verklaren. De VO-Raad zal dus rustig doorgaan met het faciliteren van falend leesonderwijs.

De VO-Raad plaatste een oproep voor het VO-Lagerhuisdebat op 25 januari, met ‘leerlingen, schoolleiders, bestuurders én ambtenaren van het ministerie’. Onderwerp: ‘Basisvaardigheden: wie bepaalt wat we op school leren?’ 
Hé, wie ontbreken er in het rijtje genodigden? 
Natuurlijk, de leraren, degenen die leerlingen basisvaardigheden moeten bijbrengen! De leraren aan wie onderwijsminister Dennis Wiersma, die wél doordrongen is van de ernst van de leescrisis, zeggenschap wil teruggeven. Die hebben ze er liever niet bij. Het illustreert waarom verbetering van het leesonderwijs, ondanks inspanningen van velen, voorlopig een wensdroom blijft.