Zoeken in deze blog

donderdag 20 juli 2023

Aangeklede hond wordt hond

Toosje Tollebrok is het product van Tess (tekst) en Emma (beeld) Thyssen. Zussen? Het is Tess' debuut, reden om het aan te vragen. Een andere reden is de uitgeverij: Pelckmans. Die kende ik van Vlaamse boekenbeurzen en het verraste me dat ze op de (Nederlandse) Nationale Onderwijstentoonstelling van januari 2023 met een grote stand aanwezig was. Desgevraagd: inderdaad, ambities om de Nederlandse markt op te gaan.
 
Het zijn eigenlijk twee verhalen. Het eerste is een herinnering van verteller Toosje, nadat die eerst alle personages heeft voorgesteld, waaronder de bij oma bivakkerende aangeklede hond Honkel Echtbert. Toosje is acht, maar in die herinnering is ze drie en Honkel Echtbert scheurt haar dierbare knuffelleeuw Nelly aan flarden.
Het tweede behelst de ultieme wraak. Met hulp van zus Si (Sien) en broer Rotkop (Ruben) verzint Toos een scenario waarin Honkel Echtbert als hond wordt (h)erkend. Eind goed al goed.

Met een anonieme verteller zou dit wellicht een beknopt, zij het dramatisch maar ook hilarisch verhaal hebben opgeleverd. Maar ook een waarin het personage Honkel Echtbert nog onwaarschijnlijk zou zijn dan nu al het geval is.
Verteller van dienst is evenwel achtjarige Toosje en die neemt alle ruimte om haar verhaal over het voetlicht te brengen. Hier (p. 19-20) stelt ze Honkel Echtbert voor:

Oma woont niet alleen in haar huis naast het onze. Er woont iemand bij haar. Dat is mijn honkel.
Ik moest dit woord zelf uitvinden, omdat er nog geen woord voor hem bestond. Hij is mijn nonkel maar ook een hond. Hij heet Echtbert en heeft lichtbruine haren. Overal.
Dat is het halvegare.
Alle grote mensen doen of hij eentje van hen is, ook een groot mens dus.
En dat is het rare.
Hij draagt kleren. Die oma hem aandoet. Dat vind ik niet zo grote-mens-achtig.
Hij heeft een eigen scooter. Gehad. Heel even maar, want dat liep al snel mis. Nu gebruikt hij meestal zijn skateboard. 
Hij heeft basketbal gespeeld in een echte grote-mensen-basketbalclub. Ook maar voor eventjes. Het is heel moeilijk om zonder duimen een bal te vangen. Nadat honkel Echtbert voor de veertigste keer een bal tegen zijn smoel kreeg en bijna knock-out ging, beslisten de grote mensen van de familie in een korte vergadering dat dit geen geschikte hobby was.
Honkel Echtbert gaat in zijn eentje naar de winkel, met een lijst. Als hij thuiskomt, is het zakje van de slagerij al voor de helft leeg en elke keer opnieuw zegt oma dan: 'Kun je niet lezen misschien? Ik had geschreven: Zes worsten.'
Ik weet niet of de grote mensen in mijn familie - en alle vrienden van mijn familie - een beetje blind zijn en doof, of dom. Of dat ze gewoon heel goed zijn in doen alsof.
Want Echtbert is een hond.
Ik weet dat al lang.
Hoe netjes hij ook op zijn achterpoten staat... af en toe blaft hij en likt hij aan zijn kont.
Si en Rotkop weten het ook.

Zo gaat ze nog even door. Achttien pagina's doet ze over het voorstellen van haar familie, waarvan, o.k., zo'n vijf pagina's met tekeningen. En die cartooneske tekeningen doen er zeker toe, ze zijn in al hun stripperigheid raker dan de tekst. Nonkel is overigens Zuid-Nederlands voor oom., dat moeten jonge lezers in Groningen en zo ook maar even weten...


Het is voor de lezer te hopen dat-ie dit grappig vindt, anders is wegleggen de beste optie.
Het drama met de verscheurde knuffel neemt 21 bladzijden in beslag, met veel van dit soort tekst:

Toen de veel te luide bel voor de vijfde keer belde, schrok ik voor de vijfde keer. Ik wilde nog langer blijven bij juf Kristel. Ze was niet alleen de liefste en beste juf van de school; ze kon ook toveren. Daar vertel ik later meer over.
In het fietsstoeltje op weg naar huis kon ik niet stoppen met vertellen. Zelfs Si zuchtte even maar het kon met nieuws schelen.
Thuis smikkelde ik met Nelly naast mij van de pannenkoeken die mama gebakken had. Speciaal voor mij. Dat dacht ik. Tot Rotkop door zijn blaaspijp in mijn linkeroor fluisterde dat het pannenkoekenfeest was om te vieren dat mama eindelijk een paar uur per dag verlost was van mij.

Een kleuter zijn was best vermoeiend. Ik mocht een dutje gaan doen samen met Nelly. Ik droomde over Lina en het kindje in de bolletjestrui van wie ik de naam niet meer wist. En over de timmerbank, waar ik al wel naar gegluurd had maar nog niet mee speelde vandaag. Ik droomde over juf Kristel en haar magische oren.

Het drama met knuffel Nelly wordt aldus in beeld gebracht:
 
 


En het ergste was ook nog dat mama dacht dat Toos met een schaar d'r eigen knuffel had bewerkt. (Wat voor een volwassen lezer ook al heel onwaarschijnlijk overkomt.)

We zijn dan beland op p. 49. Na een relatief klein familievergadering-intermezzo wordt de rest van het verhaal besteed aan het verzinnen en uitvoeren (door Toos, Si en Rotkop) van een complot om van Honkel Echtbert weer een echte hond te maken. Even hilarisch als onwaarschijnlijk en uiteraard lukt het, al gaat het op het randje en loopt oma een schrammetje op - van Honkel Echtberts hoektand, als hij probeert de in oma's muts verstopte worst te pakken.
 
Nog een klein grappig grafisch detail: tot en met p. 49 zijn de paginanummers geschreven, daarna in cijfers.

Ontknoping op p. 192:

Papa neemt honkel Echtbert in zijn armen en brengt hem naar de tuin. Ik zie dat Rotkop hen volgt met een vleespot in zijn hand.
En dan lijkt oma opeens weer oma te worden.
'Het is maar een schrammetje,' zegt ze.
We staan allemaal in een kring om oma heen. Behalve tante Lieve. Die is druk in de weer met een emmer vol schuim en een zwabber.
Ik zie dat oma gelijk heeft. Het is maar een schram.
'Maar het moet meteen ontsmet worden,' zegt mama. 'Want Echtbert is een hond,'
Ze slaat haar handen voor haar mond en kijkt om zich heen. Heel even is het helemaal stil.

En op p. 195:

'Wat er ook gebeurt,' zegt Rotkop, 'We hebben gedaan wat we moesten doen. En we hebben het goed gedaan, zusjes.'
Zonder na te denken pak ik voor het eerst in mijn leven mijn grote broers hand vast en ik antwoord: 'Dat denk ik ook, Ruben.'

De laatste twee pagina's zijn het eind-goed-al-goed-deel. Nog even een citaatje daaruit:

'Zal ik een voorleesboek gaan halen?' vraagt mama.
Ik leg een hand op haar arm. Ze blijft zitten.
'Mama,' zeg ik stil maar duidelijk.
'Ja, Toosje?' antwoordt ze zacht.
'Er was toen helemaal geen schaar.'
Papa trekt zich dichter tegen zich aan. Zo dicht dat ik de zoete geur van zijn oksel kan ruiken.
Mama zegt: 'Ik weet het, Toos. Jij had het niet gedaan.'

De illustraties zetten de toon in dit verhaal: hilarisch en cartoonesk. Dat strookt niet helemaal met de hier en daar wel erg uitgebreide babbel-vertelstijl van Toosje, die de onwaarschijnlijkheid van het aangeklede-hond-wordt-hond-motief niet echt aanvaardbaar maakt. Ook al staat achterin de spreuk 'Want alles is wat het lijkt, voor wie met open hart kijkt', getekend Tess Thyssen (maar op het achterschutblad Toosje Tollebrok) (mooie schutbladen, trouwens), en vóórin:

Eigenlijk hebben Tess en Emma Thyssen hier de eerste schetsen afgeleverd voor het scenario van een tragikomische theatervoorstelling voor acht jaar en ouder.
 
 
Thyssen, Tess (tekst) en Emma (beeld). Toosje Tollebroek. Pelckmans, 2023. ISBN 978 94 6337 361 6, 198 p.

zaterdag 15 juli 2023

Belabberde leesvaardigheid

'Het gaat belabberd met de leesvaardigheid in Nederland. Hoe kan het beter?' Dat is de titel van een inspirerend artikel door Enith Vlooswijk in de Volkskrant 7-7-2023.

Aan zwartgallige analyses over de staat van ons leesonderwijs geen gebrek, maar hoe valt het tij te keren? Waar ligt de oorzaak van de belabberde resultaten en welke aanpak leidt volgens wetenschappers wél tot leesvaardige burgers? 

Hier is een antwoord (met een linkje van mij):

Werken aan de woordenschat, achtergrondkennis opdoen, verbanden leggen, betrokken raken bij de tekst, waardoor je ‘kilometers gaat maken’ en nog beter leert lezen: het doet Els Stronks allemaal verdacht veel denken aan het literatuuronderwijs dat de afgelopen decennia deels het veld heeft moeten ruimen. ‘Laat leerlingen gewoon weer meer boeken lezen. Heus, dan kunnen ze aan het eind ook goed lezen, al is dat niet na een paar lessen aantoonbaar.’ 
 
Dit nuttige en overtuigende artikel verdient bekendheid.
 

vrijdag 14 juli 2023

Omhoog stromend water

Een omhoog stromende rivier heeft nog nooit iemand gezien. Kan alleen in fantasieverhalen, wat daar ook onder moge vallen. Bijvoorbeeld in het sprookjesachtige verhaal De terugstromende rivier, het verhaal van Tomek van Jean-Claude Mourlevat.
 
Er was eens een jonge winkelier, Tomek, die er sterk naar verlangde meer van de wereld te zien. Dat verlangen werd nog groter toen een onbekend meisje zijn winkel bezocht en naar water van de rivier de Qjar vroeg. 'Dat is water dat je onsterfelijk maakt, wist u dat niet?' Ze zocht het voor haar zieke zangvogel. Hij had het niet en het meisje had zijn hart veroverd. Ze kocht een zuurstok voor een cent en vertrok.
Tomek sluit de winkel, laat de sleutel bij zijn goede oude vriend Icham en gaat op pad, op zoek naar het water van de rivier de Qjar, die volgens Icham omhoog stroomt, terug naar de bron. Met die cent in een zakje om zijn nek.
Hij ontmoet de oude tonronde vrouw Marie, trekt met haar door het Woud der Vergetelheid met de woeste beren, valt in slaap in een betoverend bloemenveld, wordt wakker bij de Geurmakers, een soort dwergen, krijgt daar een brief van het meisje dat zijn winkel had bezocht en Hannah blijkt te heten, zeilt met kapitein Bastibalagom door een geheimzinnige regenboog naar het eiland Nergensland, waar alle opvarenden van vergane schepen blijken te wonen, en waagt het om door te varen, weet het raadsel van een schommelende oude vrouw op te lossen, waarmee Nergensland in Ergensland verandert, en komt eindelijk terecht bij de Qjar, waar hij wonder boven wonder ook Hannah vindt, en samen één druppel water voor haar zieke vogel.
Het einde houd ik voor me, maar ze zouden zomaar nog lang en gelukkig kunnen leven.

Zo lijkt het een cultuursprookje, in de verte verwant aan die van E.T.A. Hoffmann.
Verhaal en stijl zijn niet zo beknopt als die van de meeste sprookjes.
Het verhaal telt vele mooie zijwegen en details. Bovendien is dit nog maar deel 1! Binnenkort verschijnt de vertaling van deel 2, De terugstromende rivier, het verhaal van Hannah. Daar blijft het bij. In Frankrijk verschenen de delen in 2000 en 2001...
Zo'n detail is bijvoorbeeld het Geurmakermeisje Pepigom, dat Tomek laat ruiken aan de vreemdste geuren, zoals
 
Geboorte van een lammetje in het verse stro, Vertrek van een reiziger bij dageraad, Iemand leest een brief van een geliefde. Piramide van stokjes bouwen op de keukentafel terwijl het buiten sneeuwt... En nog veel meer...
'Maar vertel me eens,' vroeg hij ten slotte, 'maken jullie alleen maar aangename geuren?'
'Ja, natuurlijk,' antwoordde Pepigom. 'Het leven is te kort, meneer Tomek, om het aan vervelende dingen te verspillen.'
'Natuurlijk,' zei de jongen, want daar was hij het helemaal mee eens.

Pepigom wordt een beetje verliefd op hem en als Tomek na een maand verder reist, krijgt hij van haar een flesje met een speciale geur mee.

Tomek had een kleine scheepshut voor zich alleen. Zodra hij zijn spullen had uitgepakt, haalde hij het flesje van Pepigom tevoorschijn, maakte het open en rook eraan. De geur die eruit opsteeg, was niet van Hannah, want die gebruikte geen parfum. En toch, geloof het of niet, hij hoefde er maar even aan te ruiken of daar was ze, alsof ze recht voor hem stond. Hoe had Pepigom zo'n wonder kunnen verrichten? Tomek bracht opnieuw het flesje naar zijn neus en toen zag hij weer de muzikanten en de dansers tijdens het feest op de heuvel. Maar op het bankje naast hem, omringd door hun vrienden en onder de regen van bloemblaadjes, zat nu niet meer Pepigom, maar Hannah zelf, die hem stralend kuste...
'Bedankt, Pepigom' zei Tomek zachtjes. 'Je bent een goed mens.'

De anonieme verteller hanteert een wat babbelige stijl, met hier en daar vreemde kleine stijlbreuken. Dat zou natuurlijk kunnen liggen aan de vertaling van Eef Gratama. Bij gebrek aan het origineel kan ik dat (nog) niet nagaan. Wat ik dankzij de Franse wiki-pagina over La Rivière à l'envers wel kon nagaan is dat ze de vogel, passerin, vertaalde als vinkje. Dat is goed gevonden, net als Nergensland voor het Île Inexistante en Woud der Vergetelheid voor Forêt de l'Oubli. En ik weet niet welke associaties Podcol voor Franstaligen oproept, maar Aaibaai is ook goedgevonden voor de zachtaardige panda-achtige die dol is op dropbonen en Tomek en Hannah 's nachts warm houdt tijdens hun speurtocht naar de bron van de Qjar.
 
Wat voorbeelden.
 
Jammer genoeg kan je niet zomaar je biezen pakken als je Tomek heet en verantwoordelijk bent voor de enige kruidenierszaak in het dorp, de winkel die zijn vader vóór hem had, en zijn grootvader voor zijn vader.Wat zouden de mensen wel niet denken? Dat hij hen in de steek liet? Dat hij hen niet aardig vond? Dat hij het niet meer naar zijn zin had in het dorp? Ze zouden het in elk geval niet begrijpen. Het zou hun  verdriet doen. En dat was iets wat Tomek echt niet wilde, iemand anders verdrietig maken. Daarom besloot hij te blijven en zijn geheim voor zich te houden. Hij moest gewoon geduld hebben, zei hij tegen zichzelf, de verveling zou vanzelf wel overgaan, net zoals hij was begonnen, langzaam, geleidelijk, zonder dat hij het merkte. (Pag. 11.)

Had dit echt niet iets pregnanter gekund? Zie ook de Proloog:

Dit verhaal speelt zich af in een tijd waarin moderne gemakken nog niet waren uitgevonden. Er waren nog geen videospelletjes of auto's met airbags of supermarkten. En van een mobiele telefoon had men nog nooit gehoord! Maar er waren wel regenbogen tegen een loodgrijze hemel, en abrikozenjam met stukjes amandel, en mensen die midden in de nacht zomaar voor de lol gingen zwemen, dus van die dingen die we nu nog steeds leuk vinden. Maar helaas had men ook liefdesverdriet en hooikoorts, waarvoor trouwens nog steeds geen echte remedie bestaat.

Nogal krullerig allemaal, ietsje langer dan 'Er was eens'. En dan vinden we op p. 25

Hij bladerde door een paar avonturenboeken die hij graag las, maar daar werd hij niet veel wijzer van. De meeste avonturiers bezaten niets en zijn grote held, Robinson Crusoe, nog minder dan de rest want die was alles tijdens zijn schipbreuk kwijtgeraakt. Het meisje van de zuurstok had ook niets bij zich gehad, bedacht hij. Daarom besloot Tomek hun voorbeeld te volgen en alleen het hoognodige mee te nemen.

Toch een begrenzing in tijd dus, door Robinson Crusoe, het boek verscheen 1719. En er waren al kruidenierswinkels en koffie (p. 104), maar nog geen stoomschip. Aangezien het eerste stoomschip eind 18e eeuw werd gebouwd, zou dat op de 18e eeuw als tijdperk wijzen, maar ja, het verhaal zit vol fantastische elementen, dus eigenlijk is dat onzin - of een stijlbreuk.
Dat meisje had overigens een leren veldfles bij zich.
 
Nog twee stijlvoorbeeldjes.

     'Mijn eeezel, mijn eeezel,
     Heeft zo'n zere poohoot

Kennelijk wist ze niet hoe het liedje verderging, want ze zong alleen maar die eerste regel, telkens opnieuw. Ze was druk in de weer. Tomek hoorde nu het gekletter van pannen, klengerdebeng, en van water dat erin werd gegoten. (Pag. 31.)
 
En:

'Ja, dit bos is het oerbos, het is het oudste en het grootste bos dat er bestaat. En in elk geval het langste. Weet je hoe het heet?'
'Nee,' antwoordde Tomek.
'Het heet... Bruin!'
Tomek dacht even dat het bos Bruin heette en dat leek hem niet erg passen bij zoiets gevaarlijks, maar Marie had het alleen even tegen haar ezel.
'Bruin! Wil je een stuk kaas als toetje?'
De ezel zwaaide met zijn staart, wat vast ja betekende, want Marie stond op om het hem te geven.
'Het heet het Woud der Vergetelheid. En weet je waarom?'
'Nee,' antwoordde Tomek, die bedacht dat hij eigenlijk bar weinig wist.
'Het heet het Woud der vergetelheid omdat degenen die het betreden, onmiddellijk worden vergeten.' (Pag. 33/34.)

Dit noem ik een babbelige stijl. Net als

Het zou heel gezellig zijn als we er samen heen konden gaan.

Uit de brief van Hannah (p. 72). Gezellig? Wat een tutwoord in dit verhaal. Benieuwd wat er in het Frans staat. Ook tuttig:

De twee kinderen begonnen zich af te vragen of het wel een goed idee was geweest om hem mee te nemen voor de beklimming van de berg, maar daar zouden ze algauw anders over denken, want moet je eens horen hoe Aaibaai de reuzenpanda hun een reuzendienst zou bewijzen. (Pag. 135.)
 
Moet je eens horen? Kinderen? En dit is ineens heel modern:
 
Als het paradijs bestaat, dacht hij bij zichzelf, dan ziet het er vast zo uit. (Pag. 126/127.)
 
Nog wat van die weinig sprookjesachtige woorden: alsof hij het in Keulen hoorde donderen (p. 19), boterhammen (p. 27), Joost mag weten (p. 76), lunchen (p. 82), toetje (p. 104), klus (p. 124), vermoeienissen (p. 143).
 
Het stoorde me dat dit poëtische, rijke, sprookjesachtige verhaal verteld wordt in een stijl die er naar mijn idee niet geheel bij past. Jammer. In Frankrijk werd het verhaal meermaals bekroond. Toch eens een Franse uitgave zien te bemachtigen. 
De auteur ontving in 2021 voor zijn gehele werk de Astrid Lindgren Memorial Award. Die prijs wordt toegekend door een Zweedse jury.
 



Mourlevat, Jean-Claude. De terugstromende rivier, het verhaal van Tomek. Vertaling Eef Gratama. Querido, 2023. ISBN 978 90 451 2750 7,  152 p. Oorspr.: La Rivière à l'envers, 1re partie: Tomek, Pocket Jeunesse, 2000.

woensdag 12 juli 2023

Vertaalwedstrijd

In Köln, a town of monks and bones,
And pavements fang'd with murderous stones,
And rags, and hags, and hideous wenches,
I counted two and seventy stenches,
All well defined, and several stinks!
Ye nymphs that reign o'er sewers and sinks,
The river Rhine, it is well known,
Doth wash your city of Cologne;
But tell me, Nymphs! what power divine
Shall henceforth wash the river Rhine?

Dit is van Samuel Coleridge, die Keulen kennelijk niet zo waardeerde, en het is een van de vier vertaalopgaven in de vertaalwedstrijd die Verstegen & Stigter hebben uitgeschreven: Nederland Vertaalt 2023. (Zie ook de andere teksten.) 
Ik citeer (met link door mij):

Voor de twaalfde maal organiseert Verstegen & Stigter de jaarlijkse vertaalwedstrijd Nederland Vertaalt. Dit jaar voor het eerst in samenwerking met Onze Taal. Net als vorig jaar steunt de Europese Commissie de Vertaalwedstrijd. De wedstrijd gaat 11 juli 2023 van start.
 
Er komen vier vertaalopgaven, in respectievelijk het Engels, Frans, Duits en Spaans, met de uitnodiging om Nederlandse vertalingen in te zenden. De opgaven (gedichten of liedteksten die te maken hebben met Europa) worden gepubliceerd in het tijdschrift Onze Taal en op onze website.

De jury's zijn als volgt samengesteld:

Engels
Sam Garrett (vertaler)
Rob Schouten (schrijver/dichter/vertaler)

Frans
Jeanne Holierhoek (vertaler; laureaat Martinus Nijhoff Vertaalprijs)
Henk Pröpper (juryvoorzitter Martinus Nijhoff Vertaalprijs)

Duits
Maarten Asscher (schrijver/vertaler)
Ton Naaijkens (em. hoogleraar Duitse letterkunde en vertaalwetenschap, vertaler, winnaar Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2023)

Spaans
Hub Hermans (hoogleraar Spaanse letterkunde RUG)
Diego Puls (vertaler)

Bij wijze van experiment hebben we dit jaar in aanvulling op de vier jury’s nog een ‘Poëziejury’ benoemd, die als taak heeft om de 12 genomineerde vertalingen – drie per taal – puur op hun poëtische kwaliteit te beoordelen. Zij kiezen per taal die vertaling die het beste, mooiste, meest ‘natuurlijke’ Nederlandse gedicht of lied heeft opgeleverd. De Poëziejuryleden hoeven bij wijze van spreken de vier vertaalopgaven niet eens in de brontaal te lezen, maar kijken alleen naar de ‘Nederlandse gedichten’. De Poëziejury bestaat uit Dichter des Vaderlands Babs Gons en voormalig Dichter des Vaderlands Ester Naomi Perquin. 

Mooi initiatief! Benieuwd naar de resultaten.

dinsdag 11 juli 2023

Harde hand

Meesterlijke titel: Harde hand. Alleen al omdat hij moeilijk vertaalbaar is. Heavy hand en Main lourde betekenen net iets anders, hard hand is een Engelse term uit het kaartspel blackjack. De Nederlandstalige lezer snapt meteen de connotatie, denkt aan slaag. (Ook al zo'n woord.)
 
Op de voorkant prijkt een hondenkop. Raadselachtig, tot je de eerste bladzijden leest.
Helaas ook tot je leest wat er op de achterkant staat. Die tekst geeft eigenlijk het verhaal in 55 woorden weg. Een bijna perfecte samenvatting.
 
Mira, een jonge twintiger, adopteert Turbo, een jachthond die met extreme angsten kampt. Mira wil de brute jager opsporen die Turbo heeft mishandeld en gedumpt.
Als ze oog in oog staat met een jager die regels en voorschriften aan zijn laars lapt, vindt ze de moed om ook haar eigen kwetsuren onder ogen te zien.

Of dat lukt, laat deze samenvatting open, dat is tenminste nog iets.
Of het lukt, laat ook het verhaal open!

Ik citeer de allerlaatste alinea's.

En dan zal het moment komen. Katrien zal de deur openmaken. Hij zal er al zitten. Geen handdruk. Zo is het afgesproken. Voldoende afstand, de tafel tussen ons in.
Ik weet dat ik zal verstijven, bevriezen. Maar dan zal ik kijken naar rechts, naar Julie, en naar links, naar Katrien. Nooit eerder waren mijn flanken zo goed gedekt. Ik zal overeind krabbelen, me herpakken, stuntelen, maar uiteindelijk zeggen wat ik te zeggen heb. En ik zal me schrap zetten en luisteren naar wat hij te vertellen heeft.
Dadelijk zal ik met eigen ogen zien dat hij niet meer boven me uittorent. En hij zal dat ook zien. Het zal hem niet ontgaan dat ik deze keer goed word omringd, dat mijn helpers niet van mijn zijde wijken.
En buiten staan mijn supporters paraat. Kobe en mijn moeder duimen met beide handen, mijn oma brandt haar kaarsen, mijn hond wacht op me. Ik weet dat Turbo me uit de ijzigste sneeuwberg opgraaft en me warm houdt tot ik de stap zet: van overleven naar leven.
Mijn nieuwe huis komt er. Steen na steen.

Einde. Zo heb ik ook wel genoeg weggegeven, want dit laatste citaat toont ook de stijl van de ene verteller, hoofdpersoon Mira. De meeste van de 27 hoofdstukjes van het verhaal is zij aan het woord, echter meestal terugblikkend, want in onvoltooid verleden tijd. Zo:

Turbo en ik waren de enigen die afstapten bij de bushalte midden in de velden. We volgden het pad dat naar een grote boerderij voerde. Het was fijn wandelweer, maar genieten zat er niet in. Het geblaf dat naar ons toe woei klonk triest, wanhopig.

(Hoofdstukje 9, 'De hondenfabriek'.)
Er is nog een andere verteller en dat is Stan, de jager.
Hier klinkt hij (hoofdstukje 8, 'Geen kogel waard'):

Ik smijt Barka weer in de kooi in het veld en zit thuis te prakkeseren. Dat mormel is nog geen kogel waard! Dat zou ook een veel te snelle dood zijn. Ik fantaseer dat ik hem meeneem naar een bos waar nooit iemand komt en hem daar vastbind aan een boom, als voer voor de wilde zwijnen. Terwijl ik bedenk dat er in dat volgebouwde apenland van ons helaas geen straffere roofdieren rondlopen, krijg ik krak op dat moment een lumineuze inval. Die ambetante spinone gaat mij helpen om mijn grootste jagersdroom waar te maken!

Iets ander vocabulaire en steeds in tegenwoordige tijd, alsof-ie hardop denkt. Alleen denk je zelf nooit 'ik fantaseer' of 'ik bedenk'. Je fantaseert of bedenkt iets, maar dat zeg je niet, hooguit wát je fantaseert of bedenkt. Ook 'ik smijt Barka weer in de kooi' hoef je niet hardop te zeggen, dat dóe je gewoon. Dit is geen innerlijke monoloog, maar een soort verslag aan, ja, aan wie?
Aan ons lezers natuurlijk, maar dat wringt hier een beetje.

Stijloefening als alternatief:
Dat mormel is nog geen kogel waard! Dat zou ook een veel te snelle dood zijn. Ik bind hem aan die ene boom, kunnen de wilde zwijnen hem opvreten. Jammer dat er geen straffere roofdieren zijn in dit apenland. Of wacht even...

Nou ja, dat zou wellicht mijn keuze zijn. Een verteller die op papier in onvoltooid tegenwoordige tijd vertelt, het blijft lastig. Maar wel doenlijk: wat een acteur op het podium kan, of achter een microfoon, dat kunnen wij lezers uiteindelijk ook, het vergt het kleine stapje dat wij als het ware die verteller worden.

Samen bouwen deze vertellers een verhaal op dat staat als het huis dat Mira wil maken.
 

De Sterck, Marita. Harde hand.  Querido, 2023. ISBN 978 90 451 2873 3, 182 p.
 

maandag 10 juli 2023

Kinderliedjes?

Kinderliedjes zijn er doorgaans om te zingen.
Dus toen Op een grote paddenstoel, kinderliedjes van Mies van Hout verscheen, vroeg ik dat nieuwsgierig aan, evenals Daar buiten loopt een schaap.
Helaas... de muziek ontbrak. 
Dus als je niet weet hoe je dit moet zingen...

Ik zag twee beren broodjes smeren
O, het was een wonder.
Het was een wonder, boven wonder,
dat die beren smeren konden
Hi hi hi!
Ha ha ha!
Ik stond erbij en keek ernaar.

... dan wordt het lastig. Volgens de aan de auteur gewijde website 'zijn de liedjes uit dit boek te beluisteren op Spotify'. Een link ontbreekt, ook op de website van de uitgeverij. Zoeken op Spotify dan maar, uiteraard pas na inlog met een gratis account. Bij 'Op een grote paddenstoel' kreeg ik allerlei resultaten, maar niet dit boek. Juf Roos scoort hoog, met Jesse Goossens (Poesje mauw e.a.) als goede tweede.

Ja, zo kun je ze wel leren zingen. Maar ik vond het een beetje armoedige omweg.
Mies van Hout maakt fraaie, speelse illustraties - net als voor de boekjes bij Lemniscaat, die vergezeld gingen van een cd. Toch het betere werk. Want zoveel ouders die alle melodieën uit hun hoofd kennen zijn er vast niet meer.
 

 
Hout, Mies van. Op een grote paddenstoel, kinderliedjes. Gottmer, 2023. ISBN 978 90 257 7674 9.
 
PS. Voor Daar buiten loopt een schaap geldt m.m. hetzelfde. 

zaterdag 1 juli 2023

Magie en werkelijkheid

Er zijn van die boeken die me als 'heel goed' worden aanbevolen en waaraan ik toch met uitstel begin. En van andere lees ik de eerste bladzijde en meteen besluit ik om verder te lezen.
 
Waaraan dit ligt? Misschien omdat ik moed nodig heb om te beginnen aan een verhaal waarvan ik vermoed dat het een breed palet aan menselijk falen, domheid en wreedheid zal tonen, hoe briljant ook beschreven of juist daarom. Maar een goed begin trekt me zo het verhaal in. Misschien ligt het aan de omslag, de titel? Ik heb niet zoveel met honden.

Hoe dan ook, Harde hand van Marita de Sterck (echt wel een sterk verhaal) lag al te wachten, maar eerst, zodra ik het ontving, begon ik aan Toverslag van Elle McNicoll en ik bleef doorlezen tot ik het uit had. En dat terwijl het vol magie zit, vol onwaarschijnlijkheden dus, tot en met een ondergrondse markt van feeën, elven, trollen en andere wonderlijke wezens en paardjerijden op de rug van een kelpie. Het verhaal speelt, net als Harde hand, zogenaamd in het hier en nu, in onze wereld, zij het grotendeels in Edinburgh en omgeving, waar spookverhalen welig tieren. En o ja, het zit vol menselijk falen... en gaat in wezen over goed en kwaad en over liefde, ook net als Harde hand.
Magie is verbeelding, zeker. Zouden we zonder kunnen? De wereld betekenis geven, daar zit veel magie in. Zoals filmer Werner Herzog zei: wil je alleen feiten? Pak dan het telefoonboek.

Om magie te mengen met alledaagse werkelijkheid en daarvan een interessant verhaal te maken, moet je verhaaltechnische trucs uithalen. Niet zomaar hopsa een klein mannetje op de schrijftafel laten belanden, zoals in de Pinkeltje-reeks, maar heel voorzichtig elementen in het verhaal brengen die de lezer eerst even doen twijfelen (kán dit wel?) en dan zoveel vaart en spanning dat die lezer zich gewonnen geeft en gaandeweg meer aanvaardt. Zoals bijvoorbeeld in het meesterlijke Skellig van David Almond (1998, vertaling door Annelies Jorna, De schaduw van Skellig, 1999), waarin een lichtschuwe, zonderlinge, schijnbaar verwaarloosde man verandert in een engel. 'Aanrader voor iedereen die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelt', aldus een recensie (Bol.com, geen bron).
 
Elle McNicoll's Toverslag is ook zo'n aanrader 'voor iedereen die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelt' - hoewel vooral meisjes van rond de twaalf jaar 'die zich soms niet zo met de huidige wereld verbonden voelen'. Net als in Skellig is magie een element, maar niet het onderwerp - al gaat McNicoll (onderkoeld uitgedrukt) wel een tikkeltje verder dan Almond. Het onderwerp is de manier waarop hoofdpersoon en verteller Ramya zich ondanks alle obstakels door het leven slaat.
Het voornaamste obstakel is zij zelf: haar brein werkt net wat anders dan dat van de meeste mensen. Ze lijdt aan dyspraxis, werd ooit vastgesteld. Laat van alles uit haar handel vallen, struikelt wel eens, kan niet mooi schrijven, enzovoort. Ze woont aanvankelijk in Londen en haar ouders zijn twee carriérejournalisten, dag en nacht bezig met hun werk (een talk-show op tv), die haar vooral lastig lijken te vinden. Ze heeft een goede band met haar opa (van moeders kant) maar op een kwade dag breken haar ouders met hem en mag ze hem nooit meer ontmoeten. Ze is dan 5 en vertelt terugblikkend. In het tweede hoofdstukje is ze 12 en wonen ze in Edinburgh en zit ze net als haar neef Marley op een middelbare school voor speciaal onderwijs, waar ze o.a. netjes moet leren schrijven. Vanaf hier doet ze verslag in de tegenwoordige tijd.
 
Op die genoemde kwade dag was er de eerste glimp van magie. Er was een soort chef bij haar ouders, ene Portia, en Ramya voelde meteen een intense vijandschap van haar uitgaan en beantwoordde die met eenzelfde vijandschap. Die dame was niet in de haak.
In dat tweede hoofdstukje is Ramya zeven jaar ouder en zit ze op die speciale school. Ze wordt uit de les geroepen omdat haar grootvader is overleden, maar net daarvóór weigerde ze zeer vastbesloten om haar baret af te zetten en die weigering veroorzaakt kennelijk zoveel energie dat het glas water in de hand van de docent uiteenspat. Toeval?
 
Zo sluipen er langzaam maar zeker meer magische elementen het verhaal in. Tante Opal, de Vreemdeling en het visitekaartje. Tante Leanna die op beperkte schaal weet te toveren (groene vingers), een klein bronzen beeldje van een hond dat ineens tot leven komt, en zo steeds meer. Ramya blijkt vreemde wezens te kunnen zien, of het vreemde in ogenschijnlijk gewone mensen, ze wordt gewaarschuwd voor de Sirenen, maakt kennis met de kwaadaardige Feeën en de bibliotheekassistent (Ramya is dol op de bibliotheek) blijkt een overigens volstrekt goedaardige en droevige vampier te zijn. Ramya ziet het (en spreekt later met hem), anderen niet.
Halverwege het verhaal moest ik óf stoppen óf mijn scepsis maar even laten varen en me mee laten leiden door Ramya, de miskende, koppige, zeer vastbesloten en moedige vertelster die precies wil weten hoe het zit, al is het maar omdat ze die opdracht heeft gekregen van haar geliefde opa. 
Dat ze alles vertelt in de tegenwoordige tijd, alsof ze verslag doet, is even ongerijmd als de parallelle wereld die ze voor ons ontvouwt, maar haar schepper heeft het voor elkaar gekregen dat ik door bleef lezen, want op de een of andere manier spreekt alles vanzelf, hoe verrassend ook, en alles speelt een rol in de intrige, er zijn geen overbodigheden. De verteller mag dan een stugge, soms weinig spraakzame twaalfjarige te zijn, ze weet alles van cliffhangers en opbouw van spanning. Ze krijgt gaandeweg meer zelfvertrouwen en zicht op ingewikkelde familierelaties en gedoe in de wereld van verborgen wezens, waar kwaadaardige Elven en Sirenes angst zaaien.
 
Er gat het een en ander mis, maar aan het eind komt alles in enkele geweldig dramatische en ontladende episodes bij elkaar in één groot Gelukkig Einde, ik ga niet vertellen hoe. Ramya weet zich eindelijk erkend en gezien, dat is wel het belangrijkst en de kern van dit verhaal. De cliffhanger is dat ze bij haar tantes en grootmoeder in de leer gaat om haar magische talenten te ontwikkelen. Als dát geen vervolg oplevert..., dacht ik.

Van alle magische figuren in dit verhaal zijn de Sirenen het meest angstaanjagend, goed gevonden dus. Het zijn net mensen, maar hun enige doel is macht over andere mensen verzamelen en tweedracht zaaien.
Net mensen dus, inderdaad, zou de cynicus zeggen. Kijk goed rond in je omgeving, of je er eentje ziet.
 

McNicoll, Elle. Toverslag. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2023. ISBN 978 90 477 1494 1, 262 p. Oorspr.: Like a Charm, Knights of Ltd., 2021.

NB. Toen kwam er vooralsnog geen vervolg, maar wel twee voorgaande boeken. Op de een of andere manier had bij mij het idee postgevat dat Toverslag het eerst vertaalde werk van McNicoll was.
Niet dus. En de uitgeverij was zo vriendelijk me de twee voorgaande titels te sturen: Een soort vonk en Laat ons zien wie je bent.
Die leverden me een amusante leeservaring op, vol déjà vu's. Opnieuw is de verteller een ongeveer twaalfjarig meisje met een brein dat net wat anders werkt en dat haar verhaal in onvoltooid tegenwoordige tijd vertelt. Ook hier botst de verteller door haar eigenaardigheden met de anderen, en ook hier onderscheiden zich al snel helpers en vijanden. En beide verhalen eindigen eveneens in een geweldig, ontladend Gelukkig Einde, waarin alles op zijn plaats komt, moed wordt beloond en vijanden verslagen worden en wijze lessen te lezen zijn.
Verschillen zijn er ook. In Een soort vonk draait het om Addie's autisme en de diepe indruk die de lokale geschiedenis van als heks veroordeelde vrouwen op haar maakt. Ik citeer even een wijze les uit dit verhaal.

'We wisten niet wat we moesten doen,' protesteert ze terwijl ze vuurrood wordt. 'Niemand van ons.'
'Audrey wel. En meneer Allison ook.'
'Audrey!' Jenna rolt met haar ogen en blaast minachtend. 'Die spoort dus echt niet, Addie. Ze is niet zoals wij, ze praat niet eens zoals wij.'
'Mijn vriendinnen hoeven niet te zijn zoals ik,' bijt ik haar toe. 'Ze hoeven ook niet hetzelfde te zeggen. Of alle dingen leuk te vinden die ik leuk vind. Ze hoeven niet eens zo te denken als ik. Maar ze moeten me wel helpen als iemand een rotwoord in mijn boek kalkt, in een cadeautje van mijn zus,'
Ik loop langs haar heen en klim over het hek. Ik kijk niet om.
 
Addie strijdt voor een standbeeld voor die enkele eeuwen geleden ten onrechte veroordeelde vrouwen en dat standbeeld komt er dankzij haar volharding. Een soort vonk (A Kind of Spark, 2020) was McNicolls echte debuut. Zonder magie.
In Laat ons zien wie je bent is er evenmin magie maar wel science fiction, want de kwade genius is hier de vrouwelijke geleerde Dr. Gold, die mensen het eeuwige virtuele leven als hologram belooft, door een volmaakte scan van ze te maken. Volmaakter dan volmaakt, want het blijkt dat ze de mensen een beetje bijwerkt. Als dat uitkomt, door toedoen van heldin-verteller Cora, is het afgelopen met die poespas.

Het is wel duidelijk dat Elle McNicoll iets heeft met meisjes wier brein anders werkt. Zoals op de aan haar gewijde website staat: 'She is an advocate for better representation of neurodiversity in publishing.'
Daar lijkt me niets mis mee. Ze is ook heel goed in het verzinnen van spannende intriges. Wat nog ontbreekt is de tragedie van de onvolmaakte mens. Daardoor zijn deze drie verhalen ondanks de ingenieuze plots en in Toverslag de bizarre misjpooche aan wonderlijke wezens toch wat eendimensionaal.

McNicoll, Elle. Een soort vonk. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2020. ISBN 978 90 477 1266 4, 176 p. Oorspr.: A Kind of Spark, Knights of Ltd., 2020.

McNicoll, Elle. Laat ons zien wie je bent. Vertaling Margaretha van Andel. Lemniscaat, 2022. ISBN 978 90 477 1373 9, 260 p. Oorspr.: Show Us Who You Are, Knights of Ltd., 2021.