Zoeken in deze blog

dinsdag 15 april 2014

Meneer heeft weer eens een boek gelezen


staat in het wolkje boven de linker egel in de tekening van Floor Rieder op de voorkant van Lezen 2014-1. Het kijkje in haar atelier was voor mij de verrassing van dit nummer, ik kende haar werk nog niet. Het is onder meer te bewonderen in Het raadsel van alles wat leeft van Jan Paul Schutte. Lezers van het Amsterdamse dagblad Het Parool moeten naar kennen van de reeks getekende interviews, begrijp ik.
Er zal daar ongetwijfeld geen witte zweem doorheen lopen, zoals hier - tijd voor een nieuw scanapparaat?




Lezen 2014-1 biedt, zoals gebruikelijk, artikelen en nieuws voor wie zich bezighoudt het bevorderen dat medemensen van alle leeftijden aan het lezen blijven. Hoewel het, en dat is ook gebruikelijk, soms meer weg heeft van een literair tijdschrift: er staat meer in over boeken, auteurs en illustratoren dan over leesbevorderingsprojecten.
Soms is zo'n bijdrage zeer informatief, zoals die van Annemarie Terhell over Floor Rieder of Pieter Steinz over reisboeken, soms wat magertjes, zoals het mini-interview van Pjotr van Lenteren met Rob Ruggenberg, auteur en een van de sprekers op aanstaande Lezen Centraal. Overigens een mini-interviewtje dat het in een publicatie voor kinderen wel goed zou doen.

Lezen is gratis voor leesbevorderaars en verschijnt vier keer per jaar. Het wordt uitgegeven door Stichting Lezen, die geheel bekostigd wordt door onze regering.


maandag 14 april 2014

Friese passie: laat taal klinken

In Levende Talen Magazine 2014-3 tot mijn verrassing een interview met Nynke Laverman. Zou ik niet zo gauw verwacht hebben in LTM, maar ziedaar. Kennelijk vond de redactie dat het tijd werd voor Fries, want daarop ligt in het interview de nadruk. Nou, interviewster Rinia Garib heeft de kans gegrepen. Nynke Laverman kan haar besluit om vooral in het Fries te zingen goed uitleggen en ze beschouwt zich als een 'ambassadeur van mijn taal'. 'Men associeert het Fries vaak met een lompe boerentaal, maar het blijkt een poëtische klank en een muzikale kwaliteit te bezitten.'
Ik zal het, als bewonderaar van haar zangkunst, niet ontkennen, al vraag ik me af waarin de meeste muzikale kwaliteit zit: in het Fries of in Nynke.

Tot slot geeft ze de lezers van LTM, vooral docenten, nog iets mee. Op de vraag wat taalleraren kunnen doen om hun onderwijs aantrekkelijker te maken, antwoordt ze:
'Ze moeten het plezier uitstralen dat een taal geeft, daarmee moeten ze meer doen, bijvoorbeeld via poëzie en film of fragmenten daarvan. Niet alle aandacht richten op het stampwerk en droge kennis, maar er juist voor zorgen dat taal gaat klinken. Ze moeten leerlingen inspireren taal te gebruiken in gedichten, toneelstukken en muziek. Laat de taal gebruikt worden. Geef creativiteit de ruimte, vertel verhalen en prikkel de leerlingen om de taal op een speelse manier te gebruiken.'
Waarvan akte, met instemming.

Stukje horen van Nynke Laverman? Ga naar haar site, kies Watch & Listen, en luister bijvoorbeeld naar Dûns fan de siedden (dans van de zaden). Ruime keuze uit teksten op haar website.

Verder in dit nummer, voor ik het vergeet, onder meer een behartenswaardig interview met schoolboekenschrijvers, en een interview met Willy Weijdema, jarenlang regelaar van de digitale vakgemeenschap Nederlands. Een gemeenschap, pardon, community, die met haar als regelaar pardon manager, uitgroeide van 3 (drie) naar 18.000 (achttienduizend) leden. Waarbij ondergetekende. Goed gedaan, Willy.
En verder natuurlijk van allerlei, ook zoiets als 'een geslaagd experiment met een activerende examentraining tekstbegrip in vwo 6', maar evenzo de recensies jeugdliteratuur van Rob van Veen, al jaren vaste recensent van LTM, ooit lid van de redactie van Jeugdliteratuur in praktijk.

Nog even Nynke Laverman:
Fan triedden ticht sa bin ik, sa ticht bin ik by dy
Fan triedden ticht sa bin ik, sa bûn sa frij

(Of tightest thread am I, so close I am to you
Of tightest thread am I, so bound so free)

woensdag 9 april 2014

Hollands Brabants

Waar geschreven of gesproken wordt over Hollands zonder dat de twee provincies Noord- en Zuid-Holland bedoeld worden, word ik wantrouwig. Hier wordt een poging gedaan mij iets op de mouw te spelden, te verkopen, of mij mee te slepen in een visie die niet de mijne is.
Reclamemakers weten precies wanneer ze de term moeten gebruiken ('Hollandse aardbeien!'), en per ongeluk neemt een journalist soms de term over, zoals in de Volkskrant van 8-4-2014: 'Hollandse robot-pr in Hannover'. Uit het stuk wordt duidelijk dat hier Nederlandse robot-pr wordt bedoeld.
Maar zoals Nederlandse aardbeien kennelijk minder lekker klinken als Hollandse aardbeien, of Hollandse tomaten als sappig worden verkocht terwijl Nederlandse tomaten waterig zijn, of er in Hollandse kaas stokjes met vlaggetjes steken en in Nederlandse kaas niet, zo is Hollandse robot-pr wellicht vlotter dan Nederlandse robot-pr.

Bonter maakt het een schoonmaakbedrijf uit Noord-Brabant, ook wel kortweg Brabant genoemd, in diezelfde krant. De gisse koppenmaker zet erboven: 'Brabants schoonmaakbedrijf pakt de zaken graag op zijn Hollands aan'. En stipt daarmee precies aan wat er zo vreemd is aan dat bijvoeglijk naamwoord Hollands. Letterlijk genomen is Brabant immers niet Hollands, zoals Holland niet Brabants is. Of is Brabants ook Hollands? Vraag dát eens aan iemand die zich als rasechte Brabander presenteert...

Het ging om een bedrijf waarvan de eigenaar, ene Wesley de Laat (is Wesley een typisch Hollandsche voornaam? O.k., flauw...), er rond voor uitkomt dat-ie "alleen maar Nederlanders" in dienst heeft. Daarmee bedoelt hij echter niet dat zijn medewerkers allen een Nederlands paspoort hebben. Want let op: "Of het nou Polen zijn of Turken, Marokkanen of Bulgaren, het zijn geen echte Hollanders."
Is een echte Hollander iets anders als een echte Nederlander?
De journalist van dienst (Kaya Bouma) kwam op dit item door een personeelsadvertentie. '"Gezocht: glazenwassers, schoonmakers en schilders." Met onderaan, in vette letters: "Wij zijn een Hollands bedrijf met Nederlandse werknemers".' Kaya Bouma ging op zoek en kwam op de Facebookpagina van het bedrijf nog tegen: "Voor onze nieuwe locatie zijn wij altijd op zoek naar de beste werknemers van HOLLANDSE bodem!"
Fascinerend.
Ik voel op mijn klompen aan dat brabo Wesley hier niet bedoelt dat-ie uitsluitend werknemers wil die in Nederland (of de provincies Zuid- en Noord-Holland) zijn geboren, ook al staat dat er letterlijk. En evenmin dat zijn bedrijf in Nederland is geregistreerd en dat al zijn werknemers de Nederlandse nationaliteit hebben.
Proef de zinsnede Hollands bedrijf met Nederlandse werknemers en vervang woorden:
- Nederlands bedrijf met Hollandse werknemers
- Nederlands bedrijf met Nederlandse werknemers
- Hollands bedrijf met Hollandse werknemers.
Vier verschillende bedrijven?

Bij Hollands zie ik, met dank aan onze reclamemensen, toch sneller bonkige heren met vlasblond haar en blauwe ogen, blozende bleke meisjes met wipneuzen en ronde blanke baby's (Hollands welvaren!) voor me als bij Nederlands. Ja, ook molens en tulpen, stukjes jonge kaas met mosterd en vlaggetjes, en haring met uitjes.
Is Geert Wilders een Hollandse of een Nederlandse parlementariër? Wordt de nieuwe BMW Mini in Nederland of in Holland geproduceerd? (De fabriek staat in Born, Noord-Limburg.) Zijn Leeuwarden, Maastricht en Middelburg Hollandse of Nederlandse steden? Is Willem Holleeder een Nederlandse of een Hollandse misdadiger?

Het krantestukje eindigt zo
'Voor de nieuwe vestiging die zijn bedrijf binnenkort opent in Rotterdam is hij trouwens ook op zoek naar een allochtone medewerker. "Er wonen daar veel mensen met verschillende nationaliteiten, die willen wij de kans geven bij ons te werken in plaats van de criminaliteit in te gaan."
En in  Brabant? "Hier niet."'

Duidelijk: hier wordt nationaliteit verward met afkomst en/of uiterlijk. Hoewel er in Rotterdam natuurlijk redelijk wat mensen wonen met een buitenlandse nationaliteit (misschien zelfs mensen met twee nationaliteiten), vermoed ik dat onze Wesley dat niet bedoelt. Hij bedoelt dat hij in Rotterdam ook best iemand wil aannemen die een wat andere kleur huid en haar heeft en met een wat ander accent spreekt als de doorsnee-Nederlander.
Want als zo iemand niet bij Wesley komt werken, gaat-ie toch maar het verkeerde pad op.



zondag 6 april 2014

Uitbundig hijgen van tomatensteeltjes

Wat nu, ga ik porno?

Nee, daarvoor zijn andere websites. Geen mens, maar een soort wijn 'hijgt juist weer uitbundig van tomatensteeltjes, buxus en bessen'. Aldus Onno Kleyn in de bijlage van de Volkskrant 5-4-2014.
Dat spant voorlopig de kroon. Er hebben me al heel wat wijnrecensies gepasseerd en doorgaans besteed ik er geen aandacht aan. Wat mij betreft verkoopt de supermarkt om de hoek goed drinkbare wijn, vaak voor minder dan 5 euro per fles. Soms is het zelfs omfietswijn.
Maar er zijn vast nog lekkerder wijnen, dat wil ik graag geloven (en drinken). 'Bescheiden geurend, knisperend droog en koel als de oceaan waarnaast hij wordt gemaakt'. 'Stoer en herenboerig goed', 'geurig en peredruppig' of 'klaterend fris'.
Of, en nu verlaat ik genoemd krantestukje en citeer ik van Onno Kleyn's website, 'paars glanzend in het glas, jong fruitig met kers en zwarte peper, trekt een aangenaam remspoortje tannine achter de tong'. 'Een bloemig aroma met sliertjes peer en anijs.' 'Kletsend fris' (hoe zou de smaak verschillen van klaterend fris?), met 'schuiten vol fruit', en die 'dobberen je mond in bij de eerste slok, sappige bieten, kersen, aardbeien en pruimen'.

Waar zou-ie dat geleerd hebben? Misschien wel op een cursus, zoals die van de Academie Culinair Schrijven, want die noemt hij en de website is niet toevallig in dezelfde stijl als die van hemzelf. Het zou me niet verbazen als hij er les gaf.

Hoe dan ook, het leest lekker, met dubbele betekenis.
Ik ga maar eens een glas wijn inschenken.
Proost.