Zoeken in deze blog

maandag 5 mei 2025

Krekel

Sinds Lampje en de meisjes, zeven sprookjes zouden we kunnen vermoeden dat Annet Schaap zich in sprookjes heeft verdiept - of er gewoon veel van houdt. Op haar website merk je daar niets van - wel dat ze graag verhalen vertelt, in woord en beeld.

 
Sprookjes zijn oude toververhalen. Niet echt plaatsgebonden, zoals sagen, of oorsprongverklarend, zoals mythen. De oudste verhalen stammen uit een ver verleden, waarin magie nog heel gewoon was, toveren nog niet was voorbehouden aan goden en godenzonen ('toen legde hij zijn handen op de vrouw en meteen kon ze weer rechtop staan'), mensen nog niet meester van de natuur waren en techbedrijven nog niet meester van de mensen.
 
Hoe die oeroude verhalen klonken en in elkaar staken weten we niet meer. De oude verhalen die hier en daar nog op markten worden verteld, verschillen van streek tot streek en een Afrikaans verhaal, verteld op een markt in Marrakesh, kan ons niet leren hoe een Europees verhaal geklonken zou hebben.
In de negentiende eeuw werden geleerden als de gebroeders Grimm bevangen door verzamelwoede en aan hen en hun collega's en opvolgers (en voorlopers als Charles Perrault en Antoine Galland) danken we dat we nog iets hebben overgehouden van die verhalen. De motieven zijn uitgebreid in kaart gebracht.
 
In Krekel, het jongste boek van Annet Schaap, vinden we onder meer het ondergeschoven kind, de kwaadaardige stiefmoeder en het verre wondereiland als typische sprookjesmotieven, net als in dieren veranderde mensen en een zusje dat betoverde broers redt. 
Maar in Krekel vinden we ook een Sheriff (die we nog kennen uit Lampje), een derdeklascoupé, een sjieke auto, een schip met een motor, een kruidenierszaak (waar in dollars betaald wordt) en andere parafernalia uit een wereld die nog niet zo ver weg lijkt. En zelfs de Here Jezus is aanwezig, die hangt aan de muur bij juffrouw Amalia (die we ook nog kennen uit Lampje) en tracht haar op het rechte pad te houden, wat prachtige dialogen oplevert.
We komen in de buurt van E.T.A. Hoffmann en vooral H.C. Andersen, zie ook opmerkingen in de bespreking van Lampje.
Maar waar Andersen doorgaans een verteller heeft die zich soms uitdrukkelijk en wat emotioneel in het verhaal mengt, is er in Krekel een rustiger verteller, die zich vooral inleeft en een sobere stijl hanteert. We volgen vooral de handelingen, gedachtes en gevoelens van Eliza, en een enkele keer die van andere personages, zoals Krekel en juffrouw Amalia. We bevinden ons in een wereld aan de rand van die van ons: herkenbaar, maar toch net anders, sprookjesachtig, met een kwaadaardige stiefmoeder die mensen die haar in de weg lopen in vogels verandert en een Jezus aan de muur die spreekt, zoal niet echt dan toch in de gedachten van juffrouw Amalia. En een schipper die nog op zeil vaart, hoewel het schip wel een motor heeft. Met dat schip vaart hij heen en weer tussen de haven en de Witte Kliffen, vooral omdat hij blijft verlangen naar de zeemeerminnen daar.
 
De zee is groot, het stadje is maar klein. Wat huizen, rondgestrooid tussen de duinen, wat hobbelige steegjes, een stationnetje, een rij schamele winkeltjes langs de kade. Het allerschamelste is dat van Leo. Een raam met een donker hokje erachter, meer is het niet.
Er kan nauwelijks daglicht door naar binnen, zo volgeplakt is het raam, met vergeelde papieren voorbeelden: harten en ankers, inktvissen, doodshoofden, zeemeerminnen met half blote borsten. Ook een paar met helemaal blote, waar altijd wel een groepje vissers naar staat te kijken en om staat te grinniken.
Nu staat er alleen maar een jongen.
Tenminste… het lijkt een jongen. Met een te grote jas aan, en veel te grote schoenen. Met haren die hij onder een muts heeft geduwd. Hij heeft zijn hand op de deurklink maar maakt de deur nog niet open. Hij haalt diep adem.
‘Rechtdoor, Eliza,’ zegt hij zachtjes tegen zichzelf.
Want het is helemaal geen jongen. Het is een meisje en ze heet Eliza.
 
Zo begint het verhaal, met een episode, een hoofdstukje, waarin ze een tatoeage laat zetten.

Ik hoop dat je ze vindt, meissie.’
‘Wie vindt?’ schrikt Eliza. Ze trekt haar arm los. Waarom zegt die man dat?
‘Mensen hoeven heus niet op hun huid wat ze gewoon thuis hebben zitten. Alleen wat ze missen. Wie kwijt is. Wat zeer doet. Ik vraag niks hoor.’
‘Het gaat u niet aan!’ Struikelend loopt Eliza naar de deur en duwt hem open. Lucht! Zon! Zoute wind waait in haar gezicht.
‘Dat zeg ik toch ook. Maar ik hoop het toch voor je. Dag meisje dat geen au zegt!’
Eliza zegt niks terug en stapt naar buiten.
Op haar been voelt ze de namen branden. Waar de ruwe stof van de zeemansbroek erlangs schuurt brandt het nog wat erger. Maar dat geeft niet. Ze legt haar hand zachtjes op de plek en knikt.
James, Joshua, Elliot, Oliver en Billy knikken terug, alle vijf. Ook al zijn ze er helemaal niet.
Dan loopt ze snel de kade af. Ze heeft nog een broer, één die er wel is.

 
Waarmee we dus al iets weten. Een meisje, verkleed als jongen, min of meer verdwaald in een stadje, dat zes broers heeft van wie er vijf 'niet zijn'. Eén wel, Krekel, die wacht ergens op haar, die heeft ze iets lekkers beloofd als hij blijft waar hij is. Het stukje zet als het ware de toon voor wat volgt.
 


In het volgende hoofdstukje leren we wat ze zoekt.

Ieder verhaal begint ergens.
Vaak is het voordat het begint al begonnen. Het verhaal van Eliza is dat ook, allang.
Maar laten we zeggen dat het nu begint, hier: nu ze met een brandend bovenbeen staat uit te kijken over zee, ver van huis, in een haven waar ze nog nooit geweest is, in een stadje waar ze niemand kent.
Voor haar ligt het water breeduit te ademen, naar alle kanten, zo ver als ze kijken kan. Hier bij haar voeten klotst het zachtjes tegen de kade, maar verder naar de horizon ruist het groot, grauw en eindeloos.
Eliza slikt. Ze had wel gedacht dat het ver zou zijn. Maar zo ver?
De wind blaast in haar gezicht en kruipt onder haar jas daar waar er knopen missen. Die jas was van Oliver, hij ruikt nog een beetje naar hem, dat is fijn. Ze trekt de kraag wat hoger. Even verderop staat een vuurtoren op een stenig eilandje, en een eindje uit de kust steekt een donkere rots boven het water uit. Verder is er helemaal niets hier dan wolken en water en wind. Vuilwitte meeuwen vliegen krijsend boven haar. Met twee, drie vleugelslagen zijn ze bij de horizon.
Maar wij zijn dat niet, denkt Eliza. Wij moeten een schip hebben.
Achter haar liggen schepen genoeg, ze bonken tegen de kade, ze trekken hun touwen strak, alsof ze zin hebben om te gaan. De haven is druk: vissers stappen rond met stuurse gezichten, ze sjouwen netten en zakken en kisten en pakken. Zij weten natuurlijk precies waar ze naartoe willen en hoe ze daar moeten komen. Stuurboord of bakboord, recht zo die gaat.
Eliza kijkt naar de gezichten om zich heen. Ziet ze iemand die aardiger lijkt dan de anderen? Die wil helpen? Die hen mee wil nemen?
Dag meneer, eh… vaart u misschien naar de Witte Kliffen?
 
Goede vraag: waar begint een verhaal? Dit is intelligent spelen met verhaalconventies. Je zou zeggen dat het begint met de eerste woorden. 'De zee is groot, het stadje is maar klein.' Maar zo simpel is het niet, dat weet iedereen die een verhaal navertelt of samenvat. Vaak plooit de navertelling zich naar de tijdsvolgorde die de naverteller denkt te vinden. Geboorte, leven, dood, niet andersom.
 
De lezer die dát wil achterhalen, zal bij dit verhaal geduld moeten betrachten. Pas ettelijke episodes verder, in deel 3, 'Het Grijze Huis', hoofdstukje 'Huis van Graniet', krijgen we zicht op voorgeschiedenis.
 
Toen Eliza nog klein was, was alles precies zoals het hoorde.
’s Ochtends trok haar vader zijn jas met het bontkraagje aan, gaf haar moeder een zoen, zwaaide naar zijn kinderen en reed weg in zijn grote witte auto, om belangrijke dingen te doen.
Wat voor belangrijke dingen, dat wist ze toen nog niet precies. Ze dacht toen nog dat hij een soort god was, die het liet regenen en sneeuwen, dat haar vader het was die de zon op z’n plek hing, en de wind liet waaien naar Oost en naar West. Net zoals hij naar alle windrichtingen zijn treinen uitstuurde, die ze ’s nachts in haar bed kon horen fluiten in de verte.
Als hij thuiskwam ’s avonds trok hij zijn jas weer uit, gaf haar moeder een zoen en speelde een klein rondje slagbal met haar broers op het gras. Nooit erg lang natuurlijk, god had wel wat beters te doen. Zij kreeg ook altijd een zoen of een aai en soms bracht hij poppen voor haar mee. Poppen met kleurige jurken en harde porseleinen koppen, die nuffig uit hun geschilderde ogen keken. Ze vond ze niet aardig en speelde nooit met ze, maar dat zei ze maar niet.
Dan trok haar vader zich terug in zijn werkkamer, of gaf een diner met veel gasten, en in de ochtend vertrok hij weer.
De zon moest weer op en weer onder tenslotte, de wind moest weer waaien, dat snapte Eliza ook wel. 

 
De lezer moet het even hiermee doen, maar wát komen we veel te weten! Een man met een bontkraagje en een grote witte auto, die 'belangrijke dingen' doet met treinen, slagbal speelt met haar broers en haar poppen geeft. Diners met veel gasten.
We weten echter al meer, want dit citaat komt na vele andere. Die eerste poging van Eliza om een schop naar de Witte Kliffen te vinden mislukt namelijk en door ingrijpen van juffrouw Amalia en de Sheriff, die ja, worden ze terug naar huis gebracht. Waar vroeger alles zeker leek, 'precies zoals het hoorde'.
 
Toen Eliza nog klein was stond alles precies waar het hoorde: de treinen op hun rails, het huis stevig om haar heen. Haar vader was op reis of zat achter zijn grote bureau, en haar moeder was altijd vlakbij. In de keuken werkte het personeel, in de stallen stonden de paarden, de tuinmannen schoffelden en knipten de heggen en haar broers speelden in de Wilde Tuin die achter het grote gazon lag, waar het bos al begon. Daar bouwden ze hun geheime hutten en maakten geheime plannen.
‘Later gaan we ver weg,’ fluisterden ze tegen elkaar. ‘We monsteren aan op een boot, we worden piraat of ontdekkingsreiziger. Stuurman, poolonderzoeker. Ketelbinkie desnoods, om dekken te schrobben, vis te onthoofden, of wat dan ook. Als het maar niks is met treinen en lekker ver weg.’
Maar ze zeiden het zachtjes, en alleen als hun vader er niet bij was.
En zij was een meisje, dus ze hoefde geen treinen te erven. Ze hoefde alleen maar goed haar best te doen, haar huiswerk te maken en aardig voor iedereen te zijn. En dat was gemakkelijk.
Haar poppen stonden op de planken, haar jurken hingen in de kast. In haar veilige kamer stond haar roze bed.
Vroeger, toen ze nog klein was, wist Eliza precies waar iedereen was, ze kende elk geluidje in huis en ze dacht dat het allemaal nooit zou veranderen.
Maar dat deed het wel.

 
Want moeder stierf bij de geboorte van een laatste kind. Papa negeerde zijn laatste kind, rouwde dagenlang om de dood van zijn vrouw en 

Uiteindelijk kwam haar vader toch naar beneden. Hij ging aan tafel zitten, at een half brood en een hele kip, dronk driekwart fles wijn, veegde zijn mond af en keek toen naar zijn kinderen aan de andere kant van de tafel.
‘Alles gaat gewoon door,’ zei hij. ‘Rechtdoor. Dat is altijd het beste.’ Hij nam nog een slok. ‘We hebben nu alleen nog elkaar, jongens. We zullen het met ons zevenen moeten rooien.'
 
'Met ons zevenen.' De pasgeborene telde niet mee. En niemand keek naar hem om behalve Eliza, die hem Krekel ging noemen.

Treinenpapa nam zijn dochter mee naar de kermis en liet zich betoveren door een heks. Ogenschijnlijk gewoon een betoverend mooie vrouw. Papa liep een kermistent in en kwam er betoverd weer uit, zo ongeveer:
 
James Tacker kwam pas na twee dagen thuis. Ongeschoren, met verkreukelde kleren, zonder hoed, zonder wandelstok, maar met de breedste glimlach om zijn mond die zijn kinderen ooit hadden gezien.
Hij riep hen bij elkaar, knokkelde de jongens door hun haren en sloeg een arm om Eliza heen.
‘Ik heb goed nieuws,’ zei hij. ‘Zulk goed nieuws. Het beste ooit!’ Hij zuchtte en gaf zijn dochter een zoen. ‘Ik heb haar gevonden,’ zei hij schor. ‘Eindelijk. O, het is zo… Ik heb zo lang… Ik ben zo blij. Zijn jullie niet blij?’
De jongens keken elkaar aan en schuifelden met hun voeten. Blij?
‘Morgen komt ze hier. Ik kan het bijna niet geloven. Morgen al.’
‘Wie, papa?’ vroeg Eliza maar, omdat niemand anders het vroeg.
Haar vader kuchte en slikte, alsof hij ontroerd was door zijn eigen woorden.
'Jullie nieuwe moeder.' 
 

 
Vanaf dat moment komt er veel beweging in het verhaal. Niets ging meer 'precies zoals het hoorde'.
 
De vijf oudere broers trokken zich terug en op een dag waren ze verdwenen. Eliza gaat ze zoeken en neemt Krekel mee. Na die mislukte poging, waarbij de Sheriff en passant door hun 'nieuwe moeder' in een kip wordt omgetoverd, lukt het Eliza wel om schipper Berg te bewegen hen mee te nemen naar de Witte Kliffen. Per ongeluk reizen juffrouw Amalia en de kip mee. 
 
Maar dan heeft er zich al van alles afgespeeld. 
Zo worden ze na de mislukking teruggebracht en juist dan is er een enorme bruiloft, met veel gasten. Maar de bruid wordt ziedend als ze ontdekt dat haar bruidegom zoons heeft en nog kwader als ze hoort dat er nog een zesde zoon zou zijn. De wijze lezer heeft dan al door: het gaat haar om de centen. En zowel wij als Eliza komen erachter dat de mooie bruid in staat is om mensen in vogels te veranderen want de trouwe dienstmaagd Ansje verandert zomaar in een vogeltje. De gasten en haar vader lijken het niet te zien. 
Eliza weet haar broertje nog maar net te redden, met hulp van de stille, trouwe tuinman Nick, die alles weet, óók dat haar broers niet dood zijn, maar vermoedelijk bij de Witte Kliffen.

 
Wat er allemaal verder gebeurt en hoe dit rijke verhaal afloopt, ga ik hier niet uit de doeken doen. Lees zelf maar, warm aanbevolen!

De zeven citaten tonen een meesterlijke stijl. Geen woord te veel, geen woord te weinig, mooi ritme, precies de goede details. Krekel is zonder meer het beste verhaal dat in tijden in dit blog is besproken, misschien zelfs het allerbeste. Alles klopt: de stijl, de personages, de rijke intriges, het decor.
Wát een auteur... je zou haast vergeten dat ze ook nog kan tekenen en schilderen, en dat ook toont in dit boek, zie de vier afbeeldingen hierboven. Waarbij nog vermeld zij dat ieder hoofdstukje met een veertje begint. Verschillende veertjes, welteverstaan. Dat heeft alles met het verhaal te maken...
 
 
Schaap, Annet. Krekel. Querido, 2025. ISBN 978 90 451 3115 3, 416 p. 

zondag 4 mei 2025

Meertaligheid

 

Heb het gemist: op 2 april was er een congres in de reeks 'Lezen centraal' (van Stichting Lezen) onder het motto 'De kracht van meertaligheid'.
Gelukkig bleek Anouk Berends (van Stichting SPN) op het platform Biebtobieb een verslag te hebben geplaatst. De inleiders hadden hun Bourdieu gelezen: meertaligheid verschaft cultureel kapitaal, hoera. Intussen kan meertaligheid nog knap lastig zijn, vooral kinderen met een andere moedertaal dan de taal die hen op school omgeeft kunnen het moeilijk hebben. Maar de meest talentvollen komen er wel - zoals bijna overal.

donderdag 24 april 2025

Blaadjes

Misschien zijn er kinderen die net als uw recensent proberen bomen te leren kennen. Nee, niet zoals prinses Irene zich dat voorstelde, of andere boomomhelzers, maar ik bedoel: op naam brengen, soorten kunnen onderscheiden. Het zijn tenslotte bijzondere planten, ze kunnen meters hoog en dik en honderden jaren oud worden, ze bieden onderdak aan heel veel beesten en andere planten en ze leveren na hun dood prachtig bouwmateriaal. En het aantal soorten lijkt te overzien, zeker als je je beperkt tot je eigen omgeving en geen arboretum bezoekt.
 
Voor zulke kinderen is er weer eens een boekje verschenen, met de grappige titel Blaadjesboek. Het gaat, zoals dat hoort, over 'bomen en struiken die je vaak tegenkomt in je buurt: in de straat, het park of in het bos. Heb je een mooi blad of een zaadje gevonden op de grond, dan is de kans groot dat het ook in dit boek staat.'
Die kans is er inderdaad. want de afbeeldingen van Evy Van Guyse zijn doeltreffend.



Er zijn meer boeken over bomen voor kinderen verschenen, zoals bijvoorbeeld Het complete bomenboek van Nathalie Tordjman (Van Goor, 2021, uit het Frans vertaald, nog verkrijgbaar) of Bomen van Tony Kirkham (Lannoo, 2023, uit het Engels vertaald, ook nog verkrijgbaar), en zie ook hier voor een grappig overzicht van prentenboeken met bomen.
Tussen deze boeken doet Blaadjesboek het niet slecht. Iets meer uitleg over hoe bomen groeien en in leven blijven was fijn geweest, naast of in plaats van de wat lievige maar wel leuke doe-pagina's aan het eind.
Handig is dat auteur Maartje Kouwen zich tot de basis beperkt. Den, linde, spar, esdoorn, eik. Niet: zwarte den, grove den, zeeden, zomerlinde, winterlinde, fijnspar, blauwe spar, zilverspar, gewone esdoorn, Spaanse aak, Noorse esdoorn, zomereik, wintereik, Amerikaanse eik enzovoort. Eén uitglijdertje: de vruchten van de paardenkastanje en de tamme kastanje mogen dan op elkaar lijken, de bladeren en bloemen doen dat niet en ze zijn zoals correct vermeld inderdaad niet eens zo erg familie van elkaar. Doe ze dan ook niet samen op één pagina kastanje, denk ik dan. Grappig is dan weer de aanwezigheid van fruitbomen als kers, appel, peer en pruim. En vijg!

 
Voor de echt fanatieke jonge natuurminnaar, type NJN-er, biedt dit boekje te weinig, maar als cadeautje voor natuurminnaars in de dop, zo rond de 8, 9 jaar, voldoet het prima.
 
 
Kouwen, Maartje, & Ivy Van Guyse. Blaadjesboek. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1678 5, 66 p.  

maandag 21 april 2025

Andersen Award 2026

In de categorie persberichten die de landelijke dagbladen en andere grote nieuwskanalen zelden bereiken: de nominaties voor en bekroningen van de Andersen Award.  Dus wel hier.

 
Die Award, georganiseerd door en namens de International Board on Books for Young people (IBBY), wordt elke twee jaar toegekend aan een auteur en een illustrator 'whose complete works have made an important, lasting contribution to children's literature'. Naast eer en roem levert de prijs een gouden medaille en een oorkonde op plus een reis naar de IBBY-conferentie waar de prijs wordt uitgereikt. In 2026 vindt die plaats in Ottawa, Canada, onder het motto 'Listen to Each Other's Voices - Pizindàdidà Ekidong - Écouter la voix de l'autre'. Die middelste versie is in het Algonquin.
Tot de roem hoort dat de naam van de winnaar wordt vermeld in de lijst winnaars vanaf het begin tot heden. Waarop bijvoorbeeld Annie M.G. Schmidt (1988) en Max Velthuijs (2004).
De nationale secties van IBBY doen de voordrachten, een internationale jury kiest. Die bestaat deze keer uit Brenda Dales (USA), Nadia El Koly (Egypte), Giorgia Grilly (Italië), Diana Laura Kovach (Argentinië), Shereeh Kreidieh (Libanon, voorzitter), Shailaja Menon (India), Maare Müürsepp (Estland), Margaret Anne Suggs (Ierland), Tan Fengxia (China), Holly Tonks (GB) en Morgane Vasta (Frankrijk). Bureaudirecteur IBBY Carolina Ballester neemt deel vanwege haar baan. Opmerkelijk: alle juryleden zijn vrouw.
Aangezien zij hoogstwaarschijnlijk niet alle talen van de wereld kennen, zullen ze zich in hoge mate laten leiden door samenvattingen en aanbevelingen als het de auteur gaat. Illustratief werk laat zich uiteraard wel in de originele versie beoordelen.
 
IBBY Nederland draagt Edward van de Vendel en Thé Tjong Khing voor. De twee Belgische secties (Iedereen leest en IBBY Belge Francophone) dragen de illustrator Leo Timmers en de auteur Thomas Lavachery voor.

vrijdag 18 april 2025

De wereld in boeken

Het is gedrukt en wordt 8 mei gepresenteerd: De wereld in kinderboeken, leesbevordering in de klas van Erna van Koeven, Femke Ganzeman en ondergetekende. Altijd weer een fijn moment om het gedrukte resultaat in handen te hebben van iets waaraan je hebt meegewerkt. Bespreken ligt niet helemaal op mijn weg, eerder het verzamelen van recensies door anderen. 
Wel kan ik kwijt dat de ontstaansgeschiedenis wat apart is.
Oorspronkelijk was De wereld in kinderboeken een initiatief van uitgeverij Coutinho, als opvolger van het langzaamaan toch wat verouderde Verborgen talenten, jeugdliteratuur in het basisonderwijs. De drie hierboven genoemden zouden een team van auteurs bijeenzoeken en daarnaast ook zelf enkele hoofdstukken schrijven.
Dat liep wat anders. Daarbij speelde de covid-periode, met zijn inbreuk op contacten, ook een rol.
In feite schreef Erna in één ruk vrijwel de hele eerste versie van de tekst, en hebben Femke en ik vooral herschreven, aangevuld, commentaar geleverd enzovoort, waarbij Femke bovendien een belangrijke verzamelaar van titels was. Het enige hoofdstuk dat ik zelf schreef, werd gaandeweg stevig verbouwd om in de rest van de tekst te passen.
En onderweg werd Coutinho ook nog overgenomen door Boom uitgevers. Daardoor zit het nu in hetzelfde fonds als het boek Rijke taal van Erna van Koeven en Anneke Smits, dat in onderwijsland zoveel stof deed opwaaien.
 
De insteek was van meet af aan wel dezelfde: een handleiding bieden voor pabostudenten en docenten basisonderwijs die méér met kinderboeken willen werken, ook studenten en docenten die uit zichzelf (nog) niet veel lezen.
 
Met dit boek willen we je helpen om kinderboeken in te zetten in je onderwijs, ook als je geen lezer bent. We weten heus wel dat we je misschien niet van het ene op het andere moment kunnen interesseren voor lezen, maar we kunnen je wel laten zien waarom lezen belangrijk is. We laten je kennismaken met kinderboeken en met manieren om daar met kinderen van te genieten. En we willen je inspireren om met je klas kinderboeken te lezen bij alle vakken die je geeft, want bijna over ieder onderwerp bestaat wel een kinderboek.
We hopen dat je in dit boek antwoorden vindt op de volgende vragen:
    • Waarom kun je kinderboeken zo goed inzetten in het onderwijs en hoe doe je dat?
    • Hoe kies je een interessant thema voor je klas?
    • Welke thema's passen bij welke vakken?
    • Als je een thema hebt gevonden, welke boeken zoek je er dan bij?
    • Over welke thema's zou je zelf graag kinderboeken lezen?

 
Ironisch genoeg heb je wel wat leeservaring nodig om dit boek te lezen, ook al hebben we ons best gedaan om jargon te vermijden en zo levendig mogelijk te schrijven. Wat arrogant zou je ook kunnen stellen dat pabostudenten die dit boek niet kunnen lezen, volgens ons niet zo geschikt zijn voor het door hen gekozen beroep.
Want ja, goed kunnen lezen is toch wel een basisvaardigheid, zo niet voor iedereen, dan toch wel voor onderwijsgevenden.
 
 
Koeven, Erna van, Femke Ganzeman en Herman Verschuren. De wereld in kinderboeken, leesbevordering in de klas. Boom Uitgevers, 2025. ISBN 978 90 469 0882 2, 320 p. 
 
NB d.d. 9-5-2025. De presentatie trok veel belangstelling (vooral van de uitgenodigde pabo-docenten). Het boek is vanaf heden te koop.
 

donderdag 17 april 2025

Dit is thuis

Een orang-oetan (aapmens) kijkt ons aan vanaf de voorkant van een platenboek genaamd Dit is thuis, verbazingwekkende plekken waar dieren wonen. Slaan we het boek open, dan zien we een sneeuwig landschap met in de hoek drie katachtigen, een ouder en twee kinderen. 


Daarna volgen titelpagina en inhoudsopgave, en een inleiding door (neem ik aan) auteur Mike Unwin. Die is bedoeld om de lezer uit te nodigen. Hoe verschillend 'thuis' voor diverse soorten ook mag zijn:
 
ieder thuis heeft één overeenkomst: het is de plek waar het dier zich veilig voelt. In dit boek maak je een reis over de wereld en bezoek je het thuis van twintig verschillende dieren. Ga mee en laat je verbazen.

Nu, zo verbazingwekkend zijn die plekken niet.
Achtereenvolgens passeren in een volstrekt willekeurig ogende volgorde ijsbeer ('sneeuwhol'), papegaaiduiker ('snavels en schrapen'), aarbeiheremietkreeft ('meeneemhuis'), ossenpikker ('meeliften'), drievingerige luiaard ('rondhangen'), stokstaartje ('teamwork'), bever ('tandtechnicus'), driebandanemoonvis ('veilig tussen de stekels'), republikeinwever ('boomhutbewoner'), remora ('vasthouden'), aardvarken ('graafmachine'), guanovleermuis ('grottenzwerm'), termiet ('modderkathedralen'), langstaartsnijdervogel ('aan elkaar genaaid'), bladstaartgekko ('camouflagekampioen'), Amerikaanse, zeearend ('opgestapeld'), gewone wesp ('papier maken'), gewone neushoornvogel ('vastzitten'), sneeuwpanter ('bergen') en jawel, orang-oetan ('jungleboomhut').

 
Leuk, maar hoezo en waarom juist deze dieren en in deze volgorde. Geen idee. Hier heeft de auteur een flinke kans laten liggen, want er zijn allerlei verbanden en overeenkomsten denkbaar. Je hebt de hangende-nesten-wevers, de holbewoners, de boomstam-uithollers, de torenbouwers enzovoort. Sommige dieren zijn tevreden met een heel klein plekje, andere maken grote al dan niet overdekte nesten, bergen of torens, of graven een hol, samen of alleen.
 
Niets van dat al in dit boek, het is een lukrake presentatie. 
De teksten zijn leesbaar voor 10+, je steekt er wat van op, maar ach, het had zoveel beter gekund. Eervolle vermelding voor de prenten van Jenni Desmond!
 

Unwin, Mike, en Jenni Desmond. Dit is thuis, verbazingwekkende plekken waar dieren wonen. Vertaling: Steven Blaas. Illustraties Jenni Desmond. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1674 7, 48 p.  Oorspr.: Finding Home, Amazing Places Animals Live. Bloomsbury, 2024. 

maandag 14 april 2025

Woutertje Pieterse

is een beroemde hoofdpersoon uit het werk van Multatuli, figurerend in (of tussen) zijn Ideeën. Na zijn overlijden verscheen het in 1890 als boek, De geschiedenis van Woutertje Pieterse.
 

 
En er is een prijs naar genoemd, de Woutertje Pieterse Prijs. Die is 'voor het beste oorspronkelijk Nederlandstalige kinder- of jeugdboek. De jury bekroont sinds 1988 kinderboeken die uitzonderlijk zijn voor wat betreft taal, genre, thema, illustratie, vorm en/of vormgeving. Het doel van de prijs is het bevorderen van de kwaliteit van het Nederlandstalig kinder- en jeugdboek.'
'De jury beoordeelt het volledige aanbod aan kinder- en jeugdboeken dat verscheen in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van bekroning en nomineert minimaal drie en maximaal zes titels. Een van deze titels wint de Woutertje Pieterse Prijs, bestaande uit een oorkonde en een geldbedrag van 15.000 euro. Iedere genomineerde titel wordt beloond met 1.000 euro. Tot 1995 bedroeg de geldprijs f 10.000,-. Dat jaar is de prijs verhoogd tot f 25.000,-.

Wat het verschil is tussen een kinderboek en een jeugdboek wordt niet uitgelegd. Vermoedelijk heeft het iets te maken met al dan niet beginnende geslachtsrijpheid en baard in de keel en zo.
 
'De prijs wordt vanaf 2019 mogelijk gemaakt door de Brook Foundation en De Versterking. Vanaf 2025 draagt ook het Hendrik Muller Fonds bij aan de prijs. Vanaf de oprichting van de prijs maakten de volgende organisaties de prijs mogelijk: Libris (van 1988 – 1997), Stichting Lira (1998 – 2014), Bruna (2015 – 2017), De Versterking, het Lira Fonds, het Cultuurfonds en het Nederlands Letterenfonds (2018). Stichting Lira maakte ook de totstandkoming van deze website mogelijk.'
 
De organisatie streeft naar enig prestige door voor de jury's vaak mensen uit te nodigen die bekend zijn in de mediawereld en door van de uitreiking een prettige samenkomst te maken, met altijd een uitvoering van het Roverslied.
 
Met mijn zwaard,
Op m'n paard,
En mijn helm op het hoofd,
Er op in! En de vijand de schedel gekloofd,
En vooruit! 

 
Enzovoort, zie Ideeën en ook hier. Juffrouw Laps viel er bijna flauw van.
 
Sinds enkele jaren wordt de uitreiking rechtstreeks uitgezonden in het radioprogramma De Taalstraat

Zo ook op 12 april 2025.
Er waren zes titels genomineerd: 
Enne Koens en Maartje Kuiper, Vandaag komen we niet meer thuis (Luitingh-Sijthoff).
Ted van Lieshout, Ommouw me (Leopold).
Benny Lindelauf en Ingrid Godon, De vrouw en zijn hoofd (Querido).
David Vlietstra en Yoko Heiligers, De lijst van Violet Sopjes (Gottmer).
Ludwig Volbeda, Oever (Querido).
Bette Westera en Henriette Boerendans, Dichterbij de seizoenen (Gottmer). (Zie ook hier.)
 
Ludwig Volbeda, een erg goede tekenaar, zie ook hier en hier, bleek de winnaar. 

zondag 13 april 2025

Kennen jonge uitgevers nog Duits of Frans?

Ineens vroeg ik het me af. Aanleiding: berichten over de Kranichsteiner Jugendliteratur-Stipendien en de Deutsche Jugendliteraturpreis. Ooit aangemeld, dus van tijd tot tijd komen die binnen. Soms is het verrassend om een Nederlandstalige auteur onder de genomineerden of bekroonden te vinden. Dat is dit jaar niet zo. Dankzij vertalers als Mirjam Pressler en Rolf Erdorf werd echter redelijk wat jeugdliteratuur in het Duits vertaald en soms werd die bekroond. Maar omgekeerd?
De laatste tijd passeren wel vertaalde boeken de recensietafel, maar die vertalingen komen als het om jeugdliteratuur gaat haast altijd uit het Engels, op een enkele prentenboek na.
 
Zou het kunnen dat onze jonge uitgevers zoals zoveel Nederlandse (en ook wel Vlaamse) dertigers en veertigers (en jonger) alleen redelijk Engels kunnen lezen en nauwelijks of niet thuis zijn in het Frans of Duits, om eens twee nabije buurtalen te noemen? Zodat ze al rondstruinend op de internationale kinderboekenbeurs in Bologna of de Frankfurter Buchmesse zich eigenlijk voornamelijk richten op de Engelstalige boeken? Of de Engelstalige abstracts van verhalen in vreemde talen? Nooit eens gaan snuffelen in de keuze van de al genoemde Jugendliteraturpreis of de 'sélection des rédacteurs' van zo'n website als Ricochet-jeunes, of de Flash van het CNLJ?
Als dat zo is, zou dat toch pure armoe zijn... 
Niets tegen Engels, het is een lekker compacte, prachtige en rijke taal, maar dominantie kan verstikkend werken.

donderdag 10 april 2025

Wat hangt ze boven het hoofd...

... als ze einde verhaal de bergen van Oostenrijk zien? Aan de lezer om de op de voorkant afgebeelde steen, een meteoriet, te laten vallen - of niet. Einde verhaal...
 
Gerwin van der Werf won met dit verhaal over drie op drift rakende tieners de door de CPNB uitgeschreven wedstrijd en daardoor werd het het Boekenweekgeschenk 2025. Het zijn Eden, verteller, en haar broers Johnny en Benji en het duurt een dag. 
Edens stijl doet denken aan die van Holden Caulfield in The Cather in the Rye van J.D. Salinger, zo ongeveer de oerversie van alle jongerenverhalen. Ook het open eind doet eraan denken. Nou ja, open... je zou in dit einde kunnen lezen dat de drie zich kalmpjes te pletter laten rijden en dat is net wat somberder dan hoe The Catcher in the Rye eindigt. Niet voor niets staat op de bladzijde ná het einde het noodnummer 113 vermeld en hebben ze het even daarvoor over hoe ze een eind aan hun leven zouden maken als ze dat zouden willen. Maar ja, dan zou dit verhaal niet verteld kunnen zijn, volgens eigen innerlijke logica.
Anders dan Holden is Eden zich er namelijk van bewust dat ze achteraf schrijft, zie ook p. 51:
 
Let wel, ik schrijf dit allemaal achteraf op, hè, Ik zat vol goede hoop, en van die stomme hoop werd steeds een plakje afgeschaafd.
 
Dus ik houd het toch maar op een open einde. 
Ze wil het niet, schrijven, maar toch.
 
Ik wil helemaal niet schrijven, schrijven is vreselijk, ik schrijf omdat ik bang ben, ik denk dat iedereen die schrijft dat doet omdat hij ban is, bang om verkeerd begrepen te worden. Waar ik bang voor ben? Dat weet ik zelf niet eens, ja, ik ben bang voor Benji, voor wat hij kan aanrichten, voor de krater die hij kan slaan. Misschien is die krater er allang, misschien probeer ik al schrijvend te bewaren wat ik al kwijt ben. Van het woord 'misschien' word ik ook nog een keer gek.
 
Dat is op p. 34.
Benji hangt al twee jaar op zijn kamer en gaat zo min mogelijk de deur uit. Hij leest en weet alles over het heelal en leeft van Dorito's. Johnny werkt als monteur en leeft voor zijn oude rode Golf. Moeder heeft het druk met zichzelf en haar nieuwe liefde Joep, die eerst haar personal coach was. Joepiedepoepie noemt Johnny hem. Vader is dood, zelfmoord.
Om Benji te redden verzint Eden dat ze naar een krater van een ingeslagen meteoriet in Duitsland gaan, met Johnny als chauffeur en wat geld dat ze opneemt van moeders rekening. Die krater vinden ze maar verder loopt alles net wat anders dan ze in gedachten had. Ze komen elkaar behoorlijk tegen, om dat cliché hier maar eens vol in te zetten.
Nog een citaatje (p. 77): 

'Benji lijkt een beetje op ons allebei,' zei Johnny, een beetje uit het niets omdat we alweer een tijdje zaten te dromen.
'Hoezo?'
Johnny draaide de rugleuning van zijn stoel nog wat verder naar achteren, nu leek het alsof hij in een tandartsstoel zat.
'Dat hij allemaal van die dingen weet, en nádenkt over allerlei shit, dat heeft hij van jou. Dat hij alles kut vindt en het liefst niks doet en zo, dat heeft hij van mij.'
 
Dat is op een momentje dat ze hun jonge broer Benji even kwijt zijn, maar voor ze echt in paniek kunnen raken is hij weer terug - met een stuk sueviet. Johnny doet het achterin de auto, bij het verkeersbord METEORKRATER-MUSEUM 2 KM. Hij verzamelt namelijk verkeersborden, hetgeen hem (en dus hen) op hun trip twee keer in problemen brengt. En die neiging hangt dan weer samen met de dood van hun vader. Als lezer krijgen we wel een beeld van de geschiedenis van onze drie ontredderde helden.
 
Prachtig verhaal, en wat interessant dat het als boekenweekgeschenk voor volwassenen is verschenen. Fijne puzzel voor wie verhalen graag indeelt in categorieën. Ik houd het erop dat het geschikt is voor lezers van twaalf en ouder.
 
 
Werf, Gerwin van der. De krater. CPNB, 2025. ISBN 978 94 6503 900 8, 96 p.   

NB. Die krater bestaat echt: de Nördlinger Ries.

dinsdag 8 april 2025

Een huis verplaatsen

Dat is wat gebeurt in De bizarre verhuizing van mevrouw Millers villa van Dave Eggers.
Hoe dat gaat suggereert de illustratie op de voorkant al een beetje: het gaat op rolletjes. De rolletjes zijn boomstammen.
Maar hoezo, waarom?
Dat legt de verteller uit voordat hij aan de verhuizing begint. Er was eens een rijke mijneigenaar in Idaho die zijn vrouw een villa gaf. Ze woonden er fijn en er kwam een zoon. Toen stierf de man. De weduwe deed wat stoms met haar erfenis en verloor alles behalve het huis. Ze besloot varkens te gaan fokken, samen met haar zoon. Haar buren vonden dat ze moest verhuizen en dat deed ze - met de varkens én het huis. Daarna leefden ze nog lang en gelukkig.
Niet zo'n heel bijzonder verhaal, lijkt het. 
 

 
Drie zaken maken het toch bijzonder. 
 
Ten eerste de illustraties, doorgaans dubbelpagina. Júlia Sardà hanteert een aparte, cartooneske stijl, met trekjes die in de verte doen denken aan afbeeldingen uit antiek Egypte, bijvoorbeeld door alle gezichten van opzij af te beelden en heel weinig dieptewerking. Dat doet ze niet altijd, zie haar website, maar diezelfde site toont wel een afbeelding uit een ander boek (The Queen of the Cave) die nog meer aan zo'n oude Egyptische afbeelding doet denken. Origineel, stijlvast, intrigerend, er valt veel op te zien.
 

 
Ten tweede de stijl van de verteller. Die richt zich hier en daar, een beetje tongue-in-cheek, tot de volwassen (voor)lezer, bijvoorbeeld in zo'n zin als
 
Enkele jaren later kocht een man uit Engeland - een eilandstaat een heel eind van Idaho vandaan, toen al en nu nog steeds - het stuk land waarop de hond de marmot achterna had gezeten, met de Mijn van Minnie Moore. 
 
Of met zo'n lekker flauw grapje als
 
Er kwam zoveel zilver uit wat ooit een marmottenhol was geweest, dat Miller een van de rijkste mannen van Engeland werd, en van Idaho, en dus ook van beide samen.
 
Of:
 
Terwijl Annie aan de boemel was - dat is wat Amerikanen doen in Europa, ze gaan aan de boemel: je mag het ook 'rondhangen' noemen - besloot Henry om in Bellevue voor zijn nieuwe vrouw een nieuw huis te laten bouwen, vol grandeur en luxe.
 
Bellevue is een plaatsje in Idaho. Het huis staat er nog steeds, aan de Big Wood River. Annie is die nieuwe vrouw - en later dus weduwe. Maar voor het zo ver is:
 
Henry en Annie waren heel gelukkig in hun nieuwe huis, en al gauw kregen ze een zoontje, Douglas. Hij kon lekker bij het water spelen - het huis stond langs een rivier, moet je weten - en met zijn paarden struinde hij door de eindeloze velden in de omgeving.
 
Voor paarden is Idaho het paradijs op aarde, elk paard zal dat bevestigen. En paarden kun je op hun woord geloven, zeker als het om grond op A-lokatie gaat.
 
Van die grappen dus.
Helaas, Henry overlijdt. Annie raakt haar geld kwijt.
 

 
Maar met Annie en Douglas komt het ondanks de financiële misère toch goed.
 

 
Mevrouw Millers villa bleef nog vele tientallen jaren op zijn nieuwe plek staan - wat zeg ik, hij staat er nog steeds! - en Annie en Douglas genoten er samen van een voorspoedig en gelukkig leven. Ook de varkens hadden het erg naar hun zin.
 
Tot de dag dat ze de pan in gingen ... 


Ten derde: niet bijzonder, dit verhaal? Juist daarom wel. Het is 'waar gebeurd', beweren de verteller en de auteur (in een podcast) en inderdaad, er staat een Henry Millers Mansion net ten zuiden van Bellevue. Het zou dus zomaar 'waar gebeurd' kunnen zijn. En een verplaatsing van een compleet ingericht huis met hulp van bouwvakkers, een stel boomstammen en paarden is nu ook weer niet alledaags. Bovendien hebben de meeste prentenboeken tegenwoordig kinderen of (al dan niet aangeklede en pratende) beesten als hoofdpersoon, niet een huis.
 
Een bijzonder prentenboek, dus.
 
 
Eggers, Dave. De bizarre verhuizing van mevrouw Millers villa, een waargebeurd verhaal. Vertaling Marion Everink. Met illustraties van Júlia Sardà. Parade, 2025. ISBN 978 94 93408 01 2, 48 p. Oorspr.: Moving the Millers' Minnie Moore Mine Mansion, Walker Books, 2023.