Zoeken in deze blog

woensdag 4 december 2024

Nothing is either good or bad

 but thinking makes it so.

Shakespeare, Hamlet, Act II, Scene 2. Met dank, geloof ik, aan een recensent die er onlangs in de Volkskrant mee op de proppen kwam. Bij zo'n zinnetje blijft het brein even haken.

Hieraan zij toegevoegd (leve internet) wat ene Gabe Kwakyi te berde brengt op zijn website The Musing Mind:

Human society invented such labels with helpful intentions. Establishing a common understanding of what is helpful and not helpful to human society helped establish laws, norms, values and mores that were aimed at reducing the occurrences of what we commonly label as good and bad.

That said, labeling events cannot control the world and make only good things happen or prevent bad things. However helpful in some cases, there will be others where the act of labeling in others will create life-limiting, obsessive behaviors in others. How does labeling limit our ability to live more peaceful, happier, and fulfilled lives?

This is because the act of subjective labeling events carries with it a risk: once we label something as good or bad, it’s hard to focus only on the objective learning from the experience. Rather, we tend to just think about the goodness or badness of the event.

Over de eerste alinea kunnen we wel opmerken dat mensen het soms niet eens zijn over wat we 'commonly'  als goed of slecht bestempelen. Maar inderdaad, zodra 'we' iets 'goed' vinden wordt het lastig om er onbevangen over te oordelen. Vooral als je wil oordelen in moreel of kunstzinnig perspectief.

Kijk, als we een kurkentrekker kopen en die blijkt niet naar verwachting kurken te trekken, kunnen we het snel eens zijn, tenzij we aanleiding zien om over die verwachting van mening te verschillen. We willen die kurk uit de fles, dat staat vast. Verwachtingen kunnen variëren aangaande het gemak, het geluid (de juiste plop), uiterlijk e.d.
Moeilijker wordt het al om vervolgens over de wijn te oordelen. Het moet wel wijn zijn, geen azijn, water of bier, maar of hij ook lekker is? Kwestie van smaak... Naast smaakpapillen, geurvermogen en persoonlijke voorkeuren spelen ervaring en status daarbij zeker een rol.
 
Wat is een goed verhaal? Is dat vergelijkbaar met wijn beoordelen?
Niet helemaal, volgens veel recensenten, en vooral volgens veel recensenten van verhalen en poëzie voor kinderen. Dat is geen wonder, want regelmatig krijgen die de vraag: 'wat is een goed boek voor mijn kind'. Alsof daarvoor een thermometer, een kwaliteitsmeter bestaat. Hier komen ineens opvoeding en onderwijs om de hoek kijken.
Een kinderboekverkoper kan dat oplossen door vragen te stellen, een pijlsnelle inschatting te maken en een min of meer passend boek te vinden in de winkelvoorraad. Makkelijker gaat dat wanneer kinderen zelf een boek zoeken. En een verkocht boek is al gauw een goed boek. Leven en laten leven, niet waar?
Mutatis mutandis geldt dat ook voor de jeugdbibliothecaris, maar onlangs begreep ik dat dit een uitstervende specialiteit wordt. Tegenwoordig moeten werknemers vooral flexibel zijn, makkelijk over te plaatsen - of te vervangen. Dat werk, onvermijdelijk in een omgeving waarin regelaars (Nederlands voor managers) zichzelf overschatten.
 
De gemiddelde recensent heeft daarvan geen last, want die is al flexibel, want eenpersoonsbedrijf. Die kiest uit het aanbod de titels die zij of hij zou willen aanbevelen en ja, dat heeft soms wel iets weg van wijnproeverij. Smaken verschillen, ook die van recensenten, ook al is er soms een 'common' overeenkomst.
Dan zijn er nog docenten die voor hun klas, school of schoolbibliotheek een keuze maken. Voor zover ze niet ondersteund worden door boekverkoper of bibliothecaris zal hun selectie erop lijken: welke boeken passen bij mijn leerlingen. Al dan niet geholpen door een website (ook een recensent) als leesbevorderingindeklas.nl.

Ten slotte hebben we nog de juryleden. Bij uitstek de mensen die 'het beste boek' uitkiezen uit een stapel ingezonden lectuur. Hoe groter die stapel, hoe meer indruk de keuze maakt, maar die indruk wordt des te groter naarmate de juryleden status hebben. Waar die status vandaan komt, lijkt er soms niet toe te doen. 'Bekend van radio en tv': ja, maar zonder veel kinderboeken gelezen te hebben. Het komt echt voor en heel erg is het niet, want hun mening kan verfrissend zijn naast die van juryleden die al jarenlang verhalen en poëzie voor kinderen lezen en met elkaar een 'common understanding' ontwikkeld hebben.
 
Nothing is either good or bad but thinking makes it so. Wat een zinnetje kan losmaken... Maar ja, het is wel Shakespeare. Status, hè...

zondag 24 november 2024

Macht

Was het niet dat personage Ludovico Settembrini dat in Der Zauberberg van Thomas Mann (1924) met het idee kwam dat er in de wereld twee principes met elkaar strijden: macht tegenover recht, ook weer te geven als tirannie tegenover vrijheid, bijgeloof tegenover kennis, behoudzucht tegenover nieuwsgierigheid?
Verbazingwekkend actueel.
En dat geldt ook voor het bekende verhaal Lord of the Flies (Engels, zie voor een Nederlands lemma hier) van William Golding, verschenen in 1954 en minstens twee keer vertaald in het Nederlands, en ook nog twee keer verfilmd, de tweede keer (1990) niet erg getrouw.

Heel kort: 'The plot concerns a group of British boys who are stranded on an uninhabited island and their disastrous attempts to govern themselves. The novel's themes include morality, leadership, and the tension between civility and chaos.' Zie het Nederlandse lemma voor een langere samenvatting van de intrige.
De titel slaat op een varkenskop die na een geslaagde jacht op een in de grond gestoken stok wordt gestoken. Die gaat rotten en dat trekt vliegen aan.
Het Nederlandse lemma verwijst nog naar de god Beëlzebub. Die naam betekent immers letterlijk heer van de vliegen.
 


Er is dit jaar een nieuwe vertaling verschenen. Deze keer betreft het echter geen vertaling van de ene taal in de andere, maar een bewerking tot beeldroman ofwel graphic novel, zoals dat tegenwoordig in de boekenbranche heet.
 
 
Jacks wrok.
 
Aimée de Jongh heeft dat naar mijn smaak heel overtuigend gedaan. 
Het is boeiend om te ervaren dat het verhaal zo herkenbaar is voor wie de geschreven versie heeft gelezen dat je geneigd zou zijn om deze versie hetzelfde verhaal te vinden. Dat is het natuurlijk niet, want het oorspronkelijke verhaal is in woorden, en deze beeldroman bevat weliswaar wat tekst, maar bestaat toch hoofdzakelijk uit afbeeldingen. Zou je ze beide samenvatten, dan zouden die samenvattingen wel heel erg op elkaar lijken. Maar een samenvatting is een verhaaltje op zich en niet het hele verhaal. 
Wie dit theoretisch geneuzel vindt, doet zowel de woordkunstenaar William Golding als de beeldend kunstenaar Aimée de Jongh tekort.
 


Piggy's val.
 
Ik sluit niet uit dat deze versie een nieuw, misschien ook jonger publiek zal vinden. Er zijn nu eenmaal mensen die liever plaatjes kijken dan letters lezen.
Beide verhalen hebben op de keper beschouwd een theatraal begin en einde, terwijl de ontwikkeling realistisch aandoet. Het is onduidelijk hoe het kan dat er na het vliegtuigongeluk, dat niet wordt verteld, jongens levend op het eiland terechtkomen en al helemaal niet hoe het kan dat die rij jongenskoorleden er in slagorde aan komt wandelen. Maar dat doet er niet toe. Theatraal gezien klopt het. Eerst maken we kennis met Ralph, dan met Piggy, vervolgens komt (door het blazen op de schelp) de rest het podium op. Dan volgen bijna thriller-achtige scènes (hoofdstukken) en aan het dramatische einde, als Ralph achtervolgd wordt door Jack Merridews bende, verschijnt daar ineens die militair op het strand, als een gezonden engel. Hoe ironisch, 'het lijkt wel of jullie een oorlog hebben gevoerd', zegt hij vol verbazing, terwijl hij van een oorlogsschip komt. (De naam Merridew is natuurlijk ook komisch: klinkt naar merry dew, zachte dauw, en dat voor zo'n tiranniek type.)



Het is heel goed dat achterin eerste schetsen zijn opgenomen, inclusief een 'alternatief begin'. Dat maakt de kijker ervan bewust dat de afbeeldingen niet vanzelfsprekend zijn, dat er keuzes zijn gemaakt. 
Ook heel bijzonder is dat deze beeldversie meteen in 25 landen verschijnt en dat het initiatief van de Engelse uitgeverij Faber & Faber kwam. Op Stripenzo vond ik een vertaald citaat (helaas zonder bronvermelding) uit een interview met 'uitgeefdirecteur' Angus Cargill:

Lord of the Flies is een van de parels van de Faber-fictielijst, een tijdloze en geliefde moderne klassieker, en dus was het van cruciaal belang om iemand te vinden wiens visuele esthetiek, vaardigheid en verbeelding iets nieuws aan het verhaal konden toevoegen. Het was een lang besproken project in mijn tijd bij Faber en ik ben erg blij dat het eindelijk samenkomt met de briljante Aimée De Jongh. We zijn allemaal zo enthousiast over het resultaat, en ik denk dat het snel zal worden gezien als een op zichzelf staand klassiek werk, dat naast deze baanbrekende roman zal staan, deze zal aanvullen en nieuwe lezers zal opleveren.

Waarvan akte, als hij het gezegd heeft, en hier is wel een traceerbaar vertoog van hem over deze bewerking, met een video 'in the studio with Aimée de Jongh'.
 
Het is en blijft een fijn ontregelend verhaal: hoe een groep zo kan ontsporen als een van wrok en machtswellust bevangen figuur de leiding krijgt. Adembenemend, zeker nu.
 

Golding, William. Lord of the Flies, Heer van de vliegen. Adaptatie en tekeningen door Aimée de Jongh. Scratch Books, 2024. ISBN 978 94 9316 689 9, 360 p.   
 



donderdag 21 november 2024

Nog een verhaaltje voor het slapengaan

Het was een goed idee om oud werk van Paul Biegel opnieuw uit te geven. Het Sleutelkruid, De tuinen van Dorr, De rode prinses..., hij heeft mooi en zeer eigen werk geleverd. Zijn vertellers zijn altijd lichtvoetig, bijna springerig, met veel zwier. Werk dat zich goed laat voorlezen, ondanks hier en daar een in onbruik geraakt woordje. Ze klinken soms alsof ze ook al voorlezend zijn ontstaan, alsof veel werk voortkwam uit verhaaltjes die hij zijn twee kinderen vertelde voor het slapengaan.
Zo'n verhaaltje was wellicht ook 'De malle-dromentheepot', dat verscheen in zijn verhalenbundel Het olifantenfeest (1973). Categorie pratende beesten, sprookjesachtig maar toch geen sprookje want niet rechtlijnig genoeg. 
Mevrouw mol woont alleen, te alleen, en nodigt de muis uit om bij haar te komen wonen. Dat gaat goed, maar ze worden verdreven door zeven eekhoorns die hun wintervoorraad in huis buis willen bergen. Ze zwerven door het bos, komen een egel tegen en gedrieën kloppen ze per toeval aan bij een aardmannetje. 
 

 
Die neemt ze mee naar de koning van de aardmannen in de aardmannenstad. 
 
 

 
Ze mogen blijven, in een huis aan de rand ervan, mits ze zich goed gedragen. 
 

 
Na een week komt de koning langs en schenkt ze een bijzondere theepot, die de drinkers van thee uit die pot heel vrolijk maakt.

'Deze theepot is een tovertheepot. Ik heb hem gekregen van een tovenaar gekregen. Bewaar hem goed. Ik kom voortaan elke week een kopje bij u drinken. Hier in huis. Want u begrijpt, in het koninklijk paleis kan ik dat nooit doen...'
 


Ze bouwen een feestje en de koning wil voortaan iedere week langskomen. Helaas blijk na enkele dagen de theepot zoek. Ze kopen een andere, maar die werkt natuurlijk niet en de koning wordt boos. Gelukkig ontdekken ze net op tijd voor de volgende keer dat de pot is meegenomen door de eekhoorns, die boven hen blijken te wonen en een gat in het dak hebben gemaakt. De muis haalt de pot terug en eind goed al goed.
In al zijn eenvoud gebeurt er toch best veel in dit verhaal en verder hangt het van toevalligheden aan elkaar. Het is wat dat betreft niet Biegels sterkste werk. Wat zou hij er van hebben gevonden als dit verhaal zo hup, uit de bundel was gelicht en als prentenboek was uitgebracht? Wellicht had hij het dan toch een beetje willen uitbreiden en de toevalligheden iets meer samenhang willen geven. Geen idee, we kunnen het niet meer vragen.

Maar dat is wel wat er is gebeurd. Het verhaal kreeg een nieuwe titel, De tovertheepot, en verscheen dit jaar, vergezeld door mooie, zeer bij het verhaal passende illustraties van Sterre van der Tak.
Geen hoogvlieger, geen staaltje van Biegels beste kunnen, maar toevalligheden of niet, het laat zich prima voorlezen.
 

Biegel, Paul. De tovertheepot, met illustraties van Sterre van der Tak. Gottmer, 2024. ISBN 978 90 257 7999 3, 56 p.  

maandag 18 november 2024

Effectief leesonderwijs

Ja, dat willen we allemaal, denk ik: effectief leesonderwijs. Ook binnen het onderwijs.

Leraren basisonderwijs, let op:
'Wil je alle leerlingen meer kennisgericht en gemotiveerd laten lezen en het leesonderwijs daarmee naar een hoger niveau tillen, maar weet je niet precies hoe? Werkt jouw school al met de Bibliotheek op school, maar wil je méér? Dan is het project de Bibliotheek op school Plus interessant voor jouw school. Stichting Lezen en TaalLab bieden je daarbij professionele begeleiding bij de overstap naar effectief leesonderwijs.'
 
Stichting Lezen organiseert twee webinars 'Effectief leesonderwijs met de Bibliotheek op school Plus', op woensdag 11 en donderdag 12 december 2024 om 15.00 uur. Kies een van beide: zie verder hier.
Er wordt verondersteld dat cursisten het boek Rijke taal van Erna van Koeven en Anneke Smits kennen.

zondag 17 november 2024

Verblekende goden

Hoe schrijf je over goden?
Als het over die ene gaat, doorgaans plechtig, of een beetje lief, zoals in de reeks Woord voor woord, de bijbelverhalen van Karel Eykman (1976, een jubileumeditie kwam in 2016 uit).
Als het over de vele goden uit verre warme landen gaat, Brahma, Visjnoe of Shiva, of die Wodan en de zijnen met hun trollen in het hoge noorden, of Pachamama en de haren uit de Andes: doorgaans plechtig, ook al, en anders informatief, als in een lezing of in de bijschriften in oudheidkundige musea.
Als het over de oude Griekse goden gaat, is het vaak informatief, en soms als in een roman, waar die goden met hun talent voor drama ook wel aanleiding toe gaven, maar tot nu toe nooit luimig.
 
En luimig, dat mooie woord zou ik willen gebruiken voor de stijl waarin Daan Remmerts de Vries in een groot, kloek boek acht verhalen opdist uit de wereld van die oude Griekse goden en halfgoden: 'Io en Zeus', 'Tantalos', 'Europa', 'Atalanta', 'Orpheus en Eurydice', 'Midas', Philemon en Baucis' en 'Sisyphos'. Met bijna overal een belangrijke rol voor Zeus, die oude brombeer van een schuinsmarcheerder, zonder vrees behalve voor zijn echtgenote Hera.
 
 
De enige voor wie Zeus (als het hem uitkomt) knielt is zijn vrouw Hera.
 
Er zijn bovendien nog een 'Inleiding' en een 'Slot', en die doen niet onder voor de andere verhalen.
Ik citeer de eerste twee alinea's van de inleiding:

Ze waren plotseling verschenen: de mensen.
Eerst klommen ze nog rond in bomen, en waren ze dichtbehaard. Maar even later liepen ze in groepjes door het hoge gras, en schenen ze kaler te zijn geworden. Algauw hulden ze zich in huiden van dieren - en zo begonnen ze een beetje te lijken op de goden.

En hier volgen de laatste twee alinea's uit het slot:

De mensen lijken de wereld te hebben overgenomen.
Maar helemáál vergeten zijn de goden toch niet. Want nog steeds lopen er mensen rond die afstammen van Zeus, van Apollo of van Poseidon. Ergens in ons bloed stromen nog de goddelijke herinneringen aan uitgelaten feesten, aan muziekwedstrijden, aan orakels en de onderwereld. Die verhalen zijn er nog - die kunnen we lezen. Zoals in dit boek.

Fraai begin en einde. Komt ook in beeld terug, in de volpagina-afbeeldingen van de Olympus.

Maar eerst waren er dus goden en die maakten zich ongerust over de mensen.

Zeus riep zijn familieleden bij elkaar en stelde een vraag: 'Wáár komen die lui vandaan?'
Zijn dochter Pallas Athene boog haar hoofd. 'Eh...' stamelde ze. 'Het zou kunnen dat ik daar iets mee te maken heb gehad...'
'Hoezo?' vroeg Zeus.
'Ach,' zei Pallas Athena. 'Jullie kennen Prometheus toch?'
Zeus knikte. 'Jawel. De zoon van de titaan Iapetos. Wat is daarmee?'
'Nou ja,' zei Pallas Athena. 'Die had een soort poppen gekneed uit leem. Zomaar, geloof ik, voor de lol. De eerste van die poppen leken nog erg op apen. Maar daarna had hij er een paar gemaakt die op ons leken... En... En... ik vond dat grappig. Ik heb ze levend gemaakt...'
Zeus vloekte. 'Het was dus een spelletje!' zei hij knarsetandend.
Pallas Athena boog opnieuw haar hoofd.
'Fraai werk , hoor!' foeterde Zeus. 'Heel leuk! En daar heb je ze dan, die mensen! Wat moeten we hier nu mee...?'

Er werd nog een poging ondernomen om het vuur voor de goden te houden. Maar die mislukte, ook door toedoen van Prometheus. Zeus stuurde toen maar ene Pandora naar de mensen, een vrouw met een doos. 

De doos werd geopend; en daarin zaten plagen. Ziekten sprongen naar buiten! Hongersnood en overstromingen verspreidden zich over de wereld! En liefdesverdriet en belastingen vonden hun weg in de menselijke geest...

Maar dat maakte niets uit, het aantal mensen bleef toenemen.

Want de mensen waren er nu, voorgoed; volhardend en hardnekkig, zwermend als mieren. Ze waren niet meer weg te denken.
 
 
Thanatos, de dood.

Zeg dat wel. Een plaag op zich. Evengoed volgen hierna die acht verhalen. Het enige verhaal waarin mensen een positieve rol spelen, is 'Philemon en Baucis'. Als Zeus besluit met zijn zoon Hermes te zien hoe mensen hen ontvangen als ze vermomd gaan als bedelaars, zijn zij de enigen die hen binnenlaten en te eten en te drinken geven. Zij mogen blijven, de rest van het dorp verdrinkt in een nieuw meer. Ook het lot van de door Zeus ontvoerde Europa is niet slecht, maar daar is wel een beetje hulp van Aphrodite voor nodig.

Iemand als de verwaande vorst Sisyphos echter denkt de goden te kunnen bedriegen en ook nog eens aan de dood te ontsnappen. Als Thanatos, de dood, hem komt halen blijft op Sisyphos' bevel zijn lijk liggen zonder obool onder de tong. Zo komt hij de Styx niet over en ontbreekt hij bovendien in het grote boek van Hades, die daarvan geheel in de war raakt.
 
 
Hades bladert verward in zijn grote boek.
 
Uiteraard ontsnapt hij toch niet aan zijn lot en de goden straffen hem nog wat strenger: voor eeuwig een rotsblok naar boven duwen, dat op de top weer omlaag rolt met hem eraan vast.
Ook Tantalos is zo'n arrogant koningstype. Ooit uitgenodigd op de Olympus, waar hij geen woord mocht uitbrengen, dacht hij de goden te kunnen overtroeven door ze in zijn paleis uit te nodigen en hij zette ze daar onder meer gebraden vlees voor van zijn eigen zoon. Dat hadden ze door, ze werden boos en hij nam de benen.

Maar waar hij gewoon de volgende zaal had verwacht aan te treffen, was nu een gat. De vloer onder de voeten van de koning had zich geopend. Gillend viel hij in een zwarte diepte omlaag...
 
Met een bons kwam hij terecht op een bodem van stenen.
Het was er schemerig donker. Tantalos voelde aan zijn armen en zijn nek; nee, hij had niets gebroken. 

Een lange, duistere figuur kwam bij hem staan. 'Wel, wel, wel! Wie hebben we daar? Dat is Tantalos! Hallo, vent!'
'Wie... Wie ben jij?'
'Hades,' zei de man. 'En jij bent net gestorven. Je bent nu in mijn rijk. De onderwereld...'
Toen Tantalos' ogen gewend waren aan het vale licht, zag hij ook een driekoppige hond, vlak in zijn buurt. Het beest begon driestemmig te grommen.

Tantalos krijgt ook een strenge straf. Hij staat voor eeuwig in een vijvertje dat terugwijkt als hij wil drinken, en boven zijn hoofd hangen appels die omhoog gaan als hij wil eten.
Niet ver van Sisyphos. 

Soms, als Tantalos zag hoe Sisyphos weer eens donderend naar beneden gleed, achter zijn steen, riep hij grinnikend: 'Wil het lukken met die rots, jongen?!'
En dan riep Sisyphus treiterig terug: 'Heb je dorst, makker? Misschien kun je hier ergens wat bestellen! Gaan we samen wat drinken!'
Zo hielden ze elkaar gezelschap, en toevallig was dat niet: want echte booswichten houden op den duur niemand anders over dan elkaar.

Dit is de enige plek waar de verteller op een soort moraal van het verhaal betrapt kan worden.

Ik heb met opzet ruim geciteerd, om iets van de stijl te tonen. Is het die van de 'sterkeverhalenverteller aan een cafétafel' die Remmerts' versie van de Odyssee kenmerkt? Bijna, misschien iets rustiger. Luimig, gezellig, onderhoudend. Zeer onderhoudend, en vermoedelijk zouden de oude Grieken raar opgekeken hebben van deze vertelwijze. Vermoedelijk, we weten het niet. 
De sombere Zeus ('Het is allemaal voorbij...') zou wellicht wat vrolijker kunnen worden van zo'n reeks verhalen waarin hij toch een prominente rol speelt. Met dank ook aan illustrator Douwe Dijkstra.
Toch nog niet vergeten!
 

Remmerts de Vries, Daan, & Douwe Dijkstra. Over goden en mensen, de mooiste Griekse mythen herverteld. Lannoo, 2024. ISBN 978 94 014 9770 124 p. 

zaterdag 16 november 2024

De beulen

Natuurlijk, het begint bij die typische, geheel op zichzelf gerichte mannen, heel soms vrouwen, met hun tomeloze zucht naar aanzien, macht en rijkdom. Ze gebruiken andere mensen om hun doel te bereiken, anders lukt het niet. Soms zijn het bullebakken, de keizertjes van het schoolplein, soms de stille, geslepen figuren die goed zijn in dreigen en manipuleren.
Dan zijn er de onderdanige vleiers, die ook hunkeren naar aanzien, macht en rijkdom, maar niet zo goed kunnen bullebakken en manipuleren. Zij schurken aan tegen de machthebbers. hopen zo een beetje te delen in de glans, ze hopen voor vol te worden gehouden door hun baas na te apen. De intriganten onder hem lukt dat het best, die komen een heel eind, soms zo ver dat de baas ze in de gaten moet houden. Wie trekt aan de touwtjes?
Macht bestaat door uitoefening.
Iemand moet de opdracht geven, doorgeven, uiteindelijk moet iemand hem uitvoeren.
Er moeten mensen zijn die bereid zijn andere mensen te koeioneren, af te persen, om te kopen.
Er moeten mensen zijn die bereid zijn andere mensen te folteren en om te brengen in opdracht van iemand, soms ook uit naam van Iemand of Iets. Met goddelijke status, vandaar de hoofdletter.
Zonder beulen geen macht.

Wat is het verschil tussen een soldaat die schiet om zelf niet gedood te worden en een soldaat die een geblinddoekte man doodschiet?
Wat is het verschil tussen een soldaat die een geblinddoekte man doodschiet en een soldaat die tientallen op de grond uitgestrekte mensen doodschiet en ze in een kuil schopt?
Wat is het verschil tussen een soldaat en een beul?
Wat is het verschil tussen een beul die het krukje onder de galg wegschopt of de bijl van de guillotine laat vallen, en een beul die met een zwaard iemands hoofd afhakt?
Is de boer die op bevel zijn ossen in beweging zet die daardoor iemand in vier delen trekken een beul? Of de rechter die het teken gaf?
 
De beul die zijn sigaret op iemands huid uitduwt, iemand geselt met een getande riem, aan zijn voeten of achter de rug gebonden handen ophangt, in een waterbad duwt, iemands vingers breekt, hand afhakt, ogen uitsteekt, tong afsnijdt, of neus en oren, duimen aanschroeft, brandmerkt, staaf in iemands aars of andere opening duwt, benen breekt, door de knieschijf schiet, vul maar aan - doorgaans heeft iemand hem (zelden haar) opdracht gegeven.
 
Hoe word je beul? 
Hoeveel zijn er? Hoe zou de wereld er uitzien als alle folteraars en beulen ineens hun werk weigeren te doen?


dinsdag 12 november 2024

Jamie and the Epic Escape

Ach, die goeie Jamie... Waagt hij zich eens uit de keuken en schrijft hij een kinderboek (dat kan iedereen, toch?), gaat het meteen fout. 
 


Billy and the Epic Escape speelt zich af in Engeland, maar bevat een verhaallijn waarin een schurk met bovennatuurlijke krachten zichzelf naar Australië teleporteert om er een Aboriginal kind te ontvoeren, omdat ‘die kinderen meer verbonden lijken met de natuur’. Na haar ontvoering vertelt het meisje tegen de Engelse kinderen die haar redden dat ze de gedachten van mensen kan lezen en met dieren en planten kan communiceren 'omdat dat de inheemse manier is'.
 
Aldus het Algemeen Dagblad van 12-11-2024, en menig ander periodiek dat zo te zien hetzelfde bericht overnam.

Die verhaallijn was tegen het zere been van Aiatsis, ofwel het Australian Institute of Aboriginal and Torres Strait Islander peoples, dat zich beschouwt als spreekbuis van de oorspronkelijke bewoners van Australië en de Torres Straat Eilanden (deel van de Australische staat Queensland). Aiatsis vond het boek 'damaging and disrespectful, and has accused the celebrity of contributing to the “erasure, trivialisation, and stereotyping of First Nations peoples and experiences”.' Aldus The Guardian 9-11-2024.
 
Gelukkig bleek Jamie Oliver niet de beroerdste.

Jamie Oliver says he is “devastated” by the offence he has caused to First Nations people and has issued an apology, after calls by Australia’s peak body for Indigenous education for the British celebrity chef to withdraw his children’s book from sale.

Oliver is in Australia promoting his latest cookbook, Simply Jamie, but it is his decision to join a growing flock of celebrity children’s book authors with a 400-page fantasy novel for primary school-age children that has come under fire.

Aldus The Guardian. Het boek is teruggetrokken. Van de uitgeverij, Penguin Random House UK, kwamen eveneens excuses, nog steeds volgens The Guardian:

'Penguin Random House UK publishes this work and takes responsibility for the consultation, or what we would call an authenticity read of the work,' the statement said.

'It was our editorial oversight that this did not happen. It should have and the author asked for one and we apologise unreservedly.'
 
Dat is een diepe knieval en het zal een flinke financiële strop zijn. 
 
Die 'growing flock of celebrity children’s book authors' verwees naar een ander bericht in dezelfde krant, van 20-10-2024, onder de kop '"It’s quite galling": children’s authors frustrated by rise in celebrity-penned titles'. Daaronder: 'Keira Knightley is latest star to publish a children’s book, but some say trend pushes aside genuine writers and makes it harder to find great children’s fiction'.
Die some say bleek even verderop Joshua Seigal te zijn, op het platform X, plus Charlotte Levin, die schreef, 'ik denk dat ik ook maar filmster word', volgens The Guardian.

Het probleem is dan natuurlijk dat je niet zomaar filmster wordt en dat beeld tegenwoordig dominant is in onze cultuur. Uitgeverijen trachten hun omzet te vergroten door beroemdheden uit die beeldcultuur ertoe te brengen een boek te schrijven en dat wordt dan al gauw een kinderboek, want het idee heerst nu eenmaal nog steeds dat dat makkelijker is.
Zoals de auteurs van dit artikel (Ella Creamer en Lucy Knight) opmerken:

The celeb-to-author pipeline is nothing new: Julie Andrews’ children’s novel Mandy was published in 1974, while Madonna’s picture book The English Roses came out in 2003. What has changed in recent years is that the non-celeb side of the playing field has been hollowed out, with author incomes in decline.

Dat laatste wordt niet met bewijs gestaafd, het zou interessant zijn als dat gebeurde. In het Nederlands taalgebied loopt het vermoedelijk vooralsnog niet zo'n vaart, al is het verschijnsel bekend.
Dit versje bijvoorbeeld

Nu gaan wij vrolijk dansen,
wij dansen poot aan poot ja ja,
Wij zijn de haasjes uit de bossen,
de kleine haasjes uit de bossen,
En snoepen 'n hazelnoot.
 
haalde diverse artikelen en zelfs een verwijzing in de Nederlandse Liederenbank doordat de auteur later Koningin der Nederlanden werd: Juliana, 8 jaar.
Van recenter datum zijn titels door bijvoorbeeld Martine Bijl, Daphne Deckers en jawel, Laurentien van Oranje.
 
Het zou ook de moeite waard zijn om te onderzoeken of beroemdheden gebruik gaan maken van kunstmatige intelligentie om hun literaire eitjes te leggen. De resultaten zouden dan zeer waarschijnlijk nog gemiddelder en voorspelbaarder worden dan ze nu al zijn.
 
Nu maar afwachten of de beroemde chef-kok zijn verhaaltje gaat aanpassen.

zondag 10 november 2024

Wezels aan de eikeltjeskoffie

Het zou mij niet verwonderen als Yvonne Jagtenberg het werk van Arnold Lobel kent, bijvoorbeeld Bij Uil thuis (Owl At Home) of de verhalen over Kikker en Pad. En natuurlijk zijn de mier en de eekhoorn van Toon Tellegen ook niet ver weg. Laten we bovendien The Wind in the Willows niet vergeten, en de krekel en de mier van Jean De la Fontaine en voor hem ruim tweeduizend jaar geleden Aesopos' Τέττιξ καὶ μύρμηκες, de krekel en de mieren. En andere verhalen met pratende dieren.
Voor zover mij bekend heeft Clive Staples Lewis voor het eerst het verschil benoemd tussen beesten en Pratende Beesten (Talking Beasts), en wel in The Chronicles of Narnia (1950-1956). Beesten mochten in die verhalen gebruikt, uitgebuit, uitgemolken of gedood worden, Pratende Beesten (waaronder Koning Aslan) niet. Een vondst van jewelste van deze wat conservatieve auteur. Zo kon bij wijze van spreken met Kerst de kalkoen gebraden worden, mits hij niet verstaanbaar sprak. 
Later kregen we ook nog het bekende varkentje van Richard Scarry, die als slager aangekleed het vlees snijdt van een soortgenoot.




De verhalen van de wirwarwezels (zonder hoofdletter op voorkant en titelpagina) van Yvonne Jagtenberg benaderen de knusheid van die van Lobel en Tellegen. Vriendjes wonen samen in een gezellig huisje. In ieder hoofdstukje gebeurt er iets dat de orde even verstoort, maar het evenwicht keert snel terug. Ideale voorleesverhalen voor kleuters, echter gedrukt in een letter die aan schoolse eerste-leesboekjes doet denken, in grote schreefloze letters. Ik sluit niet uit dat ze als zodanig dienst kunnen doen, maar gelukkig hangt er geen AVI-label aan.
 


Deze wezels zijn, ik waag het erop, eigenlijk eekhoorns. Maar wirwar-eekhoorns klinkt niet lekker. Evenmin als wirwargaaien. Toch zijn ze het want ze verzamelen voortduren eikels en ze verstoppen ze zelfs, op zeker moment. Waarna ze vergeten waar ze ze verstopt hebben en wachten tot uit de eikeltjes eikelbomen zullen groeien. Hetgeen wijst op enige kennis en belezenheid, wat klopt, want vriendje Bub leest boeken.
 

 
Deze eekhoorn-achtige wezels vangen dus geen muizen, zijn geen woeste rovers, zoals de wezels, hermelijnen en fretten in De wind in de wilgen. Ze drinken heel veel eikeltjeskoffie en bakken herhaaldelijk taarten, waarin ook veel eikels gaan, en pannenkoeken. Hun dagelijkse klusjes doen soms denken aan de projectjes van Buurman & Buurman - er gaat wel eens iets mis. Maar het komt steeds goed.
Grappig is dat Jagtenberg de twee wirwarwezels ieder een eigen karakter heeft gegeven. Kort samengevat: Arti is dromerig en speels, Bub de praktische doener. Ze horen helemaal bij de Pratende Beesten, dragen en wassen kleren, poetsen hun tanden, kunnen lezen, koken en zelfs een knisperend vuurtje laten branden (p. 71) en het enige dat absoluut onverklaard blijft is waarom ze er zijn en waar ze vandaan kwamen, en waarom ze doen wat ze doen. Ze zijn er en doen het gewoon. Voor hen geen 'Piper at the gate of Dawn'.
 
Arti is één moment bijna dement en dat is in het verhaal 'Mooie hoed'. Ik citeer het hele verhaal, ter lering en vermaak.

Bub is de hele ochtend al druk. Er is altijd zoveel te doen.
Maar waar is Arti? Hij ging een uur geleden de deur uit. Waarheen ook alweer?
Gelukkig, daar komt Arti aan. Met een hoed op zijn kop!
'Waar was je?' vraagt Bub.
'Een boodschap doen,' zegt Arti.
'Met die hoed?' vraagt Bub.
'Hoed?' vraagt Arti.
'Ja,' zegt Bub. 'Die hoed op je kop!'
Arti kijkt in de spiegel. 'Die hoed staat me goed,' zegt hij.
'Zeker,' zegt Bub. 'Maar hoe kom je eraan?'
Arti haalt zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Ik ging een boodschap doen, dat weet ik wel!'
'Je bleef lang weg,' zegt Bub.
'Ik was de weg kwijt,' zegt Arti.
'Dat is niet zo leuk,' zegt Bub.
'Nou, het was best leuk!' zegt Arti. 'Maar nu lust ik wel een kopje koffie.'
Bub maakt een heerlijk bakkie eikeltjeskoffie.
De wirwarwezels slurpen er lekker van.
Bub kijkt naar Arti. 'Houd je nou de hele tijd die hoed op?'
'Ja,' zegt Arti. Het is een hoed voor buiten en voor binnen.'
'Ah, dat wist ik niet,' zegt Bub.
Daarna eten de wezels pannenkoeken.
'Met hoed smaakt een pannenkoek nog veel lekkerder!' roept Arti.
'Fijn,' zegt Bub.
Ook bij het afwassen houdt Arti de hoed nog steeds op.
'Afwassen met de hoed gaat veel beter,' zegt Arti.
'Ja, ja, nou weet ik het wel,' zegt Bub. 'Alles gaat goed met de hoed.'
Als ze naar bed gaan loert Bub naar Arti vanuit zijn bed. Hij is een beetje jaloers op Arti en zijn hoed.
'Je kan niet met een hoed op naar bed,' zegt hij.
'O jawel, hoor,' zegt Arti. 'Ik blijf gewoon rechtop slapen.'
'Zo kun je toch niet slapen!' zegt Bub. 'Eerst ga je weg, dan kom je thuis met een hoed. En dan weet je niet hoe je aan die hoed komt. En nu kun je ineens niet meer zonder je hoed.'
'Ik weet het,' zegt Arti. 'Maar ik en mijn hoed horen bij elkaar.'
'Wat een onzin!' zegt Bub.
'Vanochtend had je nog geen hoed. Toen was het leven ook goed.'
'Oké, oké,' zegt Arti. 'Ik doe hem wel af.'
Arti doet zijn hoed af.
'Dat is geen hoed!' roept Bub. 'Dat is een boodschappentas!'
'O ja...?' zegt Arti. Hij kijkt naar de tas die een hoed was. Ineens weet hij alles weer.
'Ik wilde een boodschap doen, maar raakte de weg kwijt. Toen had ik geen zin meer om de tas te dragen, dus deed ik hem op mijn kop. Handig, hè?'
'Heel handig,' zegt Bub.
Die Arti toch... Altijd in de wirwar.
Bub doet het nachtlampje uit.
'Truste Arti...'
'Truste Bub!' 
 
Wie denkt 'Die Arti toch... Altijd in de wirwar.' Bub, of de verteller? Verder valt de enorme hoeveelheid dialoog op.

Sinds haar Hup Herman! en Kop op, Herman! heb ik natuurlijk een zwak voor Yvonne Jagtenberg, dat  begrijp je. Haar prenten hebben een heel eigen stijl en zijn mooi. 
De verhaaltjes, tja. Nou ja. Knus en gezellig, o.k., dat zijn ze.
 


Jagtenberg, Yvonne. De wirwarwezels. Gottmer, 2024. ISBN 978 90 257 8044 9, 124 p.

zaterdag 9 november 2024

Einde SGKJ


Het was aan Frits Booij om de zwanenzang te houden, vrijdag 8 november in Amsterdam. In de centrale vestiging van de OBA vond de laatste studiedag plaats van de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur (SGKJ). Die Stichting heeft besloten zich op te heffen, bij gebrek aan nieuwe bestuursleden met 'een relevant netwerk en inhoudelijke expertise waaruit geput kan worden bij de organisatie van studiedagen en excursies', zie ook hier. Na Booij's zwanenzang (met lichtbeelden, mooi oud woord) was er een borrel en dat was dat. De stichting werd opgericht in 1993 en zie verder hier. Of er werkelijk geen mensen meer rondlopen met 'een relevant netwerk en inhoudelijke expertise' zou ik niet durven beweren maar kennelijk had het bestuur geen zin om te gaan trekken en duwen, en ja, de zaal zag er qua hoofdhaar zeer grijs uit.
Lichtpuntjes voor wie zich graag bezighoudt met de geschiedenis van het kinderboek: de nieuwsbrief wordt voortgezet door Jeanette Kok en de website door Aernout Borms.
 
Deze laatste studiedag verliep verder behoorlijk goed. Er waren zo'n 80 begunstigers komen opdagen en het programma was onderhoudend.
Margreet van Wijk gaf een mooie presentatie van kinderboeken waarin Amsterdam een rol speelt. Marijke Troelstra (net met pensioen) gaf een geschiedenis van het jeugdbibliotheekwerk in Amsterdam en vergat niet te wijzen op het legendarische werk van Jannie Daane, die ook Jacques Vriens op zijn beurt noemde en roemde in zijn bijdrage, een ode aan Theo Thijssen - ook een Amsterdammer. En Dirk Tang belichtte de geschiedenis van de Amsterdamse uitgever J. Vlieger, die in de 19e eeuw zoveel prentenboeken produceerde. En ten slotte werd de laatste Hiëronymus van Alphen Prijs uitgereikt aan Karin Vingerhoeds, collectiespecialist oude kinderboeken van de Koninklijke Bibliotheek en een van de jongste aanwezigen.
 


NB. Het profiel van Amsterdam is van Nelly Bodenheim. Het aapje heet Bobo en is getekend door Marie Hildebrandt.

donderdag 7 november 2024

Je zou er niks van krijgen, Frida

 ... als je eens een boek open zou doen.
 
Zo, die zit. 

Deze zin komt bijna tien keer (schat ik, heb niet geteld) voor in De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf, het debuut van Maria Kager. Verteller van dienst is Frida zelf, soms spreekt ze zichzelf en/of de lezer toe. De zin is van haar zeer belezen vader Timofej Wolf, directeur van de koepelgevangenis in Haarlem, tegenwoordig (vanaf 2016) een culturele instelling. Deze fictieve koepelgevangenis lijkt blijkens voetnoten zeer op de werkelijke (vandaar de links) en speelt in het laatste hoofdstuk een belangrijke rol, als ze zwanger van haar tweede in de koepel naar boven loopt, op zoek naar een begin van het Gouden Boekje dat ze moet schrijven, en hoogtevrees krijgt. (Ja, maakt dat nieuwsgierig of niet?)
Vader Wolf is wat onrechtvaardig, want hoewel Frida vaak iets antwoordt in de richting van 'weet ik veel', leest ze zelf ook heel wat af. Dikke pillen als De Toverberg, maar ook Alice in Wonderland en Through the Looking-Glass. Dat ze later schrijver wordt, mag geen wonder heten.
De titel (De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf) komt overigens ook van vader Timofej, in een overmoedige bui.

De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf is een geestig verhaal. Dat ondanks een zwaar verkeersongeluk halverwege, waardoor Frida's moeder overlijdt. Verteller Frida is dan twaalf. Ze is negen als het verhaal begint, in het laatste hoofdstuk is ze volwassen en zwanger van haar tweede kind. Haar wonderbaarlijk geslaagde opvoeding is dan echt wel voltooid en dat moet ook wel, want Timofej heeft een welgekozen eind aan zijn leven gemaakt. Hij vond het welletjes, vooral toen hij drie keer achter elkaar een brandende sigaret op zijn broek liet vallen. Hij had een drankje geregeld via een bevriende arts, dronk dat op en ging dood.
 
Vader Timofej was een neuroot met vreemde tics en angsten, die thuis in zijn oudste kleren rondbanjerde of stof zoog met zijn kruimeldief, als hij niet zat te roken en te lezen in zijn nachtpon en kamerjas, met een glas wijn (en nog een, en nog een). Hij leerde zijn dochter hoe makkelijk het was om spullen uit warenhuizen te jatten, gaf haar samen met vriendin Rimade (die dat best op prijs stelde) zelfverdedigingslessen en leek meer affiniteit te hebben met de gedetineerden in de koepel dan met zijn collega’s bij Justitie. 
Naar zijn werk trok hij echter een piekfijn en schoon geschuierd pak aan en gepoetste schoenen. Hij kende veel mensen, en regelde wel eens wat, zodat bijvoorbeeld een wegens doodslag veroordeelde jongen (schoolgenoot van Frida) verplaatst wordt naar een gevangenis dichter bij de woonplaats van zijn ouders. Een kleurrijk personage en eigenlijk is hij de echte hoofdpersoon, niet verteller Frida. Hoe hij aan zijn vreemde gewoontes komt, wordt overigens wel een beetje duidelijk.

Het verhaal is doorspekt met citaten uit en verwijzingen naar andere verhalen, niet alleen die van Thomas Mann of Lewis Carroll. Dat maakt nieuwsgierig naar die andere verhalen. 
Jonge lezers die aan dit boek beginnen, zijn dan waarschijnlijk al afgehaakt. Het is hun officieel ook niet aangeboden, maar ja, toen ik eenmaal kon lezen las ik alles wat onder mijn ogen kwam, van opschriften en reclames tot de boeken die in de boekenkast van mijn ouders in de huiskamer stonden, inclusief De roep der Pool en Het seksuele leven van de mens, en zulke kinderen bestaan er vast nog, hoewel zeldzamer dan vroeger. En De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf begint heel toegankelijk.  
Hier een citaat uit het eerste hoofdstuk, p. 13, wanneer Rimade voor het eerst komt logeren:

'Noem mij maar oompje,' zegt mijn vader tijdens het eten tegen Rimade.
'Wat?' vraagt Rimade.
Ik rol met mijn ogen.'En de moeder van Frida mag je tante noemen. Klinkt dat niet leuk?'
'Papa!' zeg ik.
'Wat is er, kind? Ik heb de naam van onze heer niet ijdel gebruikt, of wel soms? En ik heb nette kleren aan.' Na het werk heeft hij voor de verandering niet zijn pak voor zijn huiskloffie ingewisseld. 'Ik zie er keurig uit. Piekfijn ziet vadertje eruit. Vind je niet, Rimade, dat ik er piekfijn uitzie?'
'Ja hoor,' zegt Rimade lachend, 'oompje.'
Van opluchting lach ik zo hard dat ik me bijna verslik. De meeste kinderen die bij ons thuiskomen zijn bang voor mijn vader.
Mijn moeder schenkt een glas water voor me in.
'Zo is dat,' zegt mijn vader. 'Ik ben een knappe jongen.'
'Goed, Timo,' zegt mijn moeder. 'Houd je nu maar weer even gedeisd.'
'Vooruit.' Hij neemt een hap, kauwt twee keer en slikt. 'Heerlijk, Constance. Is dit ook gezond?' Dat vraagt hij altijd, zelfs als we pannenkoeken eten. Zonder op antwoord van mijn moeder te wachten richt hij zich tot Rimade en zegt: 'Jouw moeder kan zeker niet zo lekker koken als onze Constance, of wel soms? Jij denkt nu natuurlijk, had ik ook maar een mama die zo voortreffelijk kon koken. Waar of niet, Rimade?'
Rimade kijkt vragend naar mij.
'Je hoeft geen antwoord te geven,' zeg ik.
'Toevallig kan mijn moeder best lekker koken,' zegt Rimade.
'Timofej,' zegt mijn moeder, 'laat dat kind eens met rust. Trek je maar niks van hem aan, Rimade.' Ze geeft haar een knipoog. 'Dat doen wij ook niet.' 

Dit is voor een tienjarige lezer heel goed te volgen en wekt waarschijnlijk ook belangstelling want geef toe, zo'n vader is wat ongewoon.

Als contrast een citaat uit het laatste hoofdstuk, dat waarin Frida in de koepel omhoog klimt.

In jouw cel denk je na over je Gouden Boekje. Misschien, overleg je met jezelf, is het beter als je eerst nog wat door de koepel wandelt, om de sfeer te proeven, om inspiratie op te doen. Wandelen is ook, heeft de verloskundige benadrukt, goed voor je baby. Die is nog niet ingedaald, wandelen kan daarbij helpen.
Je zeult je logge lijf weer overeind, doet de deur van je cel open, loopt traag het vlak op. Maar, denk je, wat als je zoveel wandelt dat de baby indaalt en meteen geboren wordt, hier in de koepel? Het zou kunnen. Het is niet onmogelijk. De bevalling van je dochter is ook heel snel gegaan. Dan heb je geen boekje maar wel een baby. Dan heb je een gevangenisbaby gebaard.
 
Het begin van dat boekje, waarnaar ze zo lang op zoek is (en de deadline nadert), komt helemaal aan het eind.
 
Tik, tik, tik. Liggend in bed luistert Friedje naar het tikken van de boeven tegen hun tralies. Ze woont naast de gevangenis en dit geluid hoort ze elke avond.
Tevreden stop je alles weer terug in je tas. Je rijdt de straat uit, in de richting van het station. Je kijkt niet achterom.
 
Einde. Zij het dat er nog een heuse verantwoording volgt. Want alle details over die gevangenis moeten kloppen.
Ik zie uit naar een volgend boek van Maria Kager.

 
Kager, Maria. De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf. De Arbeiderspers, 2024. ISBN 978 90 295 4733 8.

NB. De roep der Pool: H.H. Houben, 1929. Op 3-11-2024 nog te krijgen bij De Slegte. Lekker veel schipbreuken, bevroren ledematen, bevroren lijken, gestrande poolreizigers die elkaar opeten, en zo meer.
Het seksuele leven van de mens:  Fritz Kahn, H. L. Heijermans, 1962. Op 3-11-2024 nog te krijgen bij De Slegte.