Zoeken in deze blog

zondag 25 september 2016

Asteroïde nadert aarde

... en de klap kan zo hard aankomen dat de mensheid vergaat.

Op p. 201 drong het tot Peter door

dat hij de ernst van de situatie had onderschat. Die vergissing kon je maken als je je jezelf toestond om te vergeten dat door Ardor het hele leven in een soap was veranderd.

Maar ook zonder Ardor zou dit hele verhaal zonder meer kunnen doorgaan als een variant op GTST. Andy wil Eliza, maar Eliza wil Peter, maar weet dat pas heel laat, want eerst wil ze helemaal niemand en verbergt ze zich achter haar fotocamera. Peter weet al heel vroeg, zeker nadat Stacey hem laat vallen, dat hij Eliza wil. Anita loopt weg van huis, omdat ze wil zingen en gebukt gaat onder het regime van haar streng-christelijke ouders. Ze vindt Andy, die ook muzikale aspiraties heeft. Pas heel laat vinden ze elkaar in de liefde, of wat daarvoor doorgaat. Peter wou eerst een beroemde basketballer worden, maar gaat twijfelen of dat nou het enige is. Enzovoort.

We keken allemaal op bestaat uit hoofdstukken waarin de anonieme verteller beurtelings zijn hoofdpersonen volgt: in volgorde van opkomst Peter, Eliza, Andy, Anita. Ondanks de existentiële twijfels van Peter houden ze zich vooral bezig met zichzelf en elkaar, wat niet wil zeggen dat er geen andere dierbaren in hun leven zijn. Zo is Peter erg begaan met zijn zus, die het houdt met woeste, misdadige types, en is Eliza dol op haar terminaal zieke vader. Enzovoort. 
Allemaal verteld in een wat stoere, op vermeend tieneridioom leunende stijl, waarbij de verteller als het ware in de huid van de hoofdpersoon kruipt en slechts een heel enkele keer aan een vooruitblik doet. (Aannemende dat de vertaling van Aimée Warmerdam hierin het Amerikaanse origineel volgt.)

Deze soap is echter wat anders dan vele andere soaps, want er is Ardor: de meteoriet die langzaam maar zeker de aarde nadert en die met een zekerheid van zo’n 60 procent zal raken, wat een klap zal geven met het equivalent van ‘ honderdduizend atoombommen’. 
Het einde der tijden! 
Wel jammer dat dit in de flaptekst op de achterkant al wordt aangekondigd, anders zou de verrassing groter zijn. Die asteroïde begint immers als een onaanzienlijke blauwe stip aan de nachtelijke hemel. Die stip wordt stilaan helderder, krijt op p. 58 een naam en pas op p. 86 kondigt de president van de VS, een zekere Obama (!), officieel het gevaar aan.
De waarschijnlijkheid van nog maar twee maanden te leven drijft mensen van hun ankers óf doet hen er juist aan vasthouden (Anita’s ouders) en zo ook de hoofdpersonen, die zich reageren dat hun twee maanden rest om te doen wat ze eigenlijk willen.
De omgeving verandert intussen in chaos. 
Instituties (incl. hun school, de hoofdpersonen bezoeken allemaal dezelfde) functioneren steeds minder, winkels raken leeg, de stroomvoorziening hapert, er zijn plunderingen, er is een door misdadigers geleide would-be opstand tegen het gezag, en zo meer. Er doken bij mij herinneringen op aan Memoirs of A Survivor van Doris Lessing en aan Anna van Nicoló Ammaniti.
Dat blijft allemaal wat op de achtergrond, want de verteller is druk bezig met de jonge hoofdpersonen - en die zijn zoals vermeld vooral bezig met zichzelf en hun directe omgeving. 
De verwikkelingen lopen wel dusdanig uit de hand dat er doden vallen - waaronder Peter. Aan drama geen gebrek. Aan hoop evenmin, gelukkig. Het verhaal eindigt met een licht religieuze touch:

Ze lachten. De asteroïde werd groter en helderder, maar ze lachten nog steeds. Ze lachten om dat wat ze niet konden voorspellen of beheersen. Zou het hel en verdoemenis zijn? Zou het Armageddon zijn? Of zou er een tweede kans komen? Terwijl Ardor zijn verdoemde baan vervolgde, voelde Eliza een paar handen zacht als dons op haar schouders landen, als de handen van een geest, en ze hield haar vrienden stevig vast, lachend en tegelijk biddend. Biddend voor vergiffenis en biddend voor gratie. Biddend voor genade.

Deze licht religieuze touch zit ook in de slotscène van het hoofdstuk waarin Peter sterft, overigens wel een sterke scène. (HV)

Tommy Wallach. We keken allemaal op. Querido, 2015. ISBN 978 90 451 1864 2. Oorspr.: We al looked up (2015). Vertaling Aimée Warmerdam. 382 p.




zaterdag 24 september 2016

Hertz

is de op eerste gezicht raadselachtige titel van een verhaal door Marleen Nelen. De ondertitel luidt: De zoektocht van Finn Revel.

Het begint met een soort inleiding, onder het kopje 'Het vertrek'.

Een dag voor Finns elfde verjaardag vertrok Johannes met een schip vol kabeljauw. Het was een koude dag in februari van het jaar 1911.

Uit die inleiding blijkt al dat Finn het moeilijk vindt dat zijn vader steeds weg is - en zijn moeder, pianiste Tove, eveneens. Hij snuffelt in zijn vaders werkkamer, vindt aantekeningen waaruit blijkt dat Johannes allerlei onderzoek doet, en troost zich met het vioolspel van zijn vriend Isaak, de zigeunervondeling.

Daarna springt de verteller (die zijn personage op de voet volgt) 'Drieëneenhalf jaar verder', en dus is het dan 1914.
Een omineus jaartal, maar de Eerste Wereldoorlog speelt hoegenaamd geen rol in dit verhaal. Verklaarbaar, want het speelt zich af aan de kust van Noorwegen, dat buiten die oorlog bleef.

Zijn vader komt terug. Hoogste tijd, want Tove en Finn hebben gebrek aan geld en leven inmiddels deels op de pof. Finn gaat daarom met het hondenspan van de kruidenier boodschappen bezorgen. De hond, Toisa, blijft bijna het hele verhaal bij hem, ook als hij inmiddels andere dingen doet.
Zijn vader komt terug - en gaat weer weg, nu met een schip (de Tor Viking) naar de Noordpool. Na een tijd verdwijnt elk spoor. Schip vergaan? Niemand weet het. En dat terwijl het schip als een van de eerste schepen radio aan boord had en morse-seinen kon uitzenden.
In de tussentijd probeert Tove rond te komen door piano te spelen, maar ze krijgt tuberculose. En Finn struint na school met vriend Isaak en vriendin Wanja door het stadje. Samen plegen ze inbraken in de huizen van de rijkste bewoners. En hij leert Aage kennen, een jongen die in een wagen woont en zich met techniek bezighoudt.
Aage bouwt onder meer een radiotoestel. Met dat toestel proberen ze contact te krijgen met de Tor Viking, met Johannes Revel. Op een gegeven moment lijkt dat te lukken, maar als ze met een zelf opgelapt scheepje de zee op gaan (ook Isaak gaat mee) komen ze terecht in een kapersnest, een stel zeelieden dat oorspronkelijk in opstand kwam tegen de rijke reders, maar nu min of meer voor eigen gewin overvallen op schepel pleegt. Vals spoor gevolgd. Met grote moeite weten ze na een tijd te ontsnappen. Daarbij raken zowel Finn als Toisa gewond en hun vriendschap wordt tijdens deze mislukte expeditie op de proef gesteld.

De afloop ga ik hier niet vertellen. De speurtocht houdt wat betreft Finn niet op, daar laat ik het bij.

Hertz is een fascinerend, rijk en spannend verhaal, tegen de achtergrond van armoede, groeiend verzet tegen arbeidsomstandigheden op de werven, en technische ontwikkeling. Sterke karakters, die dankzij een meesterlijke verteller stuk voor stuk vorm krijgen.
Wat mij betreft mogen we nog veel meer van Marleen Nelen gaan lezen.



Nelen, Marleen. Hertz. Querido, 2015. ISBN 978 90 451 1880 2. 368 p.

donderdag 22 september 2016

Avonturen van Odysseus






Ἄνδρα μοι ἔννεπε, Μοῦσα, πολύτροπον, ὃς μάλα πολλὰ
πλάγχθη, ἐπεὶ Τροίης ἱερὸν πτολίεθρον ἔπερσε.

Vertel me, Muze, over die schrandere man
die zoveel zwierf, nadat hij de grote stad Troje verwoestte.

Het verhaal over de zwerftocht van Odysseus is bekend. Het zou opgetekend zijn door ene Homeros, over wie we verder nagenoeg niets weten, ook al staat er een afbeelding van zijn hoofd in het British Museum. Ondanks die buste is het zelfs de vraag of hij heeft bestaan.
Het verhaal zelf is tot ons gekomen dankzij noeste arbeid van mensen die vonden dat het bewaard moest worden voor het nageslacht. De oudste fragmenten op papyrus zijn ruin tweeduizend jaar oud, het oudste complete manuscript dateert uit de Middeleeuwen.

De tekst is tegenwoordig integraal op internet te vinden, bijvoorbeeld hier, met een vertaling door Ben Bijnsdorp ernaast, of hier, met wetenschappelijk commentaar en bronnen. Het is vele malen bewerkt. Die bewerkingen zijn o.a. te onderscheiden naar de mate waarin zij de oorspronkelijke tekst volgen.
Het lastigst daarbij zijn niet zozeer de woorden, maar het ritme.
Voor wie geen Griekse letters kan lezen, hieronder een transcriptie (zoals ik dat ooit op school leerde):

Andra moi ennepe, Moesa, politropon, hos mala polla
planchthè, epei Trojèsron ptoliëthron eperse.

Zes lichte beklemtoonde lettergrepen per regel, ieder gevolgd door twee of één minder beklemtoonde lettergrepen: voilà de hexameter, het ritme van de Odyssee. Dat moet ongeveer zo geklonken hebben (denkt men) (En ik denk: vast zonder hoestjes vooraf, en misschien toch met meer passie. Zo, misschien?) Hoe dan ook, het verhaal was bedoeld om naar te luisteren!

Zie dat maar eens na te doen in het Nederlands. Levert niet echt soepele taal op. Sommige bewerkers, waaronder Imme Dros, kozen voor een wat vrijer metrum, anderen voor proza. (Dat van Dros klinkt trouwens vaak als proza.) Ook werd de volgorde nog wel eens omgegooid.

Homeros zou echter vast wel erg hebben opgekeken van de bewerking van zijn epos die Daan Remmerts de Vries onlangs afleverde. Geen zangerig metrum maar staccato proza en een dosis ironie die hij wellicht ongepast zou hebben gevonden. Het heldendicht is veranderd in een cabareteske tekst, met ingebouwde mono- en dialogen. De muze wordt al helemaal niet aangeroepen, toch wordt er in de eerste zin een beroep gedaan op iemand. Laten we aannemen: de lezer.

Zie hem. Bekijk hem. Odysseus. Daar staat-ie, op de voorplecht van zijn zwarte schip. Een baard, een rechte neus, een mantel die wappert in de wind.

Maar hoewel de oproep om hem te bezien enkele keren wordt herhaald, is deze start atypisch.
Dit citaat, ook uit het begin, is typerender:

Odysseus staat op dat schip. Eindelijk op de terugweg…
Maar schepen hadden in die tijd voortdurend voedsel nodig. Geen ijskasten. Geen blikken soep. Wat zagen ze daar voor zich uit? Ismaros! Een eiland vol Kikoniërs!
Ja, maar wacht eens even! Die Kikoniërs, dat waren rotzakken! Die hadden de Trojanen aangemoedigd!
Hallo! Momentje! Mannen, doe je zwaarden maar weer om! Pak je spreek en je bogen! Die Kikoniërs zullen ervan lusten!
Krijsend gingen de Grieken daar aan land. Gillend renden ze de stad binnen. Vermoord alles wat een baard draagt! Steek de hens in wat van hout is! Tegenstand? Vechten ze terug? Het lef! De smeerlappen! Hak ze gauw in nootjes!
Wat vertelt Odysseus achteraf? ‘De vrouwen en veel rijkdommen maakten we buit en eerlijk verdeelden we alles.’
Ja, ja. Hij vond het allemaal volkomen op zijn plaats. Helaas, zijn mannen gingen daarna aan het fuiven. Vretend van het vee. En lol maken met de vrouwen die ze hadden meegenomen. Nee, vrouwen hadden niet veel te vertellen toen…

Dat staccato proza is intussen wel goed voor te dragen! 'Hallo! Momentje': dat brengt ons terug naar de oude versie. Maar die werd vermoedelijk gezongen. Zangerig kun je de tekst van déze Odyssee echt niet noemen. Het klinkt meer als een sterkeverhalenverteller aan een cafétafel.

De Odyssee is in dit boek verdeeld in 18 hoofdstukken. Dat zijn er 6 minder dan het origineel, maar sowieso verschilt de indeling van die van Homerus. Die laat Odysseus een groot deel van zijn belevenissen terugblikkend vertellen, een aspect waaraan Imme Dros zich in haar veelgeroemde bewerking (Odysseia, Querido, 1991, en in 2016 opnieuw als herziene uitgave verschenen) wel hield.
In de versie van Remmerts is er wel een terugblikkende verteller (en hoe: ‘geen ijskasten’, ‘geen blikken soep’), maar de avonturen volgen elkaar op in tijd. Hier is een verteller aan het woord die min of meer een loopje neemt met zijn held en met de goden, met de bedoeling, zo lijkt het, om de lachers op zijn hand te krijgen. Amusant, maar na enige tijd misschien wat vermoeiend. In ieder geval heel apart.

Bijzonder aan dit boek zijn maar de illustraties.



Naast Remmerts zelf, die hoofdstuk 8 van een afbeelding voorzag (zie boven), werden 17 illustratoren uitgenodigd om een hoofdstuk van een afbeelding te voorzien. Dat levert een rijk palet aan stijlen op - met hier en daar (maar lang niet zoveel als in de tekst) ook een ironische noot. Wat dat betreft zijn de sirenen van Annemarie van Haeringen (bij hoofdstuk 10, ‘ De Sirenen zingen’, zie onder) meesterlijk.





                                                           


Daan Remmerts de Vries. Avonturen van Odysseus, met illustraties van Charlotte Dematons, Annette Fienieg e.a. (Hoogland & Van Klaveren, 2015) 




woensdag 21 september 2016

Hoe vertel ik het mijn kinderen

Een van de somberste artikelen van de afgelopen tijd verscheen in Vrij Nederland 18-08-2016. Het was van Ed Croonenberg en de kop luidde: 'Hoe vertel ik het mijn kinderen; de onontkoombare uitstervingsgolf'. Boudste voorspelling (door Guy McPherson): over dertig jaar is het afgelopen met de mensheid. (Goede tweede in pessimisme: Peter Ward.) Het ging vergezeld door fraaie platen van Isaac Cordal.

Hoe vertel ik het mijn kinderen?

Ogenschijnlijk heeft dit vertoog te maken met hoe mensen met hun wereld omgaan, met 'het milieu' dus. Maar hoe 'wij' met 'onze wereld' omgaan heeft alles te maken met hoe we de wereld gebruiken, en dus met financiën, handel en nijverheid. (De Kunsten en Wetenschappen laat ik nu even buiten beschouwing.) (Voor wie dit niet begrijpt, zie Lijmen / Het been van Willem Elschot.)
Er is een direct verband tussen 'het milieu' (in de dubbele betekenis van het woord) en handel & nijverheid. Kort door de bocht: hoe ruiger de handel en nijverheid, hoe viezer de wereld.

Financiën zie ik nu maar even als deel van handel en nijverheid. De tak van wetenschap die zich daarmee zou moeten bezighouden heet economie.

Al tijden valt het me op dat er voor kinderen vrijwel geen enkel boek verschijnt waarin economie op een zinnige manier wordt uitgelegd. In de trefwoordenlijst van Boek en jeugd komen noch economie noch geld voor, ook op Leesfeest en Boekenzoeker is het lastig zoeken met die termen. Leesplein doet het ietsje beter.
Ik heb in al die tijd dat ik me beroepshalve met kinderboeken bezighield wel wat boeken zien langskomen, maar die beperken zich doorgaans tot wat voorzichtige uitleg over geld en verklaren nauwelijks waarom in kranten zo veel staat over financiële crisis e.d.. Bijvoorbeeld Wat kost dat?!: wat je wilt weten over geld & economie van Marga van Zundert (2008, geen slecht boek, komt dichtbij), Het geldboek voor kinderen (1998) en Hoe word je snel rijk? en andere vragen van kinderen over geld (2012) van Bas van Lier of Je geld of je leven van Alvin Hall (goed boek, komt het dichtst bij m'n idee). (Het gelijknamige boek van Hanneke van Veen en Rob van Eeden is voor volwassenen en meer een praktische handleiding.) (Het eveneens gelijknamige boek van Catharina Ingelman-Sundberg is een thriller voor kinderen.)
De enige uitzondering was een goed Duits boek - waarvan de vertaling helaas te kostbaar bleek om zonder subsidie uit te voeren. (Nikolaus Piper, Geschichte der Wirtschaft.)

Dan maar zelf schrijven? Ik heb nooit aanvechting gevoeld om zelf een boek te schrijven, maar wie weet. In een creatieve bui verzon ik alvast een tiental hoofdstukken:

Hoofdstuk 1, zout en schelpen
We weten haast niets van onze eerste voorouders. Ons iets verbeelden kunnen we wel: zie bijvoorbeeld Kinderen van de Maanvalk (oorspr. The Kin) van Peter Dickinson, een auteur die ook met ander werk gefascineerd blijkt door de allereerste mensen.
We kunnen ons alleen maar voorstellen dat er iets geruild werd tussen groepen. Maar hoe dat ging, daarover vertellen de gevonden botjes niets, de gevonden potjes een heel klein beetje, en ruilhandel onder indianenstammen in Zuid-Amerika misschien ook iets.

Hoofdstuk 2, de macht van het zwaard en kop of munt
Van de streepjes op kleitabletten in Mesopotamië tot de munten met de kop van Karel de Grote. De eerste sporen van geld en andere pasmunt. Waarom op oude munten zo vaak koppen van heersers staan.

Hoofdstuk 3, je lijf als onderpand
Koning, leenman, lijfeigene, een andere vorm van handel, zonder geld. Ik bewerk mijn akker, u beschermt mij... zolang het u goed uitkomt.

Hoofdstuk 4, wisselbriefjes en armlastige heersers
Lenen en laten lenen. Wat te doen als je niet genoeg baar geld op zak hebt en toch een schip wil uitrusten. Of een heel leger. La banca: de houten bank van de Italiaanse geldwisselaars. Kan een koning bankroet gaan?

Hoofdstuk 5, de tulpenrage (tulpen uit Amsterdam)
Wat is de waarde van een tulp? Over gokken, speculeren en windhandel. Worden we nooit wijzer?

Hoofdstuk 6, de grote roof (koloniën, slaven)
Heen: wapens, snuisterijen en vrome praatjes. Terug: specerijen, goud, en meer. Ook handel in mensen. Wat begon met handelsposten eindigde met veroveringen en overname van lokaal bestuur. Hoe overmacht de handel scheeftrekt - en de rechtvaardiging ervan.

Hoofdstuk 7, patriciërs, de droom van de natie en het werkvolk
Wij hebben het zo goed - en dat is goed zo, zo hoort het, en we gunnen ons personeel ook wel iets (maar niet teveel). Zie ons, verheven en gegoede ingezetenen, wij zijn de kern van de natie. Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Het werkvolk moet kort gehouden worden, anders krijgen ze een grote mond. 
Aldus de zelfvoldane gegoede burger. Maar het werkvolk ging morren.
Over de verdeling van geld en goederen.

Hoofdstuk 8, geketend aan de lopende band, een auto voor iedereen
Modern Times, de uitvinding van de lopende band. Kopen moeten we, kopen... maar het duurde even voor de patriciërs van weleer doorhadden dat hun werkvolk dan ook iets te besteden moet hebben. De mallemolen van maken en kopen. Van koning en fabrikant tot de loodgieter: iedereen leent. De mallemolen (opnieuw) van schulden en rente, en de handel in geld. Wie maakt het geld? Hoeveel geld is er eigenlijk? Kan het ook anders? Over het falen van de communistische heilstaat.

Hoofdstuk 9, spelen met geld (beurzen, aandelen) en het kind van de rekening
Verder over de handel in geld en het gokken met geld. Wat zijn beurzen, aandelen, obligaties, opties enzovoort. Wat was de Gouden Standaard? Nog eens: wie maakt het geld, wie bewaakt de waarde ervan, en hoe komt het dat er veel meer geld bijkomt als spullen en diensten? Goud is niet meer wat het was, het spaarvarkentje heeft een gat van onderen...

Hoofdstuk 10, gebakken lucht, gebakken peren of, vertrouwen komt te voet en gaat te paard
En nu? Daar sta je dan, met je spaarpotje en idealen. Hoe ziet je toekomst er uit? Over argwaan en samenwerking. Kunnen we elkaar nog vertrouwen?

Tja, nu de tekst nog. Het is mooi weer...

maandag 19 september 2016

Verloren zoon

Het lag al zo lang te wachten op bespreking dat ik het bijna weer opnieuw moest lezen: The Children's Act van Ian McEwan. Deze in 2014 verschenen roman is in hetzelfde jaar in vertaling (De Kinderwet, vert. Rien Verhoef) verschenen, maar ik las de Engelstalige versie.
De Engelse titel is ietsje rijker dan de Nederlandse, want act betekent zowel handeling als wet, en waar het om gaat is hoe hoofdpersoon Fiona Maye handelt inzake een lastig dilemma dat te maken heeft met de wet, en de betreffende wetten in het Verenigd Koninkrijk heten Children Act, niet Children's Act.
Die hoofdpersoon wordt gevolgd door een onbekende, alwetende verteller en die zit haar dicht op de hielen. Het perspectief is het hare.
Fiona Maye is een high court judge, een rechter met veel gezag, want het High Court is het meest gezaghebbende rechtsorgaan in Engeland en Wales. Ze krijgt te maken met twee dilemma's, een rechterlijk, een huiselijk, en later nog een derde, dat met beide te maken heeft.
Het huiselijke dilemma betreft haar echtgenoot Jack, die te kennen geeft op zijn 59e voor het laatst nog eens te willen genieten van een seksuele uitspatting - en niet met haar maar met ene Melanie, een studente. Hij wil dat zij dat goedkeurt, want hij houdt van haar en wil het huwelijk niet verbreken.
Het rechterlijke dilemma betreft een jongen die een bloedtransfusie zou moeten ondergaan om hem in leven te houden, maar de ouders weigeren dat omdat hun god (die van de Yehova's) dat niet toestaat.

De jongen, Adam (what's in a name) Henry, bijna achttien (bijna volwassen volgens de wet), is geneigd zijn ouders te volgen. Fiona zoekt hem op om hiervan zeker te zijn en deze passage (p. 100-118) is cruciaal en heel mooi, inbegrepen de ode aan de poëzie en de muziek die eindigt in samen musiceren, waarbij Adam viool speelt en Fiona zingt:

In a field by the river my love and I did stand,
And on my leaning shoulder she laid her snow-white hand.
She bid me take life easy, as the grass gros on the weirs;
but I was young and foolish, and now am full of tears.

Een bekend Engels liedje, 'The Sally Gardens'. Het bezoek eindigt met zijn vraag: 'Are you coming back?' We zijn dan halverwege het verhaal.

De jongen blijft leven.
Later zoekt hij haar op, ze is in Schotland voor een conferentie. En zegt haar, van verlegenheid kijkend naar een tafel: 'I want to come and live with you.'
Dat slaat ze af. Sterker nog, ze wil niet eens met hem praten. Ze gedraagt zich als de onkreukbaar geachte rechter die ze wil (of moet?) zijn.

The boy started to say, 'But we haven't even - and she raised a hand to shush him.
'You must go.'

Waarna nog een onhandig soort kus volgt, een die op zijn wang had moeten komen maar op zijn mond komt, maar even goed: 'You must go.'
Dat komt niet goed, dacht ik. En zo is het.

Het eerste dilemma is inmiddels wel opgelost - door Jack. Dat derde dilemma, dat was er niet - of te laat. Het verhaal eindigt in tranen.

Hiermee geef ik slechts een fractie weer van dit prachtige, schrijnende verhaal, dat zoveel rijker is in de details, ook door de heldere, trefzekere verteltrant.



McEwan, Ian. The Children's Act. Jonathan Cape, 2014. ISBN 978 0 2241 0199 8.