Zoeken in deze blog

maandag 28 februari 2011

Prent A-B-Boekje, voor lieve kinderen met toepasselijke versjes

Nederland mag dan, in tegenstelling tot andere West-Europese landen, geen apart kinderboekeninstituut meer hebben, de Koninklijke Bibliotheek is een goede beheerder van de collectie kinderboeken die van het voormalige Boek en Jeugd kwam en vult deze ook aan, niet alleen met nieuwe, ook met oude en zeer oude kinderboeken.
Zo verwierf ze onlangs Prent A-B-Boekje, voor lieve kinderen met toepasselijke versjes, om zoo veel mogelijk, het geheugen te scherpen, verschenen in in Amsterdam, bij J.C.P. Stubert, z.j., vermoedelijk begin 19e eeuw.
'Dat van dit boekje nog een exemplaar ‘in leven’ is gebleven mag een wonder heten. Kinderboeken werden meestal geheel opgelezen, en wat resteerde werd gebruikt om de haard aan te steken of eindigde als toiletpapier.' Aldus de introductie. Het boekje is digitaal door te bladeren op de website van de KB, zie hier.

Het is, zoals de titel al toont, een ABC-boek. Van A:


... tot Z:

donderdag 24 februari 2011

Censuur?

Nieuws van Informatie Professional uit Capelle aan den IJssel: de openbare bibliotheek, die eerst zo fier verklaarde geen webfilter te plaatsen, doet dat toch. De bibliotheek, die 'vrije toegang tot informatie' wil  bieden en een 'energiek en inspirerend podium voor ontmoeting en debat' wil zijn volgens zijn visie, zwicht voor het College van Burgemeester en Wethouders. Dit college 'wil internetfilters op openbare computers binnen bibliotheken verplicht stellen. Dat antwoordt het college op vragen van de Leefbaar Capelle,' aldus een persbericht uit 2010.

Aldus geschiedde. Volgens een recenter persbericht (de gemeente geeft zijn berichten geen datum mee) zijn
'de gemeente Capelle aan den IJssel en Bibliotheek aan den IJssel tot een oplossing gekomen om de Capelse jeugd te beschermen tegen porno en extreem geweld op internet in de bibliotheek. Kids tot 14 jaar moeten gebruik maken van een aparte computer met internetfilter. Het streven is om deze computer kort na de zomervakantie in gebruik te nemen.
Een commissie bestaande uit twee leden van de Raad van Toezicht van de bibliotheek en twee medewerkers van de gemeente hebben dit geadviseerd aan het college en de directie van de bibliotheek. De leeftijdgrens van 14 jaar houdt verband met de gehanteerde leeftijdsclassificatie van de bibliotheek; vanaf 14 jaar kan iedereen van de gehele collectie gebruik maken. De computer met filter wordt zo geplaatst dat de kinderen geen zicht hebben op de schermen van de ongefilterde computers.'
Het woord kids heb ik niet ingevoegd, dat is echt van de gemeente zelf.

Volgt deze toelichting:

'Wethouder Ans Hartnagel (Jeugd) is blij met de oplossing: “Dit is geen vorm van censuur en dat willen we ook niet. Maar we moeten onze Capelse jeugd beschermen tegen ongewenste en onbedoelde confrontaties met extreem geweld en porno. Een kind van nog geen 14 is daar zelden opzettelijk naar op zoek. Het is mooi dat we samen met de bibliotheek tot deze passende maatregel zijn gekomen.”
Irmgard Gunneweg (directeur Bibliotheek aan den IJssel) namens de Raad van Toezicht: “Er is een advies uitgekomen waarmee de vrijheid van informatie zoveel mogelijk gewaarborgd wordt. Uiteindelijk blijven ouders verantwoordelijk voor hun eigen kind. De bibliotheek en de gemeente hebben en alles aan gedaan om zo dicht mogelijk bij elkaar te komen in deze.”'
In deze: ja, zo eindigt het persbericht.
Interessant: het 'beschermen tegen ongewenste en onbedoelde confrontaties met extreem geweld en porno' mag volgens de wethouder geen censuur heten.
Afgezien van de vage definitie (Is Lolita porno? wanneer wordt geweld extreem? valt gewelddadig taalgebruik als 'dan gaan we rammen' (Jenny Zerfowski) er ook onder?): wat is dan wel censuur? Is censuur te rechtvaardigen? Wie beslist daarover? Is selectie automatisch censuur? Zo ja, kan men opvoeden zonder censuur? Is het weren van verhalen met onchristelijk geachte thema's censuur, zo ja, is dat dan een andere censuur dan het weren van websites met 'extreem geweld'? Vragen, vragen...

woensdag 23 februari 2011

Only brain injury could make me write for children

Het werd ook opgepikt door Leesplein en Villa Kakelbont: een boude uitspraak van de Britse auteur Martin Amis, opgetekend door Benedicte Page in The Guardian 11-2-2011 en geuit tijdens het boekprogramma Faulks on Fiction van de BBC: ' People ask me if I ever thought of writing a children's book. I say, 'If I had a serious brain injury I might well write a children's book', but otherwise the idea of being conscious of who you're directing the story to is anathema to me, because, in my view, fiction is freedom and any restraints on that are intolerable. '
Boze reacties van kinderboekauteurs bleven niet uit (zie o.a. hier), maar wat mij opviel is de hoogst romantische opvatting van schrijversschap: the idea of being conscious of who you're directing the story to is anathema to me. Amis schrijft dus voor niemand, hooguit zichzelf, en in die opvatting staat hij niet alleen. Ironisch genoeg zijn er ook wel kinderboekauteurs te vinden die zijn opvatting delen. Ik heb even geen zin in spit- en graafwerk, maar ben er zeker van dat het niet veel moeite kost om citaten te vinden, ben ze in de loop van dertig jaar hoofdredacteurschap regelmatig tegengekomen.
Vertellers zullen zo'n uitspraak nooit doen, evenmin als acteurs: zij zijn zich als regel zeer bewust van hun publiek, het zit voor hen en als het goed is, blijft het zitten en volgt na afloop applaus.
Schrijven van fictie betitelen als gestold vertellen is te kort door de bocht, maar Amis' uitspraak roept het beeld op van een verteller die in zijn eentje op een bergtop staat en zijn verhaal de ruimte in schreeuwt. Het beeld van een schrijver die zijn (of haar, enz.) publiek letterlijk niet ziet. Hij zit achter zijn schrijftafel en ziet van alles, maar geen luisterende koppen. Maar anders dan de schrijver die echt voor zichzelf schrijft en dus niet publiceert en het geschrevene goed opbergt of vernietigt, zodat ook erfgenamen het niet zullen lezen, is Amis zich er wel bewust van dat hij zijn verhaal tot iemand richt: hij directs zijn story wel, maar wil niet weten tot wie.
Dat mag zijn uitgever opknappen: die moet bedenken hoe hij het verhaal in een verkoopbare vorm giet en houdt zich wel degelijk bezig met het veronderstelde publiek bij de keuze van papier, omslag, belettering, bindwijze en reclamemiddelen. Voor Martin Amis moet het denken aan of zelfs voorlezen aan mogelijke lezers een kwelling zijn: het beperkt hem in zijn freedom.
Wat in hem zit en roept om in woorden te worden gevat, is kennelijk niet gebaat bij lezers of luisteraars. Het moet hem onverschillig zijn of zijn werk goed wordt verkocht en wordt geprezen. Dat is hooguit mooi meegenomen. Ik moet zeggen: op het Martin Amis Web wordt ook nauwelijks aandacht besteed aan bekroningen of nominaties. (Zie daarvoor hier.) En Amis houdt zich sowieso afzijdig van e-publiciteit: dat web wordt door een ander (Gavin Keulks) beheerd.

De vraag is of auteurs die zich meer bewust zijn van hun publiek (of dat nu jong of oud is) lijden aan een serious brain injury. Of anderszins minder werk afleveren.

Ik zou zeggen: het is aan de lezers om daarover te oordelen. Sorry Martin, je ontsnapt er toch niet aan.












Martin Amis.




NB. Van die romantische opvatting vond ik op 24-2 een echo in de knorrige uitspraak van filmregisseur Aleksei Fedorchenko (Volkskrant): 'Ik heb de film echt alleen voor mezelf gemaakt. Als hij voor mij interessant is, dan wordt hij dat vanzelf ook voor anderen.' (Over de film Stille zielen.)

maandag 21 februari 2011

Bloed op de stoep

Lang geleden wees Annerieke Freeman er op dat de tekstjes die worden voorgeschoteld aan kinderen die leren lezen, beter een zinnige betekenis kunnen hebben. Aantal letters per woord en aantal woorden per zin zijn niet alleenzaligmakend.
Zij verzon het volgende tekstje:

'Bloed op de stoep!'


Daar is pa,
weg lul, zegt moe
moe steekt pa neer
0, wat een bloed
maar daar is poes
lik, lik, poes, lik
wat is poes blij
moe is ook blij
is dat niet fijn?

Ze haalde het nog eens aan in een artikel dat  in Leesgoed 2008-7 verscheen, 'Oma, waarom lezen wij? Leesonderwijs, 1972-1997'. Niet wetend, overigens, dat auteur Anne Takens deze handschoen in 1998 nog had opgenomen door een boekje voor beginnende lezers bij ThiemeMeulenhoff te publiceren met de titel Bloed op de stoep.

Het lijkt toch vanzelfsprekend. Je leert lezen om de teksten om je heen te kunnen ontrafelen, en dat krijgt glans als die teksten een betekenis hebben. Vanaf je eigen naam tot allerlei opschriften, tot een echt verhaal of een liedje.
Zeker vanaf Annerieke Freeman's noodkreet zijn uitgeverijen en onderwijsmensen daarvan in ons taalgebied redelijk overtuigd, al zijn de resultaten er niet altijd naar. Diverse uitgeverijen hebben bekende kinderboekauteurs opdrachten gegeven om binnen de leestechnische beperkingen mooie verhalen te maken.
Niet alleen hier, maar ook in Groot-Brittannië delen de meeste bij het leesonderwijs betrokken mensen deze opvatting. Hun ontzetting is voorstelbaar toen echte testbakkers in opdracht van de regering met een voorstel kwamen om voor leestoetsen voor zesjarigen voortaan teksten te gebruiken met onzinwoorden als dar, grint, pronk, gax, ploob,  koob of zort.

De UK Literacy Association verklaarde het plan voor idioot, want 'the purpose of reading was to understand meaning'. Ze publiceerden al eind 2010 een manifestTeaching Reading: What the evidence says.
Want:

Recent policy announcements about primary education from the UK’s coalition government have focused on the teaching of reading. In its business plan, published on November 12th, the government included the target of promoting “systematic synthetic phonics in schools” to remedy low reading scores. The government is also planning to introduce “a simple reading test” for six-year-olds to help identify those who need extra help.  This is likely to be a non-word reading test.
Dat laatst bleek dus inderdaad het geval, blijkens berichten op BBC-nieuws d.d. 19-2-2011 en in The Telegraph 21-2-2011.
Commentaar deskundige Greg Brooks:

It is a vast waste of money. Even though I'm an advocate for synthetic phonics, I completely disagree with this test. It will inevitably cause teaching to the test, deflecting attention away from more valuable areas of the curriculum.
Er zullen ongetwijfeld meer reacties komen. De eerste spotte ik op Wordorigins (waaronder: 'Follow this to its logical conclusion and we might as well teach five-year-olds to read Klingon.') en Schoolrun.

Klingon, overigens, is een bedachte taal die wordt gesproken in de serie Star Trek.
En grint, zou je dat moeten uitspreken als [graint] of [grint]?
Ongetwijfeld zal deze of gene ook weer met het woord ghoti op de proppen komen, als het nou toch gaat over onzinwoorden. Het kreeg een eigen wiki-lemma. Je spreekt het uit als het Engelse fish: met de gh uit laugh, de o uit women en de ti uit nation. Dook al op in de 19e eeuw.

PS d.d. 11-11-2019. Annerieke Freeman overleed op 5 januari 2017. Naar aanleiding daarvan schreef Erna van Koeven op haar blog Geletterdheid en schoolsucces een stukje over een ander bekend 'vers' van Annerieke: 'De pikkel en de wop'.

De pikkel en de wop

Een wop mufte zijn frinse fruin
Een pikkel beunde snerp in de fruin van de wop
'Groes mijn bale fruin!' loeg de wop biest.
'Mijn fruin is frins.'
'Proest bedaan!' makkelde de pikkel. 'Mart jij benedal geen lijpjes?'
'Ik mart geen rotse pikkels,' slukte de wop biester.

Dit stukje bevat overigens ook het legendarische stukje van Annerieke 'Oma, waarom lezen wij?'.





zondag 20 februari 2011

Jongeren aan het lezen brengen

Jongeren zijn van alle jeugdige mensen het moeilijkst aan het lezen te krijgen. Het vereist ware moed om daartoe toch een poging te ondernemen.
Die pogingen zijn er wel gedaan. Er is bijvoorbeeld (in Vlaanderen) nog steeds Fahrenheit541, er is nog steeds de Boekenzoeker 12+ (geen idee of die vaak wordt geraadpleegd).
En nu kwamen er onlangs bijna tegelijk twee nieuwe initiatieven uit Nederland. Leesplein opende een filiaal: het Jongerenliteratuurplein. met 'informatie over boeken en schrijvers voor jongeren vanaf 15 jaar', en op Facebook opende John Leest (directeur/eigenaar bij Kinderboekwinkel SpeelBoek en Het Leesbureau) de Leesfabriek, met de uitgesproken hoop dat jongeren zich hier ook in gaan mengen.
De Leesfabriek wijkt af van de overige genoemde initiatieven in minstens twee aspecten: het gebruik van Facebook als platform en het ontbreken van subsidie (voorzover ik weet).

donderdag 17 februari 2011

Van Boekstart tot Boekenweek

Stichting Lezen (NL) organiseerde het afgelopen decennium jaarlijks Lezen Centraal, een studiedag voor wie zich met leesbevordering en jeugd bezighoudt. Tot dit jaar koos men telkens een andere doelgroep uit de jeugd: basisonderwijs, vmbo, of juist de jongsten. Er waren meestal een of twee centrale lezingen, en meerdere workshops. Op Leesgoed zijn voor abonnees diverse verslagen te vinden. Hier dat van 2010.








Dit jaar, op 22 maart, pakt men het anders aan: ' Het congres richt zich op professionals die werken met kinderen van 0 - 18 jaar. ' Van die professionals verwacht men dat ze € 135,- betalen voor de presentatie van Leesplan, een inleidende lezing door Suzanne Mol over de vraag 'Word je intelligenter van lezen?' (zie ook hier), vijf 7 minuten durende diapresentaties en één workshop (keuze uit 4), zie het programma.
Dat lijkt mij duur, dus gewaagd.
Wie erin slaagt dat bedrag gedeclareerd te krijgen bij zijn of haar werkgever (wat voor de meeste professionals geldt), zal zich geen zorgen maken, maar wie het zelf moet betalen, zoals ik, zal zeker nog eens overwegen of het de moeite waard is.
Áls ik ga, volgt hier een verslag.


dinsdag 15 februari 2011

Lenen en piraterij als reclame voor eigen werk

Veel auteurs denken dat ze benadeeld worden doordat mensen (potentiële kopers) hun boeken lenen in plaats van kopen of doordat mensen verhalen downloaden en verspreiden. In Nederland ontstond het leenrecht: auteurs ontvangen een bedrag voor elke keer dat hun boek wordt uitgeleend door een openbare bibliotheek.
De Amerikaanse (van oorsprong Engelse) auteur Neil Gaiman (in de VS vooral bekend door zijn stripreeks The Sandman; in het Nederlands verschijnt zijn fantasy-werk grotendeels bij Luitingh) hield een tijdje bij wat het verband was tussen online geplaatst werk en verkoopcijfers. Ook vroeg hij tijdens lezingen zijn publiek hoe het aan zijn favoriete auteur kwam.
In een interview vertelt hij hierover. Twee voorbeelden: in Rusland bleken de verkopen van vertaald werk te stijgen als er ook gratis werk op internet te vinden was. Verreweg de meeste luisteraars tijdens lezingen bleken hun favoriet gevonden te hebben doordat iemand ze een boek leende.
Dat leidde hem tot de conclusie dat hij zich niet zo druk hoefde te maken over piraterij en dat boeken lenen niet betekent dat boeken niet gekocht zouden worden. Waarvan acte.


















Neil Gaiman, 2005. (Foto Kimberly Butler).

En hieronder een illustratie van Brian Elig bij een oud verhaal (1986) van Neil Gaiman, 'I, Cthulhu, or, What’s A Tentacle-Faced Thing Like Me Doing In A Sunken City Like This (Latitude 47° 9′ S, Longitude 126° 43′ W)?', hier online te vinden.

maandag 14 februari 2011

Strips uit China


Het Cartoonmuseum in Basel heeft, zo toont Google Maps (gebruik Streetview), bescheiden afmetingen. Maar dat hoeft de passant niet ervan te weerhouden om er vóór 13 maart binnen te stappen. Dan is er een tentoonstelling 'Wortbilder. Comics aus China'. De tentoonstelling 'macht Station bei den bedeutendsten Künstlern und Künstlerkollektiven und zeichnet den Weg des chinesischen Comics von einem Medium für die Massen zum Begleiter der neu entstehenden Jugendkulturen nach.'
Zowel de oude lianhuanhua vanaf de jaren '50 zijn er te zien, als de modernere manhua, die volgens de museumwebsite nu hoofdzakelijk worden gelezen. Zulk werk wordt vaak in enorme oplagen gedrukt. Wie zich bezighoudt met de (Chinese) jeugdliteratuur zou dit wellicht niet willen missen. Anderzijds, of de tentoonstelling van een omvang is dat je meteen de auto of trein richting Basel zou moeten pakken, dat weet ik niet.
Het museum biedt een bescheiden foto-impressie.

zaterdag 12 februari 2011

Goed zo, meisje

'Nog nooit heb ik zo'n verhaal op school gehoord.' Al 25 jaar verzamelt Marita de Sterck volksverhalen uit de hele wereld. Ze bundelde een zestigtal in Stoute meisjes overal, volksverhalen over liefde en lef (Meulenhoff/Manteau, 2009).
Onlangs werden de verhalen voorgelezen voor leerlingen van een beroepsopleiding in Vlaandseren. Reacties van leerlingen en docent werden gefilmd.
Duidelijk is dat de verhalen sommige luisteraars niet onberoerd lieten. Volgens de docent maakten ze 'sommige dingen bespreekbaar', in een 'veilige context van fictieve verhalen'.
'Een beetje seksuele voorlichting, maar dan op een andere manier gebracht', zoals een jongen laconiek zei.
'Vroeger, als iemand over menstruatie praatte, vond ik dat raar.'[...] 'Ik ben nog klein, ik wil dat niet horen,' aldus een meisje. 'Toen ik mijn eerste menstruatie kreeg, was mijn moeder heel beschaamd. Ik kon er niemand iets over vertellen.'
'Je moet je niet laten profiteren door een ander, want het is jouw lichaam,' zei een ander meisje.
'Ik krijg het gevoel, er zit een boodschap in,' sprak een jongen.
Zo is het maar net. Maar geen moderne boodschap zoals die door goedwillende pedagogische auteurs in verhalen wordt gelegd, maar een oeroude.
'Ik wil weten hoe dat vroeger was, bij hun, wat ze mochten en niet,' zo geeft weer een ander meisje de distantie aan die het mogelijk maakt om juist 'niet geforceerd' (de docent) over 'die dingen' te spreken. Het gaat hier niet over wat mooi is of niet, maar wat verhalen teweeg kunnen brengen. Een door recensenten soms wat veronachtzaamd verschijnsel.


dinsdag 8 februari 2011

Eindelijk: Leesgoed 2010-6

Eindelijk was daar nummer 2010-6, dat normaliter december 2010 had moeten verschijnen. Maar ja, zulke problemen krijg je als de hoofdredacteur plotseling (en niet helemaal uit vrije wil) met prepensioen gaat. Hoofdredacteur-ad-interim Karin Kustermans heeft er met de artikelen die al gepland waren en wat nieuws toch een mooi nummer van gemaakt.

Voor het eerst een redactioneel van een ander. Dank, Karin, voor het werk en het 'groot woord van dank'. Nu het pluisje uit het oog van de baas is verdwenen, krijg je de kans om een nieuwe vormgeving uit te proberen. Natuurlijk doen. Ik ben benieuwd, en ook naar een tijdschrift dat doorgaat met 'boeiend, informatief, tot nadenken stemmend en mooi' te zijn. Hoewel over dat laatste de meningen verschilden.

Nummer 2011-1 wordt op de website als volgt aangekondigd:

' Het volgende nummer van Leesgoed zit, in navolging van de Jeugdboekenweek 2011, vol geheimen. En eigenlijk is heel het nummer nog een beetje geheim, want Leesgoed slaat een nieuwe weg in. Een kleine tip van de sluier: we praten met Harm de Jonge over de mysterieuze personages in zijn boeken, we gaan op zoek naar de mooiste geheimen in de kinderliteratuur, we kijken hoe informatieve boeken voor kinderen stukjes van de wereld ontsluieren. En nog veel meer! Benieuwd?
U leest het allemaal in het volgende nummer van Leesgoed! '
Prima en vergeet vooral niet de webpagina te laten vernieuwen waarop moeder NBD/Biblion het abonnement aanbiedt. Een moeder, overigens, die zich presenteert als 'voor alle bibliotheken en scholen', maar op de afgelopen Nationale (Nederlandse) Onderwijs Tentoonstelling niet te vinden was. Ja, wel Biblion Uitgeverij, maar niet de afdeling waar men die mooie, kastklare bibliotheekboeken kan kopen, al dan niet via een bibliotheek.

Nummer 2010-6, nog in de laatste vormgeving, bevat naast uiteraard het praktische katern Boekidee artikelen van
- Myrte Gay-Balmaz, over het Amsterdamse Schoolschrijver-project,
- Lien Mostmans & Joke Bauwens, over hun onderzoek naar de effecten van de Vlaamse leesbevorderingscampagne 'Voor nu en nog heel lang',
- Lourense Das, over het gebrek aan professioneel onderwijsbibliotheekwerk in Nederland,
- Inger Bos, een interview met Arthur Hoogland van uitgeverij Hoogland & Van Klaveren, die zulke opmerkelijke kinderboeken in zijn fonds heeft, en ook het mooie boek Tekenaars, kinderboekenillustratoren geportretteerd van Joukje Akveld,
- Karin Kustermans, over datzelfde boek, en
- Wendy de Graaff, interview met de vertrekkende hoofdredacteur, met mij dus. Eigenaardige ervaring om eens de rol van geïnterviewde te mogen spelen, in plaats van interviewer.

vrijdag 4 februari 2011

Laurentien op de bres voor laaggeletterden

Prinses Laurentien
Persberichten op 11 januari, 1 en 4 februari: prinses Laurentien (echtgenote van prins Constantijn) gaat haar tanden zetten in een klus op Europes niveau. Ze gaat zich inzetten 'voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven' in een 'High Level Group on Literacy'.
'Eurocommissaris Androulla Vassiliou (Onderwijs, Cultuur, Meertaligheid en Jeugd) heeft de prinses “vanwege haar deskundigheid op het terrein van laaggeletterdheid en haar jarenlange inzet voor de bestrijding hiervan”. En ze is meteen ook maar tot voorzitter benoemd.
Het komende jaar gaan de experts onderzoeken hoe het niveau van geletterdheid van kinderen en volwassenen bevorderd kan worden. Ze zullen aanbevelingen doen voor een structurele aanpak hiervan. Het eindrapport moet medio 2012 klaar zijn.'
'De installatie van de Expert Group maakt deel uit van de agenda ‘Europa 2020’; de Europese toekomststrategie voor 2020 die geletterdheid als randvoorwaarde ziet voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De Expert Group benadert de aanpak van laaggeletterdheid niet alleen als een onderwijs- maar ook als een sociaal-economisch thema.'

Wel, wel.
Geen kwaad woord over Laurentien. Nu we toch nog steeds een koninklijk huis hebben, kunnen de leden ervan beter iets nuttigs doen. Voor Stichting Lezen en Schrijven is ze al enige tijd een actief boegbeeld.
'Prinses Laurentien houdt deze week een radiodagboek bij en is iedere dag tussen 13:15 uur en 13:30 uur te horen op Radio 1. Zo vertelde zij' op 31 januari 'over de voorbereidingen voor de persconferentie over de High Level Expert Group morgen in Brussel en zal zij' op 1 februari 'over de presentatie van haar nieuwe boek vertellen, Mr Finney en de andere kant van het water.' Ja, zo'n koninklijke hoogheid maakt heel wat gratis publiciteit en schuwt daarbij niet zichzelf in het zonnetje te zetten.
Maar toch bekruipt mij het idee dat men eigenlijk allang weet hoe 'laaggeletterdheid' verminderd kan worden. In grote lijnen: goed onderwijs, ook inhaalonderwijs voor volwassenen, goede en betaalbare dagopvang voor kleuters, ruimte houden of maken voor eenvoudige banen, en de samenleving niet bekijken als een bedrijf (met termen als de BV Nederland e.d.) maar als een, eh, ja, als een samenleving.
Dat vergt, afgezien van dat laatste, wat investering van belastingcenten.
Natuurlijk, als bedrijven ook iets willen bijdragen (vanwege het 'het economische belang voor bedrijven van goed opgeleide werknemers', dixit genoemde Stichting onder Strategie), is dat welkom. Maar dat verminderen van 'laaggeletterdheid' uitsluitend overlaten aan het bedrijfsleven en andere particuliere initiatieven, lijkt mij niet de juiste weg.
Nu staat dat ook niet zo in de strategie van genoemde Stichting, en er is niets tegen het 'vergroten van de bekendheid met de problematiek rond laaggeletterdheid', maar het lijkt er wel op dat de Stichting zorgvuldig vermijdt de overheid aan te spreken op beleid. Dat is jammer. Men wil vooral 'bedrijven en organisaties stimuleren om gezamenlijk projecten te starten, gericht op een praktische aanpak van laaggeletterdheid'. Ook niets tegen, maar niet genoeg.
Als die groep van Europese experts dezelfde kant op gaat, zullen Brusselse restaurants meer profiteren dan de laaggeletterden, vrees ik.



Jacques Vriens


wordt dit jaar 65 (gefeliciteerd, Jacques), wat passend wordt gevierd, maar echt met pensioen gaat-ie niet. Onverdroten gaat hij door met schrijven en theatermaken.
Jacques Vriens is oud-schoolmeester. Dat is aan zijn werk en aan zijn website te merken, maar het leverde ons ook een reeks inspirerende teksten op over wat je met kinderboeken in het onderwijs zou kunnen doen, waaronder diverse artikelen in Leesgoed, meest recent nog in nummer 2010-2, '‘Dus jij wilt mij dwíngen om te lezen!''
Eentje licht ik er uit, niet uit Leesgoed maar uit het helaas eind 2009 beëindigde zusterblad Leeskraam, nummer 2007-3:


Uit de voorleespraktijk van... Jacques Vriens

Jacques Vriens leest voor aan zijn kleinkinderen
 Niet weer Tommie en Lotje...


Het is bijzonder om je eigen boeken voor te mogen lezen aan je kleinkinderen. Ik lees Jelle en Evi dan ook regelmatig voor. Jelle is inmiddels bijna zeven en zit in groep 3. Toen hij ruim drie jaar geleden in groep 1 kwam, was zijn juf helemaal in de wolken. Ze bleek namelijk ‘fan' van mij te zijn en las veel ‘Vriens' voor. Ze vond het dan ook geweldig dat ‘de kleinzoon van' bij haar in de klas kwam. Maar na een paar maanden begon Jelle zich te beklagen en zei: ‘Opa, kun je niet tegen mijn juf zeggen dat ze niet áltijd hoeft te roepen dat ze een verhaal voorleest van de opa van Jelle.'


En na ruim een jaar speelde zich de volgende scène af: mijn kleindochter Evi, net vier, zit bij mij op schoot. Ik ga voorlezen en vraag: ‘Zullen we opa's boek Tommie en Lotje doen?' ‘Jaaaah!' juicht Evi. Maar achter mij hoor ik Jelle kreunen: ‘O nee, niet wéér Tommie en Lotje!' Kortom: een overdosis Vriens. Ik ben onmiddellijk, met veel succes, overgestapt op De kleine kapitein, Dolfje Weerwolfje, Robin en Jubelientje.


Maar na een flinke afkickperiode is het toch nog goed gekomen tussen Jelle en de boeken van zijn opa. Sinds hij in groep 3 zit, kan hij ook zelf lezen. Dit voorjaar waren we een weekje op vakantie met onze kleinkinderen. Op een ochtend hoorde ik vanuit hun slaapkamer het geluid van een voorlezende derde-groeper. Rustig alle woorden herkauwend en regelmatig een pauze. Jelle las zijn zusje voor uit Poes is weg. Ik luisterde stiekem aan de deur met tranen in mijn ogen en daarna sloop ik terug naar oma en riep opgewonden: ‘Jelle leest voor uit een boek van mij!' Maar wij blijven hem nog steeds vóórlezen. Dat vindt hij trouwens heerlijk, net als zijn zusje Evi.


Op ouderavonden probeer ik ook altijd het idee te ontzenuwen dat je kunt stoppen met voorlezen, zodra kinderen in groep drie zitten. Ik moet altijd denken aan mijn oude pianojuf. In het begin vond ik haar lessen nog wel spannend. Maar na een paar maanden is daar de lol wel vanaf met al die stomme vingeroefeningen. Het is net als met leren lezen. Je kunt na een paar maanden ‘de mus zit op het dak' of ‘Pim ligt in de tuin' ontcijferen. Niet bijster interessant allemaal. Mijn pianojuf speelde daarom quatre-mains met mij. Ik hoefde maar een paar tonen aan te slaan en zij fiedelde daar omheen en het klonk prachtig. Zo liet ze me horen, wat mij nog allemaal te wachten stond. En zo is het ook met blíjven voorlezen. Je laat kinderen ervaren dat er nog heel veel moois in aantocht is.


Het is net als leren fietsen. Als je maar vaak genoeg bij oma, opa of je ouders achterop de fiets hebt gezeten (of voor in het stoeltje), wéét je wat een fiets is. En wanneer je dan je eerste échte fiets krijgt, kun je nog niet fietsen, maar je wilt het maar ál te graag leren, want dan gaat er een wereld voor je open. Op de fiets én... natuurlijk in een boek!




donderdag 3 februari 2011

Vertel eens

Tijd om tussen mijn eigen berichten en (schaarse) recensies weer even te wijzen op de enthousiastelingenwebsite Vertel eens, waar wekelijks, zo niet dagelijks over kinderboeken wordt geschreven.
Op 1 februari mikte enthousiasteling Stefan Bosmans zelfs een stapelrecensie op de site: 'gelezen in de maand januari'. Men kan op de recensies reageren.

Nee, Vertel eens is niet de enige website waar gratis (kinder)boekrecensies te vinden zijn. We hebben bijvoorbeeld ook nog Leesfeest en Pluizer.
Bereid om iets te betalen? Dan vind je ook recensies op de websites van de periodieken Leesgoed en Leeswelp.
De website van Leesgoed ligt even stil omdat, zo hoorde ik van ad interim-hoofdredacteur Karin Kustermans, gewerkt wordt aan een nieuwe vormgeving, in de pas met de nieuwe vorm van het tijdschrift.

woensdag 2 februari 2011

Middernacht Pers 25 jaar

Even memoreren dat Middernachtpers in 2011 haar 25-jarig bestaan viert. 'Haar',  want deze uitgeverij van voornamelijk prentenboeken is vooral het werk van Maaike Sigar, die zelf ook menig prentenboek voor haar fonds vertaalde.

Opmerkelijk in haar fonds: de aandacht voor moeilijkheden bij en na de geboorte van een kind (bv. Ik heb een zusje, maar ik mag alleen naar haar kijken) en het relatief grote aantal prentenboeken met hoofdpersonen die niet blank zijn (meest recent: Mama Panya's pannenkoeken, eerder bv. Nandi's verrassing, zie onder).

Maaike Sigar stond vol goede moed in haar stand tijdens de meest recente Nationale Onderwijs Tentoonstelling. Die stand was als altijd onmiddellijk herkenbaar als die van Middernacht Pers, door het gebruik van veel (nacht)blauw doek met sterren. Ze verzekerde me dat die 25 jaar op een of andere manier gevoerd gaat worden, maar hoe precies, dat wist ze nog niet.



dinsdag 1 februari 2011

Leesklimaatmeter

Twee licht beteuterde juffen op de stand van Stichting Lezen (NL), tijdens de meest recente Nationale (Nederlandse) Onderwijs Tentoonstelling (NOT), dinsdag 25 januari. Ze hadden net de beursversie gedaan van de Leesklimaatmeter, en kwamen er met een mager 6-je uit. 'Ja, er valt nog wel wat te doen', gaven ze toe.
Deze meter is een voorbode van Leesplan.nl, een site waarmee Stichting Lezen dat 'leesklimaat' hoopt te verbeteren en die 22 maart aanstaande toegankelijk zou moeten zijn.



De meter stelt vragen als:
- Voorlezen, dat doen we... (alleen kleutergroepen; bij kleuters en middelbouw; alle groepen)
- hoe vaak leest de leerkracht voor in de groep die wordt voorgelezen... (vrijwel dagelijks; 1 x per week; minder)
- wordt er op uw school in iedere groep dagelijks vrij gelezen... (ja; wisselt per groep; nee)
- hoe vaak wordt vrij gelezen in de groepen die vrij lezen... (vrijwel dagelijks; 1 x per week; n.v.t.)
... en zo verder.
Het spreekt vanzelf dat ik ('school' over lezen en schrijven) een 10 kreeg. ;-) Het is met andere woorden niet moeilijk om de test wensvervullend te doen.



Tussen de vragen één vraag die raakt aan het leesonderwijs: of de uitslag van leesniveautoetsen mijn leesbevorderingsbeleid beïnvloedt. (Ja, antwoordde ik. Voor nuances was even geen plek.) Voor het overige werd duidelijk dat Stichting Lezen vooral het voorlezen en vrij lezen wil bevorderen, en de aanwezigheid van véél boeken op school plus coördinatie door een leescoördinator.

Dat is fraai, maar het lijkt mij dat er meer verband zou moeten zijn tussen leesonderwijs en deze zaken.
Het is om te beginnen meegenomen als de jongste leerlingen snappen waartoe dat leesonderwijs dient en wanneer en hoe ze hun pas verworven vaardigheden kunnen toepassen. Een slimme leerkracht biedt zijn of haar leerlingen niet alleen de leesboekjes aan die bij hun vaardigheidsniveau passen, maar zoekt ook (prenten)boeken uit en leest die voor, zorgt voor een voorraadje boeken in de klas die op of net niet te veel boven hun niveau zijn, zet de kinderen zo snel mogelijk aan tot creatief schrijven, zingt makkelijke (door kinderen zelf geschreven?) liedjes (zie ook mijn bericht d.d. 29-1 over zingen op school), presenteert namen en opschriften (de vreugde van een zesjarige die voor het eerst melk of kaas kan lezen - en natuurlijk zijn eigen naam), geeft alle objecten in de klas een etiket (bank, muur, stoel, kast, deur enz.), stimuleert ouders tot voorlezen en zo meer en verder de hele schoolperiode door.
Een goed 'leesklimaat' houdt volgens mij in dat leesbevordering, leesonderwijs en taalonderwijs geïntegreerd worden. Op school vooronderstelt dat goede samenwerking in het team - alleen dan kan een leescoördinator zin hebben.

Overigens biedt Kunst van Lezen een cursus 'Open boek' aan: 'scholing tot leescoördinator basisonderwijs'. En diezelfde juffen die net de Leesklimaatmeter hadden gedaan in de stand van Stichting Lezen, konden zich even verderop in de stand van Kunst van Lezen verdiepen in de 'Bibliotheek op de basisschool' en de mogelijkheid om een collectie kinderboeken te lenen die aansluit bij een van de vensters uit de 'Canon van Nederland'.
Kunst van Lezen heeft eenmalig geld beschikbaar gesteld voor de aanschaf van boekencollecties. Hiermee zijn maar liefst 110 collecties van de uitgelichte boeken uit de brochure aangeschaft. Deze zijn verdeeld over de Provinciale Service Organisaties voor bibliotheken en de vier grote stadsbibliotheken Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Amsterdam. Deze canoncollecties zijn bedoeld om uit te lenen aan bibliotheken en scholen die aandacht willen schenken aan jeugdboeken bij de canon.
Wanneer u interesse hebt in een canoncollectie kunt u contact opnemen met uw lokale bibliotheek of met de Provinciale Service Organisatie in uw provincie. '