Zoeken in deze blog

donderdag 19 december 2024

De Kat van Ome Willem

Alice begon net te denken: 'Wat moet ik er eigenlijk mee aan als ik weer thuis ben?' toen hij plotseling zo hard knorde dat ze hem nog eens heel goed bestudeerde. Ditmaal was er geen twijfel mogelijk: het was niets meer of minder dan een biggetje, en ze vond het dan ook een beetje te veel van het goede om hem nog verder te dragen.
Dus zette ze het beestje op de grond, waarop hij tot haar opluchting kalmpjes het bos in dribbelde. 'Als hij groot was geworden,' zei ze bij zichzelf, 'was het een afschuwelijk lelijk kind geworden, maar als zwijntje best een knapperd, vind ik.' En ze dacht aan andere kinderen die het ook goed zouden doen als zwijn, en net zei ze bij zichzelf: 'Als ik maar wist hoe ik ze kon veranderen - ' toen ze tot haar verbazing, heel dichtbij, op een boomtak de Kat van Ome Willem zag zitten.

Uit welk verhaal komt deze passage? De liefhebber weet het allang: een vertaling van Alice in Wonderland, van Lewis Carroll.
Maar dit is wel het debuut van de Kat van Ome Willem op deze plek.

Het is feest: een nieuwe vertaling. Dubbel feest: vertaler Robbert-Jan Henkes zette achterin het boek achttien pagina's 'aantekeningen' over de keuzes en alternatieven bij het vertalen, en nog een nawoord.
Bij p. 54, waar de Kat van Ome Willem voor het eerst verschijnt (op de vloer bij de Hertogin), staan op p. 237 zestien regels aantekeningen, waarin hij onder meer veel voorgaande vertalingen opsomt, tot en met de Kolderkat van Sofia Engelsman en de Say Cheesekat van Imme Dros, en ook uitlegt waardoor Cheshire Cat zo moeilijk te vertalen is.
Hij vertelt dan weer niet waarom hij pig als zwijn vertaalt en niet als varken, wat m.i. best had gekund als je nagaat hoe Alice even liep te dromen hoe ze sommige klasgenoten in een zwijn zou veranderen - die kinderen zouden het als varken misschien nog beter doen. En ook niet waarom het beestje een hij is.
Voor wie zich (jongere generatie?) nu verbaasd afvraagt waar Robbert-Jan die kat vandaan haalde: zie hier. Op dat liedje zinspeelde Henkes in deze passage:

'Ik wist niet dat de Kat van Ome Willem altijd grijnsde. Eigenlijk wist ik niet eens dat katten konden grijnzen.'
'Alle katten grijnzen,' zei de Hertogin, 'als ze naar Parijs zijn geweest.'
'Dat wist ik niet,' zei Alice beleefd, maar blij dat het gesprek op gang was gekomen.
'Jij weet niet veel,' zei de Hertogin, 'dat staat vast.'

In de origine tekst staat dit:

“I didn’t know that Cheshire cats always grinned; in fact, I didn’t know that cats could grin.”
“They all can,” said the Duchess; “and most of ’em do.”
“I don’t know of any that do,” Alice said very politely, feeling quite pleased to have got into a conversation.
“You don’t know much,” said the Duchess; “and that’s a fact.” 

Die Kat van Ome Willem is een voorbeeldige vertaalvondst.
 


De verleiding is groot om verder te gaan vergelijken.
Bijvoorbeeld die passage over het lesrooster uit het befaamde gesprek met de Griffioen (door iedereen zo vertaald) en de ja, de wat? Bij Henkes wordt de Mock Turtle de Aardappelschilpad.
De passage is die waarin de Mock Turtle en de Gryphon uitleggen dat ze op school elke dag een uur minder les hadden:
 
‘Ten hours the first day,’ said the Mock Turtle, ‘nine the next, and so on.’ ‘What a curious plan!’ exclaimed Alice. ‘That's the reason they're called lessons,’ the Gryphon remarked, ‘because they lessen from day to day’.
 
In mijn recensie van Imme Dros' vertaling in 2023 heb ik e.e.a. opgesomd, met dank aan Judith van den Berg, en dat neem ik voor het gemak hier over:

Mann, 1887:  
‘Wat een gek plan,’ zei Alice.
‘Dat vind ik volstrekt niet; gij hebt ook altijd wat te zeggen.’

 
Ten Raa, 1899:
‘Ja, zie je, [...] als je vooruit wilt gaan, moet je steeds achteruit gaan,’ merkte de Griffioen op.
 
Van Oven-van Doorn, 1934:
‘Zeker, zeker, we hadden iedere dag een uur korter les,’ zei de Griffioen, ‘iedere dag... een uur... korter...
 
 Kossmann en Reedijk, 1947:
‘Helemaal niet raar,’ zei de Griffioen, ‘we gingen er heen om onderwijs te genieten en daar geniet je iedere dag minder van.’
 
Andreus, 1968:  
‘Helemaal niet gek,’ zei de Griffioen, ‘want omdat hij meester was, begon hij met het meeste. Dat is toch logisch!

Matsier, 1989:  
‘Zo lesten we onze dorst naar kennis steeds sneller,’ merkte de Griffioen op, ‘vandaar de uitspraak lest best.’
 
Engelsman, 1999:  
‘Het was een verkorte opleiding,’ merkte de Griffioen op, ‘en dus was elke dag een uur korter.’

Imme Dros, 2023:
'Wat een raar rooster!' riep Alice uit.
'Het was een spoedcursus,' zei de Griffioen. 'Elke dag kreeg je wat meer spoed.'

Robbert-Jan Henkes:
'Wat een vreemd rooster!' riep Alice uit.
'Daarom heet het ook onderwijs,' legde de Griffioen uit. 'Omdat de wijzer van de klok steeds naar onder wijst.'
 
En dat is ook een mooie vondst. Zelf vindt hij die van Andreus (na de zijne, neem ik aan) de beste.


Een fijne graadmeter is natuurlijk 'Jabberwocky', het fenomenale vers uit Alice through the Looking-Glass.
Dat ziet ze eerst zo:
 
.YKCOWREBBAJ

  sevot yhtils eht dna, gillirb sawT’
ebaw eht ni elbmig dna eryg diD
     ,sevogorob eht erew ysmim llA
    .ebargtuo shtar emom eht dnA

Maar ze beseft heel snel: 'Why, it’s a Looking-glass book, of course!', houdt het voor de spiegel en leest:
 
JABBERWOCKY.

’Twas brillig, and the slithy toves
    Did gyre and gimble in the wabe;
All mimsy were the borogoves,
    And the mome raths outgrabe.

“Beware the Jabberwock, my son!
    The jaws that bite, the claws that catch!
Beware the Jubjub bird, and shun
    The frumious Bandersnatch!”

He took his vorpal sword in hand:
    Long time the manxome foe he sought—
So rested he by the Tumtum tree,
    And stood awhile in thought.

And as in uffish thought he stood,
    The Jabberwock, with eyes of flame,
Came whiffling through the tulgey wood,
    And burbled as it came!

One, two! One, two! And through and through
    The vorpal blade went snicker-snack!
He left it dead, and with its head
    He went galumphing back.

“And hast thou slain the Jabberwock?
    Come to my arms, my beamish boy!
O frabjous day! Callooh! Callay!”
    He chortled in his joy.

’Twas brillig, and the slithy toves
    Did gyre and gimble in the wabe;
All mimsy were the borogoves,
    And the mome raths outgrabe.
 

Het epos is uiteraard ook te horen, want poëzie is om voor te dragen, al is het maar voor jezelf. Luister hier (met tekst!) of hier (met mooie tekenfilm!)
Een heldenepos in zeven coupletten, met zijn eigen Wiki-pagina, Tientallen, zo niet honderden vertalers hebben hun best hierop gedaan. Ook Imme Dros:

't Was brulig en de sluikse toof
trok slijms een slinkse glimsterstreep
miesmoedig klonk de papegoof.
En de gloom daas ontgreep.

Vermijd de Kwebbelgnok, mijn zoon!
De knauw die kwetst, de klauw die kletst!
Ontwijk de Hiphuphop en hoon
de donderse Denderpest.

Enzovoort. Robbert-Jan Henkes maakt er dit van:

't Was brillicht en de slyze toofs
  vergaayden griemend in het weegst:
gans mimsisch was de bormansgroof,
  en 't momse rafft bedreegst.

'Vrees voor de Jabberwrok, myn kind!
  Zyn kakenklap, zyn klauwengraay!
De vogel Jubjub, vrees! - en slint
  de frummse Bandersnaay!'

Kies maar.
 


We keren terug naar dat treurige tweetal bij de zee, de Griffioen en de Aardappelschilpad dan wel Soepschildpad (Dros) of Nepschildpad (Engelsman). 

Lewis Carroll:
'If I'd been the whiting,' said Alice, whose thoughts were still running on the song, 'I'd have said to the porpoise, "Keep back, please: we don't want you with us!"'
'They were obliged to have him with them,' the Mock Turtle said: 'no wise fish would go anywhere without a porpoise.'
'Wouldn't it really?' said Alice in a tone of great surprise.
'Of course not,' said the Mock Turtle: 'why, if a fish came to me, and told me he was going a journey, I should say "With what porpoise?"'
'Don't you mean "purpose"?' said Alice.
'I mean what I say,' the Mock Turtle replied in an offended tone. And the Gryphon added 'Come, let's hear some of your adventures.'


Sofia Engelsman:

'Als ik die witvis was,' zei Alice, die nog steeds met het liedje bezig was, 'had ik tegen die haring gezegd: "Ga eens een eindje naar achteren. We willen je niet mee hebben."'
'Ze moesten hem wel meenemen,' zei de Nepschildpad. 'Elke weldenkende vis neemt wat haringen mee, als hij op reis gaat.'
'Echt?' vroeg, Alice, heel verbaasd.
'Natuurlijk,' zei de Nepschildpad. 'Hoe moet hij anders zijn tentje opzetten?'
'Ik denk dat je je vergist,' zei Alice.
'Ik vergis me helemaal niet,' antwoordde de Nepschildpad beledigd. En de Griffioen zei: 'Vertel jij eens wat over je avonturen.'

 
Imme Dros:
 
 'Als ik die platvis was geweest,' zei Alice met haar gedachten nog steeds bij het lied, 'dan zou ik tegen de inktvis hebben gezegd: Ga alsjeblieft wat achteruit, jij: we willen jou er niet bij hebben.'
'Ze waren wel verplicht hem erbij te hebben,'zei de Soepschildpad. 'Geen vis met gezond verstand zou ergens heen gaan zonder inktvis.'
'Echt niet?' zei Alice stomverbaasd.
'Natuurlijk niet,' zei de Soepschildpad. 'Als een vis mij kwam vertellen dat hij op reis ging, zou ik allereerst vragen: Met welke inktvis?'
'Maar waarvoor?' vroeg Alice.
'Hoe kan hij me anders schrijven,' antwoordde de Soepschildpad kriegel.
En de Griffioen voegde eraan toe: 'Kom, laat nu maar eens wat van jouw avonturen horen.'

Robbert-Jan Henkes:

'Als ik de haring was geweest,' zei Alice, die met haar gedachten nog bij het liedje was, 'dan had ik de narwal gezegd dat hij me niet achterna moest komen. Waarvoor moest hij ook met ze mee?'
'Ze waren verplicht hem mee te nemen,' zei de Aardappelschilpad, 'want een vis op reis heeft altijd een narwal nodig.'
'Is dat zo?' vroeg Alice verbaasd.
'Natuurlijk,' zei de Aardappelschilpad, 'je moet de vissen horen roepen: Narwal! Narwal!'
'Je bedoelt zeker Naar wal! Naar wal!' zei Alice.
'Ik bedoel wat ik zeg,' zei de Aardappelschilpad enigszins beledigd, en de Griffioen voegde daaraan toe: 'Kom, nu willen we jouw avonturen horen.'

Kies maar.
Geen haalt het bij het origineel.
 


Dat geldt wat mij betreft ook voor de tekeningen van de negentiende-eeuwse cartoonist John Tenniel, hoewel sommige illustratoren een heel eind kwamen, zoals recent nog Floor Rieder in de uitgave van Gottmer met de vertaling van Sofie Engelsman - die komend jaar april weer in herdruk verschijnt! 
In de uitgave van Van Oorschot met de vertaling van Robbert-Jan Henkes zijn Tenniels tekeningen ingekleurd door Floris Tilanus.
De keuze voor de ene of de andere illustrator is wellicht doorslaggevender dan die tussen de vertalers...
 

Carroll, Lewis. Alice in Wonderland & in Spiegelland. Vertaald door Robbert-Jan Henkes. Van Oorschot, 2024. ISBN 978 90 282 4311 8, 264 p. Oorspr.: Alice's Adventures in Wonderland (1863) en Through the Looking-Glass and What Alice Found There, The Centenary Edition, edited with an introduction and notes by Hugh Haughton, Penguin Classics, Penguin Books, London etc, 1998.  






zondag 15 december 2024

Wilde talen

De oorspronkelijke titel van Dierentaal en plantenpraat is Wild Languages of Mother Nature en hoewel Moeder Natuur nogal belegen klinkt is wilde talen wel een inspirerende benaming voor waar het over gaat.
Dit mooi vormgegeven platenboek van 108 p. van Gabby Dawnay en Margaux Samson Abadie gaat over hoe levende wezens met elkaar communiceren.
Een platenboek als dit zal snel als kinderboek worden gezien en zowel het origineel als deze vertaling door Sandra Hessels zijn verschenen bij uitgeverijen, resp. Quarto (imprint Wide Eyed Editions) en Lemniscaat, met een groot kinderboekenfonds.
Even lezen maakt duidelijk dat je een gretige lezer van 11+ moet zijn om door te gaan, niet bang voor wat extra vocabulaire en ervaren genoeg om uitdrukkingen als 'boekdelen spreken' te begrijpen.

Dan is het lekker dwalen in een boek zonder structurele opbouw. Dat is wel een gemiste kans, want over de vele manieren waarop levende wezens contact met elkaar houden valt best iets structureels te vertellen. Je zou bijvoorbeeld een verdeling met uitleg kunnen maken in geluid, geur, trillingen, beeld, licht, chemie en vast nog wel iets. Je zou een verdeling kunnen maken naar de mate van complexiteit en dan komt de mens heus niet als meest ingewikkelde tevoorschijn. Je zou iets kunnen vertellen over het doel en over een lastig begrip als bewustzijn. En dat wij mensen voor zover we weten de enige soort zijn die over communicatie kan communiceren...
Nu moeten we het doen met een korte inleiding, die een indruk geeft van de verscheidenheid.

Misschien heeft de auteur gekozen voor een reeks van bekend naar onbekend. Van 'Verhalen over zoogdieren' (waaronder de mens) via vogels, waterwezens, reptielen en amfibieën, insecten naar planten en schimmels. Het eerste van de 48 'verhalen' betreft dan ook 'Mens', het laatste het 'Waaiertje' en dat is een schimmel. Onderschat de schimmels niet, ze zullen vermoedelijk het langst op aarde bivakkeren en ze waren er ook al heel vroeg bij.
 
 
Uitsnede mens. (Helaas, pagina te groot voor de scanner... excuses.)

Maar waarom na de mens de kangoeroe moet volgen en niet de chimpansee of de gorilla, die verderop hun 'verhaal' hebben, en waarom de vogels vertegenwoordigd worden door spitskuifduif, raaf, blauwkopblauwfazantje, peruaanse orpheusmierkruiper en kauw, in die volgorde, eh, tja, dat is en blijft ook na lezing wonderlijk. 
 
Uitsnede bultrug. 
 
Intussen valt er per verhaal wel wat te beleven. De mens moet het doen met één pagina, de overige levende wezens krijgen twee of meer. Er is steeds een centrale tekst, gevolgd door in de afbeeldingen staande genummerde tekstjes, en tekstballonnetjes die de beesten, planten of schimmels iets laten zeggen. Met de geboden informatie lijkt me niets mis, al ontbreekt helaas een bronopgave, en er past een compliment voor de illustratrice, die nu eens (wat een opluchting) niet met Disney-oogjes werkt maar de levende wezens adequaat afbeeldt.
Helaas keert iets van dat antropomorfisme wel terug in de tekstballonnetjes, maar dat is vast niet of niet alleen verzonnen door Margaux of Nano Février, een alias van de illustratrice.
 

Uitsnede waaiertje.

Zo blijft het door het ontbreken van samenhang een grabbelton van 'verhalen', waarbij de keuze betrekkelijk willekeurig lijkt, maar die op zich best informatief zijn. Mooi boek, origineel onderwerp, maar het had beter kunnen zijn.
 

Dawnay, Gabby. Dierentaal en plantenpraat. Met illustraties van Margaux Samson Abadie. Vertaling Sandra C. Hessels. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1604 4, 108 p. Oorspr.: Wild Languages of Mother Nature. Wide Eyes Editions, 2024.   





donderdag 12 december 2024

Balletje

Mondriaan, denkt de ietwat cultureel onderlegde beschouwer meteen bij het zien van Het is ROOD en ROND... van Jan Jutte. Maar die belofte van abstractie, van spelen met vormen, houdt op bij het openen van het boek. De schutbladen tonen karikaturen met rode balletjes en één rode puntmuts. Vanwege kostenbesparing (denk ik) staat die ook op de achterste schutbladen. (Jammer.) Na de grappige titelpagina...
 

 
... volgt dan een reeks fraaie houtsnede-achtige dubbelpagina-prenten waarop bijna steeds dat rode rondje te zien is. 
 

 
En alsof het een abc-boek is, wat niet zo is, staat er dan een woord bij. (Of twee woorden, zoals bolletje wol.)
 

 
Daarbij valt wat gebrek aan samenhang op. De bes in de snavel van de vogel kan heel goed een bes zijn. Maar de buik is wel heel erg karikaturaal opgezwollen en omvat ook borst, billen, schouders en schaamstreek. Het stoplicht is perfect rood, maar zo'n rood wiel is tamelijk abstract in vergelijking tot het gewone wiel dat ook onder de auto zit. De schreeuwmond is weer grappig karikaturaal groot, het hoofd karikaturaal rond, maar het bolletje wol is, eh, nou ja, een bolletje wol. Soms zijn er mensen te zien, soms andere dieren, en die zijn soms wel en soms niet aangekleed en de krokodil is weliswaar zonder kleren maar loopt rechtop, met een ronde lolly. Het is allemaal best grappig, maar een beetje willekeurig. Dat levert een boek op dat mooier had kunnen zijn dan het is.
 

 
De mooiste afbeelding vind ik de laatste dubbelpagina-afbeelding, een soort Chinees of Japans zeelandschap met de rode bol als zon precies op de vouw, wat de bol bij dichtvouwen hartvormig maakt.
 

Jutte, Jan. Het is ROOD en ROND... Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1668 6, 48 p. 

dinsdag 10 december 2024

Verhalen voor wie leest

Ha, de (Nederlandse) Leescoalitie heeft weer een nieuwe campagne gestart. 
Er gingen er al enkele aan vooraf: 
 
In 2013 was het thema voorlezen, in het Jaar van het Voorlezen. In 2014 en 2015 richtte de Leescoalitie zich op vaders, via Vaders Voor Lezen en in 2016 vierde de Leescoalitie het boek, tijdens 2016 Jaar van het Boek. In 2018 was het thema van de campagne Lees met andermans ogen. In 2020 en 2021 liep de campagne Lees voort!, gericht op grootouders, en in 2022 en 2023 richtte de Leescoalitie zich op leraren, met de campagne Springlezend.

Hebben die resultaat gehad? Het correcte antwoord is: dat valt niet te meten. De controlegroep ontbreekt immers. In naburige landen vinden soortgelijke acties plaats, dus zelfs met België, Duitsland en Engeland kan niet vergeleken worden. Mogelijk werd hier in Nederland zónder die campagnes nóg minder gelezen en waren de schoolresultaten (en verkiezingsuitslagen) nog bedroevender.
Wie weet.
 

 
De nieuwe campagne past in het tijdperk van het Grote Belangrijke Ego en heet 'Wie leest heeft een goed verhaal'. Al valt uit de begeleidende tekst wellicht op te maken dat hier bedoeld werd: 'wie leest krijgt een goed verhaal'. Maar de uitdrukking 'een goed verhaal hebben' slaat nu eenmaal doorgaans op goedgebektheid, goed voor de dag kunnen komen. Nou ja, misschien wordt dat ook bedoeld. Persoonlijke Ontwikkeling, met hoofdletters.
Over de waarde van betrouwbare informatie en gedeelde levensverhalen voor de samenleving gaat het allang niet meer.
Dat hebben de marketeers die de coalitie bijstaan goed begrepen, al brengt het campagnefilmpje de samenleving er wel een ietsiepietsie in en duidt ook dit vage zinnetje

Om een groter groeiende kloof te dichten in onze maatschappij hebben we lezers nodig.

op enige aandacht voor de samenleving. Waarom 'we' lezers nodig hebben om 'een groter groeiende kloof te dichten' wordt echter niet toegelicht, evenmin welke kloof. Maar goed ook, verstrikt raken in twijfelachtigheden en scepsis ligt op de loer. Van de Donald Duck word je niet wijzer.
Laten we het houden op: Leescoalitie, succes!

maandag 9 december 2024

Een roepend boek

Is er al eens een boek in de reeks 'Ontdek de wereld' in dit blog langsgekomen? Waarachtig, ik geloof van niet. Hoe kan dat nou? Zie alleen al hoe de buitenkant ons toeroept, ik toon er drie:
 

Met die bijna explosieve vormgeving komt ook nog de impliciete boodschap dat Tim en meer toe doet dan Emma.
 
Het middelste van de getoonde titels belandde op de bespreektafel en daar lag het me toe te roepen tot ik er andere boeken bovenop legde. Maar ja, die gaan er ook weleens af en zo hoorde ik opnieuw luid geschreeuw. Lees mij! Ik Ben Heel Leuk!! Ja, want zo komt deze stijl op mij over.
Vooruit dan maar.
De schutbladen zijn veelbelovend, maar met de tien pagina's tellende 'Inleiding' belanden we meteen in een tekst, gezet in een gewone schreefloze drukletter, met diverse achtergrondkleuren, die vooronderstelt dat lezers woorden kunnen lezen en begrijpen als paradijsvogels, moederschorpioenen, fossielen, dinosauriërs, reptielen, architecten, bezienswaardigheden, borduurster, poriën, scrubtyfus, leefomgeving, exposuretherapie, en zo meer. 
Ofwel, een kiene, gretige lezer van 11, 12 jaar moet het wellicht net aankunnen en dat komt goed uit, want een jongere lezer zou wellicht al afhaken door de drukte van de vormgeving en al dat geroep met aandachttrekkend vormgegeven koppen. 
Die jonge lezer moet bovendien al weten wat paren betekent en er niet vreemd van opkijken dat een mannelijke spin sperma naar en in een vrouwelijke spin wil brengen. Hopelijk weet die lezer dan ook een kop als 'Grootmoeder, wat heeft u grote kaken!' thuis te brengen als parodie op een bekend sprookje.
 

 
De verteller van dienst plaatst zichzelf nadrukkelijk in de schijnwerpers, met op p. 9 bijvoorbeeld twee blokjes boven elkaar die bij lezen één tekst blijken te zijn:

Als bioloog heb ik geleerd dat elk levend wezen zijn eigen plek heeft in de natuur en meewerkt om de planeet bewoonbaar te houden.
Daarom vind ik dat we respect moeten hebben voor alle kriebelbeesten en niet bang voor ze moeten zijn. Maar je kunt er maar beter niet te dichtbij komen. Probeer nooit een kriebelbeest aan te raken als je dat kunt vermijden. Maar kijk er wel goed naar. Je zult fantastische dingen ontdekken en inzicht krijgen in het leven van een aantal van de mooiste, vaardigste en wonderlijkste wezens op aarde.
Tim Flannery
 

 
 
Benieuwd wat hier in de oorspronkelijke, Engelstalige tekst stond... Deze stijl verdient geen schoonheidsprijs, maar dat kan liggen aan de vertaling. 
En wat moet je doen met dat kriebelbeestje op je rug? Niet krabben? De slakken op de koolbladeren gewoon laten zitten?
Zullen we de spinnenwebben in huis laten hangen? Nou ja, die spinnen vangen weer andere kriebelbeestjes. En hoe hard die ook meewerken aan de bewoonbaarheid van de aarde, onze spin vreet ze gewoon op. Zoals wij slakken eten, nou ja, misschien niet die van de koolbladeren, en onze vegetariërs eten ze sowieso niet, die eten dan wat extra planten op. Eten en gegeten worden, de natuur kan niet zonder. Iets om in het achterhoofd te houden bij dat respectvol kijken. Sommige kriebelbeesten blijken zelfs meester in het van binnenuit opeten van levende andere kriebelbeesten (zie p. 32, sluipwespen), maar nu dwaal ik af, zie voor zulke staaltjes vooral Insektenrijk van Aglaia Bouma.
 

 
Eten en gegeten worden zit volop in dit boek. Zo blijken lekkere kakkerlakken lievelingskost van Indiase rode schorpioenen.
 
Terug naar de verteller, want die is zoals gemeld prominent aanwezig. Die aanwezigheid deed me denken aan verteller en documentairemaker Freek Vonk. Van Freek weten we hoe hij eruit ziet, van onze verteller staat een portretje achterop en op p. 246.
 



Uit de vele 'Flannery-feitjes' en het foto'tje valt af te leiden dat het de bedoeling is dat we de verteller zonder meer identificeren als deze Tim Flannery, een soort Australische Freek Vonk, in het openbare leven aldaar behoorlijk aanwezig, in 2007 was hij zelfs uitgeroepen tot Austaliër van het jaar. Te hooi en te gras schrijft ook zijn dochter Emma Flannery stukjes (portretje op p. 247).
 
En ja, Explore Your World is een Australische reeks. Dat verklaart wellicht boven aangehaalde omzichtigheid in het benaderen van sommige kriebelbeestjes en ook de aandacht die grote giftige spinnen en schorpioenen in dit boek krijgen - kriebelbeesten waarvan er in onze lage landen niet zoveel rondlopen, maar wel in Australië. En dat geldt ook voor veel andere in dit boek genoemde beestjes.
Naast de 'Mijten', 'Duizend- en miljoenpoten', 'Teken', 'Hooiwagens' en 'Spinnen' krijgen de schorpioenen zelfs twee hoofdstukken: 'Schorpioenen' en 'Bastaardschorpioenen'. En dan is er nog een soort restjes-hoofdstuk, dat treffend 'Ratjetoe' heet, over o.a. zweepspinnen, rolspinnen, zeespinnen en beerdiertjes. Verbazingwekkend dat er geen aandacht is voor de vele, voor onze ecosystemen zo belangrijke bodemdiertjes. Misschien kriebelen die niet genoeg en komen die aan de orde in een van de andere delen. En waarschijnlijk door de Australische herkomst is er ook niets over pissebedden, bosmieren, oorwurmen, zilvervisjes, muggen en andere voor onze streken typerende kriebelbeestjes.
 
Wie dus iets wil weten over de ons omringende kriebelbeesten komt er bekaaid van af, wie houdt van enige structuur en overzichtelijkheid ook, maar voor wie houdt van faits divers over beestjes, komt ruim aan zijn of haar trekken. Het boek staat werkelijk stampvol weetjes en die betreffen heus niet uitsluitend Australische kriebeldieren. Zo kwam ik te weten dat er ook hier bastaardschorpioentjes leven en in ieders haarzakjes en talgklieren zitten gezichtsmijten.
Dat je 't maar weet...
 
Achterin vind je naast portretten, reclame voor andere boeken van Tim Flannery en dankbetuigingen ook een woordenlijst en een register. De tekeningen zijn hier en daar voorzien van Disney-oogjes en dan soms ook cartoonesk, maar verder adequaat, voor zover ik kon nagaan.
 

 

Flannery, Tim, en Emma Flannery. De griezeligste kriebelbeestjes. Lemniscaat, 2024. Met tekeningen van Jessie Willow Tucker.  'Ontdek de wereld'. Oorspr.: Explore Your World: Creepest Crawly Critters. Hardie Grant Children's Pubishing, 2022. 

woensdag 4 december 2024

Nothing is either good or bad

 but thinking makes it so.

Shakespeare, Hamlet, Act II, Scene 2. Met dank, geloof ik, aan een recensent die er onlangs in de Volkskrant mee op de proppen kwam. Bij zo'n zinnetje blijft het brein even haken.

Hieraan zij toegevoegd (leve internet) wat ene Gabe Kwakyi te berde brengt op zijn website The Musing Mind:

Human society invented such labels with helpful intentions. Establishing a common understanding of what is helpful and not helpful to human society helped establish laws, norms, values and mores that were aimed at reducing the occurrences of what we commonly label as good and bad.

That said, labeling events cannot control the world and make only good things happen or prevent bad things. However helpful in some cases, there will be others where the act of labeling in others will create life-limiting, obsessive behaviors in others. How does labeling limit our ability to live more peaceful, happier, and fulfilled lives?

This is because the act of subjective labeling events carries with it a risk: once we label something as good or bad, it’s hard to focus only on the objective learning from the experience. Rather, we tend to just think about the goodness or badness of the event.

Over de eerste alinea kunnen we wel opmerken dat mensen het soms niet eens zijn over wat we 'commonly'  als goed of slecht bestempelen. Maar inderdaad, zodra 'we' iets 'goed' vinden wordt het lastig om er onbevangen over te oordelen. Vooral als je wil oordelen in moreel of kunstzinnig perspectief.

Kijk, als we een kurkentrekker kopen en die blijkt niet naar verwachting kurken te trekken, kunnen we het snel eens zijn, tenzij we aanleiding zien om over die verwachting van mening te verschillen. We willen die kurk uit de fles, dat staat vast. Verwachtingen kunnen variëren aangaande het gemak, het geluid (de juiste plop), uiterlijk e.d.
Moeilijker wordt het al om vervolgens over de wijn te oordelen. Het moet wel wijn zijn, geen azijn, water of bier, maar of hij ook lekker is? Kwestie van smaak... Naast smaakpapillen, geurvermogen en persoonlijke voorkeuren spelen ervaring en status daarbij zeker een rol.
 
Wat is een goed verhaal? Is dat vergelijkbaar met wijn beoordelen?
Niet helemaal, volgens veel recensenten, en vooral volgens veel recensenten van verhalen en poëzie voor kinderen. Dat is geen wonder, want regelmatig krijgen die de vraag: 'wat is een goed boek voor mijn kind'. Alsof daarvoor een thermometer, een kwaliteitsmeter bestaat. Hier komen ineens opvoeding en onderwijs om de hoek kijken.
Een kinderboekverkoper kan dat oplossen door vragen te stellen, een pijlsnelle inschatting te maken en een min of meer passend boek te vinden in de winkelvoorraad. Makkelijker gaat dat wanneer kinderen zelf een boek zoeken. En een verkocht boek is al gauw een goed boek. Leven en laten leven, niet waar?
Mutatis mutandis geldt dat ook voor de jeugdbibliothecaris, maar onlangs begreep ik dat dit een uitstervende specialiteit wordt, ondanks de NBD Biblion Jeugdspecialist-prijs. Tegenwoordig moeten werknemers vooral flexibel zijn, makkelijk over te plaatsen - of te vervangen. Dat werk, onvermijdelijk in een omgeving waarin regelaars (Nederlands voor managers) zichzelf overschatten.
 
De gemiddelde recensent heeft daarvan geen last, want die is al flexibel, want eenpersoonsbedrijf. Die kiest uit het aanbod de titels die zij of hij zou willen aanbevelen en ja, dat heeft soms wel iets weg van wijnproeverij. Smaken verschillen, ook die van recensenten, ook al is er soms een 'common' overeenkomst.
Dan zijn er nog docenten die voor hun klas, school of schoolbibliotheek een keuze maken. Voor zover ze niet ondersteund worden door boekverkoper of bibliothecaris zal hun selectie erop lijken: welke boeken passen bij mijn leerlingen. Al dan niet geholpen door een website (ook een recensent) als leesbevorderingindeklas.nl.

Ten slotte hebben we nog de juryleden. Bij uitstek de mensen die 'het beste boek' uitkiezen uit een stapel ingezonden lectuur. Hoe groter die stapel, hoe meer indruk de keuze maakt, maar die indruk wordt des te groter naarmate de juryleden status hebben. Waar die status vandaan komt, lijkt er soms niet toe te doen. 'Bekend van radio en tv': ja, maar zonder veel kinderboeken gelezen te hebben. Het komt echt voor en heel erg is het niet, want hun mening kan verfrissend zijn naast die van juryleden die al jarenlang verhalen en poëzie voor kinderen lezen en met elkaar een 'common understanding' ontwikkeld hebben.
 
Nothing is either good or bad but thinking makes it so. Wat een zinnetje kan losmaken... Maar ja, het is wel Shakespeare. Status, hè...

zondag 24 november 2024

Macht

Was het niet dat personage Ludovico Settembrini dat in Der Zauberberg van Thomas Mann (1924) met het idee kwam dat er in de wereld twee principes met elkaar strijden: macht tegenover recht, ook weer te geven als tirannie tegenover vrijheid, bijgeloof tegenover kennis, behoudzucht tegenover nieuwsgierigheid?
Verbazingwekkend actueel.
En dat geldt ook voor het bekende verhaal Lord of the Flies (Engels, zie voor een Nederlands lemma hier) van William Golding, verschenen in 1954 en minstens twee keer vertaald in het Nederlands, en ook nog twee keer verfilmd, de tweede keer (1990) niet erg getrouw.

Heel kort: 'The plot concerns a group of British boys who are stranded on an uninhabited island and their disastrous attempts to govern themselves. The novel's themes include morality, leadership, and the tension between civility and chaos.' Zie het Nederlandse lemma voor een langere samenvatting van de intrige.
De titel slaat op een varkenskop die na een geslaagde jacht op een in de grond gestoken stok wordt gestoken. Die gaat rotten en dat trekt vliegen aan.
Het Nederlandse lemma verwijst nog naar de god Beëlzebub. Die naam betekent immers letterlijk heer van de vliegen.
 


Er is dit jaar een nieuwe vertaling verschenen. Deze keer betreft het echter geen vertaling van de ene taal in de andere, maar een bewerking tot beeldroman ofwel graphic novel, zoals dat tegenwoordig in de boekenbranche heet.
 
 
Jacks wrok.
 
Aimée de Jongh heeft dat naar mijn smaak heel overtuigend gedaan. 
Het is boeiend om te ervaren dat het verhaal zo herkenbaar is voor wie de geschreven versie heeft gelezen dat je geneigd zou zijn om deze versie hetzelfde verhaal te vinden. Dat is het natuurlijk niet, want het oorspronkelijke verhaal is in woorden, en deze beeldroman bevat weliswaar wat tekst, maar bestaat toch hoofdzakelijk uit afbeeldingen. Zou je ze beide samenvatten, dan zouden die samenvattingen wel heel erg op elkaar lijken. Maar een samenvatting is een verhaaltje op zich en niet het hele verhaal. 
Wie dit theoretisch geneuzel vindt, doet zowel de woordkunstenaar William Golding als de beeldend kunstenaar Aimée de Jongh tekort.
 


Piggy's val.
 
Ik sluit niet uit dat deze versie een nieuw, misschien ook jonger publiek zal vinden. Er zijn nu eenmaal mensen die liever plaatjes kijken dan letters lezen.
Beide verhalen hebben op de keper beschouwd een theatraal begin en einde, terwijl de ontwikkeling realistisch aandoet. Het is onduidelijk hoe het kan dat er na het vliegtuigongeluk, dat niet wordt verteld, jongens levend op het eiland terechtkomen en al helemaal niet hoe het kan dat die rij jongenskoorleden er in slagorde aan komt wandelen. Maar dat doet er niet toe. Theatraal gezien klopt het. Eerst maken we kennis met Ralph, dan met Piggy, vervolgens komt (door het blazen op de schelp) de rest het podium op. Dan volgen bijna thriller-achtige scènes (hoofdstukken) en aan het dramatische einde, als Ralph achtervolgd wordt door Jack Merridews bende, verschijnt daar ineens die militair op het strand, als een gezonden engel. Hoe ironisch, 'het lijkt wel of jullie een oorlog hebben gevoerd', zegt hij vol verbazing, terwijl hij van een oorlogsschip komt. (De naam Merridew is natuurlijk ook komisch: klinkt naar merry dew, zachte dauw, en dat voor zo'n tiranniek type.)



Het is heel goed dat achterin eerste schetsen zijn opgenomen, inclusief een 'alternatief begin'. Dat maakt de kijker ervan bewust dat de afbeeldingen niet vanzelfsprekend zijn, dat er keuzes zijn gemaakt. 
Ook heel bijzonder is dat deze beeldversie meteen in 25 landen verschijnt en dat het initiatief van de Engelse uitgeverij Faber & Faber kwam. Op Stripenzo vond ik een vertaald citaat (helaas zonder bronvermelding) uit een interview met 'uitgeefdirecteur' Angus Cargill:

Lord of the Flies is een van de parels van de Faber-fictielijst, een tijdloze en geliefde moderne klassieker, en dus was het van cruciaal belang om iemand te vinden wiens visuele esthetiek, vaardigheid en verbeelding iets nieuws aan het verhaal konden toevoegen. Het was een lang besproken project in mijn tijd bij Faber en ik ben erg blij dat het eindelijk samenkomt met de briljante Aimée De Jongh. We zijn allemaal zo enthousiast over het resultaat, en ik denk dat het snel zal worden gezien als een op zichzelf staand klassiek werk, dat naast deze baanbrekende roman zal staan, deze zal aanvullen en nieuwe lezers zal opleveren.

Waarvan akte, als hij het gezegd heeft, en hier is wel een traceerbaar vertoog van hem over deze bewerking, met een video 'in the studio with Aimée de Jongh'.
 
Het is en blijft een fijn ontregelend verhaal: hoe een groep zo kan ontsporen als een van wrok en machtswellust bevangen figuur de leiding krijgt. Adembenemend, zeker nu.
 

Golding, William. Lord of the Flies, Heer van de vliegen. Adaptatie en tekeningen door Aimée de Jongh. Scratch Books, 2024. ISBN 978 94 9316 689 9, 360 p.   
 



donderdag 21 november 2024

Nog een verhaaltje voor het slapengaan

Het was een goed idee om oud werk van Paul Biegel opnieuw uit te geven. Het Sleutelkruid, De tuinen van Dorr, De rode prinses..., hij heeft mooi en zeer eigen werk geleverd. Zijn vertellers zijn altijd lichtvoetig, bijna springerig, met veel zwier. Werk dat zich goed laat voorlezen, ondanks hier en daar een in onbruik geraakt woordje. Ze klinken soms alsof ze ook al voorlezend zijn ontstaan, alsof veel werk voortkwam uit verhaaltjes die hij zijn twee kinderen vertelde voor het slapengaan.
Zo'n verhaaltje was wellicht ook 'De malle-dromentheepot', dat verscheen in zijn verhalenbundel Het olifantenfeest (1973). Categorie pratende beesten, sprookjesachtig maar toch geen sprookje want niet rechtlijnig genoeg. 
Mevrouw mol woont alleen, te alleen, en nodigt de muis uit om bij haar te komen wonen. Dat gaat goed, maar ze worden verdreven door zeven eekhoorns die hun wintervoorraad in huis buis willen bergen. Ze zwerven door het bos, komen een egel tegen en gedrieën kloppen ze per toeval aan bij een aardmannetje. 
 

 
Die neemt ze mee naar de koning van de aardmannen in de aardmannenstad. 
 
 

 
Ze mogen blijven, in een huis aan de rand ervan, mits ze zich goed gedragen. 
 

 
Na een week komt de koning langs en schenkt ze een bijzondere theepot, die de drinkers van thee uit die pot heel vrolijk maakt.

'Deze theepot is een tovertheepot. Ik heb hem gekregen van een tovenaar gekregen. Bewaar hem goed. Ik kom voortaan elke week een kopje bij u drinken. Hier in huis. Want u begrijpt, in het koninklijk paleis kan ik dat nooit doen...'
 


Ze bouwen een feestje en de koning wil voortaan iedere week langskomen. Helaas blijk na enkele dagen de theepot zoek. Ze kopen een andere, maar die werkt natuurlijk niet en de koning wordt boos. Gelukkig ontdekken ze net op tijd voor de volgende keer dat de pot is meegenomen door de eekhoorns, die boven hen blijken te wonen en een gat in het dak hebben gemaakt. De muis haalt de pot terug en eind goed al goed.
In al zijn eenvoud gebeurt er toch best veel in dit verhaal en verder hangt het van toevalligheden aan elkaar. Het is wat dat betreft niet Biegels sterkste werk. Wat zou hij er van hebben gevonden als dit verhaal zo hup, uit de bundel was gelicht en als prentenboek was uitgebracht? Wellicht had hij het dan toch een beetje willen uitbreiden en de toevalligheden iets meer samenhang willen geven. Geen idee, we kunnen het niet meer vragen.

Maar dat is wel wat er is gebeurd. Het verhaal kreeg een nieuwe titel, De tovertheepot, en verscheen dit jaar, vergezeld door mooie, zeer bij het verhaal passende illustraties van Sterre van der Tak.
Geen hoogvlieger, geen staaltje van Biegels beste kunnen, maar toevalligheden of niet, het laat zich prima voorlezen.
 

Biegel, Paul. De tovertheepot, met illustraties van Sterre van der Tak. Gottmer, 2024. ISBN 978 90 257 7999 3, 56 p.  

zondag 17 november 2024

Verblekende goden

Hoe schrijf je over goden?
Als het over die ene gaat, doorgaans plechtig, of een beetje lief, zoals in de reeks Woord voor woord, de bijbelverhalen van Karel Eykman (1976, een jubileumeditie kwam in 2016 uit).
Als het over de vele goden uit verre warme landen gaat, Brahma, Visjnoe of Shiva, of die Wodan en de zijnen met hun trollen in het hoge noorden, of Pachamama en de haren uit de Andes: doorgaans plechtig, ook al, en anders informatief, als in een lezing of in de bijschriften in oudheidkundige musea.
Als het over de oude Griekse goden gaat, is het vaak informatief, en soms als in een roman, waar die goden met hun talent voor drama ook wel aanleiding toe gaven, maar tot nu toe nooit luimig.
 
En luimig, dat mooie woord zou ik willen gebruiken voor de stijl waarin Daan Remmerts de Vries in een groot, kloek boek acht verhalen opdist uit de wereld van die oude Griekse goden en halfgoden: 'Io en Zeus', 'Tantalos', 'Europa', 'Atalanta', 'Orpheus en Eurydice', 'Midas', Philemon en Baucis' en 'Sisyphos'. Met bijna overal een belangrijke rol voor Zeus, die oude brombeer van een schuinsmarcheerder, zonder vrees behalve voor zijn echtgenote Hera.
 
 
De enige voor wie Zeus (als het hem uitkomt) knielt is zijn vrouw Hera.
 
Er zijn bovendien nog een 'Inleiding' en een 'Slot', en die doen niet onder voor de andere verhalen.
Ik citeer de eerste twee alinea's van de inleiding:

Ze waren plotseling verschenen: de mensen.
Eerst klommen ze nog rond in bomen, en waren ze dichtbehaard. Maar even later liepen ze in groepjes door het hoge gras, en schenen ze kaler te zijn geworden. Algauw hulden ze zich in huiden van dieren - en zo begonnen ze een beetje te lijken op de goden.

En hier volgen de laatste twee alinea's uit het slot:

De mensen lijken de wereld te hebben overgenomen.
Maar helemáál vergeten zijn de goden toch niet. Want nog steeds lopen er mensen rond die afstammen van Zeus, van Apollo of van Poseidon. Ergens in ons bloed stromen nog de goddelijke herinneringen aan uitgelaten feesten, aan muziekwedstrijden, aan orakels en de onderwereld. Die verhalen zijn er nog - die kunnen we lezen. Zoals in dit boek.

Fraai begin en einde. Komt ook in beeld terug, in de volpagina-afbeeldingen van de Olympus.

Maar eerst waren er dus goden en die maakten zich ongerust over de mensen.

Zeus riep zijn familieleden bij elkaar en stelde een vraag: 'Wáár komen die lui vandaan?'
Zijn dochter Pallas Athene boog haar hoofd. 'Eh...' stamelde ze. 'Het zou kunnen dat ik daar iets mee te maken heb gehad...'
'Hoezo?' vroeg Zeus.
'Ach,' zei Pallas Athena. 'Jullie kennen Prometheus toch?'
Zeus knikte. 'Jawel. De zoon van de titaan Iapetos. Wat is daarmee?'
'Nou ja,' zei Pallas Athena. 'Die had een soort poppen gekneed uit leem. Zomaar, geloof ik, voor de lol. De eerste van die poppen leken nog erg op apen. Maar daarna had hij er een paar gemaakt die op ons leken... En... En... ik vond dat grappig. Ik heb ze levend gemaakt...'
Zeus vloekte. 'Het was dus een spelletje!' zei hij knarsetandend.
Pallas Athena boog opnieuw haar hoofd.
'Fraai werk , hoor!' foeterde Zeus. 'Heel leuk! En daar heb je ze dan, die mensen! Wat moeten we hier nu mee...?'

Er werd nog een poging ondernomen om het vuur voor de goden te houden. Maar die mislukte, ook door toedoen van Prometheus. Zeus stuurde toen maar ene Pandora naar de mensen, een vrouw met een doos. 

De doos werd geopend; en daarin zaten plagen. Ziekten sprongen naar buiten! Hongersnood en overstromingen verspreidden zich over de wereld! En liefdesverdriet en belastingen vonden hun weg in de menselijke geest...

Maar dat maakte niets uit, het aantal mensen bleef toenemen.

Want de mensen waren er nu, voorgoed; volhardend en hardnekkig, zwermend als mieren. Ze waren niet meer weg te denken.
 
 
Thanatos, de dood.

Zeg dat wel. Een plaag op zich. Evengoed volgen hierna die acht verhalen. Het enige verhaal waarin mensen een positieve rol spelen, is 'Philemon en Baucis'. Als Zeus besluit met zijn zoon Hermes te zien hoe mensen hen ontvangen als ze vermomd gaan als bedelaars, zijn zij de enigen die hen binnenlaten en te eten en te drinken geven. Zij mogen blijven, de rest van het dorp verdrinkt in een nieuw meer. Ook het lot van de door Zeus ontvoerde Europa is niet slecht, maar daar is wel een beetje hulp van Aphrodite voor nodig.

Iemand als de verwaande vorst Sisyphos echter denkt de goden te kunnen bedriegen en ook nog eens aan de dood te ontsnappen. Als Thanatos, de dood, hem komt halen blijft op Sisyphos' bevel zijn lijk liggen zonder obool onder de tong. Zo komt hij de Styx niet over en ontbreekt hij bovendien in het grote boek van Hades, die daarvan geheel in de war raakt.
 
 
Hades bladert verward in zijn grote boek.
 
Uiteraard ontsnapt hij toch niet aan zijn lot en de goden straffen hem nog wat strenger: voor eeuwig een rotsblok naar boven duwen, dat op de top weer omlaag rolt met hem eraan vast.
Ook Tantalos is zo'n arrogant koningstype. Ooit uitgenodigd op de Olympus, waar hij geen woord mocht uitbrengen, dacht hij de goden te kunnen overtroeven door ze in zijn paleis uit te nodigen en hij zette ze daar onder meer gebraden vlees voor van zijn eigen zoon. Dat hadden ze door, ze werden boos en hij nam de benen.

Maar waar hij gewoon de volgende zaal had verwacht aan te treffen, was nu een gat. De vloer onder de voeten van de koning had zich geopend. Gillend viel hij in een zwarte diepte omlaag...
 
Met een bons kwam hij terecht op een bodem van stenen.
Het was er schemerig donker. Tantalos voelde aan zijn armen en zijn nek; nee, hij had niets gebroken. 

Een lange, duistere figuur kwam bij hem staan. 'Wel, wel, wel! Wie hebben we daar? Dat is Tantalos! Hallo, vent!'
'Wie... Wie ben jij?'
'Hades,' zei de man. 'En jij bent net gestorven. Je bent nu in mijn rijk. De onderwereld...'
Toen Tantalos' ogen gewend waren aan het vale licht, zag hij ook een driekoppige hond, vlak in zijn buurt. Het beest begon driestemmig te grommen.

Tantalos krijgt ook een strenge straf. Hij staat voor eeuwig in een vijvertje dat terugwijkt als hij wil drinken, en boven zijn hoofd hangen appels die omhoog gaan als hij wil eten.
Niet ver van Sisyphos. 

Soms, als Tantalos zag hoe Sisyphos weer eens donderend naar beneden gleed, achter zijn steen, riep hij grinnikend: 'Wil het lukken met die rots, jongen?!'
En dan riep Sisyphus treiterig terug: 'Heb je dorst, makker? Misschien kun je hier ergens wat bestellen! Gaan we samen wat drinken!'
Zo hielden ze elkaar gezelschap, en toevallig was dat niet: want echte booswichten houden op den duur niemand anders over dan elkaar.

Dit is de enige plek waar de verteller op een soort moraal van het verhaal betrapt kan worden.

Ik heb met opzet ruim geciteerd, om iets van de stijl te tonen. Is het die van de 'sterkeverhalenverteller aan een cafétafel' die Remmerts' versie van de Odyssee kenmerkt? Bijna, misschien iets rustiger. Luimig, gezellig, onderhoudend. Zeer onderhoudend, en vermoedelijk zouden de oude Grieken raar opgekeken hebben van deze vertelwijze. Vermoedelijk, we weten het niet. 
De sombere Zeus ('Het is allemaal voorbij...') zou wellicht wat vrolijker kunnen worden van zo'n reeks verhalen waarin hij toch een prominente rol speelt. Met dank ook aan illustrator Douwe Dijkstra.
Toch nog niet vergeten!
 

Remmerts de Vries, Daan, & Douwe Dijkstra. Over goden en mensen, de mooiste Griekse mythen herverteld. Lannoo, 2024. ISBN 978 94 014 9770 124 p.