Met opzet hield ik op met lezen na het eerste hoofdstuk van Waar ben je? van Anna van Praag. Niet omdat het niet beviel, maar om na te gaan hoeveel informatie tot me kwam in dit eerste hoofdstuk, wat heet, al op de eerste bladzijde.
Neem de eerste alinea:
Juno verdween op een doodgewone dag in januari, het was niet eens blue monday. Niemand zag het aankomen - ik al helemaal niet. Terwijl ik mijn grote zus het allerbeste kende van iedereen.
Blue monday, mijn grote zus. Een verteller die het begrip blue monday kent, is tiener of ouder, of nadert die periode. Juno verdween: daarmee gaat meteen een rood lampje branden. Tweede alinea.
Er is zo'n liedje, God only knows, over dat je geen idee hebt wie je zou zijn zonder de ander. Juno is die ander voor mij. Toen onze bijna-stiefvader stierf en mijn moeder jarenlang als een zombie op de bank zat, zorgde Juno ervoor dat er toch van alles gebeurde. Toen zijn de speurtochten begonnen. Eerst alleen door het huis. Juno verstopte overal easter eggs. Geen paaseitjes - al deed ze dat ook weleens, als mama het vergat - maar van die verborgen grapjes die je ook in games soms hebt. Zoals do a barrel roll typen bij Google. Dat is een easter egg.
Handig, die laatste verklaring, want je weet nooit helemaal wat je veronderstelde publiek begrijpt. 'God only knows': de lezer wordt verondersteld een beetje Engels te kennen, maar ja, easter egg, easter, pasen...
Een tiener dus, dat dachten we al, gezien de vormgeving van het boek. Een tiener met een overleden 'bijna-stiefvader' (nog niet te begrijpen, komt vast verderop) en een moeder die even later mama heet en zwaar getroffen is. Volwassenen even uitgerangeerd, een vaak voorkomend trekje in moderne jeugdliteratuur. Een tiener met een oudere zus die veel opving, maar ook wel eigenaardige trekjes had. Of heeft.
Maar eerst nog een citaatje uit het begin, de derde alinea:
Het begon klein. Mijn beren hadden ineens mutsjes van papier op. Dropjes in mijn bed, die de volgende ochtend aan mijn pyjama plakten. Mijn naam in zeepletters op alle spiegels, toen ik leerde lezen. M.I.L.A.N. Ik ging er eindeloos met mijn vinger overheen. En de juffrouw op school maar verbaasd zijn dat ik eerder Milan kon schrijven dan maan, roos, vis. Of dan mam.
Zo, een naam, knap gedaan. En we weten dat de verteller weliswaar een tiener is, maar dat het verhaal begint als hij zo ongeveer net kleuter-af is, letters leert lezen maar nog wel met beren in bed.
Dit is allemaal deel van een eerste hoofdstuk dat 'De ultieme escaperoom' heet (je moet dus weten wat dat is) en vijf bladzijden telt, een soort inleiding. We komen o.a. te weten dat die zoekspelletjes ophielden 'op de middelbare school' maar dat broer en zus toen samen misdaadseries keken.
Laatste alinea van dit hoofdstuk:
Dus toen Juno verdween, begreep ik meteen dat dit de ultieme escaperoom en speurtocht bij elkaar was. Met een beetje crime erbij misschien. Anders was het gewoon een rotstreek van haar, en dat sloeg nergens op. Ik kon nog helemaal niet zonder haar.
Nee, maar zij misschien wel zonder hem.
Verder lezen, dus... (Dat crime laten we maar even hangen.)
Na vijf dagen bereikte ik (tussen andere bedrijven door) de laatste woorden.
En?
Gedurende de eerste hoofdstukken na die inleiding dienden zich neigingen tot doorbladeren aan. De verteller weidde me teveel uit, het was soms net alsof hij ter plekke verslag deed van zijn belevenissen met vriendin Jaleesa, tussen de herinneringen door. De spanning wordt erin gehouden door het ontrafelen van mogelijke beweegredenen van Juno, van ontdekkingen, maar ja, hier is wel een jongen aan het woord die zich uitdrukt in het correcte, vlotte proza van een veel ouder persoon, laten we zeggen een auteur van bijna middelbare leeftijd. Dat is niet steeds geloofwaardig. Wellicht goed om lezers van twaalf en ouder geboeid te houden, maar voor mij had het bondiger gekund, hetzij door Milan als verteller serieus te nemen en dus meer als een jongen te laten klinken, een soms wat onbeholpen, onervaren verteller, of door een andere, anonieme verteller aan het woord te laten, met betrokkenheid maar toch wat meer afstand en hier en daar wat humor.
Die auteur blijkt echter wel goed in het maken van een intrige, goed genoeg om aanvankelijke scepsis (wat een stom schepsel is die moeder van Milan, begrijpt ze nou niks?) te overwinnen. En ook blijkt verteller Milan gaandeweg te groeien, inzichten te verwerven, in korte tijd wat ouder en weerbaarder te worden. (Mooi, die scènes met die zwerver in het park.) Aan het eind zat ik toch weer geboeid en met stijgende waardering te lezen en het einde is echt heel mooi en laat geweldig veel ruimte voor lezers om verder te dromen. Toch een mooi verhaal.
Praag, Anna van. Waar ben je? Lemniscaat, 2015. ISBN 978 90 477 1625 9, 188 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten