'Nuka is de energie die uitgaat van bepaalde gedachten, gevoelens of wensen. Nukasji zijn meesters in het opvangen, maar ook in het gebruiken van die energie.'
Zo, daarmee hebben we meteen, op p. 51, de onzichtbare kracht te pakken in Mannus en de onzichtbare kracht. Tijd om te stoppen als je niet van dit soort hocus pocus houdt.
Als je daar niet van houdt, houd je waarschijnlijk ook niet van niet-bestaande landen, waar mensen en andere denkende en pratende wezens wonen die wat betreft vaardigheden niet veel verder dan de Middeleeuwen zijn gekomen. Men beoefent er nog eenvoudige ambachten en vervoert zich te voet, te paard of per paard-en-wagen. En als men elkaar bevecht gaat dat met zwaarden, lansen, bijlen, pijl-en-boog en dergelijke. Of dat scherpe mes, waarmee in Mannus en de onzichtbare kracht Thur de keel wordt doorgesneden. Gevochten wordt er in Mannus en de onzichtbare kracht, jawel. Er vloeit bloed, er vallen meer doden dan die Thur.
Als je daar allemaal niets aan vindt, laat dit boek dan liggen.
Als je daarentegen houdt van kaarten van fictieve landen en van verhalen waarin liefde en dood, vriendschap en verraad, moed en angst nog essentiële functies zijn, geen bezwaar hebt tegen elflingen met puntige oren, moderne zaken als telefoon, trein en internet niet mist en een beetje magie ook niet uit de weg gaat, dan heb je met Mannus en de onzichtbare kracht een eerste deel in handen van een reeks Elflingboek, die je aan het eind waarschijnlijk doet uitzien naar deel 2 - dat er nog niet is maar wel impliciet wordt aangekondigd.
De intrige steekt goed in elkaar en heeft een uitstekende spanningsboog.
De anonieme verteller valt niet op door stilistische eigenaardigheden of brille: de lezer wordt routineus, maar vlot en vaardig het verhaal in getrokken. Dat draait niet alleen om de intrige: de personages, en dan vooral Mannus, krijgen tot zekere hoogte (of diepte) eigen karakters mee.
Mannus is anders dan andere kinderen van edellieden. Zwaardvechten lukt niet echt, lezen ook niet, en hij lijdt daaronder, al is hij wel een volhouder en kan hij zich buitengewoon goed verplaatsen in anderen, ook als die even niet in de buurt zijn. Dat leidt moeder Eloën er toe om hem naar Ougus te sturen, de belangrijkste raadgever en ziener (nukasji) van elflingenkoning Aldabro.
Mannus keek verrast op. Hij had zijn moeder gezien, dus zei Ougus nou dat hij talent had?
‘Je moeder en je oma hebben gelijk. Je hebt aanleg voor het nukasjischap. Meer nog dan dat zelfs. Je hebt een uitzonderlijke gave.’
Mannus probeerde de woorden van de kluizenaar tot zich door te laten dringen, maar hij durfde ze niet te geloven. ‘Dus ik hoef nog niet terug naar oma?’
Ougus keek verbaasd. ‘Wat mij betreft niet. Maar als je liever teruggaat, mag dat. Ik zal je niet dwingen te blijven. Het is aan jou of je mijn lessen wilt blijven volgen.’
‘En ik heb het juist wél goed gedaan?’
‘Dat probeer ik je inderdaad duidelijk te maken, ja.’
Eindelijk drong de betekenis van Ougus’ woorden tot hem door. Een geluksgevoel vervulde hem. Hij was ergens goed in. Bijzonder goed zelfs. Hij straalde. ‘Ik wil graag meer leren.’
Een kort moment leek Ougus aangedaan door Mannus’ overweldigende vreugde. Hij had het even heel druk met het verwijderen van een vuiltje uit zijn baard. Daarna kuchte hij en zei streng: ‘Maar met talent alleen ben je er niet. Er is nog veel werk te verzetten. Alleen door hard werken kan talent tot bloei komen.’
Mannus keek verrast op. Hij had zijn moeder gezien, dus zei Ougus nou dat hij talent had?
‘Je moeder en je oma hebben gelijk. Je hebt aanleg voor het nukasjischap. Meer nog dan dat zelfs. Je hebt een uitzonderlijke gave.’
Mannus probeerde de woorden van de kluizenaar tot zich door te laten dringen, maar hij durfde ze niet te geloven. ‘Dus ik hoef nog niet terug naar oma?’
Ougus keek verbaasd. ‘Wat mij betreft niet. Maar als je liever teruggaat, mag dat. Ik zal je niet dwingen te blijven. Het is aan jou of je mijn lessen wilt blijven volgen.’
‘En ik heb het juist wél goed gedaan?’
‘Dat probeer ik je inderdaad duidelijk te maken, ja.’
Eindelijk drong de betekenis van Ougus’ woorden tot hem door. Een geluksgevoel vervulde hem. Hij was ergens goed in. Bijzonder goed zelfs. Hij straalde. ‘Ik wil graag meer leren.’
Een kort moment leek Ougus aangedaan door Mannus’ overweldigende vreugde. Hij had het even heel druk met het verwijderen van een vuiltje uit zijn baard. Daarna kuchte hij en zei streng: ‘Maar met talent alleen ben je er niet. Er is nog veel werk te verzetten. Alleen door hard werken kan talent tot bloei komen.’
Er breekt echter oorlog uit, hij moet met zijn leermeester op de vlucht, maar onderbreekt de vlucht om zijn gevangen gehouden moeder te bevrijden en raakt daarbij gewond, net als Ougus. Tijdens het herstel in het Elflingklooster (!) komt hij erachter dat hij de zoon is van de wrede heerser die dood en verderf zaait. Geschokt keert hij terug naar de verlaten woning van zijn leermeester. Einde. Als dát geen cliffhanger is...
Er komen relatief veel personages voor in het verhaal. Daarom is het handig dat er voorin een ‘stamboom van de koninklijke families van het eind Dugh’ staat. Dat schept overzicht. Het zijn er drie en hoofdpersoon Mannus maakt er deel van uit. Die andere belangrijke persoon, meester Ougus, staat er niet bij want niet lid van een koninklijke familie.
Op de schutbladen staat bovendien de boven afgebeelde kaart van het eiland Dugh waarop het verhaal plaats vindt. Boeiend is dat die kaart in de linkerboevenhoek nog een stuk Noorland toont, met de suggestie dat dit land zich verder uitstrekt dan de kaart toont. Voor volgende delen?
Dit deel leest, zoals dat heet, als een trein. Voor 10 en ouder.
Wittenberg, Esther. Elflingboek 1. Mannus en de onzichtbare kracht. Luitingh-Sijthoff, 2025. ISBN 978 90 210 4490 3, 272 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten