Met die diepe indruk bedoel ik niet de ervaring van het echte eerste lezen, na de eerste leeslessen. Ik bedoel de diepe indruk die een eerste verhaal kan maken dat je echt raakt.
Raslezer Kees Fens heeft fraai over dit 'beslissende boek' geschreven. Zo kritisch als hij kon zijn, over Fulco de Minstreel (1892, C. Johan Kieviet) kon hij zonder enige distantie nog gloedvol enthousiast zijn.
Ik citeer:
'Ik heb hier de eerste druk van Fulco de Minstreel. Die eerste is niet anders dan de tweede, maar ik prijs me er gelukkig om dat ik van dat mooiste boek de eerste druk heb. De eerste alinea daaruit luidt als volgt.
Het was een schone augustusavond van het jaar onzes Heeren 1297 dat drie ruiters in gestrekte draf langs de heirweg reden die naar het slot van de Heer van Heukelom voerde. Ongetwijfeld hadden zij een warme rit achter de rug, want een wit schuim liep de edele dieren langs de zijden en de klederen der ruiters waren met stof bedekt. Het was een hete dag geweest, zo heet als het in de hondsdagen maar zijn kan. Het zonnetje had de ganse dag als een gloeiende bol aan de wolkeloze hemel geschitterd en hare verzengende stralen naar het aardrijk geschoten. Nu daalde het langzaam ter kimme en stond op het punt om onder te gaan. Toch bleef het nog warm zelfs drukkend in de lucht, en er bestond grond voor de veronderstelling dat er wel eens een donderbui zou kunnen volgen.
Degenen onder u die graag lezen zullen het met mij eens zijn dat dit boek is te rekenen tot het allermooiste dat ooit in de Nederlandse taal is geschreven. Ik heb het al vele malen gelezen en ik vind het elke keer opnieuw zeer mooi.'
Zo bewaar ik goede herinneringen aan Alleen op de wereld van Hector Malot (1). Ik kreeg het van Sinterklaas toen ik twaalf was, en ik verslond het. Het staat nog altijd stukgelezen in mijn boekenkast.
Verbazingwekkend. Zoals Kees Fens geen moeite had met het uitvoerig beschrijvende proza van Kieviet (met stilistische rariteiten als een zonnetje dat als een gloeiende bol kan zijn), zo had ik als twaalfjarige geen enkele moeite met de nog uitvoeriger eerste pagina van Alleen op de wereld:
'Ik ben een vondeling. Maar tot mijn achtste jaar wist ik niet anders, of ik had een moeder, net als andere kinderen. Want als ik verdriet had, was er een vrouw, die me zacht in haar armen suste om me te troosten. Nooit ging ik zonder een nachtzoen van haar naar bed. En als de december-wind de sneeuwvlokken tegen de wit-bevroren ruiten joeg, nam ze mijn koude voeten in haar handen en bleef zo bij mijn bed zitten tot ze lekker warm waren. En vaak zong ze me in slaap met een liedje, waarvan ik me nu nog de melodie en een enkele regel herinner ...
Als ik langs de bermen of op de heide op onze koe paste en daar door een onweersbui overvallen werd, kwam ze me altijd tegemoet, zo hard ze lopen kon.
En of ik wilde of niet, ik moest me beschutten onder haar wollen rok, die ze me om hoofd en schouders sloeg.
Door al die moederlijke zorgen, door de warme klank van haar stem, haar liefdevolle blik en de zachtheid, waarmee ze mij beknorde, kon ik immers niet anders denken, of zij was mijn moeder, mijn eigen moeder?
Maar nu zal ik u vertellen, hoe ik te weten kwam, dat zij mijn pleegmoeder was.
Het dorp, waar ik rnijn jeugd doorbracht, heet Chavanon, aan een zijrivier van de Loire gelegen.
Tot mijn achtste jaar heb ik nooit een vader gekend; moeder en ik waren altijd alleen. Wel had moeder me verteld, dat vader steenhouwer was en in Parijs werkte. Daar verdienden zoveel werklieden uit onze onvruchtbare armelijke streek hun brood. Van tijd tot tijd, als een van zijn kameraden op weg naar huis door ons dorp kwam, liet hij iets van zich horen.
"Moeder Barberin. je man maakt het best. Hij heeft me gevraagd, of ik je dit
geld wou brengen. Wil je 't even natellen?"
Dat was alles, wat we van vader hoorden. Maar moeder was er tevreden mee.
Haar man was gezond en hij verdiende zijn brood. Later, als hij genoeg overgespaard had en te oud werd om te werken, zou hij immers voor goed thuis komen? En dan kregen ze nog een gelukkige en onbezorgde oude dag! Op een novemberdag, tegen het vallen van de avond, naderde een man ons huisje. Ik zat op de drempel brandhoutjes te breken. De man riep me over het hek toe, of moeder Barberin hier woonde. Ik riep van ja en vroeg hem, maar binnen te komen. Toen stootte hij het hek open en sjokte moe over het tuinpad naar ons huisje. Nu zag ik pas, hoe bemodderd de man er uitzag. Tot aan zijn hals zat hij vol slijkspatten. Aan alles kon je zien, dat hij een verre voetreis achter de rug
had.'
Het was een verrassing om te lezen dat Joke Linders, die ik uit de kinderboekenwereld toch al zo lang ken, deze ervaring met me deelt.
Ze schrijft er onder veel meer (waaronder van alles dat ik nog niet wist) dit over:
'Inmiddels weet ik dat Alleen op de wereld meer is dan een tranentrekker. Het zoeken of verlangen naar je familie is een emotie die iedereen kent. Zoals ook de vorm van het verhaal een vondst is, wat heet, klassiek! Alle grote verhalen, van Odysseus tot Iep! van Joke van Leeuwen of Het vlot van Wim Hofman ontlenen hun kracht aan de metafoor van het reizen.'
Of die stelling (dat alle sterke verhalen hun kracht ontlenen aan de metafoor van het reizen) echt houdbaar is, laat ik hier in het midden. Ik voel er wel voor, zeker nu ik aan het lezen ben in de nieuwste vertaling van Alice in Wonderland en Through the Looking-Glass.
Tekenend voor de auteur is dat ze de werken Iep! en Het vlot op één lijn zet met Odysseus. Toe maar! Joke Linders is altijd een krachtige verdediger van de jeugdliteratuur als literatuur geweest en zal dat blijven tot haar laatste snik. (Verrassend is daarom dat ze in deze bundel ook een hoofdstuk aan Hella Haasse wijdt. Dat weet ze goed uit te leggen, op p. 107.)
Of Iep! en Het vlot over honderd jaar (of tweeduizend jaar) net even geroemd en bekend zullen zijn als Odysseus...? Maar hoe dan ook val ik haar bij met de vaststelling dat de jeugdliteratuur pareltjes kent die met gemak tot de beste literatuur op zich kunnen worden gerekend.
Ze beschrijft die ervaring met Alleen op de wereld in het eerste hoofdstuk van Trage post voor Anna Johanna, een bundel brieven aan haar kleindochter Anna Johanna over 'boeken en auteurs die veel voor me betekend hebben en bij me zullen blijven'. De 'lotgevallen van Remi sneden dwars door mijn ziel toen de juffrouw van de vierde klas ze ons voorlas'. Ja, dat herken ik, al las ik ze zelf. (Míjn meester, oud-Indiëganger, las meeslepend voor uit J.B. Schuil, de boeken over de Katjangs.)
In de overige brieven aan Anna Johanna komen o.a. aan bod: Maurice Sendak, Joke van Leeuwen, Winnie-de-Poeh (ook al een gedeelde liefde, in mijn geval doordat mijn moeder voorlas), Onder moeders vleugels (Louise Alcott), Annie M.G. Schmidt (een hoofdstuk dat een fraai inkijkje biedt in haar getob met haar promotie en boek over het werk van deze auteur), Wim Hofman, Woutertje Pieterse, Kees de Jongen, Hella Haasse (!), Paul Biegel, Willem Wilmink en Max Velthuijs.
Het zijn mooie, ongeremd persoonlijke maar wel zorgvuldig gecomponeerde opstellen-in-briefvorm uit 2012 en 2013, voorafgegaan door een postscriptum (waarin ook de titel wordt verklaard). Want:
'Kan een boek beginnen met een naschrift?
Ja, dat kan.
Wat vooraf ging wordt altijd achteraf beschreven.'
Het zijn mooie opstellen omdat ze geen enkele academische pretentie hebben. 'Oma Joke' wil haar kleindochter schrijven over de boeken en auteurs die ze bewondert, niet minder en niet meer dan dat, en juist door de afwezigheid van die pretentie zijn het zeer lezenswaardige opstellen geworden.
Want 'oma Joke' is een ervaren, enthousiaste maar ook kritische lezer met een vlotte pen, die haar best heeft gedaan om precies die elementen bij elkaar te zoeken die haar kleindochter, maar ook andere lezers zoals ik, kunnen overtuigen waarom ze houdt van die boeken en auteurs.
Origineel en verrassend vond ik bijvoorbeeld haar blik op Wim Hofman als reiziger en schrijver, waarbij ze uit haar correspondentie met Hofman een citaat opdiept: 'schrijven is als reizen, je weet waar je heen wilt maar je komt allerlei dingen tegen die je niet had verwacht'. Dat spoort met haar eerdere observatie, zie boven. Vanzelfsprekend werkt ze dat naar behoren uit.
Ondanks de start met een postscriptum zit er toch nog een andere postscriptum in het boek, onder het kopje 'En nu die van de lezer'. Daaruit:
'Volledig is de verzameling zeker niet. Levende bezems, De geheime tuin, Meneer Bruis bouwt zijn huis, Annetje Lie in het holst van de nacht, Gebr. en Broers hadden er ook wel in gewild. Ze zullen nog even geduld moeten hebben.'
Het in eigen beheer verzorgd uitgegeven boek werd in 2014 vijf keer herdrukt. Het is niet onopgemerkt gebleven.
Linders, Joke. Trage post voor Anna Johanna, over boeken die bij me blijven. Schaep 14, 2014. ISBN 978 90 821771 0 7.
1. Malot, Hector. Alleen op de wereld. Geautoriseerde vertaling van J.M. Bloemink-Lugten en F.H.N. Bloemink; volledige uitgave; 31e druk. Uitgeverij V.A. Kramers, 's-Gravenhage, z.j.
Oorspronkelijke titel: Sans famille. 'De in deze uitgave opgenomen foto's zijn uit de film Sans famille en werden afgestaan door N.V. Filmverhuurkantoor Nederland te Amsterdam.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten