Zoeken in deze blog

donderdag 27 februari 2025

Hoefgetrappel, sabelgekletter en onversneden vaderlandsliefde

Een verhaal als Jacht op Don Antonio (Uitgeverij Born, 1948) zou er waarschijnlijk heden ten dage bij geen enkele uitgeverij door komen. De auteur, P. Joh. Zonruiter (1904-1985), is zo goed als vergeten. In DBNL wordt slechts één titel vermeld: Twee jongens op avontuur. Verhaal van list en durf in bezettingstijd en dat nog in een (afkeurende) bespreking door ene C. Vermeer in 1946 in Ontmoeting. Zwarte lading van Ab Visser was veel beter, vond C. Vermeer, veel verantwoorder jegens een 'jeugd in nood'... Laten we Zonruiter eer aan doen, hij werd met één titel vermeld in het bekende Wormcruyt met suycker van D.L. Daalder (1950): Jacht op Don Antonio.
 
Als hij geen straatgenoot zou zijn geweest van mijn grootouders (en tot ze groot werd mijn moeder), had hij dit blog vast niet gehaald. Ze woonden in Gouda en daar was hij goed thuis, getuige ook het boekje Ken uw buren van a tot z, uitgave bij 700 jaar stadsrechten Gouda, dat nog tweedehands te koop is. (Zonder datum, maar aangezien Gouda in 1272 stadsrechten kreeg...) 
Er zijn nog meer titels van hem te koop bij tweedehands-winkeltjes, zie vooral Boekwinkeltjes.nl. De man was een veelschrijver, ook niet te beroerd om een 'avondvullend blijspel' te schrijven (De doffer op de dakgoot) of iets als Tussen rem en gaspedaal, en een hele reeks over speurder Peter Fleming, waarvan 1 exemplaar, Peter Fleming en de groene smaragd, zich nog in een familiale boekenkast moet bevinden.
In mijn jeugd stond het naast Jacht op Don Antonio in mijn Tomado-boekenrekje, naast minstens vijf deeltjes Biggles, tien deeltjes Bulletje en Bonestaak, de verantwoorde (bekroonde) boeken die mijn moeder me elk jaar gaf en niet te vergeten Alleen op de wereld.
Zijn verhalen tonen kenmerkende stijltrekjes, waarover hieronder meer.
 
Edoch. (Om alvast in de stemming van oud taalgebruik te komen.) Ter zake. Maar geen haast, zoals de dief tegen de beul zei.
 
Uit zo'n familiale boekenkast, die van mijn broer, kwam onlangs Jacht op Don Antonio weer naar mij terug. (Ik verwacht nog zo'n boek van hem, Ware en onware verhalen van Eduard het Schaap, maar daarover gaat het nu even niet.)
 
Het verhaal begint op een manier die Kieviet (C. Joh.) niet zou hebben misstaan, zie Fulco de Minstreel:
 
EERSTE HOOFDSTUK
 
De Gouwenaars zien een optocht en een uittocht en het laatste wat ze ervan zien, is een blond jongenshoofd, waarin allerlei gedachten rondspoken.
 
Op een najaarsdag van het jaar 1571 was het stadje Gouda in de namiddag in rep en roer. Vele Gouwenaars dromden samen bij de Rotterdamse Poort, op de Oost- en West-Haven en op de Markt en uit de opgewonden gesprekken die ze voerden kon men opmaken dat er iets bijzonders op tij was. 
In de voormiddag was als een lopend vuurtje het gerucht door de stad gegaan dat Spaanse troepen uit Rotterdam in aantocht waren. Een reiziger uit die stad gearriveerd had in kleuren en geuren verteld wat hij had gezien: Spaanse ruiters, die zich opmaakten om in de richting Gouda te vertrekken.
Nieuwsgierig en daarbij ook een beetje angstig, wat huiverig, met een onbehagelijk gevoel, wachtten de burgers de dingen die komen gingen af.
Zeker .... Gouda had van de Spanjaarden niets te duchten, de stad was op de hand van de koning; van de Prins van Oranje en zijn Geuzen moest men niets hebben, men was tegen elke opstand  .... zonder vrees kon men de soldaten zien binnentrekken .... Of .... doortrekken ....?
Als men het voor het zeggen had .... dan liever doortrekken ...
Een boer is een boer en als je hem omkeert, is het nog een boer, was een spreekwoord in die dagen ...
Maar .... een soldaat is een soldaat en als je hem omkeert, is het nog een soldaat ...
Dat kon men met evenveel recht beweren ...
'Daar komen ze ....!'
Dof hoefgetrappel weerklonk op de dijk, het klonk sterker onder het gewelf van het poortgebouw.
Daar trekken ze de stad binnen.
 
Daar laat ik het even bij. 
Die puntjes, ruimte voor associaties als het ware, komen op ongeveer iedere bladzijde terug. En let op, in de laatst geciteerde regel verandert de verteltijd van onvoltooid verleden tijd in onvoltooid tegenwoordige tijd en dat blijft zo, best opmerkelijk voor een verteller die het even daarvoor nog over in die dagen had. Let verder op een woord als men, en uitdrukkingen als samen drommen, lopend vuurtje, op de hand zijn van en rep en roer.
Wie de verteller is blijft het hele verhaal op de vlakte, niet opzienbarend, en hij (of zij, officieel) verplaatst zich vaak in de gedachten van personages - ook niet opzienbarend. Dat doet hij met veel verve: de stemming ten opzichte van de Spaanse soldaten is treffend weergegeven.
 
Het verhaal gaat over een jongen, Maarten, zoon van een al drie jaar vermiste zeeman en een twee jaar geleden overleden moeder, die door zijn oom als lansknechtje verhuurd is aan een Spaanse vaandrig. Maar (Zonruiter zou schrijven: doch) hij heeft geen zin om echt soldaat in het Spaanse leger te worden en tijdens een nachtelijke aanval door Geuzen grijpt hij zijn kans en een ruiterloos paard en loopt over.
Eerst belandt hij in een cel van een fort. Hij maakt er kennis met de cipier. Nog een citaat, wel ja, waarom niet:

De gedaante waggelt tot in het midden van de cel, zonder iets te zeggen en Maarten is ook te verbaasd om een woord te uiten. Dan hoort de gevangene een gesnuif als van een verkouden zeehond, een geblaas als van een kwaadaardige kater en een bons, een gesteun en de vreemdeling zit.
Hij kijkt Maarten aan.
'De cipier', denkt deze.
'Zo broer', klinkt de stem van de dikkerd, 'en hier zijn we dan, zoals de dief tegen de beul zei. En dit is je eten.'
Hij legt een homp brood met een stuk vlees op de tafel.
'En hier is je drinken.'
En daar staat een kruik op de tafel.
Hij zit wijdbeens op het krukje. Maarten echter loopt naar op de tafel toe.
Hongerig begint hij aan zijn maaltijd.
'Ik ben Steven, de cipier', klinkt het vanaf de driepoot. 'En hoe heet jij?'
'Maarten',  komt het uit volle mond.
'Zo, broer .... Maarten .... zo ..... zo. Nou, je zit lelijk in de klem, broer, zoals de jager tegen de vos zei. Wat ze hier eenmaal in d'r handen hebben, laten ze niet gemakkelijk weer los.'
 
Dat blijkt echter mee te vallen. 
De verkouden zeehond (kennelijk weet de verteller hoe dat klinkt), de rare vergelijkingen (zoals de jager tegen de vos zei), het tekent de stijl, waarbij dient aangemerkt dat die zoals-vergelijkingen beperkt blijven tot cipier Steven - die in het hele verhaal van tijd tot tijd opduikt. En hoewel de verteller regelmatig in de gedachten van Maarten duikt, met of zonder aanhalingstekens (een bijzondere eigenaardigheid die hij deelt met niet de minste, namelijk Lewis Carroll), blijkt uit zulke woorden als de gevangene weer enige afstandelijkheid, alsof de verteller een toneeltje aanschouwt.
 
Maarten wordt ondervraagd en dat loopt goed af. Hij treedt in dienst als koerier. Na enkele proefklussen krijgt hij een grote opdracht: het opsporen van een superspion die vele namen heeft maar eigenlijk Don Antonio heet. Heel eervol en eerst denkt Maarten dat hij er alleen voor staat. En hoe spoor je iemand op die overal kan zijn en meesterlijke vermommingen heeft.
Op een bepaald moment overnacht hij in een herberg waar hij in de gelagkamer een zich Van Waandere noemende koopman een gloedvol betoog ziet afsteken en we volgen even de gedachtegang van Maarten:
 
De jonge man heeft men belangstelling geluisterd. Dat is pas praten. Een mens zou er van onder de indruk komen, zonder dat dat hij dat zelf wil ... Maar toch vergeet de geachte spreker één ding, één voornáám ding. Het betreft hier mensen die voor hun vrijheid vechten. En dan is men tot grote dingen in staat. Hun aantal is klein, nóg klein, dat is zeker. De kooplieden en rijke burgers houden de koorden van de beurs nog dicht. Maar machtiger dan geld en legers is de vastberaden wil om te zegevieren: de koppigheid der Nederlanders, zoals de Spanjaarden dat noemen.
En voor de rest zou ik wel eens willen weten: wie is die meneer? Is dat soms een zekere Don Antonio? Als dat eens waar was ... Dan viel ondergetekende precies met zijn neus in de boter ... Een mens moet maar geluk hebben ... Als ik er maar zeker van was ... Ik zal hem in elk geval heel goed in de gaten houden.
De oude soldaat heeft de minste belangstelling getoond. Hij is gaan zitten en met zijn hoofd op de tafel in slaap gevallen.
 
Woorden als herberg en gelagkamer horen bij een verhaal dat zich eeuwen geleden afspeelt, Thea Beckman maakte er ook gebruik van.
Voor het overige kruipen we in Maartens hoofd, en blijft het opmerkelijk dat die jonge man even later ik heet, en zelfs ondergetekende.
Helaas voor Maarten had hij geen geluk en het werd nog wat gedoe in die herberg, maar die Van Waandere was wel een spion - net als die oude soldaat, maar dat blijkt pas veel later in het verhaal. Waar het hier om gaat is dat onversneden partij kiezen, nationalisme zou je het bijna noemen, dat de verteller hier in zijn personage legt, en dat later nog enkele keren terugkeert en al helemaal als hij bijna op het eind kennis mag maken met de Prins van Oranje, in Enkhuizen. Past helemaal in het verhaal en bij de hoofdpersoon, die dan ook nog eens zicht krijgt op een mogelijke ontdekking van zijn vader, maar zo treffen we het in de hedendaagse jeugdliteratuur zelden meer aan. 
Nuance: de Spaanse soldaten worden in het geheel niet naargeestig weergegeven, zodat de jonge lezer anno 1948 wel ruimte wordt geboden voor relativering. Sterker, een weddenschap omtrent een stout stukje dwingt cipier Steven nog eens zijn hoed af te nemen voor een gevangen genomen Spaanse soldaat, die de sergeant blijkt in het regiment waar Maarten ooit diende.
En hoewel die Don Antonio uiteindelijk in een zwaardgevecht wordt overwonnen is er verder geen directe doodslag in dit verhaal. Dat maakt het verhaal heel menselijk en met of ondanks al die eigenaardige stijltrekjes toch redelijk te pruimen. Van dat nationalisme nog één proeve, in het slot, waarin hij op pad gestuurd met een nieuwe opdracht maar ook met de mogelijkheid zijn vader te ontmoeten.
 
Hij neemt afscheid van alle bekenden.
'Denk om je boodschap in Woerden', zegt de voorzichtige sinjeur Vrancken.
'Goede reis', zegt Luwe kalm.
'Van 't zelfde,' zegt Maarten.
Zo doet men dat, geen praatjes en geen sentimentaliteit.
'Goede reis', wenst Steven, 'en tot ziens, zoals het paard tegen de ruiter zei toen hij hem in 't zand wierp.'
En zo trok Maarten Holland weer in.
Hij keek naar het landschap om zich heen, hij zag de kikkerbloemen hun witte hoofdjes boven het groene kroos uitsteken, en aan de overkant graasden de koeien in de wei; de knotwilgen staken hun jonge scheuten met de tere blaadjes triomfantelijk de lucht in, een pereboom stond uitbundig te bloeien als een bouquet, de lucht geurde naar meidoorn en sering, in de verte draaide een molen, een spits kerktorentje gluurde over een troepje bomen en een boerenkar reed voorbij, het paard dampte, de boer stak zijn hand op ten groet, langs een slootrand stapte een ooievaar ....
En dat alles bij elkaar, dat was nou Holland, zijn Holland ...
 
EINDE
 
Dat laatste, dat tevreden EINDE, tref je ook zelden meer aan in hedendaagse boeken. Het is wat komisch, want aan het begin staat geen BEGIN. Verder is het een nogal onschuldige vaderlandsliefde, zo'n landschapsbeschrijving. In het algemeen berust het patriottisme in dit verhaal niet op uitsluiting en zure afwijzing zoals in de politiek tegenwoordig in zwang is, al zouden we tegenwoordig wellicht net wat sceptischer zijn over types als Willem van Oranje en de te verwachten vrijheid. Aan religieuze aspecten wordt in dit verhaal nauwelijks aandacht besteed.
En ja, toen dit geschreven werd zag het weidelandschap er nog niet zo eentonig uit als nu. Het was nog niet getransformeerd tot egaal-groene agrarische industrievloeren zonder hagen of bomen en de koeien bleven nog niet het hele jaar op stal. Auteur Zonruiter was duidelijk gesteld op zijn woonplaats en omgeving.
 
Al met al: het verhaal zou wellicht tegenwoordig geen kans meer maken, het was toch een prettige hernieuwde kennismaking.


Zonruiter, P. Joh. Jacht op Don Antonio. Geïllustreerd door Hein Kray. Uitgeverij Born, 1948. Geen ISBN, 218 p. 


Een benauwd momentje...
 

maandag 24 februari 2025

Apocalyps

Onlangs een recensie gelezen van filmrecenseur André Waardenburg in NRC 19-2-2025, over een stel animatiefilms voor kinderen.
De krant kopte:

De animatiefilms voor de jeugd in deze voorjaarsvakantie zijn stilistisch divers, maar apocalyptisch: de wereld gaat ten onder. Op de beste na, 'Red de Jungle'. Die is wat bescheidener.
 
Niet helemaal correct die kop, blijkt uit het stuk zelf, want in alle films wordt de wereld juist gered van de ondergang en in die ene wordt alleen houtkap tegengegaan. De wereld gaat dus net niet ten onder. Geen Melancholia-achtig scenario voor kinderen...
De recensent bespreekt vooral de vormgeving en prijst in Een nacht in de dierentuin bijvoorbeeld de '"jump scares" die kinderen (en volwassenen) uit hun bioscoopstoel laten stuiteren', en dat Red de jungle 'met name grandioos is in zijn gedetailleerde schildering van de jungle'. Aan de intriges besteedt deze recensent weinig of geen aandacht en over Een nacht in de dierentuin wordt gemeld dat de 'aardige animatie deze wat obligate boodschap gelukkig doet vergeten'. Daarmee kun je het dan doen als scenarist en regisseur.
 
Er staan twee foto's bij het stuk. Die maken dat het relatief positieve oordeel mij verbaast.



Die hierboven is uit Een nacht in de dierentuin. Die hieronder uit Red de jungle. Ik zie...

 
... bolle oogjes in of op grote hoofden (koppen). Het zijn poppenfilms, zou ik zeggen, maar die term gebruikt André Waardenburg niet. Kennelijk vindt hij het heel gewoon dat figuren in animatiefilms er zo uitzien. Kwestie van gewenning. Dat heeft het Disney-concern bereikt.
 
Nee, dan Grand Theft Hamlet, helemaal bedacht in het Grand Theft Auto-systeem. Daarin, zou ik denken, is de wereld al bijna ten ondergegaan en wordt er geheel naar Trumpiaanse opvattingen geleefd: ieder voor zich en niemand voor ons allen. Maar de animatie is relatief levensechter, zonder Disney-oogjes. Deze film is niet voor kinderen bedoeld maar zal ongetwijfeld door veel tieners worden bekeken. Die kijken vast niet op van een dooie meer of minder of een 'in elkaar getremde' portier.

vrijdag 21 februari 2025

In memoriam Toin Duijx

Het is zoals Jeannette Kok schreef in de speciale nieuwsbrief van de net opgeheven Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur, waarvan de website nog blijft voortbestaan: 'Toin was er altijd als er iets gedaan moest worden, niet op de voorgrond, maar wel aanwezig voor iedereen.' Op 16 februari jl. overleed Toin Duijx, 68 jaar oud, in kinderboekkringen een bekende persoonlijkheid.
 
Toin Duijx in 2016 bij het symposium Bijzondere Boekvormen in de Koninklijke Bibliotheek. 

Niet alleen in genoemde stichting vervulde hij een belangrijke rol, in IBBY Nederland was hij minstens zo sturend. Toin Duijx was er bij toen het Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur in 1985 werd opgericht en schreef in het bijbehorende Documentatieblad Kinder- en jeugdliteratuur (1986-1993). Verder ook in En nu over jeugdliteratuur, Leesgoed, Literatuur zonder leeftijd en in het Lexicon van de Jeugdliteratuur. Hij schreef rapporten en verslagen, beoordeelde scripties, schreef juryrapporten en recensies van vakliteratuur.
Verder werkte hij geregeld in München bij de Internationale Jugendbibliothek en hielp hij bij het opzetten van een centrum voor jeugdliteratuur in Riga (Letland). In 2001 werd hij onderscheiden met de Hieronymus van Alphenprijs.

woensdag 19 februari 2025

Mega

Las ik nou ergens dat Jorine Lamsma megablij was? Het zou haar gegund zijn.
Want natuurlijk is Oratie Cupido een aardig verhaal, over twee vriendinnen die een list verzinnen om het liefdesleven van hun ouders in goede banen te leiden. Het loopt goed af en het blijft vrolijk in het midden of hun listige besognes dat teweeg hebben gebracht. Een verhaal waarvan vast wel wat twaalfjarige meisjes van zullen genieten, vooral als ze net als de twee vriendinnen-vertellers in de 8e groep zitten en zich al bezighouden met de middelbare school. (Ze willen natuurlijk naar dezelfde.) En nog meer als ze met scheidende ouders te maken hebben.
 
Het was voorspelbaar dat uw blogschrijver, die deze periode redelijk ver achter zich heeft liggen (heette toen nog 6e klas), al vrij snel begon te bladeren. Het taaltje van Deesje en Charlie, de twee vertellers die om en om aan het woord zijn, werkt misschien aanstekelijk voor achtstegroepers, maar ja... 
Alles is mega-interessant voor die meiden, ik dacht eerst te gaan bijhouden hoe megaveel het voorvoegsel mega voorkwam, of zoiets als geweldig, maar het was me de moeite niet waard. Ze kletsen maar voort, die meiden, licht opgewonden. Met een wat afstandelijker verteller was het verhaal minstens de helft korter geworden, vermoed ik.
 
Intussen is het wel vermakelijk dat ze hun verhaal presenteren als een boek-in-wording, waarvoor ze een ander boek-in-wording even laten liggen. Dát boek zou Roel en het raadsel van de Radboudstraat gaan heten... echt zo'n lekkere doorsnee-kinderboektitel.
Nota bene vertelt Deesje in dit toch wel erg dagboek-achtige verhaal dat ze er een dagboek op nahoudt, in een schrift, en daaruit citeert ze zo nu en dan, zie bijvoorbeeld p. 43.
 

 
Ook opmerkelijk: ze krijgt op haar verjaardag een boek cadeau dat zo'n vijf jaar geleden is verschenen: Uit elkaar, van Bette Westera en Sylvia Weve, Sluikreclasme? (Zie p. 44.)
En omdat ze een boek aan het schrijven zijn, krijgen we een enkele keer ook nog eens wat schrijftips, bijvoorbeeld op p. 47, van Charlie: 

Wanneer mijn broertje Joris van zes een verhaal vertelt, zegt hij: 'En toen dit en toen dat en toen zus en toen zo...' (Niet letterlijk natuurlijk.) (Bij 'dit' en 'dat' en 'zus' en 'zo' vult hij dan van alles in.) Wat hij heeft meegemaakt vertelt hij in de volgorde waarin het is gebeurd en hij laat niets weg. Wij luisteren allemaal geduldig en met een glimlach. Hij is namelijk onweerstaanbaar schattig. Op mijn zesde luisterde ook nog iedereen geduldig naar mij wanneer ik aan het woord was ('en-toen-en-toen-en-toen') (op mijn zesde was ik ook onweerstaanbaar schattig), maar als ik nu zeg: 'En toen ging ik naar school, en toen zag ik Deesje, en toen ging juf Sarah beginnen met de les, en toen gingen we rekenen...' dan gaan mama, Bibi en Gijs iets anders doen.
Kill your darlings is dus belangrijk als je een verhaal vertelt: je hoeft niet ALLES te vertellen. Dat is moeilijk, want ALLES lijkt belangrijk. Maar dat is niet zo. Zelf kun je dat moeilijk beoordelen. Achteraf lukt het vaak beter om te zien wat niet echt nodig is. Dan zie je bijvoorbeeld dat je hele stukken kunt overslaan of samenvatten. Als je een sprong in de tijd maakt, dan heet dat 'flashforward', of gewoon: een sprong in de tijd.
Deesje en ik waren helemaal losgegaan met schrijven, tot we het voor elkaar gingen voorlezen en dachten: eigenlijk best saai. Typisch een gevalletje 'kill your darlings'. Ik hoorde het mijn moeder al zeggen. Dus hebben we een heleboel weer weggehaald. Schrijven is schrappen, volgens mama. En nu ga ik samenvatten wat er is gebeurd tot de eerste week na de kerstvakantie, want het wordt weer pas echt interessant in januari.
 
Oef. Schrijven is schrappen? Hm.
Wel erg vlotgebekt trouwens, deze twaalfjarige... en die andere ook al. Maar ja, schrijvers in de dop hè...
 
Afijn, dankzij mijn geblader kan ik melden dat er een happy end is. Fijn hè!
 
 
Lamsma, Jorine. Geweldig plan: Opera Cupido (door Deesje en Charlie). Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1712 6, 124 p. 
 
 

maandag 17 februari 2025

dBos+

Die toverformule staat voor de Bibliotheek op school Plus en blijkt succes te hebben. 
'Ruim veertig bibliotheken hebben aangegeven scholen te willen werven voor deelname aan het project de Bibliotheek op school Plus. Een aantal bibliotheken heeft dit nog in overweging. Uit het onderzoek naar dit pilotjaar komen positieve geluiden van scholen en bibliotheken.'
'Voor de scholen en bibliotheken die dit schooljaar zijn gestart is de eerste module van het traject achter de rug. In deze module draaide alles rond voorlezen, en uit de vragenlijsten die zijn ingevuld komt een beeld naar voren van leerkrachten die de kracht van voorlezen (her)ontdekken en zich realiseren dat de boekenkeuze hierbij van groot belang is. Leesmediaconsulenten zijn gestart als lid van het leesteam van de school, draaien mee in de nascholing, en spelen een rol rond de groepsbezoeken, de nagesprekken, en het voorbereiden van thema’s. Omdat jeugdboeken centraal staan, is het advies hierover door de leesmediaconsulenten heel relevant voor de leerkrachten.' 
 


Zou het dan toch nog goed komen met het leesonderwijs in Nederland?
Steun in de rug: in april verschijnt De wereld in kinderboeken, leesbevordering in de klas. Bedoeld voor aanstaande leerkrachten, maar ook nuttig voor hen die al voor de klas staan.

donderdag 13 februari 2025

Citaatje van de week (of maand)

In een tijdperk van eenzaamheid en mentalegezondheidsproblemen speelt bier ook een positieve sociale rol.
 
Bron: interview met 'topman' Dolf van den Brink van Heineken in NRC 13-2-2025. 

(Ja, één woord: mentalegezondheidsproblemen.)

vrijdag 7 februari 2025

Juno

Met opzet hield ik op met lezen na het eerste hoofdstuk van Waar ben je? van Anna van Praag. Niet omdat het niet beviel, maar om na te gaan hoeveel informatie tot me kwam in dit eerste hoofdstuk, wat heet, al op de eerste bladzijde.
Neem de eerste alinea:
 
Juno verdween op een doodgewone dag in januari, het was niet eens blue monday. Niemand zag het aankomen - ik al helemaal niet. Terwijl ik mijn grote zus het allerbeste kende van iedereen.
 
Blue monday, mijn grote zus. Een verteller die het begrip blue monday kent, is tiener of ouder, of nadert die periode. Juno verdween: daarmee gaat meteen een rood lampje branden. Tweede alinea.

Er is zo'n liedje, God only knows, over dat je geen idee hebt wie je zou zijn zonder de ander. Juno is die ander voor mij. Toen onze bijna-stiefvader stierf en mijn moeder jarenlang als een zombie op de bank zat, zorgde Juno ervoor dat er toch van alles gebeurde. Toen zijn de speurtochten begonnen. Eerst alleen door het huis. Juno verstopte overal easter eggs. Geen paaseitjes - al deed ze dat ook weleens, als mama het vergat - maar van die verborgen grapjes die je ook in games soms hebt. Zoals do a barrel roll typen bij Google. Dat is een easter egg.

Handig, die laatste verklaring, want je weet nooit helemaal wat je veronderstelde publiek begrijpt. 'God only knows': de lezer wordt verondersteld een beetje Engels te kennen, maar ja, easter egg, easter, pasen...
Een tiener dus, dat dachten we al, gezien de vormgeving van het boek. Een tiener met een overleden 'bijna-stiefvader' (nog niet te begrijpen, komt vast verderop) en een moeder die even later mama heet en zwaar getroffen is. Volwassenen even uitgerangeerd, een vaak voorkomend trekje in moderne jeugdliteratuur. Een tiener met een oudere zus die veel opving, maar ook wel eigenaardige trekjes had. Of heeft.
Maar eerst nog een citaatje uit het begin, de derde alinea:

Het begon klein. Mijn beren hadden ineens mutsjes van papier op. Dropjes in mijn bed, die de volgende ochtend aan mijn pyjama plakten. Mijn naam in zeepletters op alle spiegels, toen ik leerde lezen. M.I.L.A.N. Ik ging er eindeloos met mijn vinger overheen. En de juffrouw op school maar verbaasd zijn dat ik eerder Milan kon schrijven dan maan, roos, vis. Of dan mam.

Zo, een naam, knap gedaan. En we weten dat de verteller weliswaar een tiener is, maar dat het verhaal begint als hij zo ongeveer net kleuter-af is, letters leert lezen maar nog wel met beren in bed.
Dit is allemaal deel van een eerste hoofdstuk dat 'De ultieme escaperoom' heet (je moet dus weten wat dat is) en vijf bladzijden telt, een soort inleiding. We komen o.a. te weten dat die zoekspelletjes ophielden 'op de middelbare school' maar dat broer en zus toen samen misdaadseries keken.
Laatste alinea van dit hoofdstuk:

Dus toen Juno verdween, begreep ik meteen dat dit de ultieme escaperoom en speurtocht bij elkaar was. Met een beetje crime erbij misschien. Anders was het gewoon een rotstreek van haar, en dat sloeg nergens op. Ik kon nog helemaal niet zonder haar.

Nee, maar zij misschien wel zonder hem. 
Verder lezen, dus... (Dat crime laten we maar even hangen.)

Na vijf dagen bereikte ik (tussen andere bedrijven door) de laatste woorden.
En?
Gedurende de eerste hoofdstukken na die inleiding dienden zich neigingen tot doorbladeren aan. De verteller weidde me teveel uit, het was soms net alsof hij ter plekke verslag deed van zijn belevenissen met vriendin Jaleesa, tussen de herinneringen door. De spanning wordt erin gehouden door het ontrafelen van mogelijke beweegredenen van Juno, van ontdekkingen, maar ja, hier is wel een jongen aan het woord die zich uitdrukt in het correcte, vlotte proza van een veel ouder persoon, laten we zeggen een auteur van bijna middelbare leeftijd. Dat is niet steeds geloofwaardig. Wellicht goed om lezers van twaalf en ouder geboeid te houden, maar voor mij had het bondiger gekund, hetzij door Milan als verteller serieus te nemen en dus meer als een jongen te laten klinken, een soms wat onbeholpen, onervaren verteller, of door een andere, anonieme verteller aan het woord te laten, met betrokkenheid maar toch wat meer afstand en hier en daar wat humor. 

Die auteur blijkt echter wel goed in het maken van een intrige, goed genoeg om aanvankelijke scepsis (wat een stom schepsel is die moeder van Milan, begrijpt ze nou niks?) te overwinnen. En ook blijkt verteller Milan gaandeweg te groeien, inzichten te verwerven, in korte tijd wat ouder en weerbaarder te worden. (Mooi, die scènes met die zwerver in het park.) Aan het eind zat ik toch weer geboeid en met stijgende waardering te lezen en het einde is echt heel mooi en laat geweldig veel ruimte voor lezers om verder te dromen. Toch een mooi verhaal.
 
 
Praag, Anna van. Waar ben je? Lemniscaat, 2015. ISBN 978 90 477 1625 9, 188 p. 

dinsdag 4 februari 2025

Geef een boek cadeau!

Op vrijdag 7 februari 2025 start de leesbevorderingscampagne 'Geef een boek cadeau!'. Het boek Superjuffie! van Janneke Schotveld (Van Holkema & Warendorf, 2011) is dan voor € 2,99 in de boekhandel te koop. Het boek 'is geschikt om voor te lezen of zelf te lezen in groep 4, 5 en 6'. 
 
De campagne 'Geef een boek cadeau!' is bedoeld om kinderen en jongeren (in dit geval dus vooral kinderen) 'in Nederland en Vlaanderen te laten opgroeien tussen de mooiste boeken uit de jeugdliteratuur'. 'Boekhandels en diverse landelijke organisaties bundelen hun krachten om elk jaar een boek op een toegankelijke manier beschikbaar te maken.' 
De keuze mag veilig genoemd worden. De Superjuffie-reeks telt momenteel, als ik goed tel, negen delen en wordt goed verkocht. Zie hier de dragers van dit 'niet-gesubsidieerde' initiatief.

zaterdag 1 februari 2025

Van Adéliepinguin tot Zuidpoolkip


 
Voor wie Noord waardeerde, is er goed nieuws: Zuid. Prachtige prenten door Marieke ten Berge van Antarctische dieren, in dezelfde stijl, deze keer echter met tekst van Eva Moraal. Ook nu is vrijwel Iedere plaat paginagroot en ertegenover staat een pagina met tekst: hier stelt het beest zich als het ware voor, met woorden die hem of haar in de bek zijn gelegd. In een kadertje wat feiten. 
In tegenstelling tot Noord is Zuid voorzien van twee pagina's bronnen. En geen gratuite oproep tot natuurbescherming, maar wat tekst over de langzame opwarming van de aarde en de gevolgen voor het ijs op Antarctica, en de afspraken die er bestaan over het beheer van dit continent. Bovendien spuien de pratende beesten hun kritisch commentaar over mensen.
 

 
Die tekst is nog best pittig, maar lezers van 9 en ouder kunnen er wel mee overweg, denk ik, al hoop ik dat ze dan al weten wat paren is, waartoe een penis dient en wat spotten ook nog betekent. Met Noord deelt Zuid de eigenaardige opmaak waarin sommige woorden extra benadrukt worden door ander type en kleur, zonder dat dit een functie lijkt te hebben, zie bijvoorbeeld eerste kolom p. 33, de alinea met boksen en doodvriezen, die een onverdiende klemtoon lijken te krijgen

De volgorde waarin de dieren optreden is alfabetisch. Dat maakt de inhoudsopgave achterin bijna overbodig. Wat betreft dieren is het een wonderlijke volgorde. Alle pinguïnsoorten staan verspreid door het boek, net als alle zwemmende zoogdieren. (Klein foutje op p. 29, waar de Blauwe vinvis beweert dat hij groter is dan het grootste zoogdier: dat is-ie zelf.) 
Na de Adéliepinguïn volgen er liefst acht soorten met namen die met Antarctische beginnen, van aalscholver via stormvogel (hierboven afgebeeld) tot zilvervis. En op het eind zijn er zes soorten met een naam die met Zuid begint, van Zuid-Georgisch alkstormvogeltje tot Zuidpoolkip. Dat die kip die geen kip is de rij sluit vind ik dan wel weer grappig, maar dat is toeval. 
De ongewervelden komen er afgezien van de Kolossale inktvis relatief bekaaid af: ze figureren vooral als voedsel en alleen de Antarctische krill (hoofdschotel), de Antarctische vederster en de Belgica antarctica (een soort dansmug) krijgen naast die inktvis nog een hoofdstukje. Jammer dat de Orca geen hoofdstukje kreeg. Misschien omdat hij al in Noord voorkomt?
 

 
Gezien de uitgesproken voorkeur van Marieke ten Berge voor koude, witte landschappen denk ik dat er na Noord en Zuid geen soortgelijk boek meer komt... Jammer, want haar platen mogen er zijn. Nu was het daartussen verschenen Polder (zelfde opzet, ook met tekst van Eva Moraal) niet zo koud en wit, dus wie weet... Wie meer wil weten over het werk en vooral werkwijze van Marieke ten Berge: zie deze minidocu.


Berge, Marieke ten, met teksten van Eva Moraal. Zuid. Lemniscaat, 2025. ISBN 978 90 477 1627 3, 90 p.