Verteller in Survival van Lydia Rood is de dertienjarige hoofdpersoon Liesbeth. Ze doet dat in de onvoltooid tegenwoordige tijd, dus alsof ze de lezer een soort live verslag levert van haar wedervaren.
Dat is een stijl die vaker wordt toegepast in tienerverhalen en soms geforceerd overkomt. Vaak past de vlotte vertelstem immers helemaal niet bij het karakter van de verteller, of de verteller irriteert door overmatig tienerjargon, hem of haar in de mond gelegd door een auteur die overduidelijk graag een tienerpubliek wil aanspreken. Je hebt als lezer soms veel ‘willing suspension of disbelief’ nodig om deze paradox te aanvaarden.
In Survival is zo’n niet makkelijk pratende maar kennelijk wel verbaal begaafd schrijvende verstelster aan het woord.
De eerste zinnen:
Soms kan ik mijn stem niet vinden. Ze zeggen dat ik schreeuw en met dingen smijt en veel te veel lawaai maak, maar dan is het altijd te laat. Op de momenten dat het moet kan ik niets zeggen.
Daarmee is de aard van de hoofdpersoon al aardig getekend. Zij is het meisje dat als enige rechtop zit als de bus terugkomt van het schooluitstapje, terwijl de rest op de bodem hurkt. Want ze wordt toch niet opgehaald, en ze conformeert zich niet aan de anderen. Haar vader Ferdi heeft het te druk met zijn bestaan als regisseur en versierder, haar moeder Hella heeft het te druk met de autistische tweeling Janne en Wessel, haar twee jaar jongere zus en broer. En Hella en Ferdi vinden dat ze een apart gezin zijn, niet burgerlijk en zo, heel modern.
Je gaat naar een survival-kamp, leuk he, kondigt haar moeder aan: zo start het verhaal ongeveer. Ze wil nee zeggen, maar het lukt haar niet, en dat ze nee knikt ziet haar moeder Hella niet. Het lukt haar niet tijdens de maaltijd, het lukt haar niet daarna, als Hella met gesloten ogen tegen de muur leunt. ’Nee, Liesbeth, nu even niet.’ Dus gaat ze.
We zijn dan nog maar 14 pagina’s verder (van de 166) en hebben al een rijk beeld van het ongewone en met een vracht aan problemen opgezadelde gezin waarin ze opgroeit.
Wel blijkt toch het nadeel van de hoofdpersoon als verteller. Met een onpersoonlijke verteller zou het wat compacter en dus krachtiger hebben kunnen zijn en zou de bovengenoemde paradox opgelost zijn. Het zou mogelijkheden hebben gegeven om de lezer iets meer door de ogen van andere personages naar de hoofdpersoon te laten kijken.
Niettemin is dit een verteller die er wel in slaagt om geloofwaardig te zijn. In het kamp voelt ze zich alleen en buitengesloten. Contact leggen, vriendschap sluiten, ze weet niet hoe dat moet, denkt ze. Ze zegt en doet de verkeerde dingen, vindt ze. En de kampleider vindt ze een vervelende macho.
De geïnteresseerde maar zich niet vereenzelvigende lezer heeft dan inmiddels al door dat Liesbeth juist uit angst om afgewezen te worden zelf al behoorlijk afstand neemt van de mensen om haar heen, maar ook dat ze inderdaad niet de juiste verbale pasmunt lijkt te hebben op de juiste momenten. Ze babbelt niet, heeft geen interesse in make-up of bepaalde tv-series, en zo meer. En ze schaamt zich omdat ze nog niet ongesteld is en nauwelijks borsten heeft.
Intussen weet ze haar kampgenoten uiterst raak te typeren, uiteraard vooral de meisjes met wie ze een tent deelt, maar ook sommige jongens.
Verder blijkt ze bij de eerste de beste survivaltocht, een kanotocht, uitstekend te navigeren. Ze heeft haar ogen niet in haar zak zitten. De kampleider merkt dit op en wijst haar bij een raft-tocht aan als leider van een vlot - met uitsluitend jongens als mede-opvaarders. Ze bakt er niets van, vindt ze zelf (de lezer heeft mét de kampleiding in de gaten dat dit nogal meevalt), en tijdens de vaart vindt ook nog een incident plaats. Jort raakt te water, sterke Raf redt hem, maar in plaats van dankbaarheid krijgt Raf ‘fokking homo’ naar zijn kop geslingerd.
Zo merken we dat hoofdpersoon Liesbeth een somberder beeld van zichzelf heeft dan nodig is, en dat ze veel oog heeft voor haar omgeving. We krijgen Rafs problemen opgedist (inderdaad: homo, en zijn vader wil het niet weten), die van anderen, en ze weet precies wie ze sympathiek vindt en wie niet en waarom.
Halverwege het verhaal, ook dankzij regelmatige flashbacks, krijgen we te weten dat Liesbeth permanent een zakje in haar schoen verbergt, met een scheermes erin. En dat ze al eens haar posten heeft opengesneden thuis - en daarna zo in paniek raakte over het resultaat dat ze het bad uitstapte, de wondjes dichtdrukte en verbond en de badkamer schoonmaakte. Uiteraard merkten Hella en Ferdi niets.
Dat leidt naar de climax. Na een reeks intense ervaringen van afwijzing loopt ze naar de afgrond enkele kilometers verder. Springen is de bedoeling, maar ze aarzelt en op dat moment grijpen handen haar beet. Daarna blijken sommige lotgenoten toch meer met haar mee te leven dan ze zelf dacht. Waarachtig, ze heeft contact. De kampleiding besluit haar naar huis te sturen en Ferdi komt haar ophalen. En vertelt haar dat hij en Hella uit elkaar zijn. Hij is vol van zichzelf en op dat moment besluit Liesbeth dat ze liever in het kamp blijft en vindt ze haar stem: ze weet het hem te vertellen.
Laatste zinnen, ook om een indruk te krijgen van de stijl:
Maar misschien denkt hij dat ik daarom als een gek sta te hakken. Uit kwaadheid om dat gerommel onder mijn shirt. Ik stop en leun op de bijl.
‘Ik ben en idioot,’ zeg ik. ‘Wist ik veel wat ik moest doen.’
‘Ja, ik ook niet. Je bent mijn eerste meisje.’
Jort zet zijn bril af. Zijn ogen zijn best dichtbij. Groene dan die van Erik. Ik schrik me dood.
‘Ik ben niemand meisje, hoor!’
Hij knippert even, veegt zijn bril langs zijn shirt en zet hem weer op.
‘Vrienden dan.’
‘Mij best.’
Hij grijnst. ‘Kunnen we samen dingen doen, in het echte leven bedoel ik.’
Breskens. Alleen het treinkaartje al.
Ik zie me al tussen vreemden in de herrie van zo’n drankkeet staan, terwijl mijn vriend de-beste-dj-van-Zeeland uit de verte naar me staart.
En - postduiven?
Maar toch is het fijn dat hij dat wil.
‘We houden contact,’ zeg ik.
Daarmee is het verhaal rond, want daarom ging het.
Het is een verhaal met een zware thematiek, en de keuze voor de hoofdpersoon als verteller heeft zijn nadelen. Maar de ontwikkelingsgang van de hoofdpersoon is goed in beeld gebracht. Het verhaal klopt en is goed gedoseerd. Hier is een kundige auteur aan het werk geweest.
Lydia Rood. Survival. Leopold, 2015. ISBN 978 90 258 6887 1, 174 p.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten