Zoeken in deze blog

vrijdag 4 oktober 2013

De superioriteit van 'Vlaamse kids'

De verstandigste opmerking in het artikel 'Vlaamse kids lezen betere boeken' door Joukje Akveld in het periodiek dat journalistiek werk als 'verhalen' wil brengen, Vrij Nederland, nummer 5-10-2013, komt van Koos Meinderts: 'Kinderen moeten soms op weg worden geholpen, zegt ook Koos Meinderts. Die moeten gewezen worden op al het moois wat ze nog niet kennen. "Het feest der herkenning moet weer een feest van de ontdekkingen worden."'
Zo is het. Je moet wel een grenzeloze naïeveling zijn als je denkt dat kinderen uit zichzelf al dat moois ontdekken. Wat niet wil zeggen dat kinderen uit zichzelf niets ontdekken.
Kinderen op weg helpen. Het is de meest bescheiden opdracht voor opvoeders - en opvoeder is in principe iedereen die met kinderen omgaat. Dus ook iedereen die voor kinderen schrijft.
Dus ook al die schrijvers die vroeger om het hardst riepen vooral niet te willen opvoeden, eigenlijk ook niet speciaal voor kinderen te schrijven, eigenlijk voor het kind in henzelf schreven, eigenlijk, nou ja, eigenlijk niet te willen horen bij die club die kinderboeken als middel ziet in onderwijs en opvoeding, en vooral wél te willen horen bij de club die kinderboeken ziet als kunst.

Opvoeden, dat doen ook de bibliothecarissen van de Vlaamse bibliotheken die de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury organiseren die in dit artikel zo wordt geprezen.
'KJV is een jury van kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar. Juryleden krijgen een lijst van boeken om te beoordelen. Soms komen ze samen in leesgroepen om te praten over de boeken. '
'De KJV doet aan leesbevordering én leesverdieping. Vanuit de filosofie dat boeken lezen en boeken beoordelen met punten niet voldoende zijn, beschouwt de KJV het als haar handelsmerk dat over de boeken uitgebreid gepraat wordt in leesgroepen. Daardoor kunnen kinderen hun literaire smaak ontwikkelen en toetsen aan die van andere lezers.'
'De prijsuitreiking wordt jaarlijks door zo’n vijftienhonderd juryleden bezocht. Het is een evenement waar lezers en schrijvers elkaar ontmoeten en veel boeken worden verkocht. "We horen dat auteurs blij zijn met het contact met kinderen die hun boek echt hebben gelezen en niet alleen zwaaien met een kladblaadje voor een handtekening," zegt Stessens. "Bij ons staan de schrijvers centraal. We organiseren wel spelletjes, maar die zijn altijd schrijver- of boekgerelateerd, zoals Wie Is Het?, met auteursgezichten en Twister met de personages uit Vos en Haas."'
De genoemde lijst wordt samengesteld door medewerkers van Stichting Lezen.

Tijd om te benadrukken dat kunst en opvoeden niet elkaars tegengestelde zijn. Bij musea weten ze dat allang: die hebben heel vaak een afdeling kunsteducatie.
Kunsteducatie, jawel, daarom gaat het, maar goede verhalen (en poëzie, en theater) gáán ergens over, raken niet alleen de vraag wat 'mooi' is maar ook wat 'goed' is. Jonge lezers leven mee met de personages. Het is een soms krampachtige opgave om het dan alleen te willen hebben over hoe die dekselse auteurs het toch voor elkaar hebben gekregen dat je hun verhaal ademloos hebt uitgelezen.
Laten we dus vooral niet krampachtig doen. Praten over verhalen omvat vaak ook praten over gewenst of ongewenst gedrag, heldendom, moed, lafheid, bedrog. Het is aan de begeleider (opvoeder dus) met een kunsteducatief doel om de gesprekken verder te leiden naar de vraag waarom het ene verhaal verkozen wordt boven het andere.

Joukje Akveld citeert wat auteurs en illustratoren die deze werkwijze steunen en/of warme herinneringen hebben aan ontmoetingen met juryleden: Philip Hopman, Joke van Leeuwen, Koos Meinderts, Erik van Os, Gideon Samson.
Joke van Leeuwen schiet vanuit de heup:
'"De CPNB heeft als organisatie van uitgevers en boekhandelaren vooral tot doel de boekverkoop te stimuleren," zegt schrijfster en illustratrice Joke van Leeuwen. "Stichting Lezen wordt vanuit de overheid gesubsidieerd om het lezen te bevorderen, dat is een wezenlijk ander uitgangspunt." Van Leeuwen – geboren in Nederland, wonend in Antwerpen – heeft een voorkeur voor de Vlaamse aanpak. "In deze neoliberale tijd maken kinderen steeds jonger deel uit van de commerciële machine die bepaalt dat kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. In vergelijking met de Vlaamse kinderboekenmarkt is in Nederland het middelmatige steeds meer op de voorgrond getreden. Voor het eigenzinnige is minder ruimte. Het commerciële neoliberalisme ervaart kuddegedrag als positief, dat vind ik een kwalijke zaak. Je moet kinderen stimuleren zelf na te denken en een eigen smaak te ontwikkelen."'
Philip Hopman:
'Ook tekenaar Philip Hopman noemt het Vlaamse evenement één groot feest. Afgelopen jaar was hij in Brugge vanwege de nominatie van het door hem geïllustreerde Toen kwam Sam, een verhaal van Edward van de Vendel. "Er zat een zaal vol enthousiaste kinderen die de titel van ons boek scandeerden omdat ze wilden dat het ging winnen. Ik voelde een soort gretigheid bij het publiek die je bij ons haast nooit ziet. Als ik op de Amsterdamse Uitmarkt signeer, verkoop ik in twee uur drie boeken. Je hoort er ook meer sombere verhalen over ontlezing. Dan vraag ik me af: wat doen ze in België wat hier niet lukt?"'

'Ze' doen in België wat betreft de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury zoals Nederlandse kinderjury's dat ooit, decennia geleden deden: lokaal, met praatgroepen, begeleiders en een voorselectie. Er is ook een Internetjury van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury, maar de keuze is dan beperkt tot genoemde lijst.
Het verschil zit 'm dus in de selectie en deels in de werkwijze.
Want de Nederlandse Kinderjury stelt kinderen in de gelegenheid online een stem uit te brengen op het boek van hun voorkeur, mits dat het voorafgaand jaar is verschenen.
(Zo werkt ook het leesbevorderingsproject 'Lees 1 7', door de Bibliotheekvereniging Limburg opgezet in Belgisch Limburg. Dit project, ooit voortgekomen uit de Kinder- en jeugdjury Limburg, lijkt enigszins op het Leesprogramma van de Nederlandse bibliotheken, dat echter wel een titellijst hanteert. 'Lees 1 7' is op internet nauwelijks aanwezig, wie zoekt komt terecht in berichten van locale Belgisch-Limburgse bibliotheken.)
Zelfs de Nederlandse Kinderjury doet overigens in lichte mate aan selectie. Bibliotheken kunnen stickers plakken in boeken - maar hoeven dat niet per se op alle in het voorafgaand jaar verschenen kinderboeken te doen. En op de website is een lijstje Boekentips te vinden, in twee leeftijdscategorieën.
'Ben je op zoek naar leuke boekentips? Daarvoor is er een speciale tiplijst gemaakt met 25 boeken per leeftijdscategorie. Boekhandels en bibliotheken uit het hele land hebben titels verzameld van boeken die zij mooi, grappig, bijzonder of spannend vinden. De tiplijst vind je hier.'

En ja, daarin zat voor de bekroning in 2013 óók het in Joukje Akvelds artikel menigmaal gewraakte Fantasia van Geronimo Stilton (dit jaar deel VII). Kennelijk zijn er in Nederland boekwinkeliers of bibliothecarissen die dit 'mooi, grappig, bijzonder of spannend' vinden. Ieder zijn meug, zei de boer, en at het eten van het varken op. (Uit het werk Peter Fleming en de Groene Smaragd van P.J. Zonruiter.)
Maar daarnaast werk dat ook in de smaak van menig volwassen recensent valt, of in de smaak van de Vlaamse juryleden, bijvoorbeeld werk van Tosca Menten of Hans Hagen.

Zoals Joukje Akveld zelf opmerkt: 'Het is verleidelijk Vlaamse kinderen op basis van deze lijstjes een gevarieerdere smaak toe te schrijven dan de Nederlandse seriebekroners, maar dat is te kort door de bocht – daarvoor is het verschil in opzet tussen beide jury’s te groot.' Waarvan akte, met instemming.

'Het begint allemaal op de pabo'

Maar nu volgt de uitsmijter, het eind van het artikel, en dat citeer ik in zijn geheel:

' Misschien heeft de verwijdering tussen de Nederlandse en Vlaamse leescultuur te maken met het Nederlandse onderwijssysteem. Bastiaan Bommeljé, uitgever, boekhandelaar en publicist, betoogde onlangs in NRC Handelsblad dat op Nederlandse scholen minder aandacht aan taal en literatuur wordt besteed dan in de ons omringende landen, met negatieve gevolgen voor het leesgedrag. Tegelijk verscheen van kinderboekenschrijver Jacques Vriens (sinds enkele maanden Nederlands eerste Kinderboekenambassadeur) in de Volkskrant een stuk waaruit blijkt dat Nederlandse kinderen het wat betreft leesplezier afleggen tegen kinderen uit bijna vijftig andere landen. “Dat is ook niet zo gek,” schreef Vriens, “als je weet dat jaarlijks 40.000 (!) kinderen de basisschool verlaten met een leesachterstand van minstens twee jaar.

Het zou een verklaring kunnen zijn waarom in 1989 Thea Beckman nog de Prijs van de Nederlandse Kinderjury won en de laatste jaren voornamelijk makkelijk leesbare serieboeken winnen. Beckman stond nooit bekend als literair auteur, maar wie haar zinnen naast die van Geronimo Stilton legt, ziet dat ze een stuk ingewikkelder zijn dan die van de schrijvende muis. In vijfentwintig jaar zijn Nederlandse kinderen steeds “eenvoudigere” boeken gaan bekronen.

Volgens Vriens, die zijn loopbaan begon als leraar op een basisschool voor hij zich in 1993 volledig aan het schrijven wijdde, begint het allemaal op de pabo, de beroepsopleiding voor docenten. “Daar is steeds minder aandacht voor jeugdliteratuur. Als leerkrachten zelf niet meer gewend zijn om te lezen, hoe kunnen ze dat dan uitdragen aan hun leerlingen?
Harm de Jonge, kinderboekenschrijver die vanaf midden jaren zeventig twintig jaar Nederlands doceerde op een pabo in Groningen, herkent het beeld. “In de jaren tachtig volgden mijn studenten minstens vier ‘literaire’ modules per jaar, waaronder jeugdliteratuur. Dat was nog op de ouderwetse manier met leeslijsten en boekverslagen. Later is dat teruggebracht naar één module en nog weer later tot helemaal niets meer. Het zelfontdekkend en probleem gestuurd onderwijs kwam in zwang – de pedagogen hebben de macht gegrepen, zeiden wij wel – en de nadruk verschoof naar didactiek. Alle vormen van literatuuronderwijs horen bij de persoonsvorming en zijn niet beroepsvormend, vond men. Het was de doodsteek voor de ontwikkeling van leerkrachten.

Armpje worstelen

Onlangs ontwikkelde de Nederlandse Stichting Lezen een minor jeugdliteratuur voor pabo’s. “Juist leerkrachten moeten een actuele kennis van het aanbod hebben om leerlingen op maat te kunnen instrueren,” zegt directeur Gerlien van Dalen. “Nu is de aandacht op pabo’s nog te vrijblijvend en minimaal. Bovendien is ze te zeer afhankelijk van het enthousiasme van de docent. Landelijke richtlijnen zijn er niet; elke school vult het vak op zijn eigen manier in. Ons streven is dat jeugdliteratuur straks overal een vast onderdeel is van het curriculum.

Jacques Vriens noemt het een mooi initiatief, maar tegelijk vindt hij het “krankzinnig” dat er van buitenaf iets bedacht moet worden om op pabo’s aandacht voor jeugdliteratuur te genereren. “Als je voor de klas staat zou het normáál moeten zijn dat je je in kinderboeken verdiept.

Want kinderen moeten soms op weg worden geholpen, zegt ook Koos Meinderts. Die moeten gewezen worden op al het moois wat ze nog niet kennen. “Het feest der herkenning moet weer een feest van de ontdekkingen worden.

Dus gewoon: aandacht voor schrijvers en de diversiteit aan boeken, zoals dat in Vlaanderen gebeurt. Want Vlaamse kinderen worden niet met een verfijndere smaak geboren dan Nederlandse, die wordt aangeleerd. Maar daarvoor moet je kinderen en boeken wél serieus nemen. Meinderts: “Op de uitnodiging van het CPNB voor het Kinderboekenbal werd gevraagd of ik als schrijver vijftien minuten wilde plaatsnemen aan een van de signeertafels. Vanwege het sport- en spelthema van de Kinderboekenweek leek het de organisatie leuk als de auteurs eerst een wedstrijdje armpje worstelen met de kinderen zouden doen. Mag ik bedanken?”  '

Mag ik vooral pabo-docenten (maar ook onderwijsgevenden) wijzen op het boek Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school?




Geen opmerkingen:

Een reactie posten