Coen Simons bracht met deze zin de waarde van lezen onder woorden, aldus Gerlien van Dalen, directeur Stichting Lezen (NL), in Lezen 2015-2.
Ik had net (eindelijk) het zomernummer van Literatuur zonder leeftijd doorgenomen en besproken, zie hier. Het verschil is heel groot, de enige overeenkomst dat beide periodieken over jeugdliteratuur gaan.
De 200 pagina's van LZL zou ik eigenlijk nog van kaf tot kaft moeten lezen, dat heb ik nu alleen in stukjes bij beetjes gedaan. LZL heeft academische aspiraties en dat merk je, het merendeel van de artikelen volgt een keurig academisch patroon, hooguit ontbreken de summaries, en ook de recensies zijn gedegen en uitvoerig en tonen een enkele keer wat academische wijsneuzigheid, waar een mening als feit wordt gepresenteerd.
Omdat ik me het grootste deel van mijn werkend leven met kinderboeken heb beziggehouden, kan ik alleen maar lof hebben voor de nijvere onderzoekers die allerlei jeugdliteraire onderwerpen uitspitten. Maar het is soms wel taaie en droge kost, niet alle onderzoekers hebben een even heldere stijl en de conclusies zijn niet altijd even schokkend.
Het is niet verrassend dat LZL nooit meer dan 600 abonnees heeft geteld - ik zeg het nog voorzichtig. Je kan het ook anders brengen: het is nog altijd zeer verrassend dat zo'n vier- à vijfhonderd abonnees (althans, dat schat ik op grond van ervaring uit 2011) ernaar uitzien om LZL te ontvangen.
Lezen heb je in een uur uit. Nou vooruit, twee uur als je heel intensief leest.
Zoals steeds vraag ik bij dit tijdschrift af voor wie het eigenlijk bestemd is. De redactie geeft daarop wel een antwoord: 'ieder die zich bezig houdt met lezen, taal of leesbevordering'.
Dat zijn heel erg veel mensen.
Het is ook nog gratis, dus zou ik verwachten dat vooral de activiteiten van Stichting Lezen voor het voetlicht komen. Dat is niet zo. En waar Stichting Lezen een rol speelde, bijvoorbeeld bij de financiering van de Diaraphte Literatour Prijs, blijkt dat niet uit het artikel. Anderzijds wordt wel uitgebreid bericht over de komende (Frank Elderson) en gaande (Eddy Schuyer) bestuursvoorzitter van Stichting Lezen.
Lezen is positief ingesteld. Het is bijna een soort sjieke reclamefolder en er valt geen onvertogen woord, verantwoorde kritiek is er doorgaans ook niet te vinden. Er zijn vriendelijk getoonzette interviews, en positief getoonzette besprekingen. Ruim driekwart van de inhoud gaat over jeugdliteratuur en pogingen om de jeugd aan het lezen te krijgen, de andere kwart gaat over volwassenenliteratuur. Die scheiding is soms wat vaag, natuurlijk. Striptekenaar Marcel Ruijters maakt strips, pardon, graphic novels, voor volwassenen, maar heel wat van zijn werk zal ook voor 15 en ouder te appreciëren zijn.
Achter deze opzet van Lezen schuilt het theorema van de 'doorgaande leeslijn', maar hoezeer dat in wetenschappelijk en beleidsmatig perspectief ook te verdedigen valt, er rolt een tijdschrift uit dat in de praktijk van basis- en voortgezet onderwijs vrijwel niet en in de leesbevorderingspraktijk in de bibliotheken niet optimaal te gebruiken is. Het blijft dus een bladertijdschrift met weetjes en hier en daar een leuk interview (zoals in dit nummer de interviews met Martha Heesen en Jan Paul Schutten, de nieuwe kinderboekambassadeur), en dan vooral voor hen die zich al dusdanig geletterd mogen noemen dat de subsidie die erin gestoken wordt beter aan andere doelen besteed had kunnen worden.
Nou, dat is misschien te negatief. Want al grasduinend in die positief getoonzette teksten rijst wel een beeld op dat ons toeroept: kijk eens hoe interessant en leuk de literatuur is. In ieder nummer is er wel enige aandacht, hoe bescheiden ook, voor Stichting Lezen en voor eenieder 'die zich bezig houdt met lezen, taal of leesbevordering' staat in deze sjieke reclamebrochure wel iets van zijn of haar gading. Het is dure promotie, maar wel promotie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten