Zoeken in deze blog

zondag 12 februari 2023

333 keer moderne kinderpoëzie

Hoe beoordeel je een bloemlezing? Niet door alle opgenomen teksten afzonderlijk te beoordelen. Moet ik misschien doen alsof ik álle ooit voor kinderen bedachte poëzie ken en die enorme berg kan vergelijken met de selectie van de bloemlezing? 
Er zijn vast wel hier en daar recensenten die doen alsof ze die berg inderdaad kennen en vanuit die hallucinante positie trachten de selectie te benoemen. Representatief, of juist het beste van het beste? En wat stelt dat dan voor? En wat is poëzie eigenlijk?
 
Laat ik daarmee beginnen. Neem een tekst, druk hem af met een heleboel wit omheen en je hebt poëzie, zo lijkt het soms. Voorbeelden genoeg. Teksten waar geen rijm of ritme inzit, ze lijken eerder een stukje proza, een aforisme, bewerinkje, verhaaltje. Neem bijvoorbeeld een tekstje als dit:

Oma is dood. Ze zeggen dat dit goed is - zelfs mijn vader. Ze was oud en ziek en dacht dat hij haar man was.
Maar als ik kwam, lachte ze en glinsterden haar ogen. Ze zei: 'Kus maar niet. Ik vond het vroeger vreselijk, oude mensen kussen.'
Ik deed het toch. Haar wang was dun en slap, boog van je lippen weg, als kuste je een theedoek aan de lijn.

Best een mooi tekstje van Kees Spiering. Het is opgenomen (p. 104) in Heel de wereld wordt wakker, het beste van de moderne kinderpoëzie in 333 gedichten, samengesteld door Jaap Robben. Maar poëzie?
Het staat er iets anders opgemaakt. Zo:

Oma is dood. Ze zeggen dat 
dit goed is - zelfs mijn vader. 
Ze was oud en ziek en dacht 
dat hij haar man was.
 
Maar als ik kwam, lachte ze 
en glinsterden haar ogen. 
Ze zei: 'Kus maar niet. 
Ik vond het vroeger vreselijk, oude mensen kussen.'
 
Ik deed het toch. Haar wang 
was dun en slap, boog van je 
lippen weg, als kuste je 
een theedoek aan de lijn.

Wordt het nu ineens poëzie? Komt er een dimensie bij?
Er komen meer van die tekstjes voor in deze bloemlezing (verschenen 2022). Een mooie staat op p. 134, afgedrukt in de strakke vorm van een rechthoek afgedrukt en die is van Ted van Lieshout, die wel van spelen met vormen houdt en een meester is in poëtisch proza. Op p. 156 en 284-285 nog twee en ik heb er vast een nog niet ontdekt. 
Een fraai tekstje is van Joke van Leeuwen. Dat geef ik weer zoals het er in staat (p. 139):
 
Toe
tje
 
Wij zijn gek
omen voor een lek
kere kak
etoe toe
 
Die is van slag
room met pis
tachenootjes en koe
k.
De kok krijgt een bed
ankje. Wat een heer
lijke kak
etoe toe.
 
Mmmmmmm
et een lepeltje erbij.
 
Ofwel, als je het nog niet doorhad:
 
Toetje
Wij zijn gekomen voor een lekkere kaketoe toe
Die is van slagroom met pistachenootjes en koek.
De kok krijgt een bedankje. Wat een heerlijke kaketoe toe
Mmmmmmmet een lepeltje erbij.

Dat wit om een tekst suggereert minstens dat de tekst bijzonder is, poëzie of niet, net als een tekst in hele grote letters op een muur. Er wordt aandacht gevraagd. Er zijn treffende overeenkomsten met reclameteksten.
Hm, poëzie als tekst die aandacht vraagt. Niet eens zo'n gekke definitie, een waar die terloopse van hierboven, poëtisch proza, ook in past. Een hoge informatiedichtheid met groot vermogen om associaties op te wekken. En geen woord te veel. Zie K. Schippers (p. 90):

In dit gedicht
is geen woord 
te veel

Neem je er iets af
dan is het
niet meer heel
 
Maar dan is Finnigans Wake ook poëzie.

riverrun, past Eve and Adam's, from swerve of shore to bend of bay, brings us by a commodius vicus of recirculation back to Howth Castle and Environs.

Waarachtig... Lees hardop, proef het ritme.
Finnigans Wake is echter vooral, zoals Piet Meeuse het uitdrukt, 'een taalexperiment, waarin alle betekenis uiteindelijk oplost in klinkklare taalmuziek', en dat brengt me bij die andere kant van poëzie, de muzikale. Iedere gezongen tekst wordt poëzie, zelfs gebeden. De muziek brengt er melodie en ritme in, en poëzie is tekst met melodie en ritme. 
Het was ooit, vóór de uitvinding van de drukpers, pure noodzaak voor de kunstzinnige leden van de Blauwe Schuit, die op markten en in kastelen hun publiek trachtten te vermaken met klank en zang, en die vaak lange teksten wisten te onthouden met hulp van melodie, ritme en rijm. Poëzie werd toen niet gelezen.
 
Ook nu wordt veel poëzie niet gelezen maar voorgedragen of gezongen, en vandaar nog altijd veel rijm en ritme in gedrukte poëzie, zoals in dit versje van Mieke van Hooft (p. 81):

Ik zie hartjes in je ogen.
Ik hoor hartjes in je lach.
Ik voel hartjes in je handen.
Ik denk aan je, heel de dag.
Ik ruik hartjes in je haren,
en toen je naast me stond,
vloog zo'n grappig roze hartje
zomaar uit je mond.

Een echt poesiealbumversje, vind ik. Volgens Jaap Robben dus een van de 333 beste gedichten uit de Nederlandstalige kinderpoëzie. 
Smaken verschillen, maar ik gun het hem. Want natuurlijk zijn er niet 333 objectief en absoluut beste gedichten, elke selectie is een keuze en dit is die van Jaap Robben.
Hij verantwoordt die keuze op p. 355-357 en dat hij die verantwoording plaatst vind ik een compliment waard. Ik citeer een stukje:
 
Bij de samenstelling van deze bloemlezing hebben we de lezer, het kind, centraal willen stellen. Bij elk gedicht was de afweging: kan ik een kind bedenken aan wie ik dit gedicht zou kunnen voorlezen? En: is dit gedicht een potentieel lievelingsgedicht van iemand? Soms voor velen, soms wellicht voor een enkele lezer. Een andere belangrijke vraag: gaat het gedicht niet over de hoofden van de jonge lezers heen? Tegelijk toont de beste jeugdpoëzie dat ze leeftijdloos is. De beste jeugdpoëzie is mensenpoëzie, of zoals Joke van Leeuwen dat ooit zo mooi beschreef: dat is literatuur zonder bovenleeftijd.
Een belangrijk selectiecriterium dat daarmee samenhangt is het perspectief. De dichters in deze bloemlezing dichten niet óver kinderen, maar met een zeer heldere, eigen poëtische stem die samenvalt met die van kinderen. Het perspectief stemt overeen met dat van het kind, zonder door de knieën te gaan. Dit is geen poëzie die terugkijkt, mijmert, of melancholisch is naar een jeugd lang geleden. Deze gedichten zijn in het nu. Er is ruimte voor mijmeringen en melancholiek, maar altijd binnen het kinderleven.
 
Uiteraard is de literaire kwaliteit ook een beslissende factor geweest [...]. Dit is een lastig te beschrijven criterium, omdat er geen eenduidige definitie van is - je kunt er eindeloos over blijven discussiëren.

En zo nog even door.
Er zijn veel kanttekeningen te maken bij zijn verantwoording, ook stilistisch (kun je melancholisch zijn naar iets?) maar het is er wel een en ja, over 'literaire kwaliteit' kun je lang praten, er is geen met een thermometer te vergelijken kwaliteitsmeter, al dachten sommige recensenten dicht in de buurt te komen.

Ik raad iedere volwassen lezer van deze bloemlezing aan deze verantwoording in ieder geval te lezen.

Terug naar de bloemlezing.
Die kent vier delen, ik geef ze weer zoals ze staan afgedrukt.
 
je leerde lezen
letter
woord
gedicht
 
de woorden vinden jou
 
lees nu eens
enkel het wit
 
woorden
die elke afstand
kleiner kunnen maken
 
De kleuren zijn een benadering. Zoals uitgelegd in de verantwoording gaan de vier delen van beginnende naar iets gevorderder lezer ('tussen de zes en twaalf jaar'). Van het eerste gedicht (p. 13)

klein beginnen

je leerde kijken
ogen
mond 
gezicht

je leerde spelen
doosje
open
dicht

je leerde lopen
lampje
knopje
licht

je leerde lezen
letter
woord 
gedicht

naar het laatste (p. 352)
 
dag
 
doet de laatste die dit boek verlaat
voordat hij/zij naar buiten gaat
de verwarming laag, de lichten uit
de ramen dicht of op een kier
vergeet de voordeur niet te sluiten
welbuiten
ik blijf nog even hier
 
Het eerste van Frank Eerhart, het laatste van Hans Hagen. Daarna volgen dan verantwoording ('Waarom deze 333 gedichten?'), 'Dankwoord', 'Bronvermelding', 'Register op titel of beginregel' en 'Register op auteursnaam' en die auteurs heb ik even geteld, het zijn er 109, van Frank Adam tot Joost Zwagerman. Ook nog even geturfd wie de meeste paginanummers heeft, kampioen is Ted van Lieshout (17), direct gevolgd door Bette Westera (16) en Kees Spiering (15), daarna volgen Edward van de Vendel (11), Erik van Os (10), Sjoerd Kuyper (9), Bart Moeyaert (9), Toon Tellegen (8), Bas Rompa (8) en ex aequo 7 Gerard Berends, Hans Hagen, Gil vander Heyden en Joke van Leeuwen. Van zichzelf nam-ie er vier op.

De bloemlezing werd geïllustreerd door Sebastiaan Van Doninck en ik denk dat samensteller (of uitgever) en illustrator er even voor zijn gaan zitten, want beeld en tekst gaan een goede relatie aan in dit boek, vaak twee pagina's breed, waarbij ook de gedichten overeenkomst in stijl of thema tonen, soms bij een enkel gedicht, zoals hier:



Of hier:



O ja, en voor wie dat boekafsluitende gedicht van Hans Hagen ('doet de laatste die dit boek verlaat') wellicht nog wat kinderlijk vond voor 12 jaar, nog even deze mooie zeer zingbare tekst, van Bart Moeyaert (p. 295):
 
Siberië
 
Geef me je jas
van bont van teddyberen.
Sla je arm om me heen
en al je winterkleren.
Zoen me tot ik warm word.
Zoen me tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit,
stop mij eronder in.
Sus me met je hartslag.
Wij ons wij ons wij ons.
Maak van dit veel te grote bed
een heel klein fort van dons. 
 
Kortom, over keuze en criteria valt nog wel een boom op te zetten (ik miste bijvoorbeeld onzinverzen en zou meer van Ienne Biemans hebben opgenomen en sowieso vast een andere keuze hebben gemaakt), maar deze bloemlezing is verzorgd uitgegeven (met leeslint!) en bevat veel moois.
En dat voor slechts twaalf cent per gedicht.




Heel de wereld wordt wakker, het beste van de moderne kinderpoëzie. Samengesteld door Jaap Robben, illustraties Sebastiaan Van Doninck. Gottmer, 2022. ISBN 978 90 257 7483 7, 367 p.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten