... als je eens een boek open zou doen.
Zo, die zit.
Deze zin komt bijna tien keer (schat ik, heb niet geteld) voor in De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf, het debuut van Maria Kager. Verteller van dienst is Frida zelf, soms spreekt ze zichzelf en/of de lezer toe. De zin is van haar zeer belezen vader Timofej Wolf, directeur van de koepelgevangenis in Haarlem, tegenwoordig (vanaf 2016) een culturele instelling. Deze fictieve koepelgevangenis lijkt blijkens voetnoten zeer op de werkelijke (vandaar de links) en speelt in het laatste hoofdstuk een belangrijke rol, als ze zwanger van haar tweede in de koepel naar boven loopt, op zoek naar een begin van het Gouden Boekje dat ze moet schrijven, en hoogtevrees krijgt. (Ja, maakt dat nieuwsgierig of niet?)
Vader Wolf is wat onrechtvaardig, want hoewel Frida vaak iets antwoordt in de richting van 'weet ik veel', leest ze zelf ook heel wat af. Dikke pillen als De Toverberg, maar ook Alice in Wonderland en Through the Looking-Glass. Dat ze later schrijver wordt, mag geen wonder heten.
De titel (De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf) komt overigens ook van vader Timofej, in een overmoedige bui.
De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf is een geestig verhaal. Dat ondanks een zwaar verkeersongeluk halverwege, waardoor Frida's moeder overlijdt. Verteller Frida is dan twaalf. Ze is negen als het verhaal begint, in het laatste hoofdstuk is ze volwassen en zwanger van haar tweede kind. Haar wonderbaarlijk geslaagde opvoeding is dan echt wel voltooid en dat moet ook wel, want Timofej heeft een welgekozen eind aan zijn leven gemaakt. Hij vond het welletjes, vooral toen hij drie keer achter elkaar een brandende sigaret op zijn broek liet vallen. Hij had een drankje geregeld via een bevriende arts, dronk dat op en ging dood.
Vader Timofej was een neuroot met vreemde tics en angsten, die thuis in zijn oudste kleren rondbanjerde of stof zoog met zijn kruimeldief, als hij niet zat te roken en te lezen in zijn nachtpon en kamerjas, met een glas wijn (en nog een, en nog een). Hij leerde zijn dochter hoe makkelijk het was om spullen uit warenhuizen te jatten, gaf haar samen met vriendin Rimade (die dat best op prijs stelde) zelfverdedigingslessen en leek meer affiniteit
te hebben met de gedetineerden in de koepel dan met zijn collega’s bij Justitie.
Naar zijn werk trok hij echter een piekfijn en schoon geschuierd pak aan
en gepoetste schoenen. Hij kende veel mensen, en regelde wel eens
wat, zodat bijvoorbeeld een wegens doodslag veroordeelde jongen
(schoolgenoot van Frida) verplaatst wordt naar een gevangenis dichter bij de woonplaats van zijn
ouders. Een kleurrijk personage en eigenlijk is hij de echte hoofdpersoon, niet verteller Frida. Hoe hij aan zijn vreemde gewoontes komt, wordt overigens wel een beetje duidelijk.
Het verhaal is doorspekt met citaten uit en verwijzingen naar andere verhalen, niet alleen die van Thomas Mann of Lewis Carroll. Dat maakt nieuwsgierig naar die andere verhalen.
Jonge lezers die aan dit boek beginnen, zijn dan waarschijnlijk al afgehaakt. Het is hun officieel ook niet aangeboden, maar ja, toen ik eenmaal kon lezen las ik alles wat onder mijn ogen kwam, van opschriften en reclames tot de boeken die in de boekenkast van mijn ouders in de huiskamer stonden, inclusief De roep der Pool en Het seksuele leven van de mens, en zulke kinderen bestaan er vast nog, hoewel zeldzamer dan vroeger. En De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf begint heel toegankelijk.
Hier een citaat uit het eerste hoofdstuk, p. 13, wanneer Rimade voor het eerst komt logeren:
'Noem mij maar oompje,' zegt mijn vader tijdens het eten tegen Rimade.
'Wat?' vraagt Rimade.
Ik rol met mijn ogen.'En de moeder van Frida mag je tante noemen. Klinkt dat niet leuk?'
'Papa!' zeg ik.
'Wat is er, kind? Ik heb de naam van onze heer niet ijdel gebruikt, of wel soms? En ik heb nette kleren aan.' Na het werk heeft hij voor de verandering niet zijn pak voor zijn huiskloffie ingewisseld. 'Ik zie er keurig uit. Piekfijn ziet vadertje eruit. Vind je niet, Rimade, dat ik er piekfijn uitzie?'
'Ja hoor,' zegt Rimade lachend, 'oompje.'
Van opluchting lach ik zo hard dat ik me bijna verslik. De meeste kinderen die bij ons thuiskomen zijn bang voor mijn vader.
Mijn moeder schenkt een glas water voor me in.
'Zo is dat,' zegt mijn vader. 'Ik ben een knappe jongen.'
'Goed, Timo,' zegt mijn moeder. 'Houd je nu maar weer even gedeisd.'
'Vooruit.' Hij neemt een hap, kauwt twee keer en slikt. 'Heerlijk, Constance. Is dit ook gezond?' Dat vraagt hij altijd, zelfs als we pannenkoeken eten. Zonder op antwoord van mijn moeder te wachten richt hij zich tot Rimade en zegt: 'Jouw moeder kan zeker niet zo lekker koken als onze Constance, of wel soms? Jij denkt nu natuurlijk, had ik ook maar een mama die zo voortreffelijk kon koken. Waar of niet, Rimade?'
Rimade kijkt vragend naar mij.
'Je hoeft geen antwoord te geven,' zeg ik.
'Toevallig kan mijn moeder best lekker koken,' zegt Rimade.
'Timofej,' zegt mijn moeder, 'laat dat kind eens met rust. Trek je maar niks van hem aan, Rimade.' Ze geeft haar een knipoog. 'Dat doen wij ook niet.'
Dit is voor een tienjarige lezer heel goed te volgen en wekt waarschijnlijk ook belangstelling want geef toe, zo'n vader is wat ongewoon.
Als contrast een citaat uit het laatste hoofdstuk, dat waarin Frida in de koepel omhoog klimt.
In jouw cel denk je na over je Gouden Boekje. Misschien, overleg je met jezelf, is het beter als je eerst nog wat door de koepel wandelt, om de sfeer te proeven, om inspiratie op te doen. Wandelen is ook, heeft de verloskundige benadrukt, goed voor je baby. Die is nog niet ingedaald, wandelen kan daarbij helpen.
Je zeult je logge lijf weer overeind, doet de deur van je cel open, loopt traag het vlak op. Maar, denk je, wat als je zoveel wandelt dat de baby indaalt en meteen geboren wordt, hier in de koepel? Het zou kunnen. Het is niet onmogelijk. De bevalling van je dochter is ook heel snel gegaan. Dan heb je geen boekje maar wel een baby. Dan heb je een gevangenisbaby gebaard.
Het begin van dat boekje, waarnaar ze zo lang op zoek is (en de deadline nadert), komt helemaal aan het eind.
Tik, tik, tik. Liggend in bed luistert Friedje naar het tikken van de boeven tegen hun tralies. Ze woont naast de gevangenis en dit geluid hoort ze elke avond.
Tevreden stop je alles weer terug in je tas. Je rijdt de straat uit, in de richting van het station. Je kijkt niet achterom.
Einde. Zij het dat er nog een heuse verantwoording volgt. Want alle details over die gevangenis moeten kloppen.
Ik zie uit naar een volgend boek van Maria Kager.
Kager, Maria. De wonderbaarlijk geslaagde opvoeding van Frida Wolf. De Arbeiderspers, 2024. ISBN 978 90 295 4733 8.
NB. De roep der Pool: H.H. Houben, 1929. Op 3-11-2024 nog te krijgen bij De Slegte. Lekker veel schipbreuken, bevroren ledematen, bevroren lijken, gestrande poolreizigers die elkaar opeten, en zo meer.
Het seksuele leven van de mens: Fritz Kahn, H. L. Heijermans, 1962. Op 3-11-2024 nog te krijgen bij De Slegte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten