Zoeken in deze blog

zondag 10 november 2024

Wezels aan de eikeltjeskoffie

Het zou mij niet verwonderen als Yvonne Jagtenberg het werk van Arnold Lobel kent, bijvoorbeeld Bij Uil thuis (Owl At Home) of de verhalen over Kikker en Pad. En natuurlijk zijn de mier en de eekhoorn van Toon Tellegen ook niet ver weg. Laten we bovendien The Wind in the Willows niet vergeten, en de krekel en de mier van Jean De la Fontaine en voor hem ruim tweeduizend jaar geleden Aesopos' Τέττιξ καὶ μύρμηκες, de krekel en de mieren. En andere verhalen met pratende dieren.
Voor zover mij bekend heeft Clive Staples Lewis voor het eerst het verschil benoemd tussen beesten en Pratende Beesten (Talking Beasts), en wel in The Chronicles of Narnia (1950-1956). Beesten mochten in die verhalen gebruikt, uitgebuit, uitgemolken of gedood worden, Pratende Beesten (waaronder Koning Aslan) niet. Een vondst van jewelste van deze wat conservatieve auteur. Zo kon bij wijze van spreken met Kerst de kalkoen gebraden worden, mits hij niet verstaanbaar sprak. 
Later kregen we ook nog het bekende varkentje van Richard Scarry, die als slager aangekleed het vlees snijdt van een soortgenoot.




De verhalen van de wirwarwezels (zonder hoofdletter op voorkant en titelpagina) van Yvonne Jagtenberg benaderen de knusheid van die van Lobel en Tellegen. Vriendjes wonen samen in een gezellig huisje. In ieder hoofdstukje gebeurt er iets dat de orde even verstoort, maar het evenwicht keert snel terug. Ideale voorleesverhalen voor kleuters, echter gedrukt in een letter die aan schoolse eerste-leesboekjes doet denken, in grote schreefloze letters. Ik sluit niet uit dat ze als zodanig dienst kunnen doen, maar gelukkig hangt er geen AVI-label aan.
 


Deze wezels zijn, ik waag het erop, eigenlijk eekhoorns. Maar wirwar-eekhoorns klinkt niet lekker. Evenmin als wirwargaaien. Toch zijn ze het want ze verzamelen voortduren eikels en ze verstoppen ze zelfs, op zeker moment. Waarna ze vergeten waar ze ze verstopt hebben en wachten tot uit de eikeltjes eikelbomen zullen groeien. Hetgeen wijst op enige kennis en belezenheid, wat klopt, want vriendje Bub leest boeken.
 

 
Deze eekhoorn-achtige wezels vangen dus geen muizen, zijn geen woeste rovers, zoals de wezels, hermelijnen en fretten in De wind in de wilgen. Ze drinken heel veel eikeltjeskoffie en bakken herhaaldelijk taarten, waarin ook veel eikels gaan, en pannenkoeken. Hun dagelijkse klusjes doen soms denken aan de projectjes van Buurman & Buurman - er gaat wel eens iets mis. Maar het komt steeds goed.
Grappig is dat Jagtenberg de twee wirwarwezels ieder een eigen karakter heeft gegeven. Kort samengevat: Arti is dromerig en speels, Bub de praktische doener. Ze horen helemaal bij de Pratende Beesten, dragen en wassen kleren, poetsen hun tanden, kunnen lezen, koken en zelfs een knisperend vuurtje laten branden (p. 71) en het enige dat absoluut onverklaard blijft is waarom ze er zijn en waar ze vandaan kwamen, en waarom ze doen wat ze doen. Ze zijn er en doen het gewoon. Voor hen geen 'Piper at the gate of Dawn'.
 
Arti is één moment bijna dement en dat is in het verhaal 'Mooie hoed'. Ik citeer het hele verhaal, ter lering en vermaak.

Bub is de hele ochtend al druk. Er is altijd zoveel te doen.
Maar waar is Arti? Hij ging een uur geleden de deur uit. Waarheen ook alweer?
Gelukkig, daar komt Arti aan. Met een hoed op zijn kop!
'Waar was je?' vraagt Bub.
'Een boodschap doen,' zegt Arti.
'Met die hoed?' vraagt Bub.
'Hoed?' vraagt Arti.
'Ja,' zegt Bub. 'Die hoed op je kop!'
Arti kijkt in de spiegel. 'Die hoed staat me goed,' zegt hij.
'Zeker,' zegt Bub. 'Maar hoe kom je eraan?'
Arti haalt zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Ik ging een boodschap doen, dat weet ik wel!'
'Je bleef lang weg,' zegt Bub.
'Ik was de weg kwijt,' zegt Arti.
'Dat is niet zo leuk,' zegt Bub.
'Nou, het was best leuk!' zegt Arti. 'Maar nu lust ik wel een kopje koffie.'
Bub maakt een heerlijk bakkie eikeltjeskoffie.
De wirwarwezels slurpen er lekker van.
Bub kijkt naar Arti. 'Houd je nou de hele tijd die hoed op?'
'Ja,' zegt Arti. Het is een hoed voor buiten en voor binnen.'
'Ah, dat wist ik niet,' zegt Bub.
Daarna eten de wezels pannenkoeken.
'Met hoed smaakt een pannenkoek nog veel lekkerder!' roept Arti.
'Fijn,' zegt Bub.
Ook bij het afwassen houdt Arti de hoed nog steeds op.
'Afwassen met de hoed gaat veel beter,' zegt Arti.
'Ja, ja, nou weet ik het wel,' zegt Bub. 'Alles gaat goed met de hoed.'
Als ze naar bed gaan loert Bub naar Arti vanuit zijn bed. Hij is een beetje jaloers op Arti en zijn hoed.
'Je kan niet met een hoed op naar bed,' zegt hij.
'O jawel, hoor,' zegt Arti. 'Ik blijf gewoon rechtop slapen.'
'Zo kun je toch niet slapen!' zegt Bub. 'Eerst ga je weg, dan kom je thuis met een hoed. En dan weet je niet hoe je aan die hoed komt. En nu kun je ineens niet meer zonder je hoed.'
'Ik weet het,' zegt Arti. 'Maar ik en mijn hoed horen bij elkaar.'
'Wat een onzin!' zegt Bub.
'Vanochtend had je nog geen hoed. Toen was het leven ook goed.'
'Oké, oké,' zegt Arti. 'Ik doe hem wel af.'
Arti doet zijn hoed af.
'Dat is geen hoed!' roept Bub. 'Dat is een boodschappentas!'
'O ja...?' zegt Arti. Hij kijkt naar de tas die een hoed was. Ineens weet hij alles weer.
'Ik wilde een boodschap doen, maar raakte de weg kwijt. Toen had ik geen zin meer om de tas te dragen, dus deed ik hem op mijn kop. Handig, hè?'
'Heel handig,' zegt Bub.
Die Arti toch... Altijd in de wirwar.
Bub doet het nachtlampje uit.
'Truste Arti...'
'Truste Bub!' 
 
Wie denkt 'Die Arti toch... Altijd in de wirwar.' Bub, of de verteller? Verder valt de enorme hoeveelheid dialoog op.

Sinds haar Hup Herman! en Kop op, Herman! heb ik natuurlijk een zwak voor Yvonne Jagtenberg, dat  begrijp je. Haar prenten hebben een heel eigen stijl en zijn mooi. 
De verhaaltjes, tja. Nou ja. Knus en gezellig, o.k., dat zijn ze.
 


Jagtenberg, Yvonne. De wirwarwezels. Gottmer, 2024. ISBN 978 90 257 8044 9, 124 p.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten