Twee- of eenmaal poëzie?
Ik houd van wederkerigheid
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand de voeten,
ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus. Ik kus uitsluitend de kusser
die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid in haar
allerindividueelste beperking: gesloten is de mond op haar zuinigst, kleiner is
zij nooit dan lip op lip en wijd geopend om de tong en de ronding van die
andere mond meet zij nauwelijks meer dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen die
vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend - wie weet hoe ver zijn ontrouw
zich uitstrekt als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos terwijl ik
die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen, de zachtste vorm
van het smoren van twijfel.
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand
de voeten, ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus.
Ik kus uitsluitend de kusser die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid
in haar allerindividueelste beperking:
gesloten is de mond op haar zuinigst
kleiner is zij nooit dan lip op lip
en wijd geopend om de tong en de ronding
van die andere mond meet zij nauwelijks meer
dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen
die vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend
- wie weet hoe ver zijn ontrouw zich uitstrekt
als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos
terwijl ik die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen,
de zachtste vorm van het smoren van twijfel.
(Hagar Peeters, uit Het
Liegend Konijn, 2008)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten