De titel maakte nieuwsgierig: Critical & creative perspectives on fairy tales. De ondertitel was intrigerend: An Intertextual Dialogue between Fairy-Tale Scholarship and Postmodern Retellings. De auteur, Vanessa Joosen, is een bekende in kringen van jeugdliteratuuronderzoekers. Ze doceert zowel aan de Universiteit Antwerpen als aan Tilburg University. (Ja, ik kan het ook niet helpen, zo heet die Nederlandse universiteit tegenwoordig. Ooit begonnen als Katholieke Universiteit Brabant.) Zie hier en hier. Haar laatste publicatie: Wit als sneeuw, zwart als inkt: De sprookjes van Grimm in de Nederlandstalige literatuur, Lannoo, 2012.
Dus vroeg en kreeg ik het boek ter bespreking, overigens nog vóór Wit als sneeuw verscheen, en begon te lezen.
Critical & creative perspectives on fairy tales getuigt alleen al van enige ambitie omdat het een Engelstalige uitgave is, verschenen in de VS. Het proefschrift waarmee Vanessa Joosen op 7 maart 2008 promoveerde ligt eraan ten grondslag. Het is dan ook een academisch vertoog pur sang. Ik kwam een heel eind, maar halverwege haalden andere lezenswaardige boeken het in en lag het maandenlang te broeden op mijn nachtkastje, tot ik het weer oppakte en eerst maar eens de Conclusion opnieuw begon te lezen.
Helaas is het niet echt iets om 's avonds laat te lezen. Dat wil niet zeggen dat Critical & creative perspectives on fairy tales niet lezenswaardig is. Alleen al de ondertitel, tevens onderwerp, is het overdenken waard. Een dialoog tussen geleerden en auteurs? Ik zag een grote tafel voor me, met alle genoemde geleerden en auteurs van sprookjesbewerkingen pratend eromheen, maar dat bleek al snel een metafoor. Ik citeer:
'This requires a different approach to intertextuality, as the "open dialogue" that is typical of the relationship between retelling and traditional fairy tale seldom applies to the intertextual connection that can be drawn between retelling and criticism.
The addresser's intent to incorporate, critique, or parody texts and currents in literary criticism can only occasionally be proved. The intertextual dialogue is thus constructed in the reading process and not necessarily in the writing process.' (p. 17)
Ofwel, lezer Vanessa Joosen legde zelf de verbanden tussen de wetenschappelijke teksten en de sprookjesbewerkingen die ze las, en noemde dat een dialoog, daarbij leunend op theorieën van Roland Barthes en anderen.
Het is een scheve dialoog. Want de geleerden lazen wel de sprookjesbewerkingen, maar de sprookjesbewerkers lazen zelden of nooit wat de geleerden schreven. Maar ze hadden wel hun drijfveren om sprookjes te bewerken en leunden daarbij onder meer op publieke debatten over sprookjes die deels door diezelfde geleerden werden gevoerd.
Vanessa Joosen:
'The fact that the retellings are usually written by non-academics and address a nonspecialized audience may explain why somefairy-tale retelling does not serve the survival of the traditional fairy tale alone.
From the parallels that I have drawn between critical texts from the 1970s and some very recent retellings, it can be argued that the fairy-tale retelling is also a site where outmoded critical views of the traditional fairy tale live on.
Some of these fictional texts recapitulate the development of certain lines of thought with regard to the fairy tale, expressing views of the fairy tale that have long been problematized in academic circles.
These views of the fairy tale are detached from the historical context in which they were topical in fairy-tale criticism, and their presence in recent retellings demonstrates the relativity of categories such as conservative and progressive. Especially in retellings for young children, early feminist and Marxist views still find equivalents today, as if new readers are expected to run through the evolution of these critical paradigms beginning with the most basic views and gradually evolving to more complex ones.' (p. 300).
Foei, auteurs, met je 'outmoded critical views', jullie hadden de voortgang van de wetenschap beter in de gaten moeten houden.
Hoewel, wetenschap? Hier doemt de vraag op wie die critics zijn, en zouden bespiegelingen kunnen volgen over het verschil tussen science, criticism en reviewing ofwel dat tussen academics en critics of wetenschap en recenseren. Juist in de literatuurwetenschap is die grens soms onduidelijk.
Neem dit citaat:
'Fairy-tale retellings have not provoked negative responses alone - on the contrary. Critics have recognized quite a few of these texts for their aesthetic qualities and for a literary complexity that transcends the critical distance that they take with regard to the fairy-tale pre-text as well as their relationship with a critical intertext.' (p. 302)
Bedoelt ze met critics hier echt alleen recensenten? En overigens: staan die esthetische eigenschappen dan vast? Hoeven ze alleen maar ontdekt te worden, al dan niet door critics? Dat vergt een afzonderlijke discussie - die overigens juist onder geleerden (academics) met verve is gevoerd.
Hoe populair sommige bewerkers ook waren (Roald Dahl), hoe veelgeprezen anderen (Wim Hofman), verreweg de invloedrijkste sprookjesbewerker tot nu toe is het groepje mensen dat onder de bedrijfsnaam Walt Disney diverse films de wereld instuurden, gevolgd door een berg op die films gebaseerd drukwerk.
Verwonderlijk dus dat deze sprookjesbewerker in het boek op slechts twee plaatsen langskomt. Vanessa Joosen richtte zich op in boekvorm verschenen bewerkingen die onder recensenten als alternatief of kritisch gelden, niet op het hierboven bedoelde goedkope drukwerk c.q. de films. In de lijst 'Primary texts' achterin het boek komt geen enkele Disney-titel voor.
Aan die tafel voor de dialoog, zie boven, was Disney niet uitgenodigd.
Niet dat-ie veel te melden zou hebben gehad of zelfs maar interesse had getoond. 'Walt Disney' was, vermoed ik, vooral bezig met de vraag op welke wijze zijn films zoveel mogelijk publiek konden trekken, en op die vraag heeft de firma zeker een antwoord gevonden. En gezien de conservatieve opvattingen van de persoon Walt Disney, tot in de jaren '60 (hij stierf in 1966) de baas in zijn bedrijf, valt er veel te speculeren over zijn intenties en dat is ook uitbundig gedaan. Wat natuurlijk iets minder zegt over het latere bedrijf Disney, dat in de onderzochte periode werd geleid door lieden als Michael Eisner en Frank Wells.
Maar we weten het niet, tenminste, niet na lezing van Critical & creative perspectives on fairy tales.
Hun ontbreken in de dialoog is te verklaren: voor een beetje dialoog heb je deelnemers nodig.
Iets meer aandacht was toch goed geweest, vind ik. Want Vanessa Joosen richtte zich voor haar onderzoek met diverse argumenten (p. 6) uitsluitend op bewerkingen van Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, Hans en Grietje, Roodkapje en De mooie vrouw en het beest, verschenen 'from the early 1970s to 2008'. Minstens vijf van deze verhalen zijn bewerkt door de firma Disney, zij het dat alleen de film Beauty and the Beast in de beschreven periode verscheen (1991), overige eerder, de eerste versie van Snow White and the Seven Dwarfs verscheen al in 1937.
Maar alle films waren in de beschreven periode nog te zien en het ervan afgeleide drukwerk in grote oplagen beschikbaar. Het is de enige bewerker die het in het Nederlands tot een zelfstandig naamwoord (dysnificatie) heeft weten te brengen.
Wie over sprookjes schrijft, kan eenvoudigweg niet om Disney heen. Wie over sprookjesbewerkingen schrijft evenmin en ook kunnen m.i. films en theaterbewerkingen (zie alleen al de Angelsaksische Cinderella-traditie) moeilijk buiten beschouwing worden gelaten. Anders maak je van de gedrukte literatuur een eiland in schitterende afzondering. Voor hoeveel mensen zal de Disney-versie van Sneeuwwitje niet dé Sneeuwwitje zijn?
Dat neemt niet weg dat Critical & creative perspectives on fairy tales een academisch verslag is dat volgens mij geen enkele sprookjesonderzoeker voortaan ongelezen kan laten, al helemaal in het Nederlandstalig onderzoeksgebied.
Pal na voltooiing van deze bespreking ontving ik Wit als sneeuw, zwart als inkt ter bespreking. Oorspronkelijk wou ik beide titels tegelijk bespreken, maar daar zie ik van af. Een der komende dagen volgt dus de bespreking van Wit als sneeuw, zwart als inkt.
PS. Zie hier.
Dus vroeg en kreeg ik het boek ter bespreking, overigens nog vóór Wit als sneeuw verscheen, en begon te lezen.
Critical & creative perspectives on fairy tales getuigt alleen al van enige ambitie omdat het een Engelstalige uitgave is, verschenen in de VS. Het proefschrift waarmee Vanessa Joosen op 7 maart 2008 promoveerde ligt eraan ten grondslag. Het is dan ook een academisch vertoog pur sang. Ik kwam een heel eind, maar halverwege haalden andere lezenswaardige boeken het in en lag het maandenlang te broeden op mijn nachtkastje, tot ik het weer oppakte en eerst maar eens de Conclusion opnieuw begon te lezen.
Helaas is het niet echt iets om 's avonds laat te lezen. Dat wil niet zeggen dat Critical & creative perspectives on fairy tales niet lezenswaardig is. Alleen al de ondertitel, tevens onderwerp, is het overdenken waard. Een dialoog tussen geleerden en auteurs? Ik zag een grote tafel voor me, met alle genoemde geleerden en auteurs van sprookjesbewerkingen pratend eromheen, maar dat bleek al snel een metafoor. Ik citeer:
'This requires a different approach to intertextuality, as the "open dialogue" that is typical of the relationship between retelling and traditional fairy tale seldom applies to the intertextual connection that can be drawn between retelling and criticism.
The addresser's intent to incorporate, critique, or parody texts and currents in literary criticism can only occasionally be proved. The intertextual dialogue is thus constructed in the reading process and not necessarily in the writing process.' (p. 17)
Ofwel, lezer Vanessa Joosen legde zelf de verbanden tussen de wetenschappelijke teksten en de sprookjesbewerkingen die ze las, en noemde dat een dialoog, daarbij leunend op theorieën van Roland Barthes en anderen.
Het is een scheve dialoog. Want de geleerden lazen wel de sprookjesbewerkingen, maar de sprookjesbewerkers lazen zelden of nooit wat de geleerden schreven. Maar ze hadden wel hun drijfveren om sprookjes te bewerken en leunden daarbij onder meer op publieke debatten over sprookjes die deels door diezelfde geleerden werden gevoerd.
Vanessa Joosen:
'The fact that the retellings are usually written by non-academics and address a nonspecialized audience may explain why somefairy-tale retelling does not serve the survival of the traditional fairy tale alone.
From the parallels that I have drawn between critical texts from the 1970s and some very recent retellings, it can be argued that the fairy-tale retelling is also a site where outmoded critical views of the traditional fairy tale live on.
Some of these fictional texts recapitulate the development of certain lines of thought with regard to the fairy tale, expressing views of the fairy tale that have long been problematized in academic circles.
These views of the fairy tale are detached from the historical context in which they were topical in fairy-tale criticism, and their presence in recent retellings demonstrates the relativity of categories such as conservative and progressive. Especially in retellings for young children, early feminist and Marxist views still find equivalents today, as if new readers are expected to run through the evolution of these critical paradigms beginning with the most basic views and gradually evolving to more complex ones.' (p. 300).
Foei, auteurs, met je 'outmoded critical views', jullie hadden de voortgang van de wetenschap beter in de gaten moeten houden.
Hoewel, wetenschap? Hier doemt de vraag op wie die critics zijn, en zouden bespiegelingen kunnen volgen over het verschil tussen science, criticism en reviewing ofwel dat tussen academics en critics of wetenschap en recenseren. Juist in de literatuurwetenschap is die grens soms onduidelijk.
Neem dit citaat:
'Fairy-tale retellings have not provoked negative responses alone - on the contrary. Critics have recognized quite a few of these texts for their aesthetic qualities and for a literary complexity that transcends the critical distance that they take with regard to the fairy-tale pre-text as well as their relationship with a critical intertext.' (p. 302)
Bedoelt ze met critics hier echt alleen recensenten? En overigens: staan die esthetische eigenschappen dan vast? Hoeven ze alleen maar ontdekt te worden, al dan niet door critics? Dat vergt een afzonderlijke discussie - die overigens juist onder geleerden (academics) met verve is gevoerd.
Verwonderlijk dus dat deze sprookjesbewerker in het boek op slechts twee plaatsen langskomt. Vanessa Joosen richtte zich op in boekvorm verschenen bewerkingen die onder recensenten als alternatief of kritisch gelden, niet op het hierboven bedoelde goedkope drukwerk c.q. de films. In de lijst 'Primary texts' achterin het boek komt geen enkele Disney-titel voor.
Aan die tafel voor de dialoog, zie boven, was Disney niet uitgenodigd.
Niet dat-ie veel te melden zou hebben gehad of zelfs maar interesse had getoond. 'Walt Disney' was, vermoed ik, vooral bezig met de vraag op welke wijze zijn films zoveel mogelijk publiek konden trekken, en op die vraag heeft de firma zeker een antwoord gevonden. En gezien de conservatieve opvattingen van de persoon Walt Disney, tot in de jaren '60 (hij stierf in 1966) de baas in zijn bedrijf, valt er veel te speculeren over zijn intenties en dat is ook uitbundig gedaan. Wat natuurlijk iets minder zegt over het latere bedrijf Disney, dat in de onderzochte periode werd geleid door lieden als Michael Eisner en Frank Wells.
Maar we weten het niet, tenminste, niet na lezing van Critical & creative perspectives on fairy tales.
Walt Disney en zijn zeven dwergen, foto uit 1937 |
Hun ontbreken in de dialoog is te verklaren: voor een beetje dialoog heb je deelnemers nodig.
Iets meer aandacht was toch goed geweest, vind ik. Want Vanessa Joosen richtte zich voor haar onderzoek met diverse argumenten (p. 6) uitsluitend op bewerkingen van Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, Hans en Grietje, Roodkapje en De mooie vrouw en het beest, verschenen 'from the early 1970s to 2008'. Minstens vijf van deze verhalen zijn bewerkt door de firma Disney, zij het dat alleen de film Beauty and the Beast in de beschreven periode verscheen (1991), overige eerder, de eerste versie van Snow White and the Seven Dwarfs verscheen al in 1937.
Maar alle films waren in de beschreven periode nog te zien en het ervan afgeleide drukwerk in grote oplagen beschikbaar. Het is de enige bewerker die het in het Nederlands tot een zelfstandig naamwoord (dysnificatie) heeft weten te brengen.
Wie over sprookjes schrijft, kan eenvoudigweg niet om Disney heen. Wie over sprookjesbewerkingen schrijft evenmin en ook kunnen m.i. films en theaterbewerkingen (zie alleen al de Angelsaksische Cinderella-traditie) moeilijk buiten beschouwing worden gelaten. Anders maak je van de gedrukte literatuur een eiland in schitterende afzondering. Voor hoeveel mensen zal de Disney-versie van Sneeuwwitje niet dé Sneeuwwitje zijn?
Pal na voltooiing van deze bespreking ontving ik Wit als sneeuw, zwart als inkt ter bespreking. Oorspronkelijk wou ik beide titels tegelijk bespreken, maar daar zie ik van af. Een der komende dagen volgt dus de bespreking van Wit als sneeuw, zwart als inkt.
PS. Zie hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten