Dit gedicht van J.A. Emmens (zie ook hier) vind ik mooi - en poëzie.
Uw wereld die zo officieel is
dat hij, als ik er tegen schop,
verwonderd meegeeft, tot zijn kop
ontvallen laat wat U teveel is,
is knap gebouwd: een combinatie
van lustprieel en rollend fort.
Ik die geen wereld meer bewoon,
maar op de buik van Moeder Aarde
troon als een monster zonder waarde
bewonder u soms wel: mijn hoon
geldt meer Uw smaak dan Uw prestatie
en schiet dus meestal iets te kort.
Uw wereld die zo officieel is dat hij, als ik er tegen schop, verwonderd meegeeft, tot zijn kop ontvallen laat wat U teveel is, is knap gebouwd: een combinatie van lustprieel en rollend fort.
Ik die geen wereld meer bewoon, maar op de buik van Moeder Aarde troon als een monster zonder waarde, bewonder u soms wel: mijn hoon geldt meer Uw smaak dan Uw prestatie en schiet dus meestal iets te kort.
Hoewel iets minder geldt dat ook voor dit gedicht van Charles Ducal.
Zo begint het
De moeder van de poëzie is de verveling.
Zij sluit mij op en gooit de sleutel door het raam.
Dit is je plek, zegt zij, probeer nu maar,
er is vast een formule, een bezwering
die de uren van hun zuigkracht kan bevrijden.
Seconde na seconde tikt, is zich van mij bewust,
een mespunt op de muur, een rusteloze naald
die het ijle stikt. Zo begint het schrijven.
Als een die, verdwaald in een onmogelijk woud,
in een bodemloze put gevallen, toch nog schreeuwt
en iemand is al onderweg die van hem houdt.
Zo begint het schrijven, zo vergeefs.
Ook hier jambes en rijm, sonnet-achtig, maar al iets meer parlando. Hier als proza:
De moeder van de poëzie is de verveling. Zij sluit mij op en gooit de sleutel door het raam.
Dit is je plek, zegt zij, probeer nu maar, er is vast een formule, een bezwering die de uren van hun zuigkracht kan bevrijden.
Seconde na seconde tikt, is zich van mij bewust, een mespunt op de muur, een rusteloze naald die het ijle stikt. Zo begint het schrijven. Als een die, verdwaald in een onmogelijk woud, in een bodemloze put gevallen, toch nog schreeuwt en iemand is al onderweg die van hem houdt. Zo begint het schrijven, zo vergeefs.
Wat dan opvalt is dat de tekst moeilijker te bevatten wordt. De witregels van de weergave als poëzie lijken nodig als rustpunten om de woorden en hun ritme te laten doordringen.
Nu een gedicht van K. Michel:
De lezeres van Kertész
Ze draagt een lange zwarte
rok die niet eens haar enkels toont
een manteltje met een hoge
nekbedekkende kraag en een hoedje
dat zedig zelfs haar oren bedekt
Ze zit op een muurtje dat
samen met een grote schoorsteen
de rand van het dak markeert
Achter haar wijst de schaduw
van een brandtrap omhoog
Waarom ze het dak heeft opgezocht
geen idee, misschien is het boek
dat ze leest te frivool voor haar aardse
omgeving of is het juist zo spiritueel
dat ze dichter bij de wolken wil zijn
(Waarschijnlijk is het lezen
de enige intieme handeling
waarbij ze betrapt kan worden
zonder zich te schamen)
Hier als proza, met enkele toegevoegde leestekens:
Ze draagt een lange zwarte rok die niet eens haar enkels toont, een manteltje met een hoge nekbedekkende kraag en een hoedje dat zedig zelfs haar oren bedekt.
Ze zit op een muurtje dat samen met een grote schoorsteen de rand van het dak markeert.
Achter haar wijst de schaduw van een brandtrap omhoog.
Waarom ze het dak heeft opgezocht, geen idee, misschien is het boek dat ze leest te frivool voor haar aardse omgeving of is het juist zo spiritueel dat ze dichter bij de wolken wil zijn.
(Waarschijnlijk is het lezen de enige intieme handeling waarbij ze betrapt kan worden zonder zich te schamen.)
Eerlijk gezegd vind ik de prozatekst leesbaarder dan het 'gedicht'. Dit is een observatie bij een foto van André Kertész. Op zoek naar die foto (bron) kwam ik bovendien bij Spleen een versie tegen met een laatste stukje tekst dat op de Poëziekalender ontbreekt!
Het duister van de schoorsteenpijp rijmt met de toon van haar kleding maar de opening is breed en nodigt, nee zucht om een afdaling naar beneden.
Dat was natuurlijk niet zo weergegeven maar in vier regels. Aan u, lezer van dit blog, te raden hoe. Het had van mij niet gehoeven, die weergave als poëzie. Overbodig, breekt de tekst onnodig in stukjes. Geen poëzie dus, wel mooi proza.
André Kertész was overigens gefascineerd door lezende mensen, er is een fotoboek van verschenen. Zijn foto's inspireerden niet alleen K. Michel: zie o.a. Raster 69 (1995, wie weet nog ergens te vinden maar in ieder geval bij het onvolprezen DBNL).
De gedichten van J.A. Emmens waren me bekend: zijn deel Gedichten en aforismes van zijn verzameld werk (ook uitgegeven door Van Oorschot) staat in mijn boekenkast. Een van mijn favorieten:
Hard facts
't Gras is gemaaid, de bloemen staan op stelen,
de blaren hangen keurig aan de boom.
De een heeft een huisdier wat te bevelen,
iemand te strelen, iemand te slaan,
de ander zichzelf om mee om te gaan.
Poëzie is de essentie van woordkunst. Prachtig dus dat het Nederlands taalgebied sinds kort twéé soort-van Nationale Dichters telt. De ene is Anne Vegter, Dichter des Vaderlands sinds 2013, de ander Joke van Leeuwen, Dichter der Nederlanden.
O ja, die 'dicht'regels van Michel:
Het duister van de schoorsteenpijp
rijmt met de toon van haar kleding
maar de opening is breed en nodigt
nee zucht om een afdaling naar beneden
Voorgaande afleveringen van Wat heet poëzie: klik bij de labels hieronder op Wat heet poëzie.
Dit is je plek, zegt zij, probeer nu maar, er is vast een formule, een bezwering die de uren van hun zuigkracht kan bevrijden.
Seconde na seconde tikt, is zich van mij bewust, een mespunt op de muur, een rusteloze naald die het ijle stikt. Zo begint het schrijven. Als een die, verdwaald in een onmogelijk woud, in een bodemloze put gevallen, toch nog schreeuwt en iemand is al onderweg die van hem houdt. Zo begint het schrijven, zo vergeefs.
Wat dan opvalt is dat de tekst moeilijker te bevatten wordt. De witregels van de weergave als poëzie lijken nodig als rustpunten om de woorden en hun ritme te laten doordringen.
Nu een gedicht van K. Michel:
De lezeres van Kertész
Ze draagt een lange zwarte
rok die niet eens haar enkels toont
een manteltje met een hoge
nekbedekkende kraag en een hoedje
dat zedig zelfs haar oren bedekt
Ze zit op een muurtje dat
samen met een grote schoorsteen
de rand van het dak markeert
Achter haar wijst de schaduw
van een brandtrap omhoog
Waarom ze het dak heeft opgezocht
geen idee, misschien is het boek
dat ze leest te frivool voor haar aardse
omgeving of is het juist zo spiritueel
dat ze dichter bij de wolken wil zijn
(Waarschijnlijk is het lezen
de enige intieme handeling
waarbij ze betrapt kan worden
zonder zich te schamen)
Hier als proza, met enkele toegevoegde leestekens:
Ze draagt een lange zwarte rok die niet eens haar enkels toont, een manteltje met een hoge nekbedekkende kraag en een hoedje dat zedig zelfs haar oren bedekt.
Ze zit op een muurtje dat samen met een grote schoorsteen de rand van het dak markeert.
Achter haar wijst de schaduw van een brandtrap omhoog.
Waarom ze het dak heeft opgezocht, geen idee, misschien is het boek dat ze leest te frivool voor haar aardse omgeving of is het juist zo spiritueel dat ze dichter bij de wolken wil zijn.
(Waarschijnlijk is het lezen de enige intieme handeling waarbij ze betrapt kan worden zonder zich te schamen.)
Eerlijk gezegd vind ik de prozatekst leesbaarder dan het 'gedicht'. Dit is een observatie bij een foto van André Kertész. Op zoek naar die foto (bron) kwam ik bovendien bij Spleen een versie tegen met een laatste stukje tekst dat op de Poëziekalender ontbreekt!
Het duister van de schoorsteenpijp rijmt met de toon van haar kleding maar de opening is breed en nodigt, nee zucht om een afdaling naar beneden.
Dat was natuurlijk niet zo weergegeven maar in vier regels. Aan u, lezer van dit blog, te raden hoe. Het had van mij niet gehoeven, die weergave als poëzie. Overbodig, breekt de tekst onnodig in stukjes. Geen poëzie dus, wel mooi proza.
André Kertész was overigens gefascineerd door lezende mensen, er is een fotoboek van verschenen. Zijn foto's inspireerden niet alleen K. Michel: zie o.a. Raster 69 (1995, wie weet nog ergens te vinden maar in ieder geval bij het onvolprezen DBNL).
De gedichten van J.A. Emmens waren me bekend: zijn deel Gedichten en aforismes van zijn verzameld werk (ook uitgegeven door Van Oorschot) staat in mijn boekenkast. Een van mijn favorieten:
Hard facts
't Gras is gemaaid, de bloemen staan op stelen,
de blaren hangen keurig aan de boom.
De een heeft een huisdier wat te bevelen,
iemand te strelen, iemand te slaan,
de ander zichzelf om mee om te gaan.
Poëzie is de essentie van woordkunst. Prachtig dus dat het Nederlands taalgebied sinds kort twéé soort-van Nationale Dichters telt. De ene is Anne Vegter, Dichter des Vaderlands sinds 2013, de ander Joke van Leeuwen, Dichter der Nederlanden.
O ja, die 'dicht'regels van Michel:
Het duister van de schoorsteenpijp
rijmt met de toon van haar kleding
maar de opening is breed en nodigt
nee zucht om een afdaling naar beneden
Voorgaande afleveringen van Wat heet poëzie: klik bij de labels hieronder op Wat heet poëzie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten