The Cat Who Came in off the Roof: ja, wie anders dan Minoes? De vertaling door David Colmer bleek een groot succes in Groot-Brittannië. Dat is deels te danken aan de vertaling, deels aan Pushklin Press, de Britse uitgeverij die besloot een reeks kinderboeken van over de grens te publiceren. Een bijzondere reeks, met titels als The Letter for the King van Tonke Dragt, A House without Mirrors van Mårten Sandén, Vitello becomes a Businessman van Kim Fupz Aakeson en The Pilot and The Little Prince van Peter Sis. En The Cat Who Came in off the Roof van Annie M.G. Schmidt.
Annie M.G. Schmidt schreef proza met lastig te vertalen woordspelingen. 'Een juffrouw geeft geen kopje. Hoogstens een kopje thee.' Ja, hoe vertaal je dat?
David Colmer kan er smakelijk over vertellen en deed dat o.a. op vrijdag 14 november in een zaaltje van de Campus Brussel van de Katholieke Universiteit Leuven. De Werkgroep Minoes van de CODL had er een minisymposium georganiseerd, onder voorzitterschap van Jan van Coillie.
Minisymposium: het was openbaar, er waren een veertig toehoorders, maar het was natuurlijk ook en vooral een bijeenkomst van die werkgroep.
Naast vertaler Colmer kwamen er verscheidene onderzoekers aan het woord. Bij lange na niet zo onderhoudend, hoewel Joke Linders in haar vlotte openingslezing ('Liever kat dan dame') een heel eind kwam. Die ging dan ook over Minoes in een biografische context, en op dat gebied is Joke Linders een expert. Zie haar boek Doe nooit wat je moeder zegt. Annie M.G. Schmidt, de geschiedenis van haar schrijverschap (1999).
De titel van het symposium was: 'Hoe kats blijft Minoes? De internationale receptie van Annie M.G. Schmidts Minoes'. Daarmee belanden we in de wereld van de literatuuronderzoekers. Velen van hen houden ervan recepties te onderzoeken, en daarmee bedoelen ze niet in de eerste plaats die verzamelingen mensen met glaasjes drank in hun hand rond tafels met hapjes, maar de verzamelingen reacties op een bepaald werk. Receptie-onderzoekers onderzoeken vooral recensies.
Omdat het hier om vertalingen ging, doen die er natuurlijk ook toe.
Maar allereerst:
De term canon is ook al zo'n typische literatuurwetenschappelijke term, maar wel iets wijder verspreid dan receptie. In Nederland kennen we tegenwoordig de Canon van Nederland. Je zou canon kunnen omschrijven als een lijst zaken die belangrijk gevonden worden. Canon betekende riet in het oud-Grieks. Dat riet werd gebruikt als een maatstok, en het woord kreeg daardoor de betekenis van maatstaf of richtlijn. De derde-eeuwse kerkvader Origenes schijnt het zo voor het eerst te hebben toegepast, als term voor de kerkse regels. Canonieke teksten gelden als gezaghebbend in de kerk, in tegenstelling tot apocriefe teksten. Sindsdien verspreidde het woord canon zich in andere gebieden en is het gewoon geworden om te spreken over de canon van bijvoorbeeld de jazz, het boeddhisme, de geschiedenis, de literatuur en dus ook de Nederlandstalige jeugdliteratuur.
Dat mag zo zijn, toch blijkt het nodig iedere keer weer te herdefiniëren.
Dus kwam Jan van Coillie met een definitie, netjes ontleend aan een grootheid in de jeugdliteraire vakliteratuur. Voor het gemak schakelde hij deze dag de term klassiek gelijk aan canon. Een klassiek boek is zo per definitie deel van de canon.
De vraag was: hoe ging dat met Minoes?
Eerst maar eens: hoe werd Annie M.G. Schmidt zelf zo snel een 'icoon'?
Zo dus. En zo:
En over Minoes:
Zo dus, kort door de bocht. (Er waren méér plaatjes, en Jan sprak er ook nog bij.)
Hoe dat in diverse andere landen ging, kwam daarna aan de orde: vertalingen in het Frans, Pools, Russisch, Tsjechisch, Hongaars en, zoals vermeld, in het Engels. De verfilming van Minoes speelde een grote rol.
Ik noem even alle onderzoekers of vertalers die aan het woord kwamen: Matthieu Sergier en Stéphanie Vanasten (over de vertalingen in het Frans), Barbara Kalle en Natalie Brożyna (Pools), Pieter Boulogne (Russisch), Janina Vesztergom (Hongaars) en Martina Veliká (Tsjechisch). Er waren afmeldingen van Kirsten Waterstraat (Duits) en Bojana Budimir (Servokroatisch, pardon Servisch), maar hun samenvattingen zaten wel in het mapje.
Een enkele keer kwamen voorbeelden voorbij, zoals dit:
Opnieuw een mooi voorbeeld van zo'n lastig te vertalen woordspeling (overreden/overleden). Deze Franse vertaler bracht het er niet zo goed van af, hij verandert het laconieke stijlregister in een register van een sterke-verhalen-verteller met dik-aangezette woorden (aplatie comme une galette; gros-cul avec remorque).
Colmer had geen plaatjes bij zich, het lukte me helaas niet om zo snel te noteren wat hij voor oplossing had bedacht.
De bijdragen aan deze boeiende bijeenkomst worden misschien gepubliceerd in Literatuur zonder lezen, begreep ik. Ik sluit ook niet uit dat een en ander later in diverse artikelen in andere periodieken terecht komt. Al speurend voor dit verslagje kwam ik nog een omvangrijke scriptie tegen over Minoes in Duitse vertaling, van Fien Lingier (toen: universiteit Gent).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten