Dertienjarige vertelster Tiffany in Tiffany Dop van Tjibbe Veldkamp (Lemniscaat) past even op een baby en ontdekt dat ze daarbij heel prettig voelt. Ze besluit een baby te krijgen en gaat op zoek naar een verwekker. Ze komt o.a. Olivier tegen, die belooft haar te helpen, maar haar in feite wil behoeden voor de gevolgen van dit onbesuisde plan. Dat lukt, met wat omwegen.
Een meisjesboek? Dan wel een atypisch meisjesboek, want door de karakterisering van de hoofdpersoon zouden ook jongens zich aangetrokken kunnen voelen tot dit verhaal. Bovendien is het geschreven in een bondige, lenige stijl, zonder de stijlfiguren die veel verhalen voor jonge meiden kenmerken en die te typeren zijn als pogingen om iets van tienertaal na te doen.
Veldkamp heeft een ruim oeuvre, voor bijna alle leeftijden, en positioneert zich duidelijk als ‘kinderboekenschrijver’. Zelf typeert hij dit verhaal als iets voor 10+, en taaltechnisch is dat juist, maar ik denk dat weinig tienjarigen zich gegrepen voelen door het verhaal, op vroegrijpe meisjes na. Zie de eerste twee zinnen:
Ik was dertien en wilde een baby. Ik trok de deur van de flat achter me dicht en dacht: als ik thuiskom ben ik zwanger.
Het is niet zijn enige werk voor deze leeftijdsgroep, zie SMS, De lachaanval en De bezwering.
De hoofdpersoon blikt terug op een woelige episode en doet dat alsof ze vlak daarna aan iemand het verhaal vertelt. Dat gebeurt in een vlotte, uitgebeende stijl, met hier en daar ironische kanttekeningen, en die wordt zeer consequent volgehouden, waardoor haar karakter voor de lezer kleur krijgt. Dat is uitstekend gedaan. Om dat te tonen, citeer ik het vervolg op de eerder geciteerde twee zinnen:
Ik klom over de balustrade en sprong naar beneden. Niet gevaarlijk, want we wonen op de eerste verdieping.
Het was nog vroeg, maar toch was het al warm, te warm om het hele eind naar het centrum te rennen. Ik deed het toch. In de buurt van de flat kenden mensen me. Ik wilde geen kind van een bekende. Zo iemand wilde later misschien de vader uithangen en dat was even niet de bedoeling. Ik wilde een kindje voor mij alleen.
Ik had nooit geweten dat ik dat wilde. Eigenlijk was het ook niks voor mij. Ook kinderen die niet zelf met mij gevochten hadden, kenden mijn naam: Tiffany Dop, bats veur de kop. Niemand van hen zal ooit gedacht hebben: die Tiffany Dop wil vast graag een kindje. Maar dat wilde ik dus wel. Ik had het net die ochtend bedacht.
Nu denk je misschien: Tiffany Dop, zou je daar niet een nachtje over slapen?
Nou nee. Een baby zou helemaal geweldig zijn! Beter dan geld of mooie spullen of goeie cijfers. Al die dingen kwamen niet eens in de buurt! Ik wist het helemaal zeker. Waarom zou ik dan wachten?
Toen ik bij de Grote Markt was, ging ik op een bankje van een bushalte zitten om uit te hijgen.
Dat is bladzijde 1, en dan heb je als lezer al meteen een beeld. Van een ongeduldig, fysiek geoefend, vechtlustig meisje. Dat beeld wordt later aangevuld en alles valt op zijn plaats. Een huishouden dat als los zand is, met leden die vooral op hun eigen belang letten. Een moeder (Sheila) die haar geld verdient als escortdame en grillig reageert en regeert. Twee jongere broertjes (Danny en Bruce) die daarin zo hun eigen weg kiezen, met veel streken aan de rand van de misdaad. De aanleiding tot het verhaal: ze krijgt onverwacht een baby in handen gedrukt om even op te letten, en ontdekt dat ze zich daarbij heel goed voelt, want ze leert dan een heel andere kant van zichzelf kennen. Dat begint (p. 19-20) zo:
Ze sloeg een armpje om mijn hals. Ik voelde me vreemd. Een beetje huilerig, maar op een prettige manier - terwijl ik dus geen huilerig type ben. Ik aaide het meisje over haar wang. Wat was haar huid zacht! Ik aaide haar nog eens. Ineens snapte ik wat ik had. Ik voelde liefde.
Misschien vind je dat niet zo vreemd, misschien denk je, logisch, die kleintjes zijn ook zó scháttig! Dat kan zijn. Maar ik vond het idioot. Ik was Tiffany Dop, bats veur de kop. En Tiffany Dop hield niet van baby's. De ene helft van me dacht: wat een schatje! Ik hou van haar! En de andere helft dacht: Tif, kappen nou! Doe normaal!
‘Fff!' zei het meisje.
Natuurlijk loopt die speurtocht naar een verwekker op niets uit, na enkele (voor de lezer hilarische) episodes, maar ze leert er wel Olivier door kennen, en daardoor weer een andere baby (Roos), op wie ze regelmatig mag passen, en mensen die haar waarderen.
Intussen loopt er thuis van alles mis en ze leert o.a. van haar moeder wel een heel akelige, egoïstische kant kennen – waarbij haar fysieke kracht en vechtervaring nog een rol speelt, dus ook dat valt op zijn plaats. Het is volstrekt geloofwaardig dat ze aan het eind van het verhaal (p. 113) besluit:
‘Ik ga uit huis’.
Ik had niet geweten dat ik dat wilde. Maar ik wist het zeker. Dus waarom zou ik wachten? In een leven zonder Sheila, Danny en Bruce kon ik worden wie ik wilde. Met of zonder baby.
Let ook op de fraaie herhaling van dat ‘waarom zou ik wachten’, die begin en eind van het verhaal met elkaar verbindt. Zo blijft ze haar karakter trouw, terwijl er toch een ontwikkeling valt waar te nemen. En zo blijft het verhaal licht van toon, dankzij de zorgvuldige karakterisering van dit ondanks alle soms heftige gebeurtenissen (je zal maar door je moeder tot prostitutie worden gedwongen) levenslustige type.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten