Zoeken in deze blog

dinsdag 18 januari 2011

Fantasie onder vuur?

Boeiende boze brief vandaag in de Volkskrant van auteur Anna van Praag. Zij meent dat op sommige protestants-christelijke scholen de verbeeldingskracht van kinderen wordt ingeperkt door het verbieden van boeken waarin bepaalde thema's voorkomen. Haar verontwaardiging lijkt heel oprecht.

De verbeelding van kinderen bevindt zich echter niet in boeken, maar in hun hoofden. Hoe krachtig die verbeelding is, hangt van veel meer zaken af dan de aangeboden vormgegeven verbeelding van anderen, bijvoorbeeld die van auteurs. Het lijkt mij niet correct en wat hoogmoedig om de verbeelding van kinderen te vereenzelvigen met dat wat hen in kinderboeken wordt aangeboden. Alsof kinderen zich slechts dát zouden kunnen verbeelden wat hen eerder in de vorm van gedrukte tekst is aangeboden. Gelukkig ligt dit wat ingewikkelder, denk ik.

Niettemin stimuleren verhalen en poëzie de verbeelding van kinderen wel en vermoedelijk bedoelt onze boze Anna dat. En ja, er zijn ouders en instanties die met de Bijbel in de hand menen dat allerlei thema's de kinderen onthouden dienen te worden. Anna somt er vijf op. Je kan het ermee eens zijn of niet, maar bijzonder is het niet, het lijkt me een vanzelfsprekend deel van de opvoeding dat ouders en scholen sommige zaken liever aan hun kinderen voorschotelen dan andere, en sommige thema's liever niet belicht zien. Dat geldt voor seculiere, hoogopgeleide opvoeders evenzeer als voor gelovige, iets minder hoog opgeleide opvoeders, alleen verschillen ze in de keuze van al dan niet favoriete thema's en beelden en lijken de eerstgenoemden iets minder bevreesd om hun kinderen te confronteren met partjes mondo cane.
En ja, zakelijk gezien is het voorstelbaar dat sommige uitgevers trachten rekening te houden met een handig mandje van zulke zaken, om een zo hoog mogelijke omzet te bereiken. Uitgevers zijn grutters, vergeet dat niet.

Erg fijn vind ik het, met Anna, niet. Het levert naar mijn idee een tamelijk smakeloos soort verhalen op, een gerecht zonder specerijen en kruiden, allemanspap. Met opluchting stel ik weer eens vast dat de mensen die in dit soort vermijding het verst willen gaan (ja, inderdaad, hoofdzakelijk in protestants-christelijke hoek) in onze samenleving een minderheid vormen. Dat houden we zo, hoop ik, en dan kijk ik maar liever niet naar sommige streken in de VS, waar ze een meerderheid vormen.
De wal keert het schip. De meeste kinderen houden niet van zouteloze allemanspap.

Voor wie Anna's brief niet meer kan vinden, hier volgt-ie:


Ik ben het kwaad. Een internetsite over ‘Bijbel en onderwijs’ doet mij en collega-kinderboekenschrijvers Jaap Robben en Tjibbe Veldkamp in de ban.
‘Door middel van fantasie proberen zij kinderen naar de duisternis te trekken. Koop hun boeken niet, weer ze van de scholen, uit de bibliotheken en uit de winkels’. Hilarisch natuurlijk. Of toch niet?


Het lastige bij kinderboeken is dat onze doelgroep (het kind) zelden de koper is van het boek. Er zit altijd nog een laag tussen: de bibliotheek, de ouder, de school. En aangezien kinderen maar al te vaak worden beschouwd als kwetsbaar en onmondig, boksen we soms op tegen een hardnekkig moralisme. Vooral bij de scholen kan het erg zijn. Er waart een wonderlijke doctrine rond, waarvan ik zelf geregeld last heb. Die doctrine heet ‘protestants-christelijk’ - en je vindt ’m echt niet alleen in de dubieuze marges van internet.


Rituelen


Een voorbeeld. Ik heb een groot deel van mijn leven gereisd en daar ook over geschreven. Op een dag werd ik benaderd door de Wereldschool, een school voor Nederlandse kinderen in het buitenland. Bij het lespakket hoort ook een aantal boeken, en ze hadden een boek van mij geselecteerd. Dat was nog eens een opsteker. Helaas, het ketste af. Niet omdat ze mijn boek niet mooi vonden, maar omdat er in Moord in de jungle een paar traditionele rituelen uit de binnenlanden van Senegal voorkwamen. ‘Dat willen de christelijke families niet.’


Ondertussen had ik ook een boek geschreven dat Het heksenhotel heette. Dat boek gaat over wicca - een grote rage onder jonge meiden. Maar voor wie de moeite neemt om het te lezen gaat het boek vooral over het gevaar je klakkeloos te verliezen in wat voor rage dan ook. Aan het eind is het boek zelfs een directe aanklacht tegen de opperheks uit het boek en zij die haar zomaar volgden. Echter, door dit boek ben ik ‘besmet’ verklaard, denk ik wel eens. Ik kom vaak op scholen en geef daar diverse workshops waarvan ‘enge heksenverhalen schrijven’ er één is.


Waarschuwing


Het is me al meerdere keren gebeurd dat ik in de auto op weg naar weer zo’n school van de bibliothecaresse de waarschuwing mee kreeg ‘Doe hier maar iets anders, het is een christelijke school.’ Sterker, ook als ik helemaal niks met heksen ga doen, krijg ik het vaak te horen: ‘De volgende school is christelijk.’ Alsof… ja, alsof wát eigenlijk? Alsof christelijk iets is waar je terdege rekening mee moet houden. Maar dan kom ik daar, en dan is het gewoon een school als alle andere, met dezelfde kinderen die ik overal zie.


Maar dat zijn dan dus wel kinderen die ongevraagd een hekje om hun verbeeldingskracht geplaatst krijgen! Want dat is wat me het meest stoort: ik geloof hartstochtelijk in de kracht van fantasie en alles in mij komt in opstand als daar censuur op wordt gepleegd, hoe subtiel ook. En het volgende incident was de spreekwoordelijke druppel.


Er is in Nederland een prachtige traditie van schoolboeken waarbij regelmatig met schrijvers wordt samengewerkt. Laatst kreeg ik weer zo’n opdracht, en ik begon er vol plezier aan. Maar toen viel mijn oog op iets wat ik al honderd keer was tegengekomen, en ineens dacht ik: wat staat daar nou, echt?


Lijst


Het was een lijst. Zoals altijd gaan dit soort lesboeken naar zo veel mogelijk scholen: zowel openbaar als christelijk. En daarom hadden ze er veertien ‘gevoeligheden voor protestants-christelijke scholen’ aan toegevoegd, waar wij als schrijvers rekening mee dienden te houden. Ik citeer er vijf:


Kermis, carnaval, circus, disco: kán als verduidelijking van de les-inhoud, maar verheerlijk het niet. (Laat het kind dat niet meegaat of meemag bijvoorbeeld niet het sufferdje zijn.)
Geen discutabele theorieën zoals evolutie, horoscopen, waarzeggen, magie.
Het uitleggen van tovenarij, spoken, kabouters et cetera. Kán, maar alleen ter ondersteuning van lesinhoud. Ga uit van de realiteit, gebruik deze onderwerpen niet om een tekst smeuïger of spannender te maken. Leg altijd (in de handleiding) uit dat bijvoorbeeld tovenarij niet echt is, niet bestaat.
Geen aantasting van het ouderlijk gezag.
Echtscheidingen worden inmiddels breder geaccepteerd, homoseksuelen ook. Maar voor een tweede keer trouwen of het homohuwelijk liggen wel erg gevoelig. Vermijd deze onderwerpen.
Als je het zo zwart op wit ziet (door mij nu lichtelijk uit zijn verband gerukt, maar toch) blijkt dat zo’n beetje al mijn boeken worden uitgesloten: De heks van de samba gaat over carnaval. Verboden te vliegen gaat over een meisje dat kan vliegen en dat ‘wordt gebruikt om de tekst smeuïger te maken’. In Nooit meer lief, mijn laatste boek, speelt een rotkind de hoofdrol, dat absoluut het ouderlijk gezag aantast.


Schokkend


Wat vind ik hier nou zo schokkend aan? Ten eerste dat de christelijke school (zo’n 15 procent van het totaal) dus kennelijk de norm is voor alle scholen. Want er wordt maar één lesboek gemaakt, en deze regels gelden dus gemakshalve meteen voor alle andere basisscholen.


Maar het ergste vind ik dat door dit soort uitgesproken en onuitgesproken codes de verbeeldingskracht van de (inderdaad weerloze) kinderen wordt ingeperkt. Het mooie en bijzondere aan het kinderbrein is toch juist de grenzeloze fantasie, het vrij kunnen ontdekken in een wereld waarin alles mogelijk is - ook de allerraarste dingen? Wie zijn wij om, in naam van wat voor doctrine dan ook, te beslissen wat voor wezens, situaties, gedachten er in een boek mogen staan? Is literatuur niet juist bedoeld om je wereld groter te maken in plaats van kleiner?


Transseksueel


Overigens raakte een vriend van mij door al deze beperkingen juist enorm geïnspireerd om een verhaal te schrijven over ‘een héééél naar kind, dat als ze 10 is zeker weet dat ze transseksueel is, zich op haar 15de laat ombouwen tot jongen, om na een gillende ruzie met zijn ouders en een zwarte periode in drugs en drank homo te worden, en drie keer trouwt, omdat hij twee keer gescheiden is. En dan blijkt die omgebouwde homo op het eind eigenlijk een kabouter, die door een heks met zwarte magie is behekst. En hij woont onder een omgevallen bloempot. Dat dan weer wel.’


Het lijkt me nu al een heerlijk boek. En van mij mogen alle kinderen het lezen!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten