Zoeken in deze blog

zaterdag 1 januari 2011

Beste Jan


Geachte heer Kamminga, Beste Jan

Nu zoveel grote bedrijven, vanouds de ruggengraat van de politieke partij waarvan je deel uitmaakt, mij in hun reclame tutoyeren, mag ik dat jou ook wel, neem ik aan. Zo verandert taal, in dit geval richting verwante taal Engels, dat immers alleen you als gangbare aanspreekvorm kent. (Thou telt niet echt meer mee.)
Zo intiem ben je wel, je hebt het in je interview voor de Volkskrant 21-12-2010 (p. 20, rubriek economie) ook voortdurend over wij en ons, alsof wij samen tot een club horen. Fijn, ik hoor er helemaal bij!
We hebben jarenlang gehoopt dat de muur zou vallen, dat het communisme zou verdwijnen.
We hebben een grote voorsprong op andere werelddelen.
We hebben jarenlang gehoopt dat arme landen het beter zouden krijgen.
We maken open daken, trekhaken, complete deuren voor de Duitse auto-industrie.
We moeten investeren om te zorgen dat iets in 14 seconden lukt wat Chinezen in 18 seconden maken.
We gaan demonstreren tegen de bezuinigingen op cultuur.
We laten onze jongeren nog steeds studeren wat ze leuk vinden.
Enzovoort.
Als ik goed lees, wisselt de omvang van we hier en daar, van wij Europeanen tot wij werkgevers (‘vragen niet zoveel’), maar bedoel je vooral wij Nederlanders.
Het is zelfs een keer we met z’n allen: ‘Als je geld tekort komt, kun je twee dingen doen: bezuinigen of meer geld verdienen. Waarom vechten we met z’n allen niet voor dat laatste?’

Goede vraag, Jan, goede vraag!

Om te beginnen is er nog een derde ‘ding’ om te doen: je kan geld lenen. Nee, dat is niet gek. Regeringen doen het ook. Banken en pensioenfondsen varen er als regel wel bij, al zijn er soms wat ongelukken.
Ja, ik hoor je repliek al: geleend geld dient terugbetaald, met rente. Dus nog meer verdienen, maar dan op iets langere termijn. 
En er is voor regeringen trouwens nog een vierde 'ding': belastingen verhogen. Iets meer publieke rijkdom, iets minder private rijkdom - en laat uiteraard de rijksten dan naar verhouding de meeste belasting betalen, zou ik zeggen. Maar ja, dan gaan 'we met z'n allen' nog niet meer geld verdienen, dat is zo.

Ik heb een wedervraag: wie gaan er dan meer geld verdienen?
Nou, wij, hoor ik je al roepen.
Maar wie zijn wij?
Nu durf je vast niet te roepen: wij werkgevers. Nee, je bedoelt vast, heel trouwhartig en 19e-eeuws: wij Nederlanders. ‘Dit kleine landje’ dat ‘zich de benen uit het lijf moet rennen om op de wereldmarkt nog iets voor te stellen.’ Je denkt vermoedelijk of wil het doen voorkomen, zoals meer partijgenoten, dat als werkgevers verdienen, hun landgenoten daar meteen van profiteren.
Beste Jan, ‘dit kleine landje’ met 16 miljoen inwoners had in 2010 een bruto nationaal product van 768 miljard dollar, net iets meer dan het nóg ‘kleinere landje’ Turkije (76 miljoen inwoners) en meer dan een vijfde van het BNP van China (1,3 miljard inwoners). Maar dat terzijde.

Volgens mij, beste Jan, zijn wij minder dan ooit wij Nederlanders. Ja hoor, er is nog wel het een en ander aan te wijzen: taal, paspoort met je maintiendrai, haring met uitjes, oliebollen, knallen met oudjaar en zo meer, inclusief een tiental populaire (en daardoor meningsvormende) tv-programma’s.
Maar wij Nederlanders hebben meer dan ooit het idee dat de een harder moet ploeteren voor z’n inkomen dan de ander. Volgens sommigen (niet de betrokkenen natuurlijk) graaien topbestuurders graag in de kas, zijn er hier en daar bedenkelijke banden tussen ondernemers en misdadigers (je zou kunnen zeggen: legale en illegale ondernemers), heeft vooral een groot aantal bedrijfsleiders, pardon managers, geprofiteerd van de op vele ex-overheidsinstellingen losgelaten marktwerking en is de toename van het verschil tussen rijk en arm niet louter aan verdienstelijkheid en talent toe te schrijven. Of ze gelijk hebben, daar gaat het nu even niet om.
Je partijgenoot Pieter Winsemius heeft zich voor Vrij Nederland (19-08-2010) al eens bezorgd afgevraagd hoe bij de samenleving betrokken mensen de buitenstaanders en ‘pragmatici’ erbij halen, de mensen met zo’n cynisch oordeel over machthebbers in bedrijven en overheid dat ze het vertrouwen zijn kwijtgeraakt. Toevallig laat Vrij Nederland er deze week een tiental aan het woord (zie ‘De nieuwe middenklasse’). Dat mag je je aantrekken, Jan, want uit het interview proef ik dat je ook bezorgd bent. En je draagt zowaar al suggesties aan: ‘het onderwijs moet beter worden’. En ‘buitenlanders zijn nog steeds welkom’. Al ontbreekt nadere uitwerking: goed Jan!
Nog een tip: als ‘we’ dan gaan investeren om iets vier seconden sneller te maken dan ‘de Chinezen’, wil je er dan voor pleiten dat niet alleen de bedrijfsbestuurders en hun aandeelhouders daarvan beter worden, maar ook de mensen die in die bedrijven werken? Pleit er om te beginnen eens voor dat inkomensverschillen kleiner worden en stel daden, je hebt de positie om iets voor elkaar te krijgen. Pleit net als je partijgenoot voor investeren in achterstandwijken, voor schonere lucht, water en bodem, voor een goed sociaal beleid in de bedrijven van jouw club. Bedenk ook dat wereldwijd investeren in vakbonden en democratie loont: wellicht komen jouw Chinezen dan tot de ontdekking dat ze gelukkiger worden als ze iets minder hard hoeven te werken. Lees wat dat betreft de bijdrage van Remco Tanis op One11, dat 'nieuwjaarscadeau van journalisten voor Nederland' Ik citeer een stukje: ' Jaarlijks plegen 250.000 tot driehonderdduizend Chinezen zelfmoord. Dat is ruwweg één op elke vijfduizend inwoners (ter vergelijking: in Nederland is dat ongeveer één op de elfduizend).  ' Misschien is het voor jou als werkgever de normaalste zaak van de wereld dat we steeds harder moeten werken, maar ik vermoed dat de meesten van 'ons' daarover anders denken.
Ik zou het graag ook nog met je willen hebben over die hartelijke verwelkoming van buitenlanders, zeker in het licht van de regering waaraan jouw partij deelneemt, en dat 'betere onderwijs', dat volgens mij allereerst beter lees- en taalonderwijs zou kunnen inhouden, gegeven door leerkrachten die zelf uitstekend kunnen lezen en schrijven, mede dankzij een gedegen opleiding.
Maar hier laat ik het even bij. Ik begin deze brief op 22 december en schrijf deze zin op 1 januari. Mooi moment om te publiceren.
Met vriendelijke groet,

Geen opmerkingen:

Een reactie posten