Zoeken in deze blog

maandag 25 maart 2013

Kinderboekambassadeur

Eindelijk heeft Nederland een kinderboekambassadeur. Die ambassadeur 'geeft de promotie van kinder- en jeugdboeken een herkenbaar gezicht en draagt de boodschap uit dat (voor)lezen een verschil kan maken in het leven van jonge mensen. Het kinder- en jeugdboek in het algemeen staat daarbij centraal en niet in de eerste plaats het werk van de Kinderboekenambassadeur zelf. De Kinderboekenambassadeur bereikt door publicaties, workshops, lezingen en andere activiteiten een breed publiek, waaronder leerkrachten, ouders en kinderen, maar ook politici en aankomend auteurs. De Kinderboekenambassadeur wordt aangesteld voor de duur van 2 jaar.'
Aldus Stichting Lezen, die met de CPNB en het Nederlands Letterenfonds initiatiefnemer is. Met jeugdboek bedoelt het persbericht vermoedelijk boeken bestemd voor 12+. Of 14+. Of jonge lezers van wie de geslachtshormonen beginnen op te spelen. De tautologie wordt niet toegelicht. Jacques Vriens, de eerste ambassadeur, trok er zich weinig van aan en zei bij zijn benoeming op 19 maart (o.a.): 'je doet kinderen tekort door ze geen leeservaring te laten opdoen'.

Of zo'n instituut enige indruk kan maken, hangt erg af van de gekozen persoon en het beschikbare budget. Van het laatste weet ik niets, maar met het eerste zit het goed: Jacques Vriens lijkt mij bij uitstek geschikt om als eerste ambassadeur op te treden. Hij is goed gebekt, heeft ervaring als schoolmeester en theatermaker, heeft kinderboeken geschreven die door veel kinderen worden gewaardeerd en niet door recensenten zijn neergesabeld, en heeft meermalen al het belang van goed leesonderwijs, schoolbibliotheken en kinderboeken  met verve verdedigd. Zie bijvoorbeeld in Leesgoed 2010-2 zijn artikel '‘Dus jij wilt mij dwíngen om te lezen!'. Betere keuze hadden ze volgens mij niet kunnen maken.

Intussen is het betitelen van ambassadeurs populair geworden in Nederlandse leesbevorderingskringen, want er zijn in het kader van het Jaar van het Voorlezen ook voorleesambassadeurs benoemd: Gerda Havertong, Ruben Nicolai en Merel Westrik. Hopelijk trekken de ambassadeurs in goede samenwerking op.
Het Jaar van het Voorlezen! Ja, want 'De Nationale Voorleesdagen werden dit jaar voor de tiende keer gevierd, Stichting Lezen bestaat 25 jaar, De Nationale Voorleeswedstrijd 20 jaar en BoekStart wordt 5 jaar. Aanleiding genoeg om 2013 uit te roepen tot Jaar van het Voorlezen.'
En dat wordt georganiseerd door 'de Leescoalitie, een samenwerkingsverband tussen Stichting Lezen, Stichting CPNB, Stichting Lezen & Schrijven en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken'.
Er was een onderzoek aan voorafgegaan waaruit bleek dat '51% van de Nederlanders voorleest. Vier op de tien niet-voorlezers geeft aan voorlezen wel leuk te vinden en driekwart van de niet-voorlezers is zich zelfs bewust van de voordelen van voorlezen.'

Het instituut kinderboekambassadeur is vooral geënt op het Britse voorbeeld van de Children's Laureate (op dit moment Julia Donaldson). In Vlaanderen was er enige tijd een vergelijkbare Kinderconsul (Gerda Dendooven), op instigatie van de Vlaamse Stichting Lezen. Er wordt sinds 2008 weinig meer van vernomen. In de VS kent men sinds 2008 een National Ambassador for Young People's Literature (sinds 2012 Walter Dean Myers).

Ik ben natuurlijk benieuwd wat we verder nog gaan horen van de Nederlandse kinderboekambassadeur.

NB 9-4. Zijn eerste daad was een ingezonden brief in Trouw, met een pleidooi om meer met kinderboeken te doen aan de opleidingen tot leerkracht basisonderwijs.

donderdag 21 maart 2013

Einde Leesgoed

Op 28 februari maakte ik er al gewag van: het laatste nummer van Leesgoed verscheen. 'Dit allerlaatste nummer is in week 9, 2013 in druk verschenen, de website wordt niet meer bijgewerkt', staat te lezen op de bijbehorende website. Het laatste laatste nieuws dateert van 11 maart. Wie nog nummers wil bestellen uit de jaargangen 2009-2011, krijgt ze voor € 5,-. 'Voor slechts € 5,- per nummer leest u spraakmakende interviews, boeiende artikelen en handige lestips uit het verleden. Reageer snel, want op=op!'
'Uiteraard zijn de nummers van de laatste jaargang, 2012, ook verkrijgbaar zolang de voorraad strekt, maar dan tegen het reguliere tarief van € 11,95 per nummer, inclusief btw, exclusief verzend- en adminisatratiekosten.'

Het is een waardig afscheidsnummer, in dubbele zin, want er wordt ook afscheid genomen van Jan Simoen, die in de nacht van 4 op 5 januari jl. overleed. Hoofdredacteur Karin Kustermans staat in haar redactioneel bij dat overlijden veel langer stil dan bij het afscheid van Leesgoed. Daarover meldt ze dit:
'In de marktlogica van het bedrijf brengt dit blad niet voldoende op. Te weinig advertenties, te weinig abonnees, te weinig geld dus. De redacties van Leesgoed en Boekidee kunnen alleen maar hopen dat ons blad jullie, onze om en bij de 1.500 abonnees en nog meer lezers, wél iets heeft opgeleverd. Inspiratie, inzicht, leestips, prikkels, schoonheid... Wij hebben dit blad elke keer weer met veel liefde en plezier voor jullie gemaakt. We hopen dat jullie ervan genoten hebben en danken onze trouwe lezers.'

Aan Jan Simoen worden vervolgens (na de gebruikelijke en mooie dubbelpagina 'Beeld', deze keer uit Een zondag met Caillebotte van Toon Tellegen en Ingrid Godon, vast niet per toeval een fraaie Nederlands-Vlaamse productie) vijf pagina's uitgetrokken, inclusief een paginavullende foto en 2,5 pagina citaat: zijn laatste nieuwsbrief, waarin hij zijn naderend einde aankondigt. Een tumor die niet meer te bestrijden valt.
Of dat niet teveel is, 5 pagina's In Memoriam? Misschien niet als je die nieuwsbrief ziet als een staaltje van zijn schrijverschap, maar ik twijfel.
De alternatieve Woutertje Pieterse Lezing (dank, Ted van Lieshout) van Stefan Bosmans vind ik wel zonde van de pagina's. Ten eerste omdat het een reactie is op een Woutertje Pieterse Lezing 2012 door Edward van de Vendel waarvan niet vermeld wordt waar je die kan vinden, hetgeen teveel ons-kent-ons vooronderstelt, ten tweede omdat volstaan had kunnen worden met de zes stellingen van Bosmans:
1. Er bestaat geen boek dat geschreven is voor elk kind.
2. Er bestaat geen kind dat gemaakt is voor elk boek.
3. Voor elk boek is er wel een lezer.
4. Voor elke lezer is er ook een boek.
5. Daarom is elk kind een potentiële lezer.
6. Een leescarrière kan je sturen, kan je doen groeien... Maar dat vraagt dan wel begeleiding.
Aan Stefan had dan gevraagd kunnen worden elk van de stellingen kort toe te lichten, en aan Edward van de Vendel om erop te reageren. Was veel interessanter geweest.

Het artikel 'Bij een afscheid' (en nu wordt dat van Leesgoed bedoeld) heb ik op 28 februari al aangestipt: 'Karin en redactiegenote Wendy de Graaff schreven een zeer lezenswaardig afscheidsartikel, een "visie" op hoe het met de jeugdliteratuur "is gesteld" (niet zo goed, ondanks of juist door de enorme aantallen titels), betogen (wat mij betreft terecht) dat er meer dan ooit behoefte is aan gezaghebbend overzicht, en laten dit artikel volgen door een naschrift van henzelf onder de titel 'Nou en?' Nog eens een fel pleidooi voor literatuur, ook voor kinderen, en voor aandacht voor die literatuur.' Ik kan me er alleen maar bij aansluiten, en wat jammer dat de tekst niet meer op de website van Leesgoed te lezen zal zijn. Dat vrees ik althans, zie boven.

Ik citeer toch maar even uit dat artikel:
'Aidan Chambers stelde in een interview in Leesgoed: "Het belang van lezen gaat echt niet alleen over een fijn tijdverdrijf, over leesplezier. Het belang van lezen hefet niets te maken met liever een boek lezen dan naar een voetbalwedstrijd of een film gaan. Het is geen keuze. Het is essentieel. Flaubert zei: ik lees om te leven. Wij zouden moeten zeggen: we lezen om te overleven."
Als het alleen maar om lezen als een leuke hobby zou gaan, dan hoefden we ons er ook helemaal niet zo druk over te maken. Maar als lezen zo belangrijk is als Chambers en vele anderen met hem beweren - en dat is het, natuurlijk - dan moeten we ook onder ogen durven te zien dat ook wat er gelezen belangrijk is. Dat het ene boek meer te bieden heeft dan het andere.
Dat kinderen recht hebben op de beste boeken die we hun kunnen bieden. Dat rommelig maakwerk een aanfluiting is van wat lezen kan betekenen. Dat een eenzijdig, door bestsellerkoorts gedicteerd aanbod jonge lezers kansen ontneemt om de genoemde voordelen te ervaren. Dat prachtige kinderboeken een cadeau voor het leven kunnen zijn.'

Dat is allereerst een stellingname tegen de veelgehoorde kreet: áls ze maar lezen, doet er niet toe wat. Teveel gefrustreerde wanhoop klinkt in zo'n kreet door.
Ten tweede is het een onomwonden stellingname voor opvoeden, voor educatie. Ja, beste aanhangers van het literaire oordeel, wie zich bezighoudt met kinderen voedt nu eenmaal op en zodra je dat beseft (zoals iedere ouder doet), kun je dat maar beter naar beste kunnen doen. Dus wie zich bezighoudt met het aanbod van boeken (en andere teksten en culturele uitingen) voor kinderen, is bezig met opvoeden, met educatie. Voor mijn part noem je dat kunsteducatie. En dan is de boekenplank geen grabbelton, dan kies je er het beste uit dat je denkt te willen aanbieden aan je kinderen - of leerlingen. Verantwoorde selectie, heet dat. Verantwoord in die zin dat je bereid bent je keuze te verantwoorden, als opvoeder en uit respect voor de kunstenaars.
Inherent aan deze stellingname is de aanname dat wij volwassenen onze kinderen iets kunnen leren. Dat betekent niet dat wij volwassenen zelf de wijsheid in pacht hebben: vermijd mensen die denken alles al te weten! Maar als het goed is, zijn wij simpelweg al een stukje verder op weg, en delen we onze ervaring met alle kinderen (en volwassenen) die ons zijn toevertrouwd. Ugh.
Als het niet goed is, tja, dan belanden we in duisterder hoeken van de samenleving.
Ten derde wordt hier geponeerd dat lezen 'essentieel' is. Die mening deel ik. Een enorm deel van onze kennis en ervaring ligt opgeslagen in teksten.
Ten vierde wordt indirect ('bestsellerkoorts') gewezen op de dubbele positie van de handelaar, in dit geval te vinden in uitgeverijen en boekwinkels. Enerzijds is er de handelaar die naar eer en geweten het beste wil bieden dat hij of zij vindt, en daarmee iets hoopt te verdienen. (Want ook handelaren willen leven.) Anderzijds is er de handelaar die zo snel mogelijk zo rijk mogelijk wil worden, doet er niet toe hoe, de handel in bedrukt papier lijkt per toeval gekozen. Het beste is in de opvatting van deze handelaar dat wat het snelst geld oplevert. Beide typen vind je soms in één bedrijf verenigd, maar de verschillen zijn duidelijk en helaas trekt in deze harde wereld de louter op winst beluste handelaar vaak aan het langste eind.

En voor alle zekerheid: de 'beste boeken' zijn niet per definitie de onleesbare boeken. Ik noem één voorbeeld: Matilda, van Roald Dahl.

Met dit artikel heb ik meteen genoemd wat er volgens mij uitspringt. Het komt, denk ik, uit de tenen van de auteurs.
De overige, nog niet genoemde bijdragen zijn lezenswaardig, maar niet spraakmakend.
Dat geldt voor de column van Marian de Smet, over het einde van een verhaal, voor de Top Tien van Gideon Samson, het interview met het duo Janneke Schotveld en Annet Schaap, het interview met (vertrekkend, al weer een einde) boekwinkelier Lia Reedijk, de recensies, de praktische en dus uitvoerenswaardige tips in Boekidee, de column 'Magie' over leren lezen van (oud-Leesgoed-redactiegenoot) Wim Hofman.

Al mogen deze bijdragen niet spraakmakend zijn, ze zijn allemaal met zorg gemaakt, en die zorg, die niet door handelsbelangen ingegeven bekommernis om het kinderboek die Karin Kustermans en Wendy de Graaff hier zo goed onder woorden brachten, die gaan we nog missen.

NB. Achteraf zag ik nog eens het interview met mij door Wendy de Graaff in Leesgoed 2010-6 terug. Ik citeer mijzelf:
'Ik vrees dat in de nabije toekomst een tijdschrift-websitecombinatie als Leesgoed zonder enige subsidie (intern of extern) of sponsoring niet meer kan bestaan.'
Waarvan helaas acte.







De verrekijker

heet het Boekenweekgeschenk 2013, geschreven door Kees van Kooten. De al dan niet fictieve verrekijker van zijn vader speelt er een rol in en op de voorkant is de auteur afgebeeld staand voor een spiegel, met een verrekijker en een boek op een tafeltje. Dat wekt de indruk dat wat hij schrijft 'waargebeurd' is, net als het op binnenzijde achterkant afgebeelde stuk uit een dagboekpagina. (Of een hele pagina, kan ook.)
De tekst op de achterkant belooft dat Kees van Kooten 'zijn verrekijker scherp stelt op de digitale media, het papieren boek, ons aller handschrift, de pornoficatie van de samenleving, zijn eigen diensttijd, de wereld der insekten, de achteruithollende wellevendheid, het hotelwezen, de jaarlijkse lintjesregen en de nostalgie' en dat is een redelijke adequate samenvatting.




Maar het is geen goede metafoor, want Kees van Kooten is eerder een dichtbijkijker, een waarnemer met oog voor details; een loep past beter bij hem dan een verrekijker.

Hij is een zeer talentvolle babbelkous, met schalkse woordspelingen (schalks is volgens mij het juiste woord) en soms rake observaties. Maar helaas weidt hij soms wel erg lang uit over zaken als bijvoorbeeld het tafeltje van Jean-Henri Fabre. Halverwege begon ik te bladeren, in plaats van met rode oortjes zin na zin tot me te nemen.

Bovenaan de bladzijden ontrolt zich als een lint de litereaire jaarkalender 2013, en daarboven weer handgeschreven uitspraken (vooral goede voornemens) van meester Van Kooten. ('Zeggen noch schrijven dat alles beter is dan toen we het nog slecht hadden.')

Op zijn best een amusant tussendoortje, dit boekenweekgeschenk.







dinsdag 19 maart 2013

Sprakeloos

Er zijn beelden die me meer raken dan andere. Zo'n beeld zag ik bij de bespreking in de Volkskrant 18-3-2013 van Love Doll Factory, een fotoboek van Marco van Duyvendijk: een berg poppen. Liefdespoppen, rubberen blote dames.



Griezelig, unheimisch, en ik keek ervan op. Aan zulke poppen is kennelijk voldoende behoefte om fabrieken mee gaande te houden. Ik probeerde de afbeelding op internet te vinden en kwam zo wel bij andere mooie foto's (veel portretten) van Marco van Duyvendijk terecht, maar niet die welke in de krant stond. (Vandaar de slechte scan hierboven.)
Dit vond ik bijvoorbeeld  prachtige foto's (klik om te vergroten):


:

Maar daar gaat het me nu niet om, al is het vinden van zo'n talent toch een geschenk.
Verder zoekend kwam ik ook bij deze merkwaardige reeks terecht.

Ik neem er vier van over:

1 2


3 4

Ik weet niet welke ik 't meest luguber vind. Het maskerachtige van nummer 3? Misschien wel nummer 2, juist omdat ze zo gladjes levensecht is, een gephotoshopt modelhoofd. Zet er een motortje is dat haar lippen beweegt, een bandje erachter en ze kan op tv, bijvoorbeeld als stand-in voor Paris Hilton.
Een eigenaardige website trouwens, die Cariparidoesitbetter. Die Zackary Canepari moet een gedreven verzamelaar van rariteiten zijn, en hij heeft nog een aparte fotowebsite (Canepariphoto), zeer de moeite waard. Hier een interview met hem.
Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat me om de sprakeloze poppen, de maskers. Zijn ze sprakeloos of maken ze me sprakeloos? Maakt de sex ze extra pervers? (Ja.)

Naar wie gaan die poppen, wie koopt ze?
Daarop vond ik een antwoord, een documentaire Love dolls in Japan, over een 45-jarige ingenieur die liever poppen in huis heeft dan een echte vrouw (of vrouwen). Hieronder twee stills uit die documentaire:

  

Ik kon me vooralsnog geen vrouw voorstellen die siliconen mannenpoppen wenst. Maar die zijn er ook, met één zoekopdracht (male love dolls) vond ik een verzendwinkel. 6000 dollar voor een 'standard male', '(includes anal entry, plus one size penis attachment)'. (Niet onmogelijk natuurlijk dat het mannen zijn die deze mannenpoppen begeren...)
Barbie en Ken, maar dan levensgroot en voorzien van geslachtsorganen. Het Nederlandse woord dollen krijgt hier een extra lading. Mocht dat levensgroot te groot zijn, dan kun je ook nog alleen het stuk met de edele delen bestellen. De speciale reeks wicked realdolls levert plaatjes op als dit:



Er zijn kennelijk mannen die hierdoor opgewonden raken. Ik staar er even gefascineerd naar, wegens de ambiance en het contrast met die beelden. Wie het iets minder porno-achtig wil, krijgt dit;



Hier verkoopt de winkel zijn pop in een decor dat aan B-films en reclame ontleend is. Andy Warhol zou er wellicht raad mee weten, op jetset-tuinfeestjes. Plaats bij deze Jessica een uit voorraad leverbare Michael, Nick of Nate, steek hem in een sjiek pak en klem een vol champagneglas in zijn hand. Hoe werelds de gasten ook zijn, ze zullen toch even opkijken als ze, hun eigen champagneglas nog in de hand, dit tafereel ontwaren. Met een opgezette python hoort een Tarzan-ontmoet-Jane-tafereel ook tot de mogelijkheden, trek de manpop dan een beestevel aan.

Terug naar de poppen. Het naakte, de geslachtsorganen maakt ze pervers, perverser dan een per ongeluk (half) ontklede etalagepop, en ik besef al gauw dat dit een wereld opent die ik niet per se hoef te verkennen. Ik laat die Japanse ingenieur maar even liggen bij zijn siliconen liefdespoppen.
Wat die etalagepoppen betreft, ter illustratie hieronder twee foto's die ik vorig jaar in Antwerpen maakte:

   


Terug naar de poppen, kunst, goden en de magie van het verhaal.

Poppen en maskers maken is heel oud, ik denk vrijwel even oud als het scheppen van geesten, goden en halfgoden. Hele volksstammen denken dat een god aan het woord is als hun sjamaan een masker opzet en spreekt. Of ze doen alsof, maar in ieder geval verandert er iets door het opzetten van het masker. Is iedere totempaal niet een soort pop?

Gaat er iets van een god over in het beeld van de god? Is dat de reden dat in sommige godsdiensten juist het afbeelden van goden verboden werd? (Vader en zoons Blokker hadden het in Er was eens een god over de 'jaloerse god' die vooral wou dat er geen ándere goden werden afgebeeld en dus aanbeden.)

De wereld is vol tempels waarin mensen offerandes brengen bij poppen, nou ja, beelden dus. De priester kust zijn kruisbeeld, morbide afbeelding van een pop, nou ja, een beeld, van een aan een kruis genagelde halfnaakte man. Er worden kaarsjes aangestoken voor Maria. Wie een hekel heeft aan iemand, maakt een pop die op hem of haar lijkt en steekt er naalden in, ook dat schijnt nog voor te komen.

In de Griekse tragedie en het Japanse Noh-theater droegen en dragen acteurs maskers. Het is de opmaat naar de poppenkast en het schimmenspel.

Mensen maken beelden van andere mensen, van de Chinese stenen soldaten tot machthebbers in soorten en maten (die zichzelf zo nog belangrijker dachten te maken), van tinnen soldaatjes tot de denker van Rodin - en van goden en halfgoden, in vele soorten en maten. Poppen zijn hanteerbare beelden.


De pop wordt kunst, zie bijvoorbeeld deze werken van Orlando (links) en Hanna Goetz (midden), en vergelijk met Jessica en de etalagepoppen boven, maar ook met La Cicciolina als porseleinen beeld (deel van het beeld Made in Heaven).

 

Ja, die Cicciolina was bij uitstek iemand die het popperige dicht naderde: net als Paris Hilton een levende Barbie. Kunstenaar Jeff Koons werd mateloos door haar aangetrokken. Word je een pop op het moment dat je jezelf als kunstwerk beschouwt?
Kunstenaars maken gebruik van (de betovering door) poppen, zowel van de religieuze betovering als van de fascinatie die ontstaat door geforceerde intimiteit, en van de onmiddellijke identificatie die ontstaat door het zien van een gestalte met menselijke trekken.

En uiteindelijk komen we terecht in de kinderkamer en de speelgoedpoppen, bij (o.a.) Barbie en Ken dus, maar ook bij de vele poppen met kinderlijker gezichten en gestalten die ontelbaar veel poppenwiegjes hebben bewoond, en de poppen van de poppenhuizen. En van de poppenhuizen kunnen we eventueel nog een tocht maken langs de vensterbanken en schoorsteenmantels met hun houten of porseleinen herders en herderinnetjes die Jeff Koons ooit op het idee van zijn banalities brachten, en het masker van de klassieke clown, tot we weer bij de beeldende kunst en de fotografie terugkomen.


Is het (ook) die associatie met de kinderkamer die me lang doen kijken naar de foto's van love dolls door Marco van Duyvendijk en Zackary Canepari? En naar zo'n pop van Hanna Goetz? Komt er nog de associatie bij met de zombies, de levende doden in zoveel verhalen? Met het Monster van Frankenstein, per slot ook een soort pop?
Mensen brengen poppen tot leven, letterlijk in verhalen (sprookjes van Andersen!), figuurlijk in kinderspel, poppentheater en in religieuze rituelen, wij zijn poppen in handen van ons onbekende goden (zoals in dat mooie verhaal van Isaac Asimov of Stanisław Lem, titel vergeten, aangehaald in The Mind's I, over twee geleerden die bespreken of een door hen geschapen wereld nu wel of niet mag worden verwoest) en wij heersen over poppen als goden (met het experiment op het Island of Dr. Moreau van H.G. Wells als gruwelijkste variant).
Zijn we voyeur als we naar poppen kijken?
Voelen we ons ongemakkelijk, misschien zelfs betrapt, als we naar onvolmaakte gekunsteldheid van poppen kijken, of is die juist geruststellend en verdwijnt die geruststelling als de gelijkenis te groot is?

Een open einde.




donderdag 14 maart 2013

Wit als sneeuw, zwart als inkt

Wit als sneeuw, zwart als inkt van Vanessa Joosen verscheen op een gunstig tijdstip, eind 2012. Want in 2013 wordt op diverse plaatsen aandacht besteed aan het werk van de gebroeders Grimm, omdat hun eerste verzameling Kinder- und Hausmärchen verscheen in 1812 en 2013. (In 1810 was er overigens al een handschriftliche Urfassung, die tegenwoordig ook te koop is.)
Zo vond vandaag (14 maart) in De Efteling een Grimm-symposium plaats, ter gelegenheid waarvan een aparte website 200 jaar sprookjes van Grimm is verschenen, besteedt de Koninklijke Bibliotheek aandacht aan zijn sprookjescollectie, inclusief een online 'bladerboek' Sprookjes van Moeder de Gans, publiceerde het Duitse weekblad Die Zeit een uitvoerig artikel over de gebroeders Grimm, had het Deutsches Historisches Museum zijn biografieën klaar van Jacob en Wilhelm Grimm, is JuLit 2013-1 aan de Grimms gewijd en zo is er vast nog veel meer te vinden.
Ter gelegenheid van dat Efteling-symposium besteeddde de VPRO-gids nummer 10 nog een artikel aan 'Enge sprookjes', waarin o.a. Beest in bed van Marita de Sterck (De Bezige Bij, 2012) aan bod komt. Auteur Katja de Bruin pakte de telefoon en vroeg mijn oud-redactiegenote (Leesgoed) (o.a.) naar haar mening over de gebroeders.
Marita noemt hun sprookjesbewerking 'deseksualiserend, infantiliserend, romantiserend en moraliserend'. Zo, die staat. Zij genoot zelf 'van de slagkracht van die ruigere, oudere versies' en 'wil dat delen met anderen'.



Wit als sneeuw, zwart als inkt van Vanessa Joosen is evenals haar Critical & creative perspectives on fairy tales (zie bespreking) het resultaat van nijvere studie, maar het is toegankelijker, en niet alleen doordat het in het Nederlands is.

Vanessa Joosen doet in dit boek nauwkeurig uit de doeken hoe het zit met die 'ruigere, oudere versies' van Marita. En levert vervolgens een minutieus verslag van wat men in ons taalgebied schreef over Sneeuuwwitje en hoe men het bewerkte, tot en met de illustraties, die vaak als 'contrapunt' (p. 168) dienen bij het verhaal, wat knap wordt getoond.

Ze doet dat zo grondig dat ik al snel bewondering kreeg: ze moet echt een enorme stapel hebben gelezen. De bibliografie strekt zich dan ook uit van p. 233 tot en met 252.
Opvallend is dat de meest interessante bewerkingen te vinden zijn onder de meest recente, waarbij een ereplaatsje wordt ingeruimd voor Zwart als inkt van Wim Hofman. Dat is niet alleen mijn mening, uit de conclusie die Vanessa Joosen plaatst bij hoofdstuk 6, over die recente bewerkingen, zie p. 230-231, valt te destilleren dat ook volgens haar veel bewerkingen uit deze periode nieuwe perspectieven op het sprookje bieden, hoewel ze het keurig academisch opschrijft en geen waarde-oordeel velt.
Dat doet ze uiteindelijk wel min of meer over de bewerkingen van de firma Walt Disney, die in dit boek (in tegenstelling tot het eerder besproken Critical & creative perspectives on fairy tales) regelmatig aan de orde komen. Logisch, want 'de invloed van Disney op de beeldvorming van "Sneeuwwitje" valt niet te ontkennen, en is door te trekken van de jaren 1940 tot vandaag' (p. 182). Dat blijkt bijvoorbeeld al wanneer je op Google zoekt naar afbeeldingen van 'Sneeuwwitje'.
In de conclusie meldt ze: 'In de moderne bewerkingen is Disney een paar keer opgedoken als referentiekader. In tegenstelling tot de vertalingen en de bewerkingen gaat het hier niet zozeer om een positieve invloed. Auteurs als Boon, Van Daele en Naegels zetten zich af tegen de suikerachtige en burgerlijke invulling en de commerciële exploitatie van het sprookje door Disney.' Dat 'suikerachtige en burgerlijke' is een interpretatie die onder veel recensenten weerklank vindt en niet duidelijk is of dit nu een weergave is van wat Boon, Van Daele en Naegels vonden, of 'men' dit vond of Vanessa Joosen. Het toont eens te meer hoe dun soms de scheidslijn is tussen recensie en wetenschap, of tussen oordeel en beschrijving in de literatuurwetenschap, net als bijvoorbeeld zo'n opmerking op p. 203 over de '"Heile Kinderwelt" of zorgeloze kinderwereld die al in de eerste vertelscène geschetst wordt' (over De tooverring van Klaas Vaak).
Enfin, ik gun het haar, in deze geanimeerde beschrijving van de lotgevallen van Sneeuwwitje op papier. Niet alleen leerde ik veel over Sneeuwwitje, maar ook bieden de vele citaten voer voor vergelijkende stijlstudies.
Neem deze twee citaten (p. 124-125), het eerste van de gebroeders Grimm (versie 1857), het tweede van Jan Jacob AntonieGoeverneur (1861, Oude sprookjes):

Es war einmal mitten im Winter, und die Schneeflocken fielen wie Federn vom Himmel herab, da saß eine Königin an einem Fenster, das einen Rahmen von schwarzem Ebenholz hatte, und nähte. Und wie sie so nähte und nach dem Schnee aufblickte, stach sie sich mit der Nadel in den Finger, und es fielen drei Tropfen Blut in den Schnee. Und weil das Rote im weißen Schnee so schön aussah, dachte sie bei sich hätt ich ein Kind so weiß wie Schnee, so rot wie Blut, und so schwarz wie das Holz an dem Rahmen. Bald darauf bekam sie ein Töchterlein, das war so weiß wie Schnee, so rot wie Blut, und so schwarz haarig wie Ebenholz, und ward darum das Schneewittchen (Schneeweißchen) genannt. Und wie das Kind geboren war, starb die Königin. 
(Zie o.a. hier voor de rest van de tekst.)



Midden in den winter zat eene koningin aan haar raam, schilde een appel en keek tot tijdverdrijf naar de sneeuwvlokken, die voor haar neêrvielen. Toevallig sneed zij zich nu echter in den vinger, zoodat het bloed op de sneeuw druppelde, en zij had een inval en zeide: ‘Och, had ik toch een kind, zoo blank als sneeuw, zoo rood als bloed!’ Kort daarna kreeg zij een wonderschoon dochtertje, dat blank als sneeuw en rood als bloed was; dat noemde zij Sneeuwwitje. En zóó verheugde zij zich over haar liefelijk kind, dat zij van blijdschap stierf. 
(Zie hier voor de rest van de tekst, en de afbeelding.)

Vanessa ontleedt de verschillen nauwkeurig. En merkt er bij op (p. 125):
'Door al te veel zaken uit te leggen, loopt de vertaler het gevaar dat hij als belerend overkomt en de lezer alle ruimte ontneemt om zelf zaken te duiden. Kunnen dergelijke expliciteringen nefast zijn voor het literaire lezen, de onderzoeker bieden ze wel een inkijk in de interpretatie die de vertaler geeft aan het sprookje.'
Een groot deel van dit boek bestaat uit de weergave van zulke inkijkjes. En over haar schouder meekijken was geen straf.


                     


Joosen, Vanessa. Wit als sneeuw, zwart als inkt, de sprookjes van Grimm in de Nederlandstalige literatuur. Lannoo Campus, 2012. ISBN 978 9401 40316 0. € 29,99.

woensdag 13 maart 2013

Juffrouw Laps

De Woutertje Pieterse Prijs, die op 9 maart voor de 26e keer werd uitgereikt (met Kristien Dieltiens met Kelderkind als winnaar, zie hier), is een opmerkelijke prijs.
Het doel van deze prijs is: 'het bevorderen van de kwaliteit van het Nederlandstalige kinder- en jeugdboek'. Laten we die tautologie even voor wat-ie is, dan valt vooral die kwaliteitsbevordering op. Er wordt slechts één criterium genoemd: 'De prijs is vernoemd naar het boek Woutertje Pieterse van Multatuli, omdat het, wat betreft taal en inhoud, de kwaliteit representeert waarnaar de Stichting Woutertje Pieterse Prijs streeft. De in aanmerking komende werken worden beoordeeld op zowel taal en inhoud als op illustraties en vormgeving.'
Opmerkelijk hieraan is allereerst dat Woutertje Pieterse oorspronkelijk geen sluitend verhaal, geen boek was, maar een reeks ideeën, en ten tweede dat die reeks ideeën niet speciaal voor kinderen werd geschreven, de ideeën staan her en der tussen de overige ideeën van Multatuli.
Zoals dit deel uit een prachtige, welbekende dialoog in Idee 391:
'- Juffrouw Laps, ik wenschte te weten wat gy zyt uit een dierlyk oogpunt.
- Daar bemoei ik me niet mee, zei juffrouw Laps, als iemand die op 't punt staat zich beleedigd te voelen.
- Ik ben 'n baker, zei vrouw Stotter, en daar blyf ik by.
- En ik ben de juffrouw van den koekbakker, riep de overbuurvrouw, met iets beslissends in haar toon, die gissen deed dat ze van plan was vasttehouden aan die meening.
- Goed, goed, juffrouw Mabbel, maar ik meen uit 'n dierlyk oogpunt...
- Als 't onfatsoenlyk wordt, ga 'k liever heen, zei juffrouw Laps.
- Ik ook, voegden de juffrouwen Krummel en Zipperman er by, want we komen voor ons plezier.
- Menschen, wees bedaard... 't staat in 'n boek - Stoffel, zeg 't maar - je zult 'r om lachen, juffrouw Mabbel, en 't mooiste is dat in 'n boek staat... je kunt er niets tegen zeggen - toe, Stoffel, zeg 't maar!
- Juffrouw Laps, zei Stoffel plechtig - en er was 'n gewichtig oogenblik aangebroken in 't avendje van juffrouw Pieterse - juffrouw Laps, je bent 'n zoogdier.'

Dat kan niet anders betekenen dan dat de oprichters van de prijs de jeugdliteratuur uitdrukkelijk willen zien als deel van de literatuur in het algemeen, in die zin dat jeugdliteratuur ook beoordeeld zou moeten worden zoals alle literatuur beoordeeld wordt.
Die stellingname is expliciet te vinden in het allereerste juryrapport, met Jan Blokker als voorzitter, in 1988:
Kinderen, die nog weinig weten, dus op een benijdenswaardige manier onbevangen zijn, kunnen al lezend een paradijs van geheimzinnigheden betreden - aangenomen dat ze gezegend worden met boeken van schrijvers die dát weten: die de raadselachtige wereld kunnen oproepen waarin vallen geen pijn doet. Wat dat betreft moet er ook geen onderscheid gelden tussen kinderboeken en andere boeken: alle boeken maken, als ze goed zijn, gelijkelijk deel uit van wat we literatuur noemen.
Binnen de jury van de Libris Woutertje Pieterse Prijs waarvan ik de eer had voorzitter te mogen zijn, bestond over dat uitgangspunt geen verschil van mening. '

Tot die jury hoorden verder nog Bregje BoonstraKurt Löb en Wam de Moor: een kinderboekspecialist, een literatuurdeskundige tout court en een grafisch kunstenaar.
Die samenstelling is kenmerkend voor de jury's: daaraan nemen steeds mensen zitting die niet a priori deel uitmaken van de kleine gemeenschap van kinderboekspecialisten. Als voorzitter wordt vaak een min of meer bekende Nederlander benoemd, dit jaar bijvoorbeeld Hanneke Groenteman, 2010-2012 Frank Groothof, 2008-2009 Femke Halsema, 2007 Frits Spits en zo verder.
En verder zit er altijd wel een vormgever of iemand anders van buiten de kinderboekenwereld in. Daarnaast overigens wel degelijk mensen uit die kinderboekenwereld.
Zie ook het uitstekende overzicht van juryrapporten en uitreikingen op de website van de prijs.

Tekenend voor de positie van de prijs is ook dit citaat, uit het juryrapport 2010:
' Bij de Annie M.G. Schmidtlezing van 2006 constateerde schrijver Edward van de Vendel een kloof in de wereld van het kinder- en jeugdboek. Aan de ene kant heb je schrijvers die bij hun proza en gedichten vooral iets willen scheppen dat voldoet aan literaire maatstaven. Aan de andere kant heb je schrijvers die in hun werk vooral aansluiting zoeken bij de belevingswereld van de doelgroep.
Die kloof is de afgelopen jaren groter geworden door het ontstaan van een bestsellercultuur, waarbij van steeds minder titels steeds meer exemplaren worden verkocht. Terwijl ‘literaire’ auteurs muurbloempjes worden in de boekhandel, worden de ‘populaire’ auteurs veelal doodgezwegen door critici en jury’s van literaire prijzen.
Van de Vendel deed een oproep aan de schrijvers om de kloof te verkleinen. Zo moesten de literaire auteurs meer aandacht hebben voor de actualiteit, zodat hun werk meer maatschappelijke urgentie zou krijgen. Populaire schrijvers zouden de literaire middelen meer en beter moeten benutten, zodat hun werk aan diepgang zou winnen.
De jury van de Woutertje Pieterse Prijs was zich bij de beoordeling van het boekenaanbod van 2009 scherp bewust van die twee polen in de kinder- en jeugdboekenwereld. De zware taak om een kleine 150 appels en peren met elkaar te vergelijken was deze keer nog zwaarder dan gebruikelijk. Dat kwam doordat de beste appels en de peren elkaar dit jaar in kwaliteit zo weinig ontliepen. De overduidelijk literair getoonzette boeken konden de gewekte verwachtingen vaak niet helemaal waarmaken. Daarentegen waren er enkele opvallend sterke inzendingen in het meer populaire genre. '

Tja, wat een geworstel. Wanneer wordt een literaire stijl mooischrijverij? Een stijl dient altijd het verhaal. Soms blijkt een appel dus een peer:
' Een boek dat wordt gevreten door de doelgroep van lezers van twaalf jaar en ouder is Tiffany Dop van Tjibbe Veldkamp. Dit is een ontzettend grappig en goed geschreven verhaal over een white trash-milieu dat alle clichés vermijdt. Een origineel gegeven – namelijk een meisje van 13 jaar dat een baby wil – wordt heel erg goed en met veel humor uitgewerkt. Veldkamp schrijft lichtvoetig over een onderwerp dat makkelijk zwaar kan worden: moeder die de hoer speelt en geld van kinderen inpikt, criminele broertjes en ranzige stiefvader. De personages zijn geloofwaardig; ze worden kort maar kernachtig neergezet.
Tiffany Dop heeft dus ook de literaire lezer veel te bieden en gaf de jury een "bats veur de kop" zoals het in dit boek vaak wordt gezegd. Als er één boek de kloof tussen populair en literair afgelopen jaar heeft gedicht is het wel dit boek van Tjibbe Veldkamp. '

Dit soort uitspraken maken de 26 juryrapporten van deze prijs boeiend leesgoed.

Ik eindig daarom met een citaat uit het meest recente juryrapport:
' De jury van de 26ste Woutertje Pieterse Prijs kreeg dit jaar opvallend veel boeken onder ogen waarin PROBLEMEN met hoofdletters worden geschreven.
Is dat erg? Nee hoor: literatuur gaat niet over vlot verlopende levens en eenvoudige verwikkelingen. Een probleem is vaak de motor van een goed lopend verhaal. En literatuur mag, nee moet de vinger op pijnlijke plekken leggen: literatuur kan schuren, schrijnen en knerpen. Jeugdliteratuur is daar geen uitzondering op. Veel van de huidige jeugdliteratuur sluit bijna pijnlijk aan bij de actualiteit en gaat over kinderen die worden buitengesloten om hun anders zijn. Ze worden gepest en gaan zich daar soms ook naar gedragen. Of ze proberen zich te conformeren, of slaan op de vlucht.
“Kinderen zijn kwetsbaar spul. Volwassenen zijn gelijmde kinderen”, zei de Vlaamse journalist Johan Anthierens. Kwetsbaar spul waarin barsten, scheuren, butsen en deuken ontstaan, die de rest van het leven door kunnen werken.
De jury las boeken waarin een probleem eendimensionaal wordt neergezet en die snel naar een oplossing toe werken. Dat is niet zo interessant. Boeiender literatuur lazen we van auteurs die durven af te wijken van dat stramien en een gelaagd verhaal componeren met verrassende wendingen. Dat geeft hen de mogelijkheid om te spelen met verwachtingspatronen: er worden nuances aangebracht en zaken omgedraaid. In deze boeken lopen goed en kwaad door elkaar en zit er veel grijs tussen het zwart en wit. '
Het sluit naadloos aan op het allereerste juryrapport. En dat vind ik een compliment.


Schoon en groot

Twee lastige woorden in het Nederlands. Onlangs kwam ik groot nog tegen in Wikipedia bij de beschrijving van Multatuli, in verband met de Woutertje Pieterse prijs. Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker) kwam ooit in een tv-programma De grootste Nederlander terecht op de 34e plaats. 'Door middel van een verkiezing werd vastgesteld wie volgens het Nederlandse publiek de grootste Nederlander aller tijden is.'
Top tien:

Pim Fortuyn (politicus) [feitelijk tweede.]
Willem van Oranje (Vader des Vaderlands), [feitelijk eerste.]. Feitelijk geen Nederlander maar Duitser.
Willem Drees (premier in vier naoorlogse kabinetten)
Antoni van Leeuwenhoek (baanbrekend cel- en microbioloog met microscoop)
Desiderius Erasmus (filosoof, humanist)
Johan Cruijff (een van 's werelds grootste voetballers en coaches)
Michiel de Ruyter (Nederlands admiraal, groot zeeheld)
Anne Frank (Joods meisje, omgekomen in Tweede wereldoorlog; Geboren Duitse, vanaf 1941 staatloos.
Rembrandt van Rijn (schilder)
Vincent van Gogh (schilder)

Nou gaat het me even niet om de rariteit van de gekozen namen (Cruijff naast Erasmus, bien étonné!), maar om dat grote. Anne Frank was helemaal niet zo groot en kreeg helaas de kans niet om tot volwassen grootte door te groeien. Ook Willem van Oranje was, meen ik, niet zo'n grote man. Fortuyn was wel redelijk lang.
De Britten hebben hier niet zo'n last van. De greatest Briton hoeft niet per se de tallest Briton te zijn. Een great painter is beslist niet altijd een big of tall painter. Ook de Duitsers doen het anders: hún versie van dit tv-programma heette Unsere Besten. Helmut Kohl, beslist ein großer Mann, staat op nummer 13. Maar uit een artikel als 'Hitler, ein großer Mann?' (Der Spiegel, 1-2-1989) blijkt dat ook het Duits de dubbele betekenis kent.
De Fransen kennen eveneens de verwarring, hun plus grand français (ook al zo'n tv-programma, er is in de periode 2000-2005 erg leentjebuur gespeeld) zou ook de langste Fransoos kunnen zijn: het was namelijk Charles de Gaulle en die was inderdaad aan de grote kant.

Een groot schrijver of een grote schrijver? Hier horen we het verschil wel. Maar mocht je je afvragen wie de grootste schrijver ooit was: wat of wie bedoel je?

Schoon is ook een vervelend woord. Of misschien vooral schoonheid.
Leuk om te vermoeden dat ook Bregje Boonstra worstelde met dit naar zeepsop klinkende woord toen ze een van haar boeken Wat een mooite! noemde (Querido, 2009). Wat klinkt dat directer, onbekommerder en eh, mooier dan Wat een schoonheid!.
Schoon is je huis na een stevige poetsbeurt en alleen in het zuidelijk deel van ons taalgebied betekent schoon ook nog mooi, zoals in het Duits (schön). In het noordelijk deel krijgt het woord alleen die betekenis in een bepaalde context en klinkt het altijd wat plechtig en ouderwets. In een schoon kleedje splitsen zich Noord- en Zuid-Nederlands (ofwel Vlaams) tussen een versgewassen vloerkleedje en een welgekozen kledingstuk.
Over de schoonheid van een huis na een poetsbeurt wordt echter zelden gesproken. Ondanks de dappere poging van Bregje heeft men het nog altijd over de schoonheid van een kunstwerk en daarmee bedoelt men niet dat het zojuist is afgestoft. Tussen een mooi kunstwerk en de schoonheid van een kunstwerk treedt plechtigheid aan, die slechts ontbreekt als een mooie dame (of heer) de loftuiting schoonheid krijgt toegeroepen.

Intussen toont deze bespiegeling dat er veel mooite schuilt in taal.


dinsdag 5 maart 2013

An Intertextual Dialogue between Fairy-Tale Scholarship and Postmodern Retellings

De titel maakte nieuwsgierig: Critical & creative perspectives on fairy tales. De ondertitel was intrigerend: An Intertextual Dialogue between Fairy-Tale Scholarship and Postmodern Retellings. De auteur, Vanessa Joosen, is een bekende in kringen van jeugdliteratuuronderzoekers. Ze doceert zowel aan de Universiteit Antwerpen als aan Tilburg University. (Ja, ik kan het ook niet helpen, zo heet die Nederlandse universiteit tegenwoordig. Ooit begonnen als Katholieke Universiteit Brabant.) Zie hier en hier. Haar laatste publicatie: Wit als sneeuw, zwart als inkt: De sprookjes van Grimm in de Nederlandstalige literatuur, Lannoo, 2012.
Dus vroeg en kreeg ik het boek ter bespreking, overigens nog vóór Wit als sneeuw verscheen, en begon te lezen.




Critical & creative perspectives on fairy tales getuigt alleen al van enige ambitie omdat het een Engelstalige uitgave is, verschenen in de VS. Het proefschrift waarmee Vanessa Joosen op 7 maart 2008 promoveerde ligt eraan ten grondslag. Het is dan ook een academisch vertoog pur sang. Ik kwam een heel eind, maar halverwege haalden andere lezenswaardige boeken het in en lag het maandenlang te broeden op mijn nachtkastje, tot ik het weer oppakte en eerst maar eens de Conclusion opnieuw begon te lezen.

Helaas is het niet echt iets om 's avonds laat te lezen. Dat wil niet zeggen dat Critical & creative perspectives on fairy tales niet lezenswaardig is. Alleen al de ondertitel, tevens onderwerp, is het overdenken waard. Een dialoog tussen geleerden en auteurs? Ik zag een grote tafel voor me, met alle genoemde geleerden en auteurs van sprookjesbewerkingen pratend eromheen, maar dat bleek al snel een metafoor. Ik citeer:
'This requires a different approach to intertextuality, as the "open dialogue" that is typical of the relationship between retelling and traditional fairy tale seldom applies to the intertextual connection that can be drawn between retelling and criticism.
The addresser's intent to incorporate, critique, or parody texts and currents in literary criticism can only occasionally be proved. The intertextual dialogue is thus constructed in the reading process and not necessarily in the writing process.' (p. 17)
Ofwel, lezer Vanessa Joosen legde zelf de verbanden tussen de wetenschappelijke teksten en de sprookjesbewerkingen die ze las, en noemde dat een dialoog, daarbij leunend op theorieën van Roland Barthes en anderen.
Het is een scheve dialoog. Want de geleerden lazen wel de sprookjesbewerkingen, maar de sprookjesbewerkers lazen zelden of nooit wat de geleerden schreven. Maar ze hadden wel hun drijfveren om sprookjes te bewerken en leunden daarbij onder meer op publieke debatten over sprookjes die deels door diezelfde geleerden werden gevoerd.

Vanessa Joosen:
'The fact that the retellings are usually written by non-academics and address a nonspecialized audience may explain why somefairy-tale retelling does not serve the survival of the traditional fairy tale alone.
From the parallels that I have drawn between critical texts from the 1970s and some very recent retellings, it can be argued that the fairy-tale retelling is also a site where outmoded critical views of the traditional fairy tale live on.
Some of these fictional texts recapitulate the development of certain lines of thought with regard to the fairy tale, expressing views of the fairy tale that have long been problematized in academic circles.
These views of the fairy tale are detached from the historical context in which they were topical in fairy-tale criticism, and their presence in recent retellings demonstrates the relativity of categories such as conservative and progressive. Especially in retellings for young children, early feminist and Marxist views still find equivalents today, as if new readers are expected to run through the evolution of these critical paradigms beginning with the most basic views and gradually evolving to more complex ones.' (p. 300).
Foei, auteurs, met je 'outmoded critical views', jullie hadden de voortgang van de wetenschap beter in de gaten moeten houden.

Hoewel, wetenschap? Hier doemt de vraag op wie die critics zijn, en zouden bespiegelingen kunnen volgen over het verschil tussen science, criticism en reviewing ofwel dat tussen academics en critics of wetenschap en recenseren. Juist in de literatuurwetenschap is die grens soms onduidelijk.
Neem dit citaat:
'Fairy-tale retellings have not provoked negative responses alone - on the contrary. Critics have recognized quite a few of these texts for their aesthetic qualities and for a literary complexity that transcends the critical distance that they take with regard to the fairy-tale pre-text as well as their relationship with a critical intertext.' (p. 302)
Bedoelt ze met critics hier echt alleen recensenten? En overigens: staan die esthetische eigenschappen dan vast? Hoeven ze alleen maar ontdekt te worden, al dan niet door critics? Dat vergt een afzonderlijke discussie - die overigens juist onder geleerden (academics) met verve is gevoerd.

Hoe populair sommige bewerkers ook waren (Roald Dahl), hoe veelgeprezen anderen (Wim Hofman), verreweg de invloedrijkste sprookjesbewerker tot nu toe is het groepje mensen dat onder de bedrijfsnaam Walt Disney diverse films de wereld instuurden, gevolgd door een berg op die films gebaseerd drukwerk.
Verwonderlijk dus dat deze sprookjesbewerker in het boek op slechts twee plaatsen langskomt. Vanessa Joosen richtte zich op in boekvorm verschenen bewerkingen die onder recensenten als alternatief of kritisch gelden, niet op het hierboven bedoelde goedkope drukwerk c.q. de films. In de lijst 'Primary texts' achterin het boek komt geen enkele Disney-titel voor.
Aan die tafel voor de dialoog, zie boven, was Disney niet uitgenodigd.
Niet dat-ie veel te melden zou hebben gehad of zelfs maar interesse had getoond. 'Walt Disney' was, vermoed ik, vooral bezig met de vraag op welke wijze zijn films zoveel mogelijk publiek konden trekken, en op die vraag heeft de firma zeker een antwoord gevonden.  En gezien de conservatieve opvattingen van de persoon Walt Disney, tot in de jaren '60 (hij stierf in 1966) de baas in zijn bedrijf, valt er veel te speculeren over zijn intenties en dat is ook uitbundig gedaan. Wat natuurlijk iets minder zegt over het latere bedrijf Disney, dat in de onderzochte periode werd geleid door lieden als Michael Eisner en Frank Wells.
Maar we weten het niet, tenminste, niet na lezing van Critical & creative perspectives on fairy tales.

Walt Disney en zijn zeven dwergen, foto uit 1937

Hun ontbreken in de dialoog is te verklaren: voor een beetje dialoog heb je deelnemers nodig.
Iets meer aandacht was toch goed geweest, vind ik. Want Vanessa Joosen richtte zich voor haar onderzoek met diverse argumenten (p. 6) uitsluitend op bewerkingen van Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, Hans en Grietje, Roodkapje en De mooie vrouw en het beest, verschenen 'from the early 1970s to 2008'. Minstens vijf van deze verhalen zijn bewerkt door de firma Disney, zij het dat alleen de film Beauty and the Beast in de beschreven periode verscheen (1991), overige eerder, de eerste versie van Snow White and the Seven Dwarfs verscheen al in 1937.
Maar alle films waren in de beschreven periode nog te zien en het ervan afgeleide drukwerk in grote oplagen beschikbaar. Het is de enige bewerker die het in het Nederlands tot een zelfstandig naamwoord (dysnificatie) heeft weten te brengen.
Wie over sprookjes schrijft, kan eenvoudigweg niet om Disney heen. Wie over sprookjesbewerkingen schrijft evenmin en ook kunnen m.i. films en theaterbewerkingen (zie alleen al de Angelsaksische Cinderella-traditie) moeilijk buiten beschouwing worden gelaten. Anders maak je van de gedrukte literatuur een eiland in schitterende afzondering. Voor hoeveel mensen zal de Disney-versie van Sneeuwwitje niet dé Sneeuwwitje zijn?

 

Dat neemt niet weg dat Critical & creative perspectives on fairy tales een academisch verslag is dat volgens mij geen enkele sprookjesonderzoeker voortaan ongelezen kan laten, al helemaal in het Nederlandstalig onderzoeksgebied.

Pal na voltooiing van deze bespreking ontving ik Wit als sneeuw, zwart als inkt ter bespreking. Oorspronkelijk wou ik beide titels tegelijk bespreken, maar daar zie ik van af. Een der komende dagen volgt dus de bespreking van Wit als sneeuw, zwart als inkt.

PS. Zie hier.

zondag 3 maart 2013

Tijdgenoten

In maart gaat in Vlaanderen de Jeugdboekenweek van start onder het motto Een zee van tijd. Ter gelegenheid daarvan organiseerde Stichting Lezen Vlaanderen met steun van diverse kanten een symposium Tijdgenoten. Het vond op 27 februari plaats in de Hof van Liere, een fraaie locatie van de Universiteit Antwerpen, in het centrum van de stad. Er was een aantal sprekers van naam en faam opgevoerd, dus toog ik er heen, nieuwsgierig naar wat ze te melden hadden in de relatief korte tijd die hun was toebemeten.



Rita Ghesquière (universiteit Leuven) opende met 'De stuurlui aan wal, enkele reflecties over onderzoek naar jeugdliteratuur', een reprise (met nieuwe elementen) van een lezing die ze in 2010 hield tijdens een symposium in Tilburg, met tien stellingen.
Die stuurlui aan wal zijn de onderzoekers, die met hun verrekijker turen naar de passerende schepen van de literatuur, en voorzover ze zich toespitsen op jeugdliteratuur trachten ze die te ontwaren en te beschrijven. Zij staan, de vloot vaart verder. Mooie metafoor, evenals die andere die ze nu en in 2010 hanteerde: het plein van de jeugdliteratuur mag dan kleiner zijn dan dat van het belendende plein van de literatuur voor volwassenen, maar het zit vol mooie hoekjes en er komen interessante zijstraten op uit: beeldende kunst, didactiek, pedagogiek en meer.
Maar nu die stellingen.


1. Wij zijn tot bedelen gedoemd. Want er zijn concurrenten van formaat als het om de financiële middelen gaat en de roep om maatschappelijk nut is groot. Onderzoekers van jeugdliteratuur moeten leuren.



2. We hebben een late start in vergelijking tot andere landen en andere takken van wetenschap. Bovendien bestond de studie van jeugdliteratuur lange tijd vooral uit het maken van overzichten. En het werd overheerst door allerhande goede bedoelingen van van opvoeders en wereldverbeteraars... Overigens toont het plaatje dat ze het, zonder dat hardop te zeggen, vooral over de Vlaamse onderzoekers had.



3. ... en daar komt dus het opgeheven vingertje, dat goed onderzoek in de weg zit.



4. Door deze en andere oorzaken blijft het onderzoek van jeugdliteratuur tot op heden een apart gebied, niet vanzelf opgenomen in de wereld van de literatuurwetenschap.
In dit verband haalde ze Sjoerd Kuyper aan, uit zijn roemruchte Annie M.G. Schmidt-lezing:






5. Is de term jeugdliteratuur wel zo goed gekozen? De term wordt voortdurend geproblematiseerd. Zij noemde hem niet, maar ik wel als voorbeeld: de titel Literatuur zonder leeftijd, periodiek over eh, ja, toch wel jeugdliteratuur. En de titel Jeugdliteratuur bestaat niet, van Peter van den Hoven, in dit blog uitgebreid besproken.



6. Ja, een paar kinderen graag, want het is volgens Rita Ghesquière zinloos om de meningen van kinderen over toch in principe voor hen bedoelde literatuur buiten beschouwing te laten. De stellingname van Bregje Boonstra kon ze niet delen.



7. Dat jeugdliteratuur voor alle leeftijden is kun je ook omdraaien: alle literatuur is voor kinderen. Alleen kunnen die soms nog niet zo goed lezen, dus passen we aan. Goethe für Kinder, ook op cd. Geen nieuw principe, natuurlijk. Zie Illustrated Classics en vele andere bewerkingen. Maar wel bewerkingen...



8. Juist door de vele dwarsverbanden kan onderzoek van jeugdliteratuur bruggen bouwen. Maar het gevaar van splendid isolation blijft.



9. Die dwarsverbanden, zoals al genoemd met beeldende kunst, pedagogiek, didactiek enzovoort, plus de relatief lage status, moeten van de jeugdliteratuuronderzoeker wel een duizendpoot maken wil hij of zij geen eenzame fietser worden.



10. Mogelijkheden genoeg dus.

Sara Van den Bossche (Universiteit Gent) vervolgde met een relaas over de canonisering van Astrid Lindgren. In Zweden aanvankelijk (1946) nog onderwerp van enige discussie, in het nederlandstalig gebied echter van begin af aan positief ontvangen en langzaamaan uitgegroeid tot icoon.



En de verklaring? Hieronder de trefwoorden die Sara Van den Bossche bijeen gaarde uit diverse reacties:




Het zal al wie zich decennialang bezighoudt met kinderboeken bekend voorkomen... En om dat nog even te onderstrepen toverde Sara het volgende citaat tevoorschijn:




Derde spreker was Annemie Leysen, en zij had géén plaatjes bij zich. 'Ik ben een grijze wolf', begon zij haar lezing (waarschijnlijk even onkundig van de associaties die dat in hoofden van luisteraars van Turkse herkomst zou kunnen wekken), maar ze kon in kleur variëren. Zulke grijze wolven worden periodiek met uitsterven bedreigd, die grijze wolven, maar pas op, ze kunnen grote afstanden afleggen en komen nu weer dichterbij, worden zelfs in de buurt gesignaleerd, tot in de zaal toe.
Waarna ze overging tot een onderhoudende beschrijving van haar Werdegang door de jeugdliteratuur en de titel van haar toespraak, 'een poëtica voor de jeugdliteratuur'. het werd snel duidelijk dat haar poëtica niet verschilt van die voor de literatuur in het algemeen. Annemie Leysen staat pal voor de beoordeling van het kinderboek als kunstwerk in woord en beeld. Die benadering leverde haar aanvankelijk naast lof ook boze reacties op, van zowel auteurs als onderwijzers. Het bracht haar niet van haar stuk. Ze noemde het niet, maar ik verwijs hier graag als voorbeeld naar een bijdrage in 2010 van haar op Vertel eens, waar ze zich boos maakt over het onderschuiven van kinderboekrecensenten in De Morgen, notabene de krant waarvoor ze recenseerde.

Vierde spreker was Vanessa Joosen (Universiteit Antwerpen, Tilburg University). En haar onderwerp was niet sprookjes, zoals we van haar gewend waren, maar het beeld van volwassenen in de jeugdliteratuur. Dat wordt haar volgende onderzoeksproject.
Zij had weer wel plaatjes bij zich, jawel, ik zat er goed voor. Voor deze gelegenheid had ze haar object toegespitst op Guus Kuijer.



Dat was natuurlijk goed gekozen, want Kuijer heeft nogal wat opvattingen geventileerd over volwassen en kinderen in Het geminachte kind en in latere lezingen en zijn gal gespuwd over volwassenen die 'kinderlijke eigenschappen' als nieuwsgierigheid en speelsheid hebben verleerd en ingeruild voor gietijzeren zekerheden en opgeheven vingers. Het heeft volwassen recensenten er niet van weerhouden hem de hemel in te prijzen.
Hoe staat het dan met het beeld van volwassenen in Kuijers verhalen? Dat valt mee. Weliswaar zijn er in Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt lekkere karikaturen te vinden, in een reeks als die over Madelief ligt het veel genuanceerder.

Die term childism ontleende Vanessa Joosen aan Elizabeth Young-Bruehl en betekent beslist niet kinderlijkheid, maar juist vijandigheid jegens kinderen, zie het plaatje.




En daarna volgden nog drie praktijkbijdragen. Helaas, hoe inspirerend ook, ik moest er wegens andere afspraak vandoor.
De titels:
'De eenzaamheid van de boekenjuf. Hoe krijg je collega's zover dat ze ook aan leesbevordering doen?'
'Ze lezen niet, mevrouw. Hoe krijg je leraarstudenten aan het lezen?'
'Winkeldochters. Hoe krijg je de mooiste boeken van de plank?'
Afsluiter: een 'literaire lezing' door Michael de Cock.
Nu maar hopen dat de toehoorders (de zaal was behoorlijk gevuld) gesticht en geïnspireerd naar huis zijn gegaan.