Zoeken in deze blog

donderdag 27 mei 2021

Standaardnederlands

Van tijd tot tijd las ik in het onlangs verschenen boek Taalwetten maken en vinden, het ontstaan van het Standaardnederlands, geschreven door Nicoline van der Sijs. Ik moest er een goede leespositie voor vinden, want het 622 bladzijden tellende boek is licht van toon maar zwaar van gewicht.
Licht van toon, maar dat wil niet zeggen dat het een immer onderhoudende tekst is. Inleiding, Hoofdstuk 1 en 2 las ik van voor naar achter uit, maar bij hoofdstuk 3 begon ik stukjes over te slaan. Het is hier en daar wel erg veel. Zo worden bijvoorbeeld álle psalmberijmingen behandeld, tsja, dan zie ik toch uit naar een samenvatting - en die zit er dan ook in.
 
Toch vond ik het verrassend te vernemen dat al in de 17e eeuw, ten tijde van de Republiek, werd gezocht naar een geschreven Nederlands (of Nederduits, dat verschil vond men toen niet zo groot) dat voor inwoners uit alle gewesten in de Republiek te lezen viel. 
En dat volgens de auteur, en ze draagt er veel bewijs voor aan, Nederduitse dialecten uit naburige landen in het (toen nog) Heilige Roomse Rijk daarop een grotere invloed hadden dan het idioom van de Zuidnederlanders, hoewel die toch in groten getale naar Noordnederlandse steden trokken. 
En dat men zich toen al druk maakte over spelling, ja, wanneer niet. Nou, in de Middeleeuwen...
En ook de geschiedenis van onze voornaamwoorden voor de tweede persoon is boeiend om te lezen: van du en ghi naar jij en u, met wat omwegen en nog steeds bestaande varianten, met name in Vlaanderen.
 
Ook vond ik het boeiend om te lezen hoe men in die tijd sprak, voor zover dat valt af te leiden uit berijmingen en beschrijvingen uit die tijd en uit het Afrikaans, dat uit het 17e-eeuwse Hollands is voortgekomen. En eindelijk weet ik waarom de Engelstaligen het over double u hebben als ze w bedoelen.
 
Halverwege besloot ik dat ik ging bladeren, hoewel ik een flink deel van hoofdstuk 8 ('Beregeling van de grammatica') en 10 ('Besluit: vorming, verbreiding, onderhoud en verruiming van de standaardtaal') heb doorgelezen, en ook de passages over de zeventiende-eeuwse dichters en toneelschrijvers in hoofdstuk 9 ('De rol van literaire schrijvers'), waar vooral de rol van Bredero me deed terugdenken aan wat ik ooit aan de universiteit leerde.

De laatste alinea van het laatste hoofdstuk (10):

'Nu onze reis ten einde is, willen we de zeilen strijken, de steven naar land wenden, en de haven in lopen, met deze woorden tot besluit [...]: Leef lang, vaar wel, en als je het beter kunt dan ik, publiceer het dan gerust; zo niet, stem dan in met mijn opvattingen.' - met deze woorden eindigde Arnold Moonen in 1706 zijn grammatica, en ik sluit me graag bij hem aan.

Ik ben zo bescheiden om te denken dat ik het niet beter kan. Taalwetten maken en vinden is een monumentaal standaardwerk, en ook nog naslagwerk.
Wie er iets in wil opzoeken, wordt na ruim dertig bladzijden voetnoten en vijfentwintig bladzijden bibliografie geholpen door een index op personen geheten 'Dramatis personae' van vijf bladzijden met naar ruwe schatting zo'n 250 namen, en voorin een zeer uitgebreide inhoudsopgave.
Ik weet zeker dat ik er van tijd tot tijd iets in zal zoeken.
 
En omdat neerlandici soms lekker kunnen haarkloven, citeer ik ook maar het eerste van de drie citaten naast de titelpagina:

'Tot de kwaadwillige lezer.

Ik voel nu al hoe ze mijn boek belasteren,
't Neuswijze gespuis, dat niemand kan behagen.
Want hoe of wat men schrijft, in 't Nederlands, Latijn of Grieks,
Het mishaagt hun allemaal, honing is bij hen venijn.
Al wat een ander doet, durven ze vrijelijk te laken,
Maar zelf schrijven ze niet, ja, ze zouden het niet kunnen.
Daarom zeg ik vrijmoedig: Gij neuswijze haarklovers,
Laat zelf eens iets het licht zien voor gij van mij tol heft.'

(Willem Baudart, 1605, slotfrase van zijn inleiding bij zijn Apophthegmatus Christiana Ofte Ghedenck-weerdighe, Leersaeme ende aerdighe Spreucken.)


Sijs, Nicoline van der. Taalwetten maken en vinden, het ontstaan van het Standaardnederlands. Sterck & De Vreese, 2021. ISBN 978 90 5615 713 6, 622 p.

woensdag 26 mei 2021

Extreem gênant leven

Schreef ik begin mei 2021 over Maar ik ben jou niet:

'Daar gaan we weer. Als in een radioreportage of dagboek vertelt iemand over haar wedervaren, doorspekt met terugblikken. We beginnen natuurlijk medias in res, middenin het verhaal, gaandeweg komen we achter een naam (in dit geval Jamie), leeftijd (zestien), geslacht (meisje), omstandigheden (moeizaam). We worden geacht mee te gaan met de gedachtestroom van de verteller en daardoor duurt het even tot we begrijpen wat er gaande is. Vergt wat geduld van de lezer die zich niet meteen laat meeslepen.

Er zijn zoveel van dit soort dagboek-achtige verhalen, heel veel met vertellers annex hoofdpersonages in de tienerleeftijd, of young adult zoals dat tegenwoordig in het Nengelands heet, waar marketeers het vocabulaire beïnvloeden.'
 
En zo'n dagboek-achtig verhaal kreeg ik nou juist toegestuurd. Op eigen verzoek, denk ik, want het is wel een debuut. Naam (Lottie), leeftijd (elf, wordt twaalf), geslacht (meisje), omstandigheden (normaal).
Kate Kirby presenteert zich achterin Het extreem gênante leven van Lottie Brooks als 'schrijver en illustrator', en 

heeft een opleiding gedaan in reclame en marketing, en nadat ze een aantal jaar had gewerkt voor Londense reclamebureaus, wat vooral inhield dat ze in dure restaurants zat te doen alsof ze ergens verstand van had, kreeg ze een paar kinderen en besloot ze het blog 'Ouderschap zoals het is' te beginnen, over hoe onrechtvaardig het allemaal is.
Veel mensen zeiden dat haar gevoel voor humor flauw en kinderachtig was, dus vermaakt ze zich nu opperbest met het schrijven van kinderboeken. Het extreem gênante leven van Lottie Brooks is haar eerste boek.
Kate houdt van gin, konijnen, te ver doordenken, de geur van wasserettes en Monster Munch-chips. Ze houdt niet van verliezen met bordspelletjes en over zichzelf schrijven in de derde persoon.
 
Aantal jaar, het staat er echt. Daaraan kan Kate Kirby echter niets doen.
Een reclamevrouw, die te vinden is op Twitter en Instagram, maar er geen eigen website op na houdt. Bij haar Britse uitgever Penguin lees ik: 'The first book in the hilarious new series for children by the bestselling creator of Hurrah For Gin.'.
Hurrah For Gin: A Book For Perfectly Imperfect Parents is er al even en werd opgevolgd door Hurrah for Gin: The Daily Struggles of Archie Adams en Hurray For Gin: The Reluctant Adult', een 'book for the perpetually overwhelmed'.
Dat Instagram-account is wellicht het hierboven bedoelde 'blog', hoewel de webpagina https://hurrahforgin.com ook bestaat. Een interview met haar is hier te vinden. Het bevat onder meer een spotprent over ouderschap:
 


Dit is hoe Kate Kirby tekent! Ook in Het extreem gênante leven van Lottie Brooks.
Het dient benadrukt: dit is een verhaal in woord en beeld.

Dat gaat zo:
 


Lottie is aan het woord. Dit is de derde (iets scheef gezakte, sorry) pagina van haar 'dagboek', dat begint op 11 augustus en eindigt op 16 januari, als ze inmiddels 12 jaar is.
Belangrijkste gebeurtenissen: haar beste vriendin (BFF) Molly is verhuisd naar Australië (en keert einde verhaal terug). Haar moeder raakt zwanger en Lottie krijgt er een zusje bij - dat ze zelf noodgedwongen helpt ter wereld te komen. Ze raakt verstrikt in de muizenissen van meisjesbondgenootschapjes en vriendschappen en dat gaat even flink fout (maar komt einde verhaal goed).
Ook Lottie zelf vindt dit heel belangrijk, laat dat duidelijk zijn, naast het feit dat ze nog steeds geen borsten krijgt. De emoties zwiepen over de pagina's, himmelhoch jauchend, zum Tode betrübt, ze vliegt heerlijk uit de bocht, maar het komt allemaal goed en er zit waarachtig nog een soort moraal in.
Voor zover ik het kan beoordelen zonder originele versie, heeft vertaler Sofia Engelsman goed werk geleverd.

Ik kan mij voorstellen dat veel tien- tot twaalfjarige meisjes dit een heerlijk boek gaan vinden. In het genre is Kirby een waardige opvolger van Sue Townsend.
 

Kirby, Kate. Het extreem gênante leven van Lottie Brooks. Vertaald door Sofia Engelsman. Gottmer, 2021. ISBN 978 90 257 7481 3, 304 p.

maandag 24 mei 2021

Raadselachtig wit

De tekst op de achterkant van Witje vat het boek vaardig samen.
 
Er is een groot wit land, ergens.
Om het land ligt een grote witte zee.
En in het grote witte land staat een groot wit huis...
 
Witje speelt binnen, in haar veilige witte kamer. 's Nachts droomt ze. Haar kleine witte wereld wordt steeds groter. En dan is Witje weer terug bij zichzelf.
 
Zo is het maar net. Toch blijft het een beetje raadselachtig wat er nu precies gebeurt, en waarom. Dromen zijn natuurlijk vaak raadselachtig, maar hier blijft het in het vage waar de droom begint, dat lijkt dus wel meteen bij aanvang,




met die vreemde beelden en even verder

In het grote witte huis woont Witje met haar zus Witske.


Die vervolgens niet meer in het verhaal zit, zodat het lijkt alsof de verteller Witje's spiegelbeeld tot zus heeft benoemd.
Er volgen meer mooie wonderlijke beelden en verrassend is ook de tekst steeds rept van wit terwijl de beelden, hoe wittig ook, toch kleuren tonen. De 'grote witte bloemen en kleine witte bloemen' zijn niet wit... De 'witte bananen' zijn geel. Toch is het niet gek dat alles steeds 'wit' wordt genoemd.

Aan het eind wordt alles steeds groter en 

Op het grote witte schilderij staat een groot wit huis.
Er slaapt een klein meisje in het grote witte bed in het grote witte huis.




Hé, schiet Witje wakker. 'Dat meisje ben ik.'

En daar eindigt het verhaal, dat eigenlijk geen verhaal is. Of twee verwante verhalen ineen: in beelden en in woorden.

Uit de nawoorden van de twee makers blijkt dat ze door kleur in wit zijn geïnspireerd. We hebben hier een verhaal waarvan het thema kleur is, een letterlijk zichtbaar gemaakt thema.
 
Ik citeer Paul de Moor:
'Op een dag zag ik een paarse schijn over een modderige akker. De stammen van de populieren waren rood. De zon zakte in de winter. Paarse akkers en rode bomen? Ik wreef mijn ogen jit, er was beslist iets geks mee. Het begon te sneeuwen en ik zag blauw in het wit. Een mooi fris en zacht blauw, gewassen door de sneeuw. Die dag zag ik dat wit veel kleuren is en dat zwart veel kleuren is en dat veel kleuren veel kleuren zijn. En ik herinner me hoe blij ik was dat ik dat zag.'

En Kaatje Vermeiren:
'Mijn werkkamer is wit. De oude muren bedekt met resten van kleuren uit het verleden. Ik koester ze, ze geven me inspiratie.'

Het leverde me een van de dromerigste boekjes op die me de laatste tijd onder ogen kreeg.
Eigenlijk gaat het nergens over, toch nodigt het uit tot herlezen, bladeren kijken.

Het gaat over kleur. En misschien over eenzaamheid.
 
 

Moor, Paul de, en Kaatje Vermeiren. Witje. Leopold, 2021. ISBN 978 90 258 8028 6, 56 p.
 
NB. Bij het lezen van een stuk over Bluets van Meggie Nelson dacht ik meteen aan Witje.
 
 

zondag 23 mei 2021

Begin invasie van rovers waargenomen

Dat het Nederlands steeds meer woorden ontleent uit het Engels is geen verrassing meer. 
 
Toch vond ik het leuk het mogelijke begin van zo'n ontlening (toegegeven: invasie is erg suggestief) waar te nemen. NRC 22-5-2021 bevatte een berichtje over het voertuig dat een week daarvoor vanuit China op Mars landde, 'Vuurgod uit China veilig geland op Mars'. 
Dat gaat over de 'Marsrover' (daar begint het!) Zhurong (ofdwel Vuurgod).
De 'kar' heet-ie even verderop. Maar na een passage over mislukte landingen wordt gerept over een 'lander met rover' die al in 2019 vanuit China op de achterkant van de maan landde.
'Hun Zhuron-rover lijkt op de vorige generatie Mars-rovers van de NASA'.

Rovers? Wat doen die voertuigen dan? Roven ze gegevens? Stenen?

We hebben, denk ik, te maken met de overname van het Engelse woord rover, zwerver. 'I've been a wild rover, for many a year.'
Eigenlijk zou de kar dus Mars-zwerver moeten heten.
Nam ik hier het begin van een invasie waar? Ik wacht af als het om het woord gaat. Dat er een (bescheiden) invasie op Mars gaande is, lijdt geen twijfel.

zaterdag 22 mei 2021

Tony Blair:
 
All this is happening against the backdrop of a real-world transformation. 
We are living through the most far-reaching upheaval since the 19th-century Industrial Revolution: a technology revolution of the internet, AI, quantum computing, extraordinary advances in genomics, bioscience, clean energy, nutrition, gaming, financial payments, satellite imagery – everything, every sphere of work, leisure and life is subject to its transformative power. 
The question is how it is used: to control humanity or liberate it, to provide opportunities for those presently without opportunity, or to put even more power, wealth and opportunity in the hands of those already well off.

This is the central political challenge of our time, and those who understand this revolution, show how it can be mastered for the benefit of the people, and harness it for the public good, will deservedly win power. 
It is a challenge tailor-made for the progressive cause. It requires active government; a commitment to social justice and equality; an overhaul of public services, particularly health and education; measures to bring the marginalised into society’s mainstream; and a new 21st-century infrastructure.  

Het citaat komt uit een vlammend artikel in New Statesman mei 2021.

Dit artikel zou verplicht leesgoed moeten zijn voor Lilian Ploumen, Jesse Klaver, Laurens Dassen en Lilian Marijnissen. Ja, ook voor Sigrid Kaag.

vrijdag 21 mei 2021

Super!

Mij uit het hart gegrepen. Ofwel: Mohammed Benzakour was me vóór:

Als een cholerische olievlek spreidt zich een nieuw virus door ons land en geen kruid of injectie lijkt ertegen opgewassen. Jong, oud, zwart, wit, geletterd of ongeletterd, de hele natie lijkt aangestoken. Een epidemie par excellence, waarvan ik de naam niet zonder moeite uit m’n strot krijg: super. 
 
U dacht aan brandstof of de buurtwinkel? Welnee. Het betreft hier het alles-overtreffende adjectief dat zich als een gulzige bloedteek vastzuigt aan iedere frase en kennisgeving. Mooi is niet meer mooi, maar voortaan ‘supermooi’; gezellig is niet meer gezellig, we hebben het nu ‘supergezellig’. 

Lees hier verder. Supergaaf!

donderdag 20 mei 2021

Attenborough

Menig volwassen tv-kijker kent de levendige, ietwat hese en zeer Britse stem van Sir David Attenborough die de spectaculaire beelden begeleidt van (o.a.) de zevendelige reeks The Blue Planet II, die in 2017 bij de British Broadcasting Company in première ging, een laat vervolg op de eerste reeks, die al in 2001 verscheen. The Blue Planet II kwam in Nederland in 2018 op tv. De reeks belicht het leven in zee en hoewel de beelden soms spectaculair zijn is de reeks niet per se gericht op spektakel, maar meer op inzicht. Ze geven de kijker een idee hoeveel we verliezen als 'we' (wij mensen) niet iets beter letten op ons natuurlijk erfgoed. Hopelijk denken die kijkers daaraan als ze een keertje in het stemhok staan, en met een beetje goede wil worden ze actief in natuurbescherming. Wie weet. Hoop doet leven, al is het soms moeilijk ageren tegen de graaiers en vervuilers in onze samenleving.

Het boek met de wat wonderlijke tweetalige titel Blauwe planeet, Blue Planet II van Leisa Stewart-Sharpe en Emily Dove is voorzien van een inleiding door David Attenborough.
Die inleiding, op de binnenzijde van het schutblad tegenover de Franse titelpagina, toont net als p. 4 (als ik goed tel, er zijn geen paginanummers), meteen een zwakte van dit boek. 
Dat ligt niet aan de Nederlandse uitgeverij, ik neem aan dat Lemniscaat alleen de Engelse teksten heeft laten vervangen door Nederlandse, wat overigens soms een secuur werkje is want Nederlandse vertalingen zijn doorgaans net iets langer dan het Engelse origineel. In dit geval is de vertaling van Jesse Goossens, naast auteur en vertaler ook werkzaam bij Lemniscaat en bovendien nog gehuwd met Jean-Christophe Boele van Hensbroek, chef-uitgever van Lemniscaat.

Inhoudelijk is er niets mis met die teksten. Typografisch wel: ze zijn gezet in een dun, klein, schreefloos en dus moeilijk leesbaar lettertype. En dan moet je er ook nog goed voor kunnen lezen: ze lijken gericht op lezers van twaalf en ouder die voorzien zijn van een goede leeslamp.
Zie bijvoorbeeld de inleiding door Sir David Attenborough:
 

 
 
Zonde, want met een toegankelijker typografie zou de inhoud beter tot zijn recht komen.
 



Het boek volgt min of meer de indeling van de tv-reeks. Na een overzichtspagina over de oceaan (zie boven) volgen hoofdstukken over 'De diepzee', 'Koraalriffen', 'Groene zeeën', 'Kusten, werelden in beweging' en 'Oneindige oceaan', steeds voorzien van pagina's over 'Verhalen uit...' en 'bewoners van...' en gevolgd door kortere stukken over 'Leven in de verloren stad' (vulkanen op de oceaanbodem), 'Het leven in evenwicht' (bij de koraalriffen), 'Superhelden van de zee', 'Botsende werelden' ('Er staan net zoveel wolkenkrabbers langs de kust als er rotskliffen zijn') en 'Geen enkele schuilplaats':

Wij veroorzaken grote bedreigingen voor het voortbestaan van de oceanen, van klimaatopwarming en overbevissing tot vervuiling van onze wereldzeeën.

Niet erg poëtisch, in essentie wel waar. (Letterlijk niet: die oceanen blijven heus nog wel heel lang bestaan. De vraag is alleen hoeveel leven er in overblijft.)

Voor het geval dat de jonge lezer zich onmachtig en bedroefd gaat voelen, volgt een 'Oproep voor oceaanhelden' van vier pagina's. De eerste twee gaan over de bijdragen van onderzoekers aan onze kennis en het behoud van de oceanen, en vervolgens staan er tips voor wat 'we allemaal, iedere dag, kunnen doen om onze Blauwe Planeet te beschermen'. Die zijn huishoudelijk, op de tip om bomen te planten en mee te helpen met waarnemen na: bespaar energie, gebruik minder plastic, doe aan hergebruik.
Hier ontbreken helaas tips voor hoe je je maatschappelijk zou kunnen roeren door bijvoorbeeld lid te worden van verenigingen die zich inspannen voor natuuronderzoek en natuurbehoud.
 
Met die bovengenoemde hoofdstukken is intussen weinig mis, al lijkt het soms een beetje een grabbelton en heeft mevrouw Dove sommige beesten bijna Disney-oogjes gegeven, zoals hieronder (detail 'Groene zeeën').
 
 



Bijna, gelukkig.
Dat grabbelton-effect is natuurlijk voorspelbaar. Er is zoveel te tonen dat je zowel voor een spectaculaire tv-reeks als voor een boek nu eenmaal moet kiezen. Maar er zijn inleidende tekstjes, zoals bijvoorbeeld bij 'De diepzee'.

Ver buiten het bereik van de zon schuilt onder de golven een buitenaardse wereld: welkom in de diepzee. In deze vreemde wereld, die echt bestaat, hebben vissen poten en kunnen sommige dieren een jaar lang zonder voedsel. Ongelofelijk maar waar: er bevindt zich hier meer leven dan waar dan ook op aarde. Haal dus diep adem en duik mee in de diepzee...

De diepzee is zo uitgestrekt dat hij groter is dan alle andere habitats op aarde samen. Aan de rand van de zonverlichte, ondiepe wateren bevindt zich de grens van het onbekende - de SCHEMERZONE. Het is er duister, koud en de waterdruk is verpletterend. Hoe kan daar iets overleven?
 
Dan volgen tekstjes over diverse (groepen) bewoners, zoals lantaarnvissen, de humboldinktvis, de anoplogaster en de zeepad. De vraag 'Hoe kan daar iets overleven?' wordt niet beantwoord! En de zeebodem is uiteraard niet 'buitenaards', want deel van onze aarde. En de lezer moet weten wat habitats zijn.
Zo valt er meer te miereneuken, hier en daar, maar dat neemt niet weg dat dit boek, zij het zonder muziek en beweging, hetzelfde effect heeft als de tv-reeks: dat dit bestáát, fantastisch.
 

 
Als eerste kennismaking met de onderzeese wereld en met diverse kustbewoners voldoet dit boek zeker wel. De uitgeverij heeft er desgewenst lessuggesties bij.
 


Leisa Stewart-Sharpe en Emily Dove. Blauwe planeet, Blue Planet II. Vert. Jesse Goossens. Lemniscaat, 2021. ISBN 978 90 477 1303 6, 54 p. Oorspr.: Blue Planet II, Puffin Books, 2021.




vrijdag 14 mei 2021

Nog altijd: de burger is vooral niet

Dezer dagen vullen de krantenkolommen e.d. zich weer met de burger. Vandaag toevallig onder meer: het hoofdredactioneel commentaar van NRC (p. 17 van de papieren versie), maar dat gaat over de 'bestuurscultuur' en daarover gaat het alom. De burger is hier weer als vanouds niet: de bestuurder en de politicus. Die zijn kennelijk zelf niet burger.
Of op zo'n website als van de op zich sympathieke coöperatie Land van Ons. Daarop gaat het ergens over burgerwetenschappers, die onderzoek verrichten. Maar zijn beroepsonderzoekers dan geen burgers?
Afijn, wordt herhaald, zie ook hier.

zaterdag 8 mei 2021

Levendig lesje geschiedenis

Martine Letterie is goed in het schrijven van verhalen met onze geschiedenis als thema en decor. 
Ze is in aanleg een degelijk mens, dat merk je als je de keuze 'meer weten' van haar pop-up over koekjes aanklinkt. Hoewel, Martine, de Algemene Voorwaarden moet je nog wel even plaatsen en een privacyverklaring zie ik ook nog niet. Maar goed, de aankondigingen zijn er wel. 
Wil je meer over haar weten en klik je op het filmpje, dan luister je ruim vijf minuten naar haar vertoog, dat keurig chronologisch begint bij haar geboorte in Amsterdam, haar opleiding enzoverder. Als kind zou ik snel afhaken. Ik sloeg stukjes over en wellicht heb ik daardoor gemist (of toch niet) wat haar tot de geschiedenis bracht. Wel kreeg ik mee dat ze actief was in de vakbond voor auteurs en dat ze lid is van het bestuur van IBBY Nederland.
 
Nou ja, ze schrijft ook boekjes om mee te leren lezen, zoals piet en riet, Kook jij of kook ik of Een pil met een lab erin, maar in de ruim 100 titels die nu op haar naam staan zit toch wel heel veel geschiedenis, zoals ook in de twee romans die ze voor volwassen lezers schreef, De genen van mijn vader en De klok stond stil. Desgevraagd schrijft ze ook in opdracht. Je kunt haar dus onderwerpen aanreiken. Ze verdiept zich grondig in de materie, verzint er een plot en personages bij en gaat aan de slag. 
Geschiedenis heeft duidelijk haar belangstelling, ze is ook mede-oprichter van de Schrijvers van de Ronde Tafel.

Zo zal Waarom de maan verdwijnt ook zijn ontstaan. Of zo had het kunnen ontstaan. Maar aangezien er geen opdrachtgever staat vermeld, zal dit verhaal aan haar brein zijn ontsproten.

Thema: Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Hoofdpersoon Lotti maakt de oorlog mee in Nederlands Indië, inclusief verblijf in jappenkampen, en vervolgens de repatriëring naar Nederland met haar gelukkig nog levende vader en moeder. Het verhaal is doorspekt met verhalen die haar baboe haar pleegde te vertellen. Waaronder dat van de maan, waarom die verdwijnt en verschijnt.
 


Het is vaardig genoeg geschreven. De anonieme verteller volgt Lotti en geeft ons ruim de kans met haar mee te leven en blij te zijn met de relatief goede afloop. Het is ook historisch verantwoord, de auteur heeft haar huiswerk goed gedaan. Zoveel kinderboeken met dit thema zijn er niet, het is naast bijvoorbeeld Alleen Beer mocht mee van Vivian den Hollander (1992!), verhaal met vergelijkbaar verloop, dus een aanwinst. In principe kan dit verhaal ook in het geschiedenisonderwijs gebruikt worden.
 

 
Maar het blijft wel een verhaal over een relatief bevoorrecht meisje met veel Nederlandse genen, ook al ziet ze er in de ogen van haar klasgenoten in Nederland 'donker' uit. Commercieel handig, want zo lijkt ze toch op de meeste potentiële jonge lezers. Maar eenzijdig.
Ik zou onze leerlingen ook wel een goed verteld verhaal gunnen met een wat minder bevoorrecht kind uit Djakarta of Surabaya in de hoofdrol, Javaans of Sumatraans of wat dan ook, met een andere blik op de koloniale tijd, de oorlog en de onafhankelijkheidsstrijd.
Zo'n boek zou dan naast die van Martine Letterie en Vivian den Hollander in de schoolbibliotheek mogen staan.
 

Letterie, Martine. Waarom de maan verdwijnt. Ills. Rick de Haas. Leopold, 2021. ISBN 978 90 258 8098 9, 176 p. incl. enkele bladzijden reclame voor andere boeken van Letterie.



donderdag 6 mei 2021

Geldkraan

Ja hoor, daar gaat weer eens een geldkraan open. Ben vergeten of het in NRC van 28 of 29 april was, maar 'de geldkraan gaat open'. Zal in dit geval wel over Biden en de VS zijn gegaan, maar in het algemeen gaat er regelmatig een geldkraan open. De metafoor past goed bij die andere: 'geld als water'. Geld als vloeibare materie. Geld stroomt. Niet te verwarren met geld dat de portemonnee uit vliegt.

Maar geld is niet vloeibaar en alleen muntgeld is materie. Ja, bankbiljetten ook, want van papier, maar het getal erop is al symbolisch en niet méér materie dan de inkt waarmee het gedrukt is.
 
Vloeibare materie wekt de indruk dat het op kan. Wij denken ook vaak dat geld op kan. Mijn en jouw eigen geld kan ook op, want wij samen kunnen geen nieuw geld maken. Maar de regering van ons land kan dat wel. De bank waar we een lening afsluiten ook. Daardoor is er al veel meer geld dan er aan munten of bankbiljetten rondgaat. De laatste decennia is er ook veel meer geld dan er aan goud in de schatkamers ligt en meer dan er aan spullen is gefabriceerd, als je die in geldwaarde taxeert. Het is virtueel geld, dat alleen 'bestaat' in de nullen en enen van de digitale systemen van banken en bankrekeningen.

Naast ruilmiddel is het een uitdrukking geworden van het vermogen om iets tot stand te brengen. Van macht, dus. Óf er iets mee tot stand gebracht wordt, dat is vers twee. En wát, vers drie.
Wie het vermogen heeft om die macht te vergroten door geld te scheppen, is machtiger dan wie dat niet heeft. Maar wát je met dat geld doet, hangt ook af van de waarde die men hecht aan dat geld en aan dat vermogen. Een evenwichtskunst die veel met taal en beeld te maken heeft.

'Spike, Capitalism is like Japanese Knotweed: nothing kills it off. If there were only two people left on the planet, one of them would find a way of making money out of the other.'
'But economics of purpose is not about making money: it's about realigning resources.'
'Isn't language wonderful?'


Jeannette Winterson, The Stone Gods

woensdag 5 mei 2021

Propaganda

Ter gelegenheid van 4 en 5 mei gaf Jacques Daane vanuit het Onderwijsmuseum in Dordrecht een gastcollege over nazi-propaganda voor de jeugd in Duitsland. Dat college was op 4 mei op Youtube te volgen, maar op 5 mei werkte de link ook nog.
Erg jammer dat Daane zijn college beperkte tot Duits materiaal, maar niettemin was het een onderhoudende lezing, met plaatjes.
 

 
Dat materiaal omvatte niet alleen schoolboekjes, maar ook foto's uit schoollokalen, uniformen e.d., en ook speelgoed, zoals hierboven afgebeeld, de nazi-variant van tinnen soldaatjes.
 
Zijn definitie van propaganda:
 
 
 
 
By the way, ik had me nooit gerealiseerd wat de oorsprong van het woord propaganda was: een in de 17e-eeuw gestichte congregatie van de Rooms-Katholieke Kerk, Congregatio de Propaganda Fide (1622), die zich inspande tot verspreiding van het geloof. Het woord propagare leeft in het Frans en Engels nog voort als propager en propagate (verspreiden). De congregatie bestaat nog steeds, maar heet sinds 1982 anders.
 
Bij sommige afbeeldingen, bijvoorbeeld de hieronder getoonde schoolplaat, moet je even goed kijken.
 

 
De Vikingen komen hier vreedzaam aan. Een broedervolk, legde Daane uit. En zie helemaal links de donkere figuur met een opvallend grote neus en een geldbuideltje. Rara, welke bevolkingsgroep zou die hier voorstellen?
 
En hieronder tot slot het sprookje van Doornroosje. Door wie wordt zij wakker gekust? Geen prins...
 



Tja. Als ik Doornroosje was, zou ik meteen weer in slaap willen vallen.

Ik ga weg

De laconieke titel dekt het thema van alle vijftig korte verhalen in de bundel Ik ga weg van Dolf Verroen. De hoofdpersonen zijn allen jong en dat is een verrassende prestatie voor een 92-jarige auteur, maar daardoor krijgt het ook de trekjes van een project. Dolf Verroen is een ervaren en vaardige auteur, met meer dan 100 titels op zijn naam, waarvan een ruim vijftal bekroond. Onder die titels zijn er wel meer die niet direct uit innerlijke noodzaak voortgekomen lijken.
 
Het titelverhaal van de bundel, 'Ik ga weg', is zo kort dat ik het in zijn geheel kan citeren:
 
Ik blijf niet eeuwig thuis.
Ik wil een hond, een kat, een konijn en een vijver met eenden.
Maar mijn ouders houden niet van dieren. (Een vijver met vissen zou nog wel kunnen, maar wij wonen in een bovenhuis.)
Mijn ouders houden alleen van mij.
Ze vinden mij volmaakt.
Ze weten nu al dat ik zal slagen, dat ik advocaat word of dokter. Dat ik met een meisje trouw zoals mijn moeder. Dat ik net zo zuinig word als mijn vader.
Ze weten niet dat mijn cijfers steeds slechter worden.
Dat ik mijn ouders dom vind en bekrompen.
En dat ik op een dag de deur achter me dichttrek.
En voor altijd wegga.

Niet alle ouders in deze verhalen zijn zoals deze en de meeste verhalen zijn iets langer, hoewel zelden langer dan twee bladzijden. In alle verhalen is iets aan de hand en steeds iets anders. Wel zijn alle vertellers in het verhaal aanwezig als hoofdpersoon en de teneur van bijna alle verhalen is: ze begrijpen me niet. Niet alle: in een verhaal als 'Telefoon' vinden we een zorgzame moeder die ineens genoeg krijgt van het getuur op telefoontjes (ook door haar echtgenoot) tijdens een gezellig bedoeld ontbijt.
 
Het zijn niet zo heel diepgravende, maar wel zeer onderhoudende, soms schrijnende en vast ook heel herkenbare miniatuurtjes, door Charlotte Dematons voorzien van vignetten, kleine portretjes, die op de schutbladen nog eens zijn afgedrukt (zie boven).
 

Verroen, Dolf. Ik ga weg. Ills. Charlotte Dematons. Leopold, 2020. ISBN 978 90 258 8062 0, 96 p.

zondag 2 mei 2021

Ziek in je hoofd

Eerst dacht ik: daar gaan we weer. 
Zonder beschrijving, flaptekst of andere recensie te lezen begon ik vooraan in het mij als pdf toegestuurde leesexemplaar van Maar ik ben jou niet van Nadine Swagerman.
Daar gaan we weer. Als in een radioreportage of dagboek vertelt iemand over haar wedervaren, doorspekt met terugblikken. We beginnen natuurlijk medias in res, middenin het verhaal, gaandeweg komen we achter een naam (in dit geval Jamie), leeftijd (zestien), geslacht (meisje), omstandigheden (moeizaam). We worden geacht mee te gaan met de gedachtestroom van de verteller en daardoor duurt het even tot we begrijpen wat er gaande is. Vergt wat geduld van de lezer die zich niet meteen laat meeslepen.

Er zijn zoveel van dit soort dagboek-achtige verhalen, heel veel met vertellers annex hoofdpersonages in de tienerleeftijd, of young adult zoals dat tegenwoordig in het Nengelands heet, waar marketeers het vocabulaire beïnvloeden. Of het begon met The Catcher in the Rye van J.D. Salinger (1951) is niet eens zeker, The Sectre Diary of Adrian Mole, aged 13 3/4 van Sue Townsend (1982) heeft voor een vloed aan navolgers gezorgd (zoals onlangs The Extremely Embarrassing Life of Lottie Brooks van Katie Kirby) en dan hebben we in ons eigen taalgebied natuurlijk nog Het Achterhuis van Anne Frank (1947).
De beste onderscheiden zich door stijl, pakkende intrige of thematiek of alle drie, de slechtste zijn te omschrijven als nageäapt tiener-gelamenteer.
 
Voorbeeldje stijl, door Holden Caulfield, hoofdpersonage in The Catcher in the Rye:

If you really want to hear about it, the first thing you'll probably want to know is where I was born, an what my lousy childhood was like, and how my parents were occupied and all before they had me, and all that David Copperfield kind of crap, but I don't feel like going into it, if you want to know the truth. In the first place, that stuff bores me, and in the second place, my parents would have about two hemorrhages apiece if I told anything pretty personal about them.

Prachtig... Vooral dat if you really want to hear about it en de herhaald terugkerende stoplap if you want to know the truth. Deze eerste alinea geeft direct de toon aan voor het hele verhaal.

Dacht ik eerst bij Maar ik ben jou niet, daar gaan we weer, veel (melo?)drama en jammer van dat perspectief van die vertelster, aan het eind zette juist dat perspectief me op het verkeerde been. Dat was ook precies de bedoeling, begreep ik, dat ik mét Jamie zou verdwalen in haar werkelijkheid.
Er zijn enkele eindjes in het verhaal die ik iets beter uitgewerkt had willen zien, zoals het ongeluk, de afwezigheid van haar vader, haar relatie met Nena, en ik sluit niet uit dat de inzet van een verteller op afstand er een diepgaander verhaal van had kunnen maken. 
De stijl die onze verteller hanteert is ook niet echt bijzonder. Nog een eerste alinea, zij het na een cursief intro.
 
Aan de rand van de kamer met de blauwgrijze muren sta ik stil. Zwijgend. Aan de grond genageld. Er hangt een vreemde geur tussen de muren. Ik scan de ruimte op zoek naar iets wat de lucht zou kunnen verklaren. Aan de eettafel zit het meisje met het lichtroze haar onderuitgezakt op een stoel. In haar neus schittert een ringetje. Haar wang leunt in haar hand, alsof ze te moe is om rechtop te zitten. Ze trekt haar wenkbrauwen op als onze ogen elkaar ontmoeten.
 
Een reportage door een meisje dat buitengewoon zwijgzaam is, maar wel schrijft, blijkt halverwege het verhaal. De verslaggever registreert, ook haar eigen angsten, analyseert niet maar verdringt, en dat is in lijn met het verhaal. Toch verklaart dat niet voldoende dat ze in feite, al vertellend, voortdurend aan het woord is. Zo ervaren wij niet echt wat anderen tegen haar zeggen, dat ze gesloten is en niets zegt over wat er in haar omgaat. Om even aan te haken bij wat ik hierboven schreef: de verteller zet geen toon die past bij het verhaal.
 
Juist die onverwachte wending echter vond ik opmerkelijk genoeg om dit boek hier te bespreken. Alleen ga ik hier uiteraard niet verklappen waaruit die wending bestaat.
Wel kwam ik erachter dat het motto voorin het boek, een citaat van zangeres Billie Eilish, toepasselijk is. Ik zal het citeren:
 
Where did you go?
I should know, but it's cold
And I don't wanna be lonely
So show me the way home
I can't lose another life
 

En ik vul het aan met twee regels uit hetzelfde nummer (Ilomilo):

The world's a little blurry
But maybe it's my eyes


 


Swagerman, Nadine. Maar ik ben jou niet. Kluitman, 2021. ISBN 978 90 206 0961 5, 96 p.