Zoeken in deze blog

zondag 26 juni 2016

Literarisches Lernen

Dat je iets over literatuur kan leren, en ook van literatuur wat kan opsteken, dat wist ik, maar de term literarisches lernen bracht me tot peinzen. Leren op literaire wijze? Een docent die fantastisch vertelt?
De term prijkt op de voorkant van JuLit 2-16 en komt vooral voor in één 'Fokus'-artikel daarin: 'Was bleibt? Literarisches Lernen mit Bilderbuch-apps', door Julia Knopf en Kaspar Spinner.

JuLit is het kwartaalblad van de Arbeitskreis für Jugendliteratur, het Dachverband voor alle personen en instellingen die zich in Duitsland met jeugdliteratuur bezighouden: '47 Mitgliedsverbände aus den Bereichen Bibliothek, Bildung, Buchhandel/Verlag und Forschung und rund 200 Einzelpersonen, ausgewiesene Experten der Kinder- und Jugendliteratur'. De AkJ krijgt subsidie van het Bundesministerium für Familie, Senioren, Frauen und Jugend. (Alle andere ministeries zijn voor volwassen mannen in de bloei van hun leven, zou je haast denken.)

Per nummer is er naast allerhande artikelen, interviews en nieuws (geen recensies) een thema, ofwel Fokus, en daar hangen dan drie à vijf artikelen aan, in deze aflevering vier. Hoofdredactrice Kristina Bernd vermijdt de term literarisches lernen, en stipt aan: 'Wir sind umgeben von digitalen Medien, sie sind Bestandteil unseres Alltag. So selbstverständlich Erwachsene damit umgehen, so groß sind häufig die Bedenken, was Kindern zugemutet werden kann. Der Psychotherapeut Georg Milzner sprach unlängst von "digitaler Hysterie"'.
Herkenbaar.

Maar geen van de vier artikelen weerspiegelen iets van die digitale hysterie, of het moeten de zorgen van de literatuurdocent zijn, die Kaspar Spinner weergeeft in het bovengenoemde artikel. In de inleiding van hun artikel, dat verder als dialoog is opgezet (Spinner vraagt, Knops antwoordt), herken ik de wat gewichtige, bezorgde literatuurdocent die ook op conferenties in Nederland en Vlaanderen niet ontbreekt:
'In der Deutschdidaktik der letzten Jahre ist intensiv diskutiert worden, worin literarisches Lernen besteht. Es geht dabei um die Frage, welche Teilfähigkeiten für das Verstehen und Genießen von Literatur wichtig sind und wie sie gefördert werden können. Im Blick ist dabei die Beschäftigung mit gedruckten Texten. Zunehmend gibt es allerdings auch Untersuchungen, die sich auf das literarische Lernen mit digitale Medien beziehen.'
Dat laatste zal de vraag wat literarisches lernen is niet eenvoudiger maken...
Het is de zorg van de docent die 'deelvaardigheden' wil ontwikkelen en vooral bezig is met gedrukte literatuur. Voordracht, theater, film, muziek (gezongen poëzie) blijven ver uit zijn gezichtsveld. Laat staan de 'nieuwe media'. Tja, literarisch lernen met beelden...? Spinner en Knopf houden het op tekst, en beschouwen het beeld als ondersteuning. Ouders, kijk vooral mee met je kind, is hun aanbeveling. Maar met goede Bilderbuch-apps (waarvan ze helaas geen enkel voorbeeld noemen) is best literarisch te lernen.

Hun betoog werd voorafgegaan door een beschouwing door Anja Ballis, die wat cijfers presenteert en daarvoor verwijst naar de KIM-onderzoeken van het Medienpädagogisch Forschungsverbund Südwest. Deze onderzoeken zijn te downloaden. Waarvoor KIM staat, daar kwam ik niet zo gauw achter, maar ik vermoed dat K voor Kinder staat en M voor Medien. (Te meer daar er ook Jim-onderzoeken zijn.)
De tijd die zes- tot dertienjarigen aan de nieuwe media besteden neemt toe, maar ze blijven boeken lezen, al blijken drie van de tien meest gelezen titels 'eng an Verfilmungen gekoppelt', zodat de (niet specifiek nieuwe maar wel beeld-) media hier dus ook een grote rol spelen.

De twee andere 'Fokus'-artikelen beschrijven resp. een voorbeeld van een app (Monzter, zie ook de trailer) en een project met door kinderen gemaakte e-boeken.



JuLit 2-16. ISSN 0938-202X. € 32,50 per jaar, incl. btw en verzendkosten.


dinsdag 21 juni 2016

Kakafonie

Het is me weer gebeurd: ik ging op reis en nam een boek mee. Maar 's avonds had ik geen leeslicht, dus besloot ik een e-boek te lezen. Overdag The fixer van Bernard Malamud, 's avonds op de i-pad The Little Red Chairs van Edna O'Brien.
The Fixer meegenomen omdat het al zo lang in mijn kast stond (ik weet niet eens hoe het daar ooit in is beland) en een lekker licht boekje is. (Letterlijk, bedoel ik!) En misschien ook omdat het past bij de streek waar ik naar toe ging, Oost-Europa, Riga om precies te zijn. Het verleden van de Oekraïne raakt dat van Letland. (Om zijn accent te verklaren zegt Yakov Bok op een gegeven moment zelfs dat hij uit Letland komt.)
Het einde van de Rode mens van Svetlana Alexijevitsj liet ik op mijn nachtkastje achter, half gelezen. Veel te zwaar om mee te nemen. En Klein Duimpje van Wim Hofman (gesnuffeld, eerste bladzijden) liet ik ook achter. Een mooi licht reisboekje, maar dat heb je zo uitgelezen. Goed voor dagjes uit met leesgoed in de rugzak.
En dan heb ik het nog niet over In het licht van wat wij weten van Zia Haider Rahman, waarvan ik weken geleden de eerste pagina's las, maar dat andere verhalen voor moest laten gaan. Een echt nachtkastje-boek, veel te zwaar om mee te nemen. Hoop eraan toe te komen voor de lieve leenster het terug wil.

The Little Red Chairs heb ik nog niet uit - ik vrees dat het moet wachten op het volgende reisje maar ik lees het beslist uit, want het begon veelbelovend broeierig, met de aankomst van een vreemdeling in een slaperig Iers dorpje.
Terug thuis heb ik me vervolgens verdiept in Anna van Niccolò Ammaniti, en vervolgens kwamen er drie boeken ter beoordeling ('graag vóór 1 juli') en stortte ik me op het eerste daarvan, een soort Oom Jan leert zijn neefje schaken over filosofie, en vervolgens op het tweede, een volstrekt zouteloos fantasieverhaaltje over maanreizende zussen. De Rode mens moest maar even wachten, net als het licht van Zia.

Het is alsof ik in mijn hoofd voortdurend van kamer naar kamer wandel. Iedere kamer bevat een totaal andere stem in een ander landschap en een andere sfeer. Ik moet iedere keer even omschakelen: wie spreekt hier nu weer.
Als vanzelf komen er onlogische verbanden. Dat is geen opzet, maar het gevolg van wisselende vertellers.
Dus wordt het armetierige dorp van de fikser een pieplein beetje verlengd in het ook niet heel bloeiende dorp in Ierland. Verder houdt het op, want hoofdpersoon Yakov Bok lijkt waarachtig niet op de geheimzinnige onbekende die het dorp intrekt als therapeut. Hoewel, die man draagt een lange zwarte jas en in de omgeving van de fikser zijn ook heel wat lange jassen... En o ja, de bureaucratische Russen die in The Fixer rondstappen lijken wel erg op de apparatsjiks die in Het einde van de Rode mens rondlopen.
Natuurlijk, ik houd een en ander wel uit elkaar. En Anna spoorde met geen enkel ander verhaal.
Inmiddels lees ik weer netjes boek na boek, in plaats van meerdere tegelijk. Al moesten die drie te beoordelen boeken er even tussendoor en zou het zomaar kunnen dat ik de Rode mens even laat wijken voor Klein Duimpje.



vrijdag 17 juni 2016

Goden en kinderboeken

'Comment faire avec Dieu?' staat op het omslag van La revue des livres pour enfants 288 (april 2016) en dat stelde me eerst wat teleur. Slechts één god? Er zijn er toch vele? Maar realistisch is het wel. Het gaat immers in Europese kinderboeken als het om goden gaat doorgaans over één god, of dat nu de Christelijke (meestal) of Islamitische (heel soms) of Joodse (nog zeldzamer) is. In dat opzicht verschilt de Franstalige jeugdliteratuur niet van de Nederlandstalige of de Engelstalige (de bron van veel vertalingen in zowel het Nederlands als het Frans).
De redactie leidt het dossier als volgt in:

Nous aurions pu choisir sujet plus tranquille, mais impossible de trouver sujet plus nécessaire. Entre laïcité et fait religieuz, tous les acteurs du livre pour la jeunesse de posent mille questions. Des questions complexes que la société nous renvoie en un écho cacophonique et violent. Tant pis, nous traiterons des petits lapins dans l'album jeunesse un autre fois.

Ofwel: we hadden een rustiger onderwerp kunnen kiezen, maar onmogelijk een nodiger. Tussen wereldse en religieuze zaken stelt al wie zich met het kinderboek bezighoudt duizend vragen, ingewikkelde vragen waarop de samenleving ons een kakofonische en gewelddadige echo levert. Jammer, maar de konijntjes in het prentenboek behandelen we een andere keer.

Meestal beslaat hun dossier-inleiding een hele pagina, de beknoptheid is opvallend, alsof de redactie zich verder maar stil houdt.




Het dossier bevat:
- een interview met Susie Morgenstern,
- een artikel over religie in de jeugdbibliotheek. ('De Franse staat mag zich ver houden van religie, de samenleving doet dat niet en daarmee moet de bibliotheek rekening houden.')
- non-fictie over relidies.
- 'Remède à l'islamophobie': remedie tegen islamofobie, een interview met Mansour Mansour, uitgever bij Al Bouraq.
- oude verhalen en hun band met religies.
- 'Qu'avons-nous besoin de mythes?', hebben we behoefte aan mythes.



La revue des livres pour enfants 288 (april 2016). ISBN 978 2 35494 070 6, ISSN 0398 8384. Prijs per nummer € 15,-, prijs abonnement (Europa) € 67,-.

                                              

Jiddisch spreekwoord: als iedereen in dezelfde richting zou lopen, zou de wereld kantelen. (Besproken nummer, p. 104, bij het interview met Susie Morgenstern)








dinsdag 14 juni 2016

Nachtmerrie met hoop aan de voet

Waar te beginnen, waar te eindigen?
Allereerst: heb geduld, het eind is meesterlijk. Wie zich in de eerste fase van Anna van Niccolò Ammaniti afvraagt: waar gaat dit heen, wil ik echt doorlezen, kan ik alleen maar aanraden: doen! Alle hoop in een stel sportschoenen, het is volstrekt geloofwaardig, en tegelijk ironisch en ontroerend, juist na alle ook ontroerende maar ook treurigstemmende taferelen die eraan vooraf gaan.

Het zijn niet alleen de bendes jonge kinderen, beschilderd met strepen en gewapend met stokken of speren, die me bij het lezen van Anna aan zowel Lord of the Flies (Heer der vliegen) van William Golding als Memoirs of a Survivor van Doris Lessing deden denken. Ook in Lord of the Flies proberen kinderen te overleven, wat leidt tot tragische gebeurtenissen. Alleen doemt er in Anna géén reddende volwassene op.
Ook de Picciriduna (zie o.a. p. 134) wekte herinneringen in me op aan de varkensschedel in Lord of the Flies. Ook een soort afgodsbeeld, wel ietsje groter:

Het was gemaakt van houten latten die met elkaar waren verbonden door touwscharnieren. De borstkas leek op de romp van een schip en het bekken had een gat in het midden. Afgezien van het halve linkerbeen en de rechterarm, die nog niet af waren, was het helemaal bekleed met beenderen. Aan de bovenarmen hingen bovenarmen, aan de dijbenen hingen dijbenen, sleutelbeenderen aan de sleutelbeenderen. Maar het verbluffendst was de schedel, die was samengesteld uit schedels die spiraalsgewijs waren gerangschikt. De wervelkolom was een mozaïek van wervels. De beenderen, die vrij konden bewegen, tikten tegen elkaar, dansend in de wind. (p. 134)

Ik heb de vertaling gelezen. Kan niet anders, mijn Italiaans is niet goed genoeg om het origineel te lezen. Hoop dus maar dat Etta Maris de juiste toon heeft getroffen.
In ieder geval nam ze de goede beslissing om namen niet te vertalen, en de drie flarden van Italiaanse liedjes wel.
Slechts één kanttekening: op p. 251 laat ze een jongetje en een hond 'op handen en voeten' over een boomstam kruipen. Wel eens een hond op handen en voeten zien kruipen? Benieuwd wat hier in het Italiaans stond (carponi?).

Wat gebeurt er in dit verhaal?
De wereld is getroffen door een virus dat alle volwassenen doodt. Op Sicilië ziet Anna haar ouders verdwijnen en haar moeder laat haar een schrift met goede raad na en het dringende verzoek goed voor haar kleine broer Astor te zorgen. Een tijd lang weten ze te overleven in moeders woning (haar ouders leefden gescheiden hoewel niet in onmin), maar uiteindelijk moeten ze op pad, op zoek naar voedsel en andere zaken. Op het eiland hebben kinderen zich gegroepeerd in bendes en Astor wordt meegenomen door een van die bendes. Met veel moeite en met hulp van Pietro, de solist die zich aangetrokken voelt tot Anne en op zoek is naar een paar schoenen die volgens hem magische kracht hebben, weet ze Astor weer terug te krijgen.
Volgt een zwerftocht over het eiland (haar moeders huis is inmiddels geplunderd), met als doel het vasteland te bereiken, want misschien zijn daar nog Grote Mensen die iets voor hen kunnen betekenen. Pietro sterft (hoe vertel ik niet), maar Anna en Astor weten het vasteland (Calabrië) te bereiken.

Dit is een schamele samenvatting, van het soort dat je geeft als je je gedwongen voelt summier te blijven. Dat voel ik me, want bij lange samenvattingen ebt de aandacht weg. Hoe langer de samenvatting, hoe meer hij lijkt op een slechte bewerking van het verhaal.
En het einde laat ik open.

Waar gaat dit verhaal over? Wat maakt het boeiend?
Zoals ieder goed verhaal gaat het over dood en verval en daartegenover sprankjes geloof, hoop en liefde. Niet minder dan dat. Het is een vondst om het leven niet pakweg tachtig maar zo'n vijftien jaar te laten duren. Wat gebeurt er dan? Niemand krijgt de kans volwassen te worden - en wat doen de kinderen, vooral zij die net de kindertijd voorbij zijn, de dood dus tegemoet zien in de vorm van de eerste rode vlekken? Het verval is prachtig deprimerend beschreven. Niets werkt, alles is overwoekerd en overal liggen lijken. De verteller zit dicht op de huid van de hoofdpersonen, overwegend Anna, een paar passages Astor en Pietro, maar houdt tegelijk afstand. Zo wordt Anna soms aangeduid als 'het meisje' en Astor als 'het jongetje'.
Daartussen proberen de kinderen samen met elkaar en vooral ten koste van elkaar overleven. Intrigerend vond ik te overdenken wat dat doet met het gangbare beeld van het kind, zoals ook gold voor Lord of the Flies. Nee, dit is geen Kruistocht in spijkerbroek en al helemaal geen Kinderkaravaan. Het is dan ook niet bedoeld voor de jeugd, zou de uitgever zeggen. Dat neemt niet weg dat het goed te doen is voor lezers van twaalf en ouder die al wat leeservaring hebben. Ik zou wel willen weten wat veertienjarigen van dit verhaal vinden. Het zal ze niet onberoerd laten.
Neem nou dit citaat, op p. 247, we zijn bijna aan het eind van het verhaal, net na Pietro's dood:

Het was vier dagen geleden dat Anna en Astor Cefalú achter zich hadden gelaten.
Voordat ze vertrokken, hadden ze Pietro's lijk met touwen de weg op getrokken, op een boodschappenkarretje geladen en naar het strand gebracht. Ze hadden een gat in het zand gemaakt, hem daarin begraven en er een omgekeerd bootje overheen gelegd.
Zo nu en dan draaide Anna zich nog om om te kijken waar hij was, maar achter haar waren alleen Astor, die haar met slepende voeten volgde, en Knuffel, die in de berm van de weg snuffelde.
Dan pakte ze het hangertje vast en kneep erin tot de punten van de zeester in haar vlees priemden.
Pietro was in haar ontploft en duizenden scherpe scherfjes stroomden door haar aderen en verscheurden haar vlees.
Nu begreep ze wat liefde was, dat iets waarover zoveel gesproken we€rd in mama's boeken.
Je weet pas wat liefde is als ze het van je afpakken.
Liefde is gemis.
Zonder Pietro was de wereld opnieuw bedreigend geworden en de stilte die haar eerst gezelschap hield, maakte haar nu hoorndol en verteerde haar. De manier waarop hij was doodgegaan, de lange doodsstrijd die hij had moeten ondergaan, was zo stom, en het lukte haar niet daar de zin van in te zien.

Er valt meer moois te citeren, maar dat zal ik niet doen. De meeste indruk op mij maakte het einde. En zoals gemeld, dat wil ik niet verklappen.


                                                              Anna

Niccolò Ammaniti. Anna. Lebowski, 2016. Vertaling Etta Maris. ISBN 978 90 4882 841 8.