Zoeken in deze blog

zondag 26 augustus 2012

Jeugdliteratuur bestaat 3

Toevallig kwam ik het artikel 'Er was eens een Waseens, de jeugdliteratuur' tegen. Dat verscheen in 1993 in Nicolaas Matsier (red.), Het literair klimaat 1986-1992. De Bezige Bij, Amsterdam 1993, p. 125-154. Het is te lezen op DBNL en binnenkort voor kopers van Verborgen talenten op de bijbehorende website.
Bregje Boonstra is een recensente van formaat, haar oordelen worden op prijs gesteld. Toen ze dit terugblikkend artikel schreef, had ze net tien jaar recenseren voor NRC Handelsblad achter de rug.
Bedoeld of onbedoeld, zij hoorde zeker tot de kwaliteitsbewakers van de Parnassus over wie ik schreef in Jeugdliteratuur bestaat!, mijn eerste bericht over het boek, of eigenlijk over het gelijknamige hoofdstuk 7 van het boek Jeugdliteratuur bestaat niet.
Ze lijkt altijd zeker van haar zaak, maar beschikt over voldoende relativeringsvermogen. ik citeer:

 Het was aanzienlijk eenvoudiger geweest als de redactie mij omstreeks het jaar 2020 als hoogbejaarde mevrouw van het kinderboek had gevraagd of er nog iets gebeurd was tussen 1985 en 1992. Klonken er werkelijk nieuwe geluiden en hoe belangrijk waren die? Wat ik heb gehoord kan ik melden, met de kanttekening dat het waarschijnlijk sterk vervormd is, omdat ik midden in de ‘muziek’ zat. '

Intussen deed zij over de relatie kinderboek-volwassenenboek enkele behartenswaardige uitspraken. Is er wel of geen verschil in register? Lees:

 In het Rasternummer over kinderliteratuur (56) stelt Van Toorn dat schrijven voor kinderen een kwestie is van het goede register vinden. Het is een helder beeld, dat hij als volgt toelicht: ‘Het luistert nauw, register. Er valt van allerlei voor de hand liggends over te zeggen. Dat je rekening houdt met woordenschat en (levens- en lees)ervaringen waar je een beroep op kunt doen. Maar uiteindelijk komt het er toch gewoon op neer dat een volwassene die schrijven kan, meent dat hij kinderen iets mee te delen heeft. Met het eerste kinderboek dat ik echt aandurfde (Rooie) wilde ik nadrukkelijk iets tegen kinderen zeggen dat ik in een andere vorm weleens aan volwassenen had meegedeeld.’ 
Het misverstand ligt in het woord nadrukkelijk. Wie de stap naar een ander register wil maken zal daar als een zanger net zo lang aan moeten werken tot die overgang voor de luisteraar of lezer niet meer hoorbaar of zichtbaar is.  '

Daarmee wordt dat register niet per se hetzelfde register als dat voor volwassenen. In dit verband vind ik het nog eens interessant om te wijzen op de auteur Michel Tournier, die van zijn Vendredi ou les Limbes du Pacifique (1967) in 1971 een versie voor de jeugd maakte, Vendredi ou la vie sauvage. Een simpeler versie? Geenszins, als we (bijvoorbeeld) vergelijker Jean-Michel Maulpoix mogen geloven:
Certes, il s'agissait d'abord pour Tournier d'adapter son écriture aux exigences propres de la sensibilité des enfants et au rythme particulier de leur lecture, à la fois plus lente, précautionneuse, et plus soucieuse d'atteindre son but. 
Mais ce procédé met ainsi en valeur l'attention que porte le romancier a la personnalité de son public: il ne s'agit ni d'abâtardir, ni d'infantiliser le texte, mais de le distiller, l'épurer... Il y a là une discipline et comme un amour, non pas une soumission mais une éducation de soi. Cette écriture est une éthique.  '

Over de Woutertje Pieterseprijs:

De Woutertje Pieterseprijs is in 1987 in het leven geroepen als reactie op de Griffels en Penselen door een groepje recensenten die het kinderboek wensten te beschouwen als volwaardig literair genre. De boeken worden beoordeeld op taal, inhoud en uiterlijke vormgeving door een jury waarin ook mensen zitting hebben van buiten het jeugdliteraire circuit. Dat is van belang, omdat daarmee de discussie over het kinderboek gevoed wordt met verse ideeën en omdat zo de vertrouwdheid met het genre buiten de eigen kring kan groeien.  '

Het kinderboek beschouwen als 'volwaardig literair genre' maakt het nog niet tot boek voor iedereen, 'literatuur zonder leeftijd'.

Over de door Anne de Vries opgeworpen vraag of sommige (bekroonde) kinderboeken niet zo ingewikkeld zijn dat ze geen kinderboeken mogen heten. Ga er even voor zitten, dit wordt een lang citaat, gelukkig kan Bregje schrijven als de beste:

'  Zoals gezegd zette Imme Dros de toon voor de Woutertje Pieterseprijs. Na haar volgen Margriet Heymans, het duo Vegter/Ten Bosch, Paul Biegel en Toon Tellegen. De jury maakt er een gebruik van om niet alleen met het bekroonde boek een statement af te leggen, maar om ook in het juryrapport de literaire zaken op scherp te stellen. Terugkerend standpunt hierin is dat lezen altijd een vorm van boven je macht reiken is (Jan Blokker). Ter adstructie worden Bordewijks Bint geciteerd - ‘de meester mag niet dalen, de scholier moet klimmen’ - en Paul Biegel: ‘De aard van het kind is niet het klein zijn, maar het groot worden. Niet wij moeten naar hen toe, zij moeten naar ons.’ Het klinkt provocerend en de reactie blijft dan ook niet uit. 
Die komt van Anne de Vries in de lezing Het verdwijnende kinderboek, die hij in 1990 voor de SLAA houdt. Zijn verwijt is dat er steeds vaker kinderboeken bekroond worden, die vanwege hun moeilijkheidsgraad eigenlijk geen kinderboeken zijn. ‘De kwaliteit van deze boeken als zodanig stel ik niet ter discussie. Het is alleen de vraag of het kinderboeken zijn.’ Wat volgens hem overblijft, is het kinderboek dat exclusief voor volwassenen bestemd is. 
Als getuigen à charge voert hij de kinderjury te Schagen aan, zijn dochter, een wanhopige bibliothecaris die Annetje Lie bij voortduring ongelezen op de balie kreeg gesmeten, en een onderwijzer van acht- en negenjarige kinderen. 
HP/De Tijd, nooit vies van een kort, maar rellerig stukje, stookt het vuurtje met de door De Vries aangedragen brandstof nog eens lekker op: ‘Dante voor de peutertjes’. Niet gehinderd door eigen kennis en met het hitserige pennetje in de aanslag bestempelt Annejet van der Zijl de (voor sommige mensen uiterst verhelderende) kritiek die Kees Fens ooit schreef over Ter Haars Het wereldje van Beer Ligthart als het ‘openen van de vijandelijkheden’. Ook betreurt ze het dat het kinderboek niet langer het domein is van ‘de lieve oude mevrouw die de laatste pagina van het weekendbijvoegsel volschreef’, maar van de ‘Zichzelf Serieus Nemende Kinderboekenrecensent’. In de Arnhemse Courant veronderstelde men dat met de benoeming van Fens tot juryvoorzitter voor 1992 een verhaal over een konijn in een geloofscrisis de meeste kans op de Woutertje Pieterseprijs zou maken...  '

Wij mogen, denk ik, blij zijn dat kinderboekrecensenten zich tegenwoordig doorgaans serieus nemen en dat het beoordelen van jeugdliteratuur niet overal wordt overgelaten aan die lieve oude mevrouw van Annejet. Niettemin bespeur ik hier nergens de neiging om te betogen dat jeugdliteratuur niet zou bestaan. De teneur is eerder: jeugdliteratuur bestaat en dient, nee, verdient het om met dezelfde maatstaven beoordeeld te worden beoordeeld als literatuur voor volwassenen.
'  Tussen de literatuur voor volwassenen en die voor kinderen loopt een niet precies te traceren en meestal praktische scheidslijn.  ' Zo is het maar net en dat praktische houdt vooral verband met het boek als handelswaar en de zeer verstandige neiging van bibliotheken om er jeugdafdelingen op na te houden. Verder is er status in het geding.
Ik laat Bregje weer aan het woord:
Natuurlijk zijn er altijd enkele meesterwerken geweest die zich aan die tweedeling hebben onttrokken, maar de laatste jaren zijn er boeken, recensenten en jury's die demonstratief morrelen aan die grenzen. Dat levert niet alleen protest op in het ‘kinderkamp’. Ook van de kant waar men gaat over de ‘volwassen’ literatuur wordt geblazen. Op het moment dat Anne Vegters Verse bekken! genomineerd wordt voor de AKO Literatuurprijs struikelen de critici over elkaar heen om uit te leggen dat dit boekje ‘heel aardig’ is en ‘leuke plaatjes’ heeft, maar dat het natuurlijk geen ‘diep doordachte en doorwrochte roman’ is en bovendien een kinderboek. In het literair klimaat van de heren, Arnold Heumakers stelt het in de Volkskrant zonder omwegen, kan dat natuurlijk niet meetellen.
Wanneer er in de Kamercommissie voor Welzijn en Cultuur wordt voorgesteld niet alleen de status van de Theo Thijssen- en de P.C. Hooftprijs gelijk te trekken, maar ook het prijzengeld, vraagt Aad Nuis zich af of de jeugdliteratuur wel voldoende niveau bezit om regelmatig een prijs van een ton uit te reiken. En bij de bespreking van het Rasternummer over kinderliteratuur stelt Willem Kuipers vanaf grote hoogte vast hoe lachwekkend al dit gedoe is.   '

Dat voorstel, overigens, heeft het wel gehaald.

Ja, er zijn dus verschillen en hoe je die definieert hangt er vanaf welk perspectief je kiest. Ik kan het niet nalaten om een mooi idee van Jacq Vogelaar in herinnering te brengen, alweer door Bregje Boonstra geciteerd:
De aardigste en meest constructieve bijdrage aan de discussie is die van Jacq Vogelaar in De Groene: ‘Als het om literatuur gaat, bestaat er naast de categorieën kind en volwassen nog een derde, die zich weinig aan leeftijden en genres gelegen laat liggen, maar waarvoor verbeelding, verbazing, belangstelling, vergeetachtigheid en mogelijkheidszin onmisbare faculteiten zijn. En misschien mag die derde leeswereld ook geen naam hebben. Ik ben ervoor om de literatuur in twee sferen te verdelen: die van de verwondering en die van de realiteitszin.’ Het is een mooi voorstel. Juist binnen de jeugdliteratuur valt er in Vogelaars ‘eerste sfeer’ soms een verrassing te beleven. Dat moet ook de AKO-jury overkomen zijn, toen ze na stapels zwaarwichtigheid Verse bekken! in handen kreeg. En misschien is het aan deze literatuur van de verwondering om eindelijk het ongelijk te bewijzen van Jan Blokkers arrogante stelling uit 1974: ‘Twee eeuwen kinderlectuur en geen spoor van een eigen afzonderlijke inspiratie.  '

Wat mij weer deed denken aan die bundel Wonders (1980, red. Jonathan Cott & Mary Gimbel), die ik kocht niet lang nadat ik benoemd was als redacteur bij Boek en Jeugd.
Of 'writings and drawings for the child in us all' ook literatuur voor kinderen opleverde, dat is een ander vertoog. Maar die verwondering van Jacq Vogelaar is er zeker hier en daar in terug te vinden.

Ik eindig met het korte verhaal van Isaac Asimov uit Wonders, 'Who will go to heaven?'.

A certain sage was roused from contemplation by the arrival of a young man seeking enlightenment.
'Who will go to Heaven, master?' asked the young man reverently.
'Everyone, my son,' sais the sage.
The young man was astonished. 'What? Are none to be sent to the place of fire and torment?'
'Not one.'
'But surely that is impossible.'
'Not at all. It can be demonstrated very simply.'
'Please do so, Master.'
'Gladly, my son. I think it is fair to assume that at least one person will so live as to be worthy of Heaven.'
'Certainly.'
'And that one, in heaven, will be perfectly happy.'
'Undoubtedly.'
'And sure the happiness would be tarnished, however slightly, and thus become less than perfect, if his or her friends and loved ones are absent; all the more so if he or she knows them to be in Hell.'
'So would seem to me, master.'
'Therefore, since we are agreed that in heaven he or she will be perfectly happy, that must be because his or her friends and loved ones, without exception, are with him or her. If there are any of those among them who in their own right deserve to be in Hell, that does not matter, since the merits of the Good must surely outweigh the demerits of the Bad.'
The young man nodded. 'Yes, it is more important to reward the Good that to punish the Bad.'
'And each of those friends and loved ones, may have friends and loved ones in addition to those of the original person in heaven. So those, too, must be brought. And they will have friends and loved ones, and so on. And thus, finally, all human beings will be in heaven, for who has ever lived who has never been befriended, vener been loved.'
'But then, if Hell is empty and has always been empty, Master, what purpose does it serve?'
'None. From which we reason that there is no Hell.'
The young man frowned. 'But if there is no Hell, and if all are translated to Heaven, for what purpose have we been placed on Earth? If this is not a testing ground to determine who deserves salvation and who damnation, what purpose our life?'
'From which we reason it has some other purpose.'
'But, Master, if the purpose is not to judge who is worthy of Heaven, what is the use of Heaven?'
'From which we deduce, my son, that there is no Heaven either.'

Voor kinderen of niet?
Ik zou zeggen, een mooie uitsmijter voor de les Engels in groep 8 van een christelijke basisschool. Te moeilijk? (Een van de weinige echte, min of meer meetbare verschillen tussen jeugd- en volwassenenliteratuur.) Vertaal het.

NB. Van Asimov vond ik nog op diverse websites het volgende citaat, zonder echte bronvermelding:
If I am right, then (religious fundamentalists) will not go to Heaven, because there is no Heaven. If they are right, then they will not go to Heaven, because they are hypocrites. ' Gebruik die maar niet in die groep.

NB2. Op 19 september 2012 kwam van IBBY-Nederland het bericht binnen dat Literatuur zonder leeftijd zomer (!) 2012 gewijd zal zijn aan Peter van den Hoven.


woensdag 22 augustus 2012

Jeugdliteratuur bestaat 2


Goed, jeugdliteratuur bestaat dus, ook al suggereert de titel Jeugdliteratuur bestaat niet anders. Zie mijn eerste bespreking.
Hoofdstuk 1 logenstraft de titel onmiddellijk: 'Zestig jaar jeugdliteratuur, vernieuwing en stagnatie'.
Trouwens, al in zijn inleiding schreef Peter van den Hoven: 'Jeugdliteratuur bestaat niet komt niet met duidelijke gevolgtrekkingen en dito conclusies, integendeel, maakt de verwarring waarschijnlijk alleen maar groter. En dat is dan eens onbedoeld.' (p. 17)
Valse bescheidenheid, Peter. Ik struikel in je boek over de conclusies en sweeping statements. (Wat was alweer het verschil tussen gevolgtrekking en conclusie? Je bent ook dol op lekker bekkende (bijna)tautologieën.)
Peter van den Hoven kiest positie. Dat is tegelijk de kracht en de zwakte van dit boek. De kracht omdat hierdoor iemand aan het woord is die met hartstocht en veel argumenten (soms wat schots en scheef en vaak wat wijdlopig gepresenteerd) zijn zaak verdedigt. Die zaak is niet dat jeugdliteratuur niet zou bestaan, wel dat het beste uit de jeugdliteratuur zich kan meten met het beste uit de literatuur voor volwassenen, dat dit niet voldoende wordt erkend, en dat er eigenlijk gewoon over literatuur moet worden gesproken, waarbij sommige literatuur toevallig ook voor jongere lezers genietbaar is.
De zwakte is, vind ik, dat dit een overtrokken positie is, die verongelijkte en verontwaardigde toonzetting in de hand werkt en een niet vol te houden stelling voortbracht (jeugdliteratuur bestaat niet), die helaas zelfs tot titel is verheven. Daarover ging mijn eerste bespreking.

Het volgende citaat (p. 30) is nog tamelijk ingehouden:
'Toch is er ook een andere kant. Ondanks een levendige en creatieve boekenmarkt, waarop elk jaar opnieuw veel jeugdliteratuur wordt gepresenteerd die zich als vanzelfsprekend in het spannende grensgebied tussen kind en volwassene ophoudt, moet gezegd dat de doorbraak en vernieuwing die daarmee gepaard is gegaan, steeds vaker te maken krijgt met drempels en remmingen. Er is sprake van een gevoelige stremming, omdat beperkingen, weerstanden en soms regelrechte tegenwerkingen van interne en externe aard (zowel van binnen de wereld van het jeugdboek als daarbuiten), versperringen en barrières opwerpen die nieuwe stappen vooruit bemoeilijken en frustreren. Er is zelfs sprake van een soms onverhulde tendens naar vroeger, naar het traditionele kinderboek met van oudsher bekende, stabiele en vooral ook veilige waarden en kaders.'
Oef. 
Afgezien van de worstzinnen (daaraan lijden meer vakscribenten), halve tautologieën ('bemoeilijken en frustreren', 'versperringen en barrières') en andere minder geslaagde stijlbloempjes ('gevoelige stremming?'): noem man en paard!
Wees gerust, dat doet hij ook, maar niet meteen. RonVreeken, Joukje Akveld, Nanda Roep, Pjotr van Lenteren, Ruud Kraaijeveld, Paul Steenhuis, Wilbert Smulders, Anton Korteweg, Anne de Vries en anderen, allen krijgen verderop (vooral in hoofdstuk 4) onder uit de zak, de een wat heftiger dan de ander. Gefundeerd, dat zeker, maar ook aanvechtbaar. Wat jammer dat niemand meer met Peter van den Hoven in debat kan.

Het wordt tijd, vind ik, om de sterkste kanten van Peter van den Hoven voor het voetlicht te halen. Nee, dat is niet zijn getheoretiseer en evenmin kan ik de passages bewonderen waarin hij met apodictische uitspraken gehakt maakt van anderen, zelfs als ik hem in essentie kan volgen, bv. over Paul Steenhuis' boek over de Kameleon-reeks.
In zijn polemieken is hij in zijn element, maar naar mijn idee blaast hij soms iets te hoog van de toren. Zie bv. p. 195-196, over 'Leesbevorderaars en literairen', waarin hij naar mijn idee een tegenstelling veel te sterk aanzet die door de beste leesbevorderaars allang is overbrugd, te beginnen met de legendarische Jannie Daane.

Hij is op zijn best als hij afzonderlijk werk bespreekt, gewoon als recensent, of als interviewer. Dat is in de hoofdstukken 10 tot en met 17, waarin achtereenvolgens Wim Hofman, J.R. Rowling, David Almond, Henrivan Daele, Floortje Zwigtman, Peter van Gestel en Akky van der Veer aan bod komen, plus 21, over het programma WiZiWik. Alleen jammer dat hij bij Almond en Rowling de Nederlandse vertalingen als uitgangspunt lijkt te hebben genomen, niet de originele uitgaven. Hij prijst (mogelijk op basis van een interview door Thomas de Veen in NRC Handelsblad) Rowlings vertaler (p. 232). Nou, over die vertalingen heb ik andere uitspraken gehoord, maar zolang ik zelf niet heb vergeleken, zal ik er niet op ingaan.

Hoven, Peter van den. Jeugdliteratuur bestaat niet, of de voort-durende strijd om het kinderboek. Tielt /Leidschendam, Lannoo Campus / Biblion, 407 p., ISBN 978 90 807 9330 9.
Zie ook voorgaande bespreking.

Bovenop het stapeltje te bespreken boeken, zie ook mijn opmerking bij Verborgen talenten, is Critical and Creative Perspectives on Fairy Tales: An Intertextual Dialogue between Fairy-Tale Scholarship and Postmodern Retellings van Vanessa Joosen.

dinsdag 21 augustus 2012

Jeugdliteratuur bestaat!


Kijk maar om je heen: boekwinkels hebben kasten vol kinderboeken, er zijn zelfs speciale kinderboekwinkels. Wat zouden die verkopen als er geen kinderboeken waren? Bibliotheken hebben aparte afdelingen voor kinderen, en die staan grotendeels vol kinderboeken.
De GAU heeft een Werkgroep Kinderboekenuitgevers, de Leidse universiteit heeft een bijzondere leerstoel jeugdliteratuur, bezet door hoogleraar Helma van Lierop-Debrauwer, ook de Tilburgse universiteit heeft een leerstoel jeugdliteratuur (ook Helma van Lierop-Debrauwer) en er zijn drie vaktijdschriften die zich speciaal met jeugdliteratuur bezighouden: De Leeswelp, Leesgoed en Literatuur zonder leeftijd.

Ho.

Die laatste titel, Literatuur zonder leeftijd, suggereert juist het tegendeel. Alsof het niet over kinderboeken zou gaan. Wie bladert door de afleveringen, leert het tegendeel. Het gaat er wel over, maar de teneur is: kinderboeken, in ieder geval de beste kinderboeken, zijn ook voor volwassen lezers de moeite waard.
Dat vind ik ook. En ik citeer graag Sjoerd Kuyper: 'Het mag zo zijn dat tien procent van de literatuur voor volwassenen beter is dan negentig procent van de literatuur voor kinderen, ook het omgekeerde geldt: tien procent van de jeugdliteratuur is beter dan negentig procent van de literatuur voor volwassenen' (Annie M.G. Schmidtlezing 2009).
Maar als kinderboeken ook interessant blijken voor volwassenen is dat volgens mij nog geen reden om ze geen jeugdliteratuur te noemen. Wie ervoor ijvert om de beste verhalen, poëzie en opstellen voor kinderen de Parnassus op te slepen in de hoop erkenning en waardering te krijgen, doet iets vreemds als-ie vervolgens die kinderen het liefst lijkt te vergeten. 'Het is maar voor kinderen', die te vaak gehoorde uitspraak tracht de ijveraar te weerleggen door te wijzen op de voortreffelijkheden van tekst en beeld, maar hij vergeet het dedain te weerleggen waarmee de kinderen worden genoemd.
Dus hoe kom je erbij om een boek te schrijven met de titel Jeugdliteratuur bestaat niet? Door te betogen dat jeugdliteratuur die ook volwassenen aanspreekt geen jeugdliteratuur is, maar literatuur.



Jeugdliteratuur bestaat niet verscheen in 2011 bij Lannoo Campus en Biblion en is geschreven door Peter van den Hoven.
Van Jacqueline Rose verscheen in 1984 The Case of Peter Pan, or the Impossibility of Children's Fiction (Londen, Macmillan, New Cultural Studies, 1984). Haar argumenten hadden te maken met de leeftijd van de auteurs (doorgaans volwassenen), de gemiddelde beoordelaar en andere bemiddelaars (volwassen). (Zie een recensie.)
Maar in Jeugdliteratuur bestaat niet is iets anders aan de hand.

Hoofdstuk 7 van Jeugdliteratuur bestaat niet heeft dezelfde titel en dezelfde ondertitel (De voort-durende strijd om het kinderboek) als het boek. Na passages over Jan Blokker ('Er bestaan geen kinderboeken. Er bestaan alleen maar goede boeken en slechte boeken') en uitspraken van Henri van Daele ('Ik ben een schrijver. Punt.') en Joke van Leeuwen volgen lange uitweidingen over termen als kinderlectuur, jeugdliteratuur, kinderboeken, kinder- en jeugdboeken, kinderliteratuur, adolescentenliteratuur, cross-overliteratuur, dubbelgeadresseerde literatuur: 'het zijn allemaal termen (de benaming jongens- en meisjesboek is lange tijd uit de gratie geweest, maar lijkt weer terug te komen, of is ingewisseld voor een nieuwe variant: zie de chicklit) die ook dit boek bij gebrek aan beter door elkaar hanteert.  Zo ongeveer weten we wel wat we ermee bedoelen en dat moet maar genoeg zijn.' (p. 165)
Het is kennelijk niet genoeg, want even verder (p. 165) staat er:
'In tegenstelling tot de innerlijke tegenstrijdigheid in de benaming kinderliteratuur of jeugdliteratuur is de term kinderboeken (tot tien a elf jaar) of jeugdboeken (tot zeventien a achttien jaar) helder en duidelijk. We bedoelen er boeken mee die voor kinderen en jongeren van een bepaalde leeftijd, en niet voor volwassenen, geschikt zijn: de doelgroep is in de term gegeven. Belangrijke vraag is daarbij wel: wie bepaalt of een boek een kinderboek of literatuur is?'

Hier bleef mijn leesoog (niet voor het eerst) haken. Ten eerste had de auteur volgens mij nog niet vastgesteld dat een kinderboek geen literatuur zou zijn, hij verklaarde dat nu juist discutabel. Ten tweede: wanneer begint de jeugd? Met 'tien a elf jaar' of bij geboorte? Houdt de kindertijd op waar de jeugd begint? (Wanneer word je dan jongere, nog zo'n te pas en te onpas gehanteerde term?)
Ten derde: suggereert hij nu met die 'innerlijke tegenstrijdigheid' dat er geen literatuur voor kinderen of jongeren zou kunnen bestaan? Dat lijkt me sterk. Dat geldt ten vierde ook voor de stelligheid waarmee hij verklaart dat kinderboeken voor kinderen en dus niet voor volwassenen geschikt zouden zijn. Zijn hele boek is ondanks de titel juist een pleidooi voor het tegendeel, zie zijn amusante inleiding, waarin hij vertelt eens in de trein door een jongetje als het ware betrapt te zijn op het lezen van wat ik, net als dat jongetje, een kinderboek zou noemen (Olle, van Guus Kuijer). ('Mama, die meneer leest een kinderboek!')
Daarmee wordt (ten vijfde) ook die vraag wie bepaalt of iets 'kinderboek of literatuur' is heel interessant. Want daarmee suggereert hij andermaal dat kinderboek en literatuur kennelijk een onmogelijke combi is, wat me zoals gezegd in tegenspraak lijkt met de bedoeling van zijn boek.

Toch wil hij die kant uit.
'Winterijs is geen kinderboek, omdat het niet voor een bepaalde jonge doelgroep is geschreven. Het verhaal richt zich tot een leeftijdloze lezer, omdat de auteur de thematiek en de karakters benadert vanuit een onafhankelijke, waarschijnlijk ook autobiografische positie. Je zou ook kunnen zeggen dat de impliciete lezer - niet de in de realiteit bestaande lezer, maar een abstract soort lezer die in de tekst vervat is - van Winterijs geen specifieke leeftijd heeft en dus niet tot een specifieke leeftijdsgroep hoort. Van Gestel schrijft vanuit en voor zichzelf om iets op het spoor te komen, te onderzoeken, bloot te leggen.' (p. 169)
Auteurs, opgelet. Als je wil dat recensenten à la Peter van den Hoven je werk het statusverhogende stempel literatuur verlenen, dien je te verklaren dat je niet voor kinderen schreef. Joke van Leeuwen, je bent te eerlijk (of dat stempel kan je gestolen worden). Op p. 162 word je geciteerd:
"in essentie is er geen verschil of je voor volwassenen of kinderen schrijft, noch in hoe een boek groeit noch in hoe je het schrijft. Maar ik schrijf wel vanuit het perspectief van een mens dat nog niet zo lang leeft, van iemand die dingen voor het eerst meemaakt, voor het eerst ziet."
Lewis Carroll is, helaas, ook niet toegelaten tot de Parnassus: hij schreef voor een zeer bepaald, jong publiek. Zo zou ik een Bibelebontse Berg kunnen vullen met niet tot de Parnassus toegelaten auteurs, als ik de redenering van Peter van den Hoven zou volgen.
Wellicht zou hij me tegenwerpen (verdrietig genoeg kan dat niet meer) dat auteurs als Lewis Carroll en Joke van Leeuwen 'wel degelijk' (typisch Hovense stopwoordjes) ook een ouder publiek voor ogen hadden. We komen dan terecht bij de 'dubbelpublieksboeken' en verzuipen in het termenmoeras en vragen als wie dan vaststelt wie voor wie schreef en wat literatuur is.
Dat laatste:
'inhoudelijk en vormelijk kwalitatief goede verhalen, niet voor niks bellettrie of de schone letteren genoemd. Er zijn veel boeken voor volwassenen, maar lang niet alles is literatuur. Genres als de streekroman, de chick lit, de thriller en andere pulpfictie horen daar niet bij', aldus Peter van den Hoven op p. 163.
Even niet zeuren over de teloorgang van poëzie, drama en essayistiek, want dat maakt hij later in zijn boek weer goed.
De essentie is, begrijp ik, dat literatuur bestaat uit teksten die door volwassenen hoog gewaardeerd worden, nee, door volwassenen als waardevol ('kwalitatief goed') bestempeld worden - want sommige bewoners van de Parnassus weten hun oordeel zo te formuleren dat het een vaststelling lijkt, zij nemen afstand van eigen persoon en smaak en besluiten op grond van tal van argumenten dat een de berg opgedragen kunstwerk waardevol is, niet dat zij dat zo vinden. Een soort kwaliteitsbewakers in dienst van de muzen.
Daartoe wil ik Peter van den Hoven overigens niet meteen rekenen, maar het lijkt er soms wel op, wat dat betreft is hij een echte docent, die zijn opvattingen met overtuiging en veel aplomb brengt. Hij staat er 'volop' (nog zo'n Hovens stopwoordje) achter, dat merk je.
Dat reken ik hem niet aan, want juist als recensent vind ik hem op zijn best. Daarover later meer.

In dit theoretische hoofdstuk vind ik hem echter minder op dreef. Hij zwalkt me teveel. Neem bijvoorbeeld dit citaat, op p. 169:
'het resultaat is literatuur die ertoe doet, die de gedachten en gevoelens van de lezer op scherp zet en bezinning toelaat over allerlei existentiële, morele en andere (ambigue) kwesties.'
Is er dan ook literatuur die er niet toe doet? Ik dacht nu juist dat hij de term literatuur had toegewezen aan 'goede verhalen', zie boven. En wat moeten we met zo'n vage omschrijving als 'allerlei existentiële, morele en andere (ambigue) kwesties'?
En dan zo'n voetnoot. Heeft-ie net thrillers 'en andere pulpfictie' afgeserveerd, komt hij met dit voetnootje: 'Het is overigens heel wel denkbaar dat in andere tijden verhalen die eerst geen deel uitmaakten van de literatuur, daar later wel bij kunnen horen. Die verandering in historische en culturele context maakt bijvoorbeeld dat sommige thrillerschrijvers (John Le Carré, James Elroy) wel degelijk als literaire auteurs worden gezien en (op de literatuurpagina's) besproken.' Zeker, Peter, maar had je dan in je hoofdtekst misschien iets minder apodictisch moeten zijn?

Stel dat we welwillend voor deze gelegenheid een deel van zijn definitie van literatuur overnemen. Literatuur is dan de verzameling teksten die gedachten en gevoelens van lezers op scherp zetten. Een definitie met waargenomen of te voorspellen reacties van lezers als criterium, daar kunnen we wel iets mee.
Dan hoort daarbij toch zeker een verzameling teksten die gedachten en gevoelens van jonge lezers op scherp zetten. Jeugdliteratuur dus, zou ik denken, volgens Peters definitie. En binnen die verzamelingen weer een verzameling teksten die gedachten en gevoelens van zowel jonge als volwassen lezers op scherp zetten. Je maakt mij (en Peter) niet wijs dat zulke teksten niet bestaan, zijn boek toont het tegendeel.
Hoe we dan al die teksten noemen die niet onze gedachten en gevoelens op scherp zetten, laat ik even los, de term pulpfictie vind ik veel te scherp. En ook waar we de grens trekken en wat we doen met al die teksten die we hooguit een beetje interessant vinden.
En lees voor teksten vooral ook combinaties van tekst en beeld of beeldreeksen.

Aan het slot van dit hoofdstuk, p. 176, keert Peter van den Hoven terug naar 1896, toen van Heinrich Wolgast Das Elend der Jugendliteratur verscheen. Wolgast vond dat kinderen recht hadden op meer dan de moralistische en slecht geschreven Schundliteratur die ze voorgezet kregen, en pleitte voor 'boeken die geen expliciete moraal bevatten, literaire kwaliteit bieden en een kunstzinnige smaak bevorderen', aldus Peter van den Hoven. Daartoe steunde Wolgast o.a. de Kunsterziehungssbewegung. Bij zijn werk zijn veel kanttekeningen te plaatsen, aldus Peter van den Hoven, maar 'zeer herkenbaar is en blijft zijn gemotiveerde afkeer van de commerciële massaliteratuur, de gemakzucht van epigonisme en populisme, van moralistische (probleem)boeken evenals zijn hartstochtelijk pleidooi voor de literaire verbeelding van auteurs die schrijven over wat hen werkelijk, van binnenuit, bezighoudt.'
Hij 'betoogt dat waarachtigheid in de literatuur voor grote en kleine mensen eenzelfde bron vindt in de authentieke auteursstem. Daarmee is zijn meer dan een eeuw oude studie nog springlevend. Ze onderstreept op overtuigende wijze de vaststelling dat jeugdliteratuur niet bestaat en dat - ja dat ook - de ellende van, of de strijd om het kinderboek voortduurt.'
Einde hoofdstuk 7.

Een einde als een klaroenstoot.

Maar wel wat schril.
Ten eerste is daar de valkuil van de bedoelingen van de auteur, de intentional phallacy zoals dat in het jargon van de literatuurwetenschap heet. Over waarneming van authenticiteit valt nog veel te zeggen en in de tegenstelling tussen vorm en vent valt de verteller soms overboord, met een mandje vol ambachtelijkheid.
Ten tweede wordt hier volgens mij helemaal niet onderstreept dat jeugdliteratuur niet bestaat, al was het maar omdat in dat geval de 'strijd om het kinderboek' niet zou kunnen voortduren. Tenzij je à la Peter (soms) het kinderboek niet tot de literatuur rekent, maar dan hoef je er ook geen strijd om te leveren.
Er wordt hier hooguit onderstreept dat het de moeite loont om te streven naar betere kinderboeken.
Dat lijkt me ook wel genoeg.

Hoven, Peter van den. Jeugdliteratuur bestaat niet, of de voort-durende strijd om het kinderboek. Tielt /Leidschendam, Lannoo Campus / Biblion, f. 407 p., ISBN 978 90 807 9330 9.

NB.
Ter kennismaking met het boek volgen hier de hoofdstuktitels:

Inleiding. Waarom leest die meneer een kinderboek?
Hoofdstuk 1. Zestig jaar jeugdliteratuur, vernieuwing en stagnatie
Hoofdstuk 2. Status aparte, een fijn afgeschermd wereldje
Hoofdstuk 3. Een restauratieve tendens, tegenbeweging en herstel
Hoofdstuk 4. Dichter naar de literatuur, recente ontwikkelingen
Hoofdstuk 5. Van feitenrelaas naar jeugdliterair essay, non-fictie en biografie
Hoofdstuk 6. Tegen de verdrukking, jeugdliteratuur in het nauw
Hoofdstuk 7. Jeugdliteratuur bestaat niet, of de voort-durende strijd om het kinderboek
Hoofdstuk 8. Bij de zaligverklaring van de Kameleon, of werum wiene dy sijkerts no nooit ris slecht
Hoofdstuk 9. Tegen het misverstand, jeugdliteratuur en leesbevordering
Hoofdstuk 10. Een discriminerende wig tussen kinderen en volwassenen, gesprek met Wim Hofman
Hoofdstuk 11. Potters paradox, de boeken van J.K. Rowling
Hoofdstuk 12. Tussen waar en waan, de boeken van David Almond
Hoofdstuk 13. In verhalen bewaard, de autofictie van Henri van Daele
Hoofdstuk 14. De afgrond in, Spiegeljongen van Floortje Zwigtman
Hoofdstuk 15. Een duivelse verleiding, Mariken van Peter van Gestel
Hoofdstuk 16. Uit Friese klei, Gezworen woorden van Akky van der Veer
Hoofdstuk 17. Soms moet je je engageren, anders ben je een lor, gesprek met Edward van de Vendel
Hoofdstuk 18. Ongehoorzaam, maar met mate, de schrijfopvartingen van Annie M.G. Schmidt
Hoofdstuk 19. Grootmoeder van het kinderboek, biografie over Nynke van Hichtum
Hoofdstuk 20. De grote gelijkenis, gesprek met Helma van Lierop-Debrauwer
Hoofdstuk 21. WiZiWik, teksten van kinderen
Bibliografie
Verantwoording en dank
Register


donderdag 16 augustus 2012

Verborgen talenten

Vers van de drukker: Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school.



464 pagina's over de toepassing van kinderboeken in het basisonderwijs. Zeer benieuwd naar verkoop van en reacties op dit boek, waaraan ruim anderhalf jaar intensief is gewerkt.
Ik ga het niet recenseren, want ik heb eraan meegewerkt.

Wat betreft recensies ligt er nog het e.e.a. te wachten (tot het mooie weer over is?). O.a. dat laatste boek van Peter van den Hoven, Jeugdliteratuur bestaat niet, verschenen na zijn overlijden. Het ligt op mijn nachtkastje, bovenste boek van het stapeltje te recenseren boeken, en ondanks de prikkelende titel vind ik het moeizaam lezen. Dat ligt deels aan de breedvoerige stijl van de auteur.

PS, 17-8: Verborgen talenten is nu al te koop bij Bol.com (en dus ook elders).

Non-fictie anders

Sinds enkele jaren zijn er tablets en slimfoons. Toen mijn oude mobieltje na jaren trouwe dienst mankementen begon te vertonen, ben ik ook overgestapt op zo'n slimfoon, een iPhone. Wonder, ineens krijg ik post - van het bedrijf Appracadabra. Niet te wantrouwig, waarschijnlijk hebben ze daar dit blog gesignaleerd en (terecht) gedacht dat het nuttig kon zijn me op de verzendlijst te zetten.
Normaliter besteed ik geen aandacht aan folders, maar ik maak een uitzondering voor dit bedrijf omdat ze voor tablets en slimfoons toepassingen (apps) maken die kinderen (en andere mensen) dingen leren die je nog geen decennium geleden in een boekje zou verwachten.
Het genoemde foldertje bijvoorbeeld gaat over Fresh, een quizz app over groente en fruit. 'Geschilderd door de Zwitserse illustratrice Zara Atelj' en vanaf november 2012 te koop voor € 2,99. Een kleinere versie is gratis.

Als ik een berichtje stuur mag ik hem gratis uitproberen. Dat doe ik niet, want ik heb geen zin om die toepassing vervolgens weer te moeten verwijderen.

Wat me opvalt is dat
- hier mogelijkheden liggen voor illustratoren. Appracadabra is niet de enige, diverse uitgeverijen (bv. Orange Books en Gottmer, en ook een auteur als de onvermoeibaar aan de weg timmerende Rian Visser) hebben al apps op basis van prentenboeken (bv. Dikkie Dik) uitgebracht. Het is een beweging die het volgen waard is. Er is meer dan prentenboeken en geïllustreerde boeken. (Ja, er was en is ook reclame, natuurlijk, en grafische vormgeving. En er komen steeds meer e-boeken. Dat terzijde.) Uitgaven als die van Appracadabra zijn geen bewerkte prentenboeken, maar direct voor tablet of slimfoon gemaakt, een logisch vervolg. De eerste kritische noten zijn er overigens ook al, zie Ouders Online.
- er wordt verwezen naar de Kind Kids Apps Rules. Regels die ik trouwens ook van toepassing zou willen zien op apps voor volwassenen.
- Engels een erg dominante taal wordt.

woensdag 15 augustus 2012

Niemand vindt literatuur nog belangrijk

... is de kop van Aleid Truijens' column in de Volkskrant 15-08-2012, dezelfde Aleid die op 7 maart nog zo enthousiast was over Das Magazin, en in een krant waarin zes recensenten hun favoriete stuk van Shakespeare bespreken. (Ja, theater is ook literatuur.)
Het is niet voor het eerst dat Aleid Truijens verzuchtingen slaakt over de teloorgang van het literatuuronderwijs - ja, want daarover gaat haar stuk eigenlijk, dus de kop klopt niet.
Directe aanleiding lijkt het leesgedrag van haar nakomelingen:
' Mijn kinderen (25 en 21) lezen zelden vrijwillig een boek. Niet dat ze lezers minachten, of geen interesse hebben in de wereld - nee, het komt gewoon niet in ze op. Niemand van hun vrienden leest. Ik vind at niet erg, maar wel jammer. Literatuur lezen, anders dan twee bestsellers per jaar op vakantie, is een buitenissige hobby geworden.
Dat komt op zijn minst óók door het gemarginaliseerde literatuuronderwijs. '
Niet voor het eerst  pleit ze ' vóór een nieuwe literatuurcanon, en de verplichting bepaalde grote schrijvers - niet per se vaste titels - te lezen op school. Pas als je een standaard neerzet, stelt zo'n vak iets voor, ook in de ogen van leerlingen. ' Met grote schrijvers bedoelt ze natuurlijk belangrijk geachte schrijvers, met hun lichaamslengte heeft dat niets van doen.
En ' Natuurlijk is het de bedoeling dat mensen lezen voor hun plezier (of om ondersteboven te raken). Daar hoopt iedere leraar op. Maar je krijgt pas ergens plezier in en je onderscheidt pas kwaliteit van bagger als er een bodem van leeservaring is. Zonder enige dwang doen kinderen die niet op; ze maken ook niet spontaan wiskundesommen.
Wanneer je prille lezers alleen laat lezen wat ze "leuk" vinden, ontwikkelt hun smaak zich niet. Je maakt steeds een diepere knieval, want écht leuk, zo leuk als ander kindervermaak, wordt lezen toch niet. '

Intussen is het niet vanzelfsprekend dat haar nakomelingen (en de mijne, die ook zelden leest) model staan voor het leesgedrag van jongeren.
Renske Pepping schreef 30-03-2011 op Onderwijsvanmorgen.nl:
“Jongeren lezen weer meer” is te lezen op een website over young adult books. Aanleiding voor deze redelijk verrassende constatering is een recent verschenen onderzoek dat is uitgevoerd onder 700 jongeren. De jongeren werden ondervraagd over hun leesgedrag en daar blijkt het helemaal niet zo slecht mee gesteld te zijn dan soms wordt gedacht. Zo leest meer dan 55% van de jongeren minstens één boek per maand en leest 25% zelfs meerdere boeken per maand. Jongeren die nooit een boek lezen (of slechts één keer per jaar) zijn er bijna niet.
De positieve ontwikkeling wordt door de onderzoekers toegeschreven aan de e-reader, die jongeren steeds meer gaan gebruiken om boeken op te lezen. Wat ook mee kan hebben gespeeld is dat het onderzoek is afgenomen op de boekenbeurs in Antwerpen; de jongeren die zo’n beurs bezoeken vinden het vaak al leuk om te lezen. Maar de cijfers van het onderzoek laten ook zien dat er steeds meer jongere mensen naar de beurs komen. Het aantal jongeren is in vier jaar tijd gestegen van 12% naar 22% van het totaal aantal bezoekers.   '
Kan ook tonen dat de Boekenbeurs er steeds beter in slaagt schoolklassen naar de beurs te krijgen. En het Vlaamse literatuuronderwijs verschilt wellicht van het Nederlandse.

En hoewel je met omzetcijfers aardig kan goochelen, heb ik ook even naar die van de KVB gekeken, zie hier. Daaruit blijkt dat er een lichte daling is in de verkoop van A-boeken (boeken voor de algemene markt, geen schoolboeken en wetenschappelijke boeken), maar uit die cijfers valt geen conclusie te trekken over de verkoop aan (ouders van) kinderen of jongeren. Er staat slechts: ' Een op de vijf verkochte boeken is een kinder- of jeugdboek. ' Wat betekent dat er in 2011 in Nederland 8.320.000 'kinder- of jeugdboeken' over de toonbank gingen. Er waren dat jaar volgens het CBS 3.913.819 inwoners jonger dan 20 jaar. (Mijn en Aleids 'kinderen' horen daar niet meer bij.) Is dus ruim 2 boeken per inwoner jonger dan 20 jaar. Die twee bestsellers waarover Aleid het had? Het zal nog iets minder zijn, want een deel van die boeken is verkocht aan (school)bibliotheken. Maar het is geen dramatische verandering ten opzichte van voorgaande jaren.

Ook nog even gekeken naar de berichten van Zibbsearch. Daaruit leer ik dat er in 2011 in Vlaanderen volgens InCT zelfs een 'lichte stijging' van de boekenverkoop is geweest. Dat zou zijn gebleken uit cijfers van  GfK Retail and Technology Benelux.

Tenzij van die verkopen een alarmerend hoog deel naar de bibliotheken gaat, wat ik niet aanneem (eerder het tegendeel), is er geen reden om te beweren dat 'niemand literatuur nog belangrijk vindt', lijkt me.

Wel opmerkelijk vind ik dat het aantal verkochte afzonderlijke titels in vijf jaar is verdubbeld, volgens de KVB. Maar in hoeverre dat ook voor de jeugdliteratuur opgaat, staat er niet bij. Wel staat er:
De verdubbeling van het aantal nieuwe titels in de periode 2006 – 2011 is geheel veroorzaakt door de verkoop van anderstalige titels op de Nederlandse markt. Door de opkomst van webshops neemt de zogenaamde ‘long tail’ van de markt toe; webshops kunnen, onder andere via een directe link met Centraal Boekhuis, alle leverbare titels aanbieden aan hun klanten. Daarnaast is het online mogelijk van veel titels maar 1 exemplaar te verkopen, juist van anderstalige titels. ' Laat ik eens aannemen dat dit slechts in geringe mate geldt voor de jeugdliteratuur, dan valt het met de groei van het het titelaanbod nogal mee.

donderdag 9 augustus 2012

Zomers lezen

Afgelopen week ontving ik Leesgoed 2012-3. Op de voorkant het motto: 'Zomers lezen'.
Het kan nog, zeker. Als ik naar buiten kijk, begint het net weer zomer te worden.


'Hoe voorkom je een zomerdip en leesachterstanden', is de titel van een artikel van Elselien Dijkstra, naar aanleiding van een onderzoek uit 2009 (!) van Hans Luyten, Kim Schildkamp en Pieter Verachtert. Zie ook Pedagogische Studiën 86-3 p. 196-213. Uit de samenvatting: 'Belangrijke uitkomsten van dit onderzoek zijn 1) dat onderwijs een absoluut effect op de leesprestaties van leerlingen heeft en 2) dat verschillen in leerwinst tussen leerlingen relatief groot zijn in de zomervakantie. Ongelijkheid tussen leerlingen lijkt vooral te ontstaan wanneer ze niet naar school gaan'.
Opsteker voor juf en meester, lijkt me.
En welkom wetenschappelijke onderstutting van oud nieuws. Want het was al zo bekend. 'Alleen, wat doe je eraan?', vraagt Elselien. 'Proberen kinderen ook tijdens de schoolvakanties aan het lezen te houden, is het evidente antwoord. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is "Summer Reading" een bekend fenomeen.'
Ja, en dat fenomeen (helaas vermeldt ze dit niet) werd in Nederland al snel na WO II opgepikt en nagevolgd, onder namen als Vakantieboekenprogramma of Vakantieleesprogramma of kortweg Leesprogramma en die laatste activiteit bestaat nog altijd: zie hier. Het wordt door veel bibliotheken aangeboden - niet toevallig enkele maanden voor de zomer.
Enfin, Elselien Dijkstra wist dit kennelijk niet en kondigt vrolijk aan: 'ook bij ons komt er aandacht voor het fenomeen van de zomerdip'. Waarna info over Jos Walta's artikel in JSW, Biblioplus en andere activiteiten.

Het lezenswaardigst in dit nummer vind ik het interview van Karin Kustermans met Meg Rosoff, naar aanleiding van In het begin war er... Bob (Moon).
Mooi citaat:
' Ik vind mensen als Richard Dawkins, die zeggen dat er geen God is, ongelooflijk saai. Oké, ik denk ook dat er geen god is, maar wat mij veel meer intrigeert, is dat er van de zeven miljard mensen op aarde er zo'n vijf miljard in een God geloven. Dat is toch veel interessanter? ' Dat vind ik nou ook. De mensen schiepen zich goden naar hun evenbeeld, dat deden ze niet voor niets.

Interessant is ook het pleidooi voor voorlezen door Jane Davis, directeur van The Reader Organisation (GB), opgetekend door Ilona Plichart.
En dan zijn er natuurlijk de twee behartenswaardige pleidooien voor respectievelijk poëzie (door Ted van Lieshout) en lezen in het algemeen (door Floortje Zwigtman), gehouden tijdens de laatste studiedag van het Vakberaad Bibliotheekwerk 0-18 jaar (4-6 jl.) - met van Teds kant kritische kanttekeningen over het aanschafbeleid van bibliotheken. Een klein fragment:
' De collecties van de bibliotheken zijn de laatste decennia zo gepopulariseerd, met 36 keer Oomen en 0 keer Witvliet, dat die collecties feitelijk nauwelijks nog iets waard zijn. Ze onderscheiden zich amper van wat er bij de AKO staat en alle boeken die niet uitgeleend worden, zijn inmiddels opgeruimd om plaats te maken voor de 37e Twilight van Stephenie Meyer. ' Benieuwd of hierop nog reacties komen.

Verder recensies. En leestips. En Boekidee. En in 'Recent verschenen' een fragment uit Het kleine paradijs van Jef Aerts (Querido). En 'In beeld': 2 pagina's Applaus voor papa beer van Benjamin Chaud (Querido, vertaling Jacques Dohmen).
Als je een abonnement neemt (€ 63,95 per jaar voor zes nummers, redelijk pittig maar het blad moet nu eenmaal zijn kosten terugverdienen), krijg je een cadeau: A is een koetje (dat stond op zijn kop).

Kun je nog zingen...

... zing dan mee, was de titel van een bekend liedbundeltje vroeger. (Zie ook DBNL en Wikipedia.)
Maar soms lijkt het wel alsof in onze contreien alleen nog popsongs worden meegezongen. Een tijdlang hoorde ik liedjes van vroeger alleen beverig gezongen door heel oude mensen in het programma Onder de groene linde van Ate Doornbosch.
Daarnaast is er natuurlijk het circuit van die andere oude en soms nieuwe muziek, de 'klassieke' dan wel 'serieuze' muziek. De Kathedrale Koorschool bestaat nog steeds, niet meer zo katholiek als vroeger, en er zijn nog steeds jonge zangers op conservatoria te vinden.
(Muziek en kerk, het is een oud verbond. Het aloude psalmenzingen laat ik maar even voor wat het is.)

Natuurlijk doen allerlei mensen hun best de schat aan oude en nieuwere liederen door te geven, zowel digitaal (zie bijvoorbeeld de Nederlandse LiederenbankLiteratuurgeschiedenis en Muziek telt) als op school en elders (zie wederom Muziek telt, ook op dit blog). Ook de Willem Wilminkprijs voor het beste kinderlied speelt een deuntje mee.
Poëzie en muziek, het zijn broer en zus. (En dan laat ik die andere relatie, theater en muziek, eveneens onbesproken.)



Wat vond ik het verrassend te merken dat tijdens de laatste Europa Cantat (dit jaar, Turijn, 27 juli t/m 4 augustus, Facebook-liefhebbers zie hier) zoveel kinderen en jongeren deelnamen. De kleinsten konden met hun ouders deelnemen - de resultaten waren te horen tijdens het dagelijkse evenement op het San Carlo-plein. En jongeren? Nee, niet alleen in de vocal group-ateliers, ook de klassieke jongerenkoren lieten zich horen. En hoe, ze hoorden tot het beste wat er te horen was, met aan de top de nationale jeugdkoren van Noorwegen (heb ik van horen zeggen) en Italië (zelf gehoord). (Dat begrip jeugd moet je wel ruim opvatten, meestal tussen 16 en 26, zoiets.)
Hier een staaltje van dat Italiaanse jongerenkoor, wat primitief opgenomen in de Cappella San Umberto in Venaria, even buiten Turijn. Let op het aantal jonge luisteraars tussen de kale en grijze hoofden. Nee, geen poëzie in strikte zin, eerder een oude religieuze tekst. (Al zou ik niet willen beweren dat daarin geen poëzie schuilt.)

De oude, niet-klassieke liederenschat werd in Turijn gebracht door groepen als Bratsch, Tanned en La Paranza del geco.
Dat die laatste groep ook jongeren in beweging kan zetten, toont dit filmpje op Youtube.

Zolang er muziek is, zal er poëzie zijn. Gedrukt of niet.
Ik las hier graag twee citaten in van de hooggeleerde Maaike Meijer, uit een gepubliceerde lezing 'Het populaire lied als literatuur voor alle leeftijden'. (2004: De mondige jeugdliteratuur, Biblion, p. 263-275.)
' In de liedcultuur wordt het onderscheid tussen jeugd- en volwassenenliteratuur plotseling zeer betrekkelijk. '
(Dit licht zij uitvoerig toe.)
En:
' Wat deze teksten mijns inziens ook verdienen is dat je ze benadert als literatuur, met dezelfde analytische instrumenten als waarmee je gedichten benadert.  ' Met deze teksten bedoelde ze 'het populaire lied', maar de stelling is m.i. van toepassing op alle liederen.


Verborgen talenten

Het boek, Verborgen talenten, jeugdliteratuur in het onderwijs, ligt bij de drukker, de website is online - maar voorlopig nog alleen met opdrachten. Ik ben zeer benieuwd naar het vervolg: wordt het voldoende verkocht, gaan (aanstaande) onderwijzers ermee aan de slag, welke respons krijgen we als redactie terug, enzovoort.