Zoeken in deze blog

donderdag 25 december 2014

Ode aan Bart Moeyaert

Literatuur zonder leeftijd 95, winter 2014, is een ode aan auteur Bart Moeyaert.



Achterop is een tekst afgedrukt die past bij eerdere citaten op dit blog rond de vraag: wat heet poëzie?

Namelijk:
gelukkig zullen we de stenen, keien, kiezels die jij tot tot hiertoe hebt verlegd vandaag niet tellen, en laat ons hopen dat ook niemand vraagt al dat gewicht te tillen, het lijkt mij aangenaam als we vandaag gewoon eens naar de wereld kijken, hoe jij die hebt veranderd.

Dat is natuurlijk geen poëzie. Toch?

En zo?

gelukkig zullen we 
de stenen, keien, 
kiezels die jij tot tot 
hiertoe hebt verlegd vandaag 
niet tellen, en laat ons 
hopen dat ook niemand 
vraagt al dat gewicht te 
tillen, het lijkt mij 
aangenaam 
als we vandaag 
gewoon eens naar 
de wereld kijken, hoe jij 
die hebt veranderd.

Of zo?

gelukkig zullen we 
de stenen, keien, 
kiezels die jij tot tot 
hiertoe hebt verlegd vandaag 
niet tellen, en laat ons 
hopen dat ook niemand 
vraagt al dat gewicht te 
tillen, het lijkt mij 
aangenaam 
als we vandaag 
gewoon eens naar 
de wereld kijken, hoe jij 
die hebt veranderd.

Tot slot: zó is het afgedrukt:




Mooi, ja. Poëzie is tekst met aandacht voor het ritme en de melodie van woorden, het dansen van zinnen. Muziek met woorden - en in dit geval ook met beeld.
Deze tekst komt niet aan de orde in de 21 bijdragen aan dit 198 pagina's tellende aflevering. Wat valt er ook aan toe te voegen? Kan iemand hem zingen of voordragen, bijvoorbeeld iemand met de huidige stem van Leonard Cohen?

Bart Moeyaert debuteerde in 1983 (dus ruim dertig jaar geleden, de aanleiding voor deze aflevering) met Duet met valse noten en heeft sindsdien een formidabel en zeer gewaardeerd oeuvre opgebouwd en gaat daarmee nog door, pas nog verscheen bij Querido De gans en zijn broer, met tekeningen van Gerda Dendooven.

Goed, wat staat er allemaal in LZL 95? Ik som op.
- Majo de Saedeleer over Bart Moeyaert als 'de dichter, de attente, de gulzige, de grappige, de zoeker, de zwemmer, de jongste', een mooi portret.
- 'Brief aan mijn twintigjarige zelf', van Bart Moeyaert zelf.
- 'Bart at fifty', van Aidan Chambers, met behartenswaardige uitspraken over vertalingen.
- Bespreking van De schepping en Het paradijs, door Freek Bakker.
- Bespreking van prentenboeken, door Jen de Groeve.
- Over Gerda Dendooven, door Ann Uleners.
- Bespreking van Wie klopt daar?, door Rita Ghesquière.
- Bespreking van De gans en zijn broer, door Karen Ghonem.
- Bespreking van Het is de liefde die we niet begrijpen, door Sander Bax.
- Over de poëzie van Bart Moeyaert, door Jan van Coillie. ('Eén grote zoektocht naar geluk.')
- Bespreking van Jij en ik en alle andere kinderen, door Jürgen Peeters.
- Beschrijving van het ontstaan van Suzanne Dantine en Wespennest, door Vanessa Joosen. (Boeiend!)
- Vier columns van Bart Moeyaert, eerder verschenen in LZL.
- Uitgever Jacques Dohmen over zijn samenwerking met Bart Moeyaert, opgetekend door Linda van Scherrenburg.
- Wanda Baeke over het vertalen van Bart Moeyaert.
- Bart Steenhout over Bart Moeyaert als liedtekstschrijver. (En daarover schrijft Bart Moeyaert zelf in van die vier columns.)
- Bespreking van Dano Bennoni, lang zal hij leven, door Sandro van der Leeuw (ja, Sandro, niet Sandra).
- Uitgever Norbert Vranckx (Altiora) over zijn samenwerking met Bart Moeyaert.
- Een kleine herinnering van illustrator (en dichter) André Sollie.
- Jan Staes over Bart Moeyaert als theatermaker.

Een waardige ode, die nóg beter zou zijn geworden als de redactie alle besprekers ertoe had gedwongen hun bijdragen in te dikken tot de helft of minder. Zoals Sander Bax prijzend (maar niet mooi) schrijft: 'De kracht van Moeyaert ligt ontegenzeggelijk in de suggestiviteit en de impliciteit.' Dat had veel scribenten tot voorbeeld gestrekt. Dan maar wat minder 'analyse'. Dat zou ons onbeholpen zinnen sparen als 'Veel belangrijker dan een analyse van de actuele gezinssituatie is het verlangen van Sus naar een conventioneel familieleven'. En zo.
Het is in een aflevering als deze ook jammer dat de uitvoering zo sober is. Begrijpelijk, want LZL zit niet ruim in de centen, maar toch jammer.

Maar laat ik niet zeuren, de redactie heeft werkelijk zijn uiterste best gedaan om een aflevering te maken die staat als een huis, ondanks de academische randversiersels.

Literatuur zonder leeftijd verschijnt drie keer per jaar in de vorm van een boekje van circa 140 pagina’s en wordt vanaf 2006 uitgegeven onder auspiciën van IBBY Nederland.
Een abonnement kostte in 2014 als volgt: instellingen € 45,00; particulieren € 32,00; studenten € 24,25 (bewijs van inschrijving meesturen; moet elk jaar vernieuwd worden). Abonnementen kunnen op elk tijdstip van het jaar ingaan.
Prijzen voor 2015 heb ik niet gevonden, ook niet op de Facebookpagina van IBBY Nederland.








zondag 21 december 2014

Stichting Lezen: voor kinderen en jongeren




Voorop Lezen 2014-4 prijkt een mooie prent van Philip Hopman. Een jongetje leest Boer Boris temidden van kippen. Er staat een interview met hem (door Joukje Akveld) in dit nummer, vandaar. Het is een van de lezenswaardige bijdragen in dit nummer, dat vrijwel geheel over jeugdliteratuur gaat.

Dat is geen wonder. Op de website van Stichting Lezen, de uitgever van Lezen, staat nog dat 'Stichting Lezen het lezen bevordert in de Nederlandse en Friese taal en een bijdrage levert aan het verbeteren van het leesklimaat en de leescultuur'.
Maar op de pagina in Lezen 2014-4 waar de Leescoalitie wordt voorgesteld, verkondigt directeur Gerlien van Dalen: 'Stichting Lezen wil ervoor zorgen dat alle kinderen en jongeren de kans krijgen om het plezier in lezen te ontdekken'.
Dat legt de focus formeel op de jeugd, en de voorbeelden die ze noemt onderstrepen dat: BoekStart, de Nationale Voorleesdagen, de Nationale Voorleeswedstrijd, Bibliotheek op school en de Jonge Jury.

Kennelijk laat deze stichting de volwassenen over aan die andere stichting, Stichting Lezen & Schrijven, ook lid van de coalitie. Die wil volgens Lezen 'laaggeletterdheid helpen voorkomen en verminderen', en afficheert zich met projecten als Taal voor het Leven, Taal voor Thuis, Taal Werkt en Taal Maakt Gezonder. Maar houdt zich blijkens de website ook bezig met Vaders voor lezen en Lezen en schrijven met Dolfje Weerwolfje. De overlapping is dus nog niet helemaal opgelost.

Dat stukje over de Leescoalitie is overigens rijkelijk laat: de coalitie werd opgericht in 2012, zie hier.
De andere partners zijn de CPNB, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB, vanaf 1-1-2015 dus de KB, zie ook hier), en de Vereniging Openbare Bibliotheken.

In Lezen 2014-4 verder onder meer een interview met vertrekkend hoogleraar Dick Schram, zie ook hier. En uiteraard aandacht voor de laatste uitgave onder zijn hoede, De aarzelende lezer onder zijn hoede. Annemarie Terhell had een interview met John Boyne, die in Nederland was om de verkoop van De jongen die zijn vader zocht (vertaling van Stay where you are & then leave) te helpen bevorderen, en besteedt ook aandacht aan de nieuwe uitgaven van drie klassiekers:
- Andersen, sprookjes en verhalen (met illustraties van Jan Jutte, vertaling Annelies van Hees, Lemniscaat),
- Alice in Wonderland en Alice in Spiegelland (Floor Rieder, vertaling Sofia Engelsman, Gottmer)
- en, niet eerder in het Nederlands vertaald, Het wonderbaarlijke Snergenland (Sylvia Weve, vertaling Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes, niet de minsten, zie Finnigans Wake, Moon).
Het wonderbaarlijke Snergenland is een verhaal van Edward Wyke-Smith, zou Tolkien hebben geïnspireerd, en de oorspronkelijke versie, The Marvellous Land of Snergs, verscheen in 1927, met prenten van George Morrow. Ik ga het ter bespreking opvragen, net als die nieuwe vertalingen van Alice.

Ik noem nog enkele bijdragen, tussen alle korte nieuws en besprekingen. Joukje Akveld had ook een interview met cabaretier Erik van Muiswinkel over zijn leesgeschiedenis (Nico van Suchtelen, Gödel, Escher, Bach, Nils Holgersson, Annie M.G. Schmidt, Finnigans Wake). Mirjam Noorduyn besteedt aandacht aan de Slash-reeks (Querido), en Annemarie Terhell nam een kijkje in het atelier van Linde Faas.

Over Lezen:

'Een abonnement op tijdschrift Lezen is voor lezers in Nederland kosteloos. Vul uw gegevens in op het aanmeldformulier en u ontvangt tijdschrift Lezen vanaf het eerstvolgende nummer.
Lezen, tijdschrift over leesbevordering en literatuureducatie, verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 13.000. Lezen richt zich op professionals in Nederland die werken met kinderen en jongeren van 0-18 jaar, die het leesbevorderingswerk dagelijks in de praktijk vormgeven, in de kinderopvang, op school, in de boekhandel en bibliotheek.
Lezen bevat informatie over specifieke doelgroepen van baby's tot adolescenten, maar ook algemene informatie. Professionals blijven zo niet alleen op de hoogte van zaken die hen direct raken maar houden ook zicht op wat anderen doen. Lezen bericht elke drie maanden over leesbevorderingsprojecten, manifestaties, tentoonstellingen, films en voorstellingen die met lezen verband houden. Lezen schenkt aandacht aan boeken, schrijvers en illustratoren die interesse en enthousiasme verdienen van eenieder die bij leesbevordering en literatuureducatie is betrokken.
Professionals op het gebied van leesbevordering en literatuureducatie ontvangen Lezen gratis door zich hier aan te melden. Voor adreswijzigingen (vermeld oud en nieuw adres) en afmeldingen kunt u een mail sturen.'

Het is na het verdwijnen van Leesgoed en De Leeswelp naast Literatuur zonder leeftijd en Licht op lezen het enige periodiek dat ruimschoots (maar nog niet uitsluitend) aandacht schenkt aan jeugdliteratuur.
De gratis uitgave moet een lieve cent kosten. Een oplage van 13000 (zoveel professionals zijn er kennelijk volgens Stichting Lezen), dus 52000 exemplaren per jaar, plus redactiekosten... Met de meest voorzichtige schatting kom ik toch op zo'n € 150.000,-. Betaald uit het geld voor leesbevordering dat Stichting Lezen namens de Nederlandse regering beheert.

De vraag is dus: bevordert Lezen het lezen...

donderdag 18 december 2014

20 vragen over leven

Al in de achttiende eeuw had je van die boekjes met een vraag-antwoord-opbouw. Kinderlijke vraag, volwassen antwoord. Een beroemde variant daarop was Oom Jan leert zijn neefje schaken, van Albert Loon en Max Euwe. Het is een even belegen als succesvol stramien, dat nog regelmatig wordt toegepast.




Een voorbeeld daarvan is Lieve Stine, weet jij het? van Stine Jensen en Sverre Fredriksen. Er hoort een website bij. De uitvoering van het boek wekt de indruk dat de vragen ooit echt gesteld zijn. Kijk maar.

 

En inderdaad, op de website is het mogelijk om vragen te stellen - al komt er dus geen enkele per brief, neem ik aan.

Stine behandelt de volgende vragen:



De antwoorden beslaan zo'n 4 à 6 pagina's en zijn vlot leesbaar.
De vragen zijn gedrukt in een quasi-handschrift, als brief van steeds 1 pagina. Ik geef hieronder een voorbeeld.



En hier is de eerste pagina van Stine's antwoord, dat in totaal 5 pagina's beslaat.



Of die Menno en andere vragenstellers authentiek zijn, valt niet te zeggen, dat moeten we aannemen. Het is wel zo, volgens de uitgever.
Stine's antwoorden zijn alleszins redelijk, dat zal ieder weldenkend mens beamen. (Maar ja, hoe definieer je een weldenkend mens...?)

Het resultaat is een boekje waar kinderen zeker iets zouden kunnen hebben - zoals ook aan de website.
De antwoorden in het boekje zijn langer dan die op de website. Het formulier voor de vragen is overigens zo summier dat iedereen er een vraag kan stellen, al wordt wel een e-mailadres gevraagd dus wellicht vindt er toch enig natrekken plaats.

Jensen, Stine, en Sverre Fredriksen. Lieve Stine, weet jij het? 20 vragen over leven. Kluitman, 2014. ISBN 978 90 206 2107 5, 128 p.



Openbare lichamen

Ineens zag ik het staan, middenin een oninteressant artikel van Ronald Plasterk over de verhouding tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten: openbare lichamen.

Donkere nacht, neonlampen, langzaam passerende auto's, rode lichten, soms stopt er een... Drie wulps uitgedoste meiden.

Maar nee. Verkeerde associatie. De drie wulps uitgedoste meiden heten Bonaire, Saba en Statia. Ze hebben Nederlandse vlaggetjes geschilderd op hun prachtige donkere wangen.
Het zijn geen meiden, het zijn eh, bestuursorganen. Volgens de Grondwet, artikel 134, zijn ze 'bij of krachtens de wet openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen ingesteld' en kunnen ze worden 'opgeheven'.
Mooi hè: openbare lichamen worden ingesteld krachtens de wet openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen. Een openbaar lichaam kan worden ingesteld door een openbaar lichaam. Geboorte! Openbare geboorte!

Het is bijna Kerstmis.

woensdag 17 december 2014

Kwartiermakers 3

Gejuich in de e-postbus. 'Afgelopen vrijdag' (dat was 21 november) 'hebben we op een basisschool in Baarn het startschot gegeven voor de actie Lees 15 minuten per dag! Het was een groot succes!

'Misschien heb je al wat gezien via de sociale media? En heb je gezien hoe mooi de website is geworden? En heb je de kwartiermaker-app al op je mobiel gedownload?
·        http://www.lees15minutenperdag.nl'




'Op 100 scholen gaan alle leerlingen een jaar lang iedere dag 15 minuten lezen. Zij starten 21 november met de pilot ‘lees 15 minuten per dag’. U kunt niet meer meedoen aan de pilot, maar natuurlijk wél zelf starten met een kwartier lezen in de klas.'
Waarvan akte, want dat is natuurlijk altijd meegenomen.
Welke scholen, dat is niet op deze website te vinden, evenmin op de website van de Kwartiermakers, die ook nog online is. Jammer, want ik kan me voorstellen dat nieuwsgierige scholen wel eens rechtstreeks willen bellen met collega's over hoe het gaat met dat kwartiertje lezen.
De Kwartiermakers zelf ontvingen wel een lijst, waarop ze kunnen zien wie welke school onder zijn of haar hoede neemt. Daarop staan 51 scholen.

Als ik het goed begrijp, zoeken nog 49 scholen een Kwartiermaker. Ik heb mij aangemeld. Dat kan via de website.
Zie ook Kwartiermakers 2 en mijn eerste bericht.






dinsdag 16 december 2014

Een land van waan en wijs

Eind november verscheen Een land van waan en wijs, geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur.
Een gebeurtenis van belang voor wie hart heeft voor kinderboeken. De laatste geschiedenis van deze tak van literatuur verscheen in 1989: De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Al kreeg jeugdliteratuur nog wel zijdelings aandacht in recentere geschiedenissen van de hele literatuur, zoals Nederlandse literatuur (1993) en Altijd weer vogels die nesten beginnen (2006), en was er bovendien Wat heten goede kinderboeken? van Anne de Vries (1989, zie ook DBNL), een geschiedenis van het beoordelen van jeugdliteratuur, en de losbladige Encyclopedie van de jeugdliteratuur.
Een land van waan en wijs is dus de eerste poging tot integrale geschiedschrijving in een boek na 25 jaar,



Het begeleidend persbericht bevat dezelfde tekst als de website van de uitgeverij, Atlas-Contact:

'Lange tijd waren jeugdboeken vooral een middel in de opvoeding: schoolboeken, heiligenverhalen en kinderbijbels zetten de toon, met soms een vrolijk verhaaltje tussendoor, of een centsprent. Hoe anders is dat nu: de jeugdliteratuur van vandaag biedt een even boeiend als rijk palet aan verhalen in tekst en beeld. Van uitnodigende prentenboeken tot spannende fantasieverhalen, van gedichten tot meisjesboeken en historische romans.'

Merkwaardig, alsof een 'boeiend en rijk palet aan verhalen in tekst en beeld' geen middel in de opvoeding zou kunnen zijn. Juist wel, zou ik zeggen. Kunstzinnige educatie, heet dat. Het tekent een beetje de weerzin die er is bij veel auteurs en onderzoekers om met opvoeden geassocieerd te worden, alsof dat een afkeurenswaardige bezigheid is. Dit geschreven hebbende, geldt ook voor mij dat ik vind dat jeugdliteratuur meer is dan een opvoedmiddel, jeugdliteratuur is als alle literatuur ook (al dan niet geslaagde) kunst. Bovendien is een flaptekst niet te beschouwen als een credo van de redactie van het boek.

Een land van waan en wijs (de titel is ontleend aan Paul Biegel) is geschreven onder redactie van Rita Ghesquière, Vanessa Joosen en Helma van Lierop-Debrauwer. Een Vlaams-Nederlands trio, wat het merkwaardig maakt dat de ondertitel Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur luidt.
Het trio opereerde met een redactieraad bestaande uit Harry Bekkering, Toin Duijx, Majo de Saedeleer en Jant van der Weg, en met 'referenten voor individuele hoofdstukken'. (Bedoeld wordt: afzonderlijke hoofdstukken.) Te weten: Harry Bekkering, Chris Coppens, Marc Depaepe, Eva Devos, Annemie Leysen, Harlinda Lox, Willem van der Meiden, Mirjam Noorduijn, Kees Ribbens, Rian van de Sande, Ronald Soetaert, Els van Steenberghe en Anne de Vries.

De inhoud is verdeeld naar genre, met een inleiding: 'Geschiedenis van de jeugdliteratuur in vogelvlucht', geschreven door de drie redacteurs.
Daarop volgen hoofdstukken over 'filosofische en religieuze kinderliteratuur', 'sprookjes, mythen en andere volksverhalen', 'fantasieverhalen', 'jeugdtijdschriften', 'informatieve jeugdliteratuur', 'kinderpoëzie', 'meisjes- en jongensboeken', 'gezinsboeken en schoolverhalen', 'prentenboeken en geïllustreerde jeugdboeken', 'adolescentenliteratuur', 'jeugdtheater en jeugdliteratuur', 'beeldverhalen in Nederland en Vlaanderen', 'verfilmde jeugdliteratuur', 'radio, televisie en jeugdliteratuur' en 'games, apps en jeugdliteratuur'.
Plus verantwoording, bibliografie, informatie over de auteurs, en twee registers (op naam en op titel).

Daarbij viel me direct op dat er een prettig anarchistisch gebruik is gemaakt van de termen kinderliteratuur, jeugdliteratuur en jeugdboeken. Ik neem aan dat de drie termen verwijzen naar dezelfde verzameling gepubliceerde teksten voor kinderen. Op p. 45 duiken bovendien naast elkaar de deelbegrippen jongerenliteratuur en adolescentenliteratuur op, nadat er op p. 44 toch onderscheid wordt gemaakt tussen kinder- en jeugdboeken en datzelfde jeugdboek op p. 46 dan weer opgevat moet worden als een boek dat niet voor volwassenen is, en dus synoniem voor kinderboek. Uit de context wordt doorgaans duidelijk wat men bedoelt.
In de 'Verantwoording' wordt uitgebreid ingegaan op de bepaling van de beschreven verzameling, waarbij de term jeugdliteratuur wordt gebruikt, en nog wordt uitgelegd dat de term literatuur 'niet-normatief' wordt bedoeld.
'Hierdoor is er aandacht voor zowel fictie als non-fictie en voor teksten behorend tot de canon van volwassen deskundigen, alsook voor teksten die vooral populair zijn bij jonge lezers.' (p. 496)
Ook verklaren de redacteurs de 'focus op genres': die 'maakt een meer gediversifieerd perspectief mogelijk, dat een louter chronologisch perspectief aanvult. Het jeugdliterair systeem evolueert immers niet als een homogeen geheel. De uitgestippelde aanpak maakt het mogelijk te onderzoeken en te verklaren in welke periode(n) elk genre een centrale dan wel marginale (perifere) plaats innam.' (p. 498)

Ik begon nieuwsgierig aan het eerste hoofdstuk, 'Geschiedenis van de jeugdliteratuur in vogelvlucht', Dat stelde me niet teleur, al was het maar omdat de auteurs meteen duidelijk maken dat er vóór de overbekende pruimen van Jantje (Hiëronymus van Alphen) óók voor kinderen werd geschreven. De jeugdliteratuur is dus ouder dan die pruimen. Sterker, als we bakerrijmen en wiegeliedjes tot de jeugdliteratuur rekenen (en dat doe ik) is de jeugdliteratuur oeroud. De auteurs lijken de literatuur echter te willen beperken tot geschreven (c.q. gedrukte) teksten, hoewel ook weer niet zo streng (zie de hoofdstukken). Maar toch, het punt is gemaakt.
'Bovendien zijn er, verrassend vroeg in de geschiedenis, auteurs en filosofen te vinden die óver kinderen en literatuur publiceren.' (p. 12)
Waaronder Plato en Aristoteles, en bij hen begint dus deze geschiedenis in vogelvlucht. Hulde.

Vóór de auteurs aandacht aan Plato besteden, openen ze hun hoofdstuk met een soort klaroenstoot, die ongetwijfeld de flaptekstmaker heeft geïnspireerd.
'Boeken geven inzicht in wie je bent en hoe de wereld om je heen eruitziet. Kinderboeken leren met nieuwe ogen kijken en "de voor-het-eerst-heid" van de dingen zien. Althans, dat is wat ze doen als de schrijvers ervan voeling houden met het kind dat ze eens waren. Natuurlijk zijn er ook de schoolmeesters, de "weters" met "zo min mogelijk persoonlijkheid", zoals Guus Kuijer ze noemt in Het geminachte kind (1980, 130), maar zij zetten niet langer de toon.
Veel jeugdschrijvers zoeken in hun boeken vooral de verwondering op en treden buiten de bekende paadjes. Ze trekken zich niets aan van wat hoort en moet en zijn wars van het idee dat alle kinderen dezelfde smaak hebben. Jeugdliteratuur is een land vol verhalen, een huis met mooie boeken.'

Zo, die zit.

En dan ik net zo goed even verder citeren:
'Het aanbod varieert van kleurrijke prentenboeken tot vuistdikke adolescentenromans. Er zijn verhalen die al eeuwen meegaan, zoals sprookjes, en titels die slechts enkele maanden op de planken staan. Zelfs het e-boek dat je alleen op een tablet of e-reader kan lezen, vindt zijn weg naar kinderhanden. Met een knipoog naar De kleine kapitein van Paul Biegel noemen we de Nederlandse jeugdliteratuur "een land van waan en wijs". Waan omdat fantasieverhalen telkens weer de  verbeelding van de jonge lezers prikkelen en hen meevoeren naar verre en vreemde werelden. Wijs omdat auteurs in hun verhalen levenslessen verwerken, in de hoop dat kinderen tot goede en verstandige mensen uitgroeien. Waan omdat sommige kinderboekenmakers op zoek naar sensatie en succes opgaan in de waan van de dag. Wijs omdat tal van andere verhalen jonge lezers een herkenbare wereld bieden, terwijl ze tegelijkertijd subtiel de horizon verbreden en aan het denken zetten.
Deze geschiedenis wil de rijkdom van de jeugdliteratuur laten zien. Voorop staan grensverleggende boeken die zonder meer kunnen meedingen naar de grote L van Literatuur, en die nationaal en internationaal erkenning vinden. Maar er is ook plaats voor boeken die de toets van de volwassenenkritiek niet kunnen doorstaan en alleen van jonge lezers applaus krijgen.'

Het valt zeer te prijzen dat de auteurs (de redactie van het boek) zo tonen wat ze willen. En ik moest denken aan die andere klaroenstoot, de naam van het door Annie Moerkercken van der Meulen opgerichte bulletin En nu over jeugdliteratuur, de voorloper van Leesgoed.
Annie Moerkercken van der Meulen was de oprichtster van het Bureau Boek en Jeugd, in 1952. Het bestaat niet meer, maar de grote kinderboekencollectie wordt met zorg door de Koninklijke Bibliotheek beheerd.

Er valt natuurlijk best wat te muggeziften over die tekst. Zo wordt de literatuur hier even verengd tot verhalen, met uitsluiting van prenten, poëzie en theater; de schoolmeesters die niet langer de toon zetten, keren min of meer terug als schrijvers die hopen ertoe bij te dragen dat kinderen tot goede en verstandige mensen opgroeien; en waar komt ineens die grote L vandaan?
En lezen we nu een geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur, met inbegrip van de Friese jeugdliteratuur, of die van de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Beide, maar toch vooral de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Gelukkig.

Dat neemt niet weg dat de auteurs hun huiswerk goed hebben gedaan (voorzover ik dat kan beoordelen) en een geschiedenis-in-vogelvlucht bieden die er mag zijn. (De prenten, de poëzie en het theater komen echt wel terug.)
Sowieso past vooral bewondering voor het waagstuk dat het schrijven van zo'n geschiedenis is. Wat ik nog aan te merken zou hebben, zijn niet meer dan kanttekeningen bij een prachtig werkstuk.
In dit hoofdstuk worden grote lijnen getekend. Na Plato en Aristoteles is er o.a. nog aandacht voor Horatius, Erasmus, Michel de Montaigne, Comenius, John Locke, Jean-Jacques Rousseau, William Blake... om te eindigen in de 21e eeuw, als een soort literatuur die 'balanceert tussen drie functies' (p. 53), die van opvoeding, ontspanning en esthetiek.
Zoals ik al schreef, er was van alles gaande vóór die pruimen die Jantje eens zag hangen, en het is nog steeds gaande. Er is meer continuïteit in het denken over jeugdliteratuur dan ik aannam.

Ik zet mij nu tot het lezen van de andere hoofdstukken, tussen ander leesgoed door. Deze recensie wordt dus waarschijnlijk vervolgd, maar dat kan even duren.

Ghesqière, Rita, Vanessa Joosen, Helma van Lierop-Debrauwer (redactie). Een land van waan en wijs, geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Atlas/Contact, 2014. ISBN 978 90 450 2766 1, 575 p.

NB. Zie voor een oordeel over het aandeel jeugdliteratuur in Altijd weer vogels die nesten beginnen Helma van Lierop in Literatuur zonder leeftijd 2006 (DBNL)



zondag 14 december 2014

Kodo

Op 25 november presenteerde uitgeverij Clavis in Leiden, heel toepasselijk in het Sieboldhuis, een onalledaags boek: Kodo, de weg van de boog. Eigenlijk presenteerde niet Clavis, maar de auteur Bert Kouwenberg zijn nieuwe boek, dat overigens nadrukkelijk een coproductie is van hem en van illustrator Mark Janssen.

Kodo?

Jazeker, die was er al. In 2006 verscheen Kodo, zoon van de samoerai, van Bert Kouwenberg, bij Davidsfonds/Infodok.



En wie dit verhaal heeft gelezen zal Kodo, de weg van de boog bekend voorkomen. Het is hetzelfde verhaal, maar nu voorzien van paginagrote prenten van Mark Janssen, in een groter boek, in een grotere letter. Het is daardoor toch een iets ander verhaal geworden.



Samoerai waren min of meer het Japanse equivalent van de Europese ridders. Vechtjassen in dienst van een machthebber - en op den duur zelf machthebbers. Eer, moed en trouw waren belangrijke waarden. Naast vechten moesten ze ook kunnen schrijven (shōdo), bloemschikken (ikebana) en theeschenken (sadō), belangrijke rituelen in het Japanse leven van weleer.
Kodo is de zoon van zo'n samoerai. Hij woont met zijn vader in het veerhuis aan de rivier, met aan de overkant de Foedji, de Eeuwige Berg en achter het huis het zwarte cederbos, het Woud. Het verhaal beslaat vier seizoenen. Tijd is vaag en andere mensen komen er haast niet in voor - al lezende kwam ik erachter waarom.
Het verhaal begint in de winter. Kodo oefent met zijn vader in stok- en zwaardvechten, want hij wil een echte samoerai worden. Hij vindt een vosje en neemt dat mee naar huis. Hij maakt kennis met Ichigen, de 'Ziel van het Penseel' die alleen voor Kodo tot leven komt op een fusuma. Met hem heeft hij gesprekken die hem iets wijzer maken, maar niet genoeg.

Hier een citaat, de ontmoeting met de Ziel van het Penseel, later Ichigen gedoopt:

'Zodra ze in het Veerhuis waren, nam zijn vader hem mee naar zijn slaapkamer, die aan de woudkant van het huis lag. Voor de fusuma bleef hij staan. Hij keek Kodo doordringend aan. ‘Ik laat je iets zien, maar je mag er niets over vragen.’
Kodo boog zijn hoofd.
Zijn vader schoof de fusuma open. Ze stapten naar binnen. Het vosje volgde, op wankele pootjes.
‘Sluit de deur,’ gebood Kodo’s vader. 
Kodo schoof de fusuma dicht. Zijn vader ging op zijn knieën zitten en haalde zijn dolk tevoorschijn.
‘Kom.’
Kodo ging snel naast hem zitten. Het vosje likte aan zijn hand.
Zijn vader stak de punt van het mes tussen twee planken. Hij lichtte een luik op en legde het op de vloer. Uit het gat steeg de geur van vochtige aarde op.
‘Luister, Musuko. Het kan kort of lang duren, maar op een nacht, bij Vollemaan, zullen de drie Ninja’s ons overvallen. Als ze komen, verstop jij je in deze schuilplaats.’
En jij dan? dacht Kodo. Zie je wel: jij weet meer van die Ninja’s!
Zijn vader staarde voor zich uit. ‘Ik zweer dat het ze niet zal lukken onze zoon voor de tweede keer te stelen,’ fluisterde hij.
Hij praat tegen mijn moeder, dacht Kodo. De drie Ninja’s komen voor mij! Hij rilde. Waarom willen ze mij meenemen? Hebben zij iets te maken met de dood van mijn moeder? Hij durfde het niet te vragen. Zijn vader pakte het luik en sloot het donker af.

Het was stil in huis. Kodo’s vader werkte in de tuin die naast het Veerhuis lag. Met het vosje achter zich aan glipte Kodo de slaapkamer van zijn vader in. Hij ging op zijn knieën zitten en wrikte zijn mes tussen de planken, net zoals hij zijn vader had zien doen. Voorzichtig tilde hij het luik op en boog zich voorover. Hij rook de aarde.
‘Zie je wel, Kitsune-chan,’ zei hij lachend. ‘er is niets om bang voor te zijn!’
Uit het donker ontsnapte een diepe zucht, gevolgd door een koude Windvlaag. Geschrokken liet Kodo het luik dichtvallen. Het vosje jankte.
Kodo krabbelde overeind. Hij klemde zijn trillende hand om het handvat van de dolk. Een schaduw bewoog over de muur van de slaapkamer en verdween, als een golf in de zee, in het dikke papier van de Fusuma.
‘Hé, jij daar!’ riep Kodo met bevende stem. ‘Kom onmiddellijk tevoorschijn!’ Hij stapte naar voren en dreigde met zijn dolk. ‘Laat je zien, anders …’ De punt van het mes raakte het witte papier.
Een gloed flakkerde over de Fusuma en even later verscheen een levensgrote schildering van een oude man. Hij was broodmager en droeg een dun versleten gewaad. Zijn grijze haren staken omhoog als de haren van een penseel. Het opvallendst waren zijn ogen, die als vurige kolen in hun oogkassen brandden en heen en weer schoten.'

In de lente ontwaakt niet alleen de natuur, ook Kodo wordt onrustig en gaat op verkenning, op plekken zoals het woud, waar hij van zijn vader niet mag komen. Dat zijn vader daar redenen voor heeft, toont de plaat op p. 34-35, van woeste ninja's. Helaas kan mijn scan-apparaat prenten van deze omvang niet aan. Zie een detail naast deze tekst.
Zijn vader vertelt hem over een jongen die samoerai wou worden, zich aansloot bij een groep zwervende samoerai, maar toen die groep zich vergreep aan een oude man, scheidde de jongen zich af op het paard en met de boog van de oude man. De leider van de groep, Slang, was woedend en zwoer wraak. Die jongen, dat was Kodo's vader.
De ninja's vallen aan, maar Kodo en zijn vader weten hen te verslaan.

'"Slang heeft de Ninja's gestuurd,'begon zijn vader. "Wij hebben hen verslagen, maar het gevaar is niet voorbij. Slang heeft mij voor eeuwig vervloekt. We moeten waakzaam blijven."'

Dat blijkt, want als Kodo in de zomer met zijn vosje het woud in gaat, zijn daar Wildemannen. Kodo ontkomt, maar zonder vosje. Later gaat hij op zoek en breekt er een gevecht uit waarin hij de Zwarte Ruiter weet te overwinnen.
Zijn vader vertelt daarna hoe Slang en zijn bende eerder een overval deden op hem, Kodo en moeder Chōji.

'"Ik kende nog één schuilplaats. Chōji sliep. Ik liet haar achter in het donker."
Zie je wel, ik wist het!
"Ze waren met z'n drieën. Slang en de Tweeling. Ik... Niemand overleefde het. Slang niet, de Wildemannen niet en jij en ik niet."
"Wie is als laatste doodgegaan?"
"Wat doet het ertoe?"
"Ik wil het weten!,"riep Kodo. "Ik was erbij, of ben je dat soms vergeten?"
"Vergeten? Ik denk er elke dag aan, elk uur."
Ze zwegen. Kodo zag hoe de zonnestralen doordrongen tot op de bodem van het geblakerde Woud. "Mijn moeder leeft dus nog?"vroeg hij.
"Ja, Musuko. Chōji leeft. Nu weet je alles. Kom, we moeten naar het Veerhuis."'

Later confronteert Kodo Ichigen met wat hij net heeft gehoord.

'"Waarom heb je het me niet gezegd?"
"Wat moest ik zeggen?"
"De waarheid, dat ik in de Dodenwereld was."
"Het is ingewikkelder,"begon Ichigen. "je vader en jij leven..."
"Leven,"schamperde Kodo. "Wij zijn morsdood."
Ichigen schudde zijn hoofd. "Wij Zielen noemen de Dood het Onkenbare, waaruit alles voorkomt en waarin alles terugkeert. Iedereen die beweert er meer van te weten is een fantast of een bedrieger. Je vader en jij zijn in een soort tussenwereld."'

Nou, dat is voor de lezer dan ook meteen helder. En wat een heerlijke uitspraak doet Ichigen over 'iedereen die beweert er meer van te weten'.
Eerder al liet hij Kodo weten dat 'verbeeldingskracht het onmogelijke mogelijke maakt'. Daaraan denkt Kodo aan het eind van deze episode. En hij vindt: iemand moet haar (Chōji, zijn moeder) ons verhaal vertellen.

Dat plan voert hij uit in de herfst. Het leidt tot een tocht naar de Overkant en de Eeuwige Berg, die eindigt in een dramatisch gevecht met Slang, waarbij Ichigen (opgerold) nog net op tijd aan de vlammen ontsnapt en als Penseelvogel verdwijnt in de krater van de Eeuwige Berg, om een schrijver te vinden voor het verhaal, en Kodo's vader Slang definitief een pijl door het hart weet te schieten, met de Boog.



Kijk, hier gaat Ichigen, onherkenbaar veranderd, maar let op het kwastje.



Uit de blije afloop van de herfst-episode blijkt dat het onmogelijke mogelijk is gemaakt. Kodo vindt zijn moeder. En weet ook: 'heel veel vertrouwen, en een klein beetje geduld, dat is het geheim van geluk'.

De aandachtige lezer vindt een pagina later, na de wolk met het koordje met kwastje, een uitleg van diverse zaken. Zoals waarom Kodo Kodo heet, en waarom Kodo's vader zoveel waarde hecht aan de rozenstruik en de witte bloem in een zwarte vaas. En waarom zij op het laatst door een wolk witte vlinders begeleid worden naar de Overkant. En dat Mark Janssen zich liet inspireren door de Japanse prentenmaker Hokusai.

Het dient met nadruk vermeld: door de mooie grote prenten van Mark Janssen is het verhaal van Bert Kouwenberg nieuw geworden. Het is een boeiende vertelwijze: de prenten vertellen het verhaal waar de tekst ophoudt en omgekeerd. Het gevecht met de Wildemannen, bijvoorbeeld, wordt uitsluitend verteld in beeld.

Wat niet in de toelichting staat, maar wat ik wel mooi vind, is dat veerhuis en de Rivier. Onmiddellijk moest ik denken aan Charon en de Styx. Alleen zag het er daar niet zo lieflijk uit, geloof ik, maar dat komt wat mij betreft vooral door de sombere platen van Gustave Doré.
Hoe dan ook, een rivier mag voor de schipper een weg zijn, voor de voetganger is de rivier een scheiding. Wonen in een veerhuis, met een veerboot: het is duidelijk, hier moet eens overgestoken worden.

Ook dacht ik aan Orpheus en zijn poging om Eurydice uit de onderwereld terug te halen - en de tragische mislukking ervan. Gebrek aan vertrouwen, zou Ichigen vaststellen.
Mooi is ook het verhaal van de god Izanagi die zijn liefje Izanami terug wou halen uit de Japanse onderwereld (de Yomi). Hij kwam een heel eind, maar schrok toen hij zag dat ze was veranderd in een rottend kadaver. Hij vluchtte, maar Izanami stuurde een peloton heksen om hem in de onderwereld te houden. Hij wist nog maar net te ontsnappen en gooide een rotsblok voor de ingang. Woedend schreeuwde Izanami dat ze voortaan duizend levens per dag tot zich zou nemen. Izanagi antwoordde dat hij per dag aan anderhalf keer zoveel mensen het leven zou schenken. Zo ontstond de Dood. En de overbevolking, maar dat vermeldt de mythe niet.
Ja, aan verbeelding heeft het de mensen eigenlijk nooit ontbroken, en die geheimzinnige onderlinge aantrekkingskracht die we liefde noemen en de fascinatie voor de dood zijn er ook al sinds onheuglijke tijden.
Kodo, de weg van de boog, om daarnaar maar even terug te keren, is zowel een ode aan de verbeelding als aan de liefde, een mooie verbintenis.

Er staat geen woord en prent teveel in, en dat is een compliment. Tegelijk is er oog voor detail: het vosje dat een vos en later een paard wordt, de haren van de Penseelziel en de humoristische rol van het kwastje. Verder is het boek met zorg uitgegeven.

Ik heb het verhaal, dat mag duidelijk zijn, met genoegen en waardering gelezen.

Kouwenberg, Bert, en Mark Janssen. Kodo, de weg van de Boog. Clavis Uitgeverij, 2014. ISBN 978 90 448 2353 0.

NB. Er is ook een uit het Engels vertaalde trilogie verschenen onder de titel De jonge samoerai, van Chris Bradford. Een geheel ander verhaal, passend in het genre dat als regel wordt aangeduid met 'historische roman'. De drie vertaalde delen heten De weg van het zwaardDe weg van de krijger en De weg van de draak. Hoofdpersoon in deze trilogie is de twaalfjarige Jack Fletcher, die in Japan wordt geadopteerd nadat nadat de volledige bemanning van het schip waarop zijn vader opperstuurman was, is vermoord. Speelt in de 17e eeuw (volgens Europese jaartelling).
De oorspronkelijke reeks (Young Samurai, 2008-2012) telt acht delen.

NB2. Ik begreep dat ook Bert Kouwenberg veel vertrouwen en een beetje geluk heeft gehad. Nog in 2014 werd er uit zijn hoofd een gezwel verwijderd. Van ganser harte hoop ik dat mijn oud-redactiegenoot dat beetje geluk nog even mag houden.

NB3., d.d. 30-6-2016. Helaas, dat beetje geluk werd hem slechts kort gegund. Toen ik terugkeerde uit Georgië vond ik bij de post het overlijdensbericht. Zie mijn In memoriam.

dinsdag 9 december 2014

Gratis lid van de openbare bibliotheek

Vanouds is gebleken dat het een sterk middel is om kinderen aan het lezen te krijgen en te houden: gratis lid van de openbare bibliotheek.
Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe bibliotheekwet in werking, ofwel de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen, nadat de Eerste Kamer op 18 november 2014 zijn goedkeuring gaf.

Een artikel licht ik eruit:
' Artikel 13. Contributievrijstelling jeugd lokale bibliotheken 
1. Voor het uitlenen van gedrukte werken door lokale bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt geen contributie of andere geldelijke bijdrage geheven, tenzij het college van burgemeester en wethouders of het bestuurscollege heeft besloten dat een geldelijke bijdrage wordt geheven. De contributie of andere geldelijke bijdrage bedraagt ten hoogste de helft van de contributie of andere geldelijke bijdrage die wordt geheven van personen die achttien jaren of ouder zijn.
2. Voor het uitlenen van overige werken door lokale bibliotheken aan personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt ten hoogste de helft van de contributie of andere geldelijke bijdrage geheven van die geldt voor personen van boven de achttien jaren. Voor personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt geen tarief als bedoeld in artikel 14, contributie of geldelijke bijdrage vastgesteld voor de toegang tot door de Koninklijke Bibliotheek aangewezen digitale werken.  '

Een mijlpaal. Maar veel gemeentebesturen kunnen dit middel om zeep helpen door toch contributie te heffen - zij het nooit meer dan de helft van die voor volwassenen. Van een ex-medewerker van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB, zal gaan verdwijnen, zie hier) begreep ik dat veel bibliotheken al contributie vragen aan kinderen, daartoe gedwongen door hun gemeentebesturen.

De mijlpaal (handhaving van contributievrijdom) zakt dus hier en daar weg in drijfzand.

Niettemin handhaven bijvoorbeeld de bibliotheken van de vier grootste steden in Nederland nog altijd, en terecht, dat gratis lidmaatschap voor kinderen. Door de nieuwe wet worden ze daarin gesteund.

donderdag 4 december 2014

Zwarte Piet staat er gekleurd op 3

Wie dacht dat de Hoge Raad inzake Zwarte Piet op 12 november (zie hier) het laatste woord zou hebben gesproken, komt bedrogen uit.
Nog op 11 november, naar aanleiding van het eerste Sinterklaasjournaal, mocht Sjoerd Kuyper in Trouw een boze reactie geven. Enkele citaten:
'Als je deze eerste aflevering bekijkt, dan kiezen ze volkomen de kant van het traditionele Sinterklaasfeest. Maar ik kan me niet voorstellen dat ze zo onfatsoenlijk zijn. Misschien komt er nog een twist, spoelt het water ook het zwart van hun gezichten weg. Ik hoop het van harte. Tot nog toe vind ik het heel vervelend.'
'Ik ben ongelooflijk vóór het afschaffen van Zwarte Piet, omdat het echt een belachelijke karikatuur is. Het moet gewoon afgelopen zijn met Zwarte Piet. Als ik daar een positieve bijdrage aan kan leveren, graag.'

Vooralsnog stelde de Hoge Raad hem niet in het gelijk, maar evenmin in het ongelijk. Het oordeel kwam er immers op neer dat de klagers aan het verkeerde adres waren. Niet dat ze ongelijk zouden hebben.

Diezelfde dag (11-11-2014) verscheen in de Volkskrant een redelijk doorwrocht artikel door Olaf Tempelman over Zwarte Piet onder de mooie kop 'Knecht, boeman, pleaser'.
Citaat hieruit:
'"In mijn tijd was het Sinterklaasfeest streng en sober", zegt een moeder uit de jaren tachtig die kind was in de jatren vijftig. "Maar toen ik zelf kinderen kreeg, werd het feest helemaal geannexeerd door de commercie. Kinderen kregen steeds grotere cadeaus en begonnen tegen elkaar op te bieden. Voor mij verloor het feest toen zijn charme."' Als een van de weinigen noemt Tempelman ook de studie van Arnold-Jan Scheer, die verbanden legt met zeer oude rituelen waarbij mensen zich met zwart spul insmeerden. 'Ons cultuurgebied kende al zwartepiet-achtigen nog voordat iemand er ooit een zwart mens had gezien.' Aldus Tempelman op basis van Scheer.

Ook wetenschapsjournalist Marjolein Overmeer zocht die kant op, in Kennislink:
'Het vieren van feesten met een opvoedkundig tintje kwam al voor de kerstening in Nederland voor. De Germaanse god Wodan stuurde zijn twee zwarte raven in het najaar naar de aarde. Ze controleerden of de mensen zich wel netjes gedroegen. De christelijke kerk, die natuurlijk helemaal niets zag in heidense rituelen, verving de goden en hun feesten door heiligen met de daarbij horende verering.

Geknechte duivel
Nicolaas groeide uit tot een van de meest geliefde heiligen en dit was niet zo heel vreemd: hij was de beschermheilige van velen. Van zeelieden tot prostituees en van kinderen tot dieven. Rond 1200 was zijn verering algemeen en zijn afbeelding wijdverspreid, regelmatig met een overwonnen zwarte duivel erbij. Belangrijk in het christendom was namelijk het onderscheid tussen goed en kwaad, wat afgebeeld werd door de tegenstelling wit en zwart. Heiligen en engelen waren wit, duivels en gedemoniseerde heidense goden zwart.'

Natuurlijk ging de intocht in Gouda op 15 november niet zonder gedoe. Voor- en tegenstanders van Zwarte Piet demonstreerden en stonden vooral elkaar in de weg, begreep ik uit de verslagen. Er waren 'opstootjes', zoals dat heet. Er werden wat mensen opgepakt, waaronder de bevlogen journalist Sunny Bergman en haar cameraman. Die werden overigens snel weer vrijgelaten.



Op 16 november ging de intocht van Sinterklaas in Amsterdam zonder heibel door. Sinterklaas droeg een baard die zo lang was dat niet te zien was of hij een kruis droeg of niet (zie Zwarte Piet staat er gekleurd op 2). Een deel van de pieten was niet flink zwart maar met bruine vegen geschminkt (zie ook hier). Hier foto's.

  

In Vlaanderen dacht men lang de pietenkwestie 'boven de Moerdijk' te houden.
Maar Abou Jahjah en zijn Movement X gooiden roet in het eten. 'Een prikactie van een handvol leden van Movement X in het Antwerpse stadhuis kreeg op zaterdag zelfs minutenlang aandacht in het Journaal', aldus Doorbraak.be op 15-11. Volgens Daniël Walraeve van die site is Zwarte Piet in Vlaanderen juist 'een dam tégen racisme'. 'De twee oervlaamse bleekscheten Hugo Matthysen en Bart Peeters hebben de Sinterklaasbeleving meer dan twintig jaar geleden al in een andere bedding gelegd. Daar had niemand in Vlaanderen Abou Jahjah voor nodig.'

En nadien deed menigeen nog een duit in het zakje. Bijvoorbeeld columniste Harriët Duurvoort in de Volkskrant medio november, die 'Zwarte Piet associeert met steeds ongemakkelijker wordende jeugdherinneringen' en het heeft over 'de krampachtige manier waarop niet alleen Nederlanders, maar ook Caribische Nederlanders met het slavernijverleden omgaan'. Zij legt verband tussen Zwarte Piet en slavernij. Vertelt hoe ze ooit een Surinaams kinderliedje in het Duits moest vertalen: Faya siton no bro mi so, a djin masra Jantje kiri soema pikin. Dat gaat over brandmerken...

De Telegraaf, die eerder al o.a. PVV-kamerlid Joram van Klaveren aan het woord liet ('aanval op de Nederlandse cultuur') over het 'schminckverbod' dat te vinden was in een handleiding van Schooltv,  kwam op het idee om (in het katern VROUW, waar anders) wat kinderen te vragen wat ze over Zwarte Piet vinden. Ze 'lachen om' de andersgekleurde Pieten, maar 'lachen ze niet uit'. Maar: de 'Zwarte Pieten komen door de schoorsteen, dus die kleur maakt niet veel uit'.

Vrij Nederland-hoofdredacteur Frits Exter wijdde er zelfs zijn redactioneel in het nummer van 27-11-2014 aan. Zwarte Piet is 'ingepolderd', meldt hij tevreden, met roetvegen. Een artikel door Thijs Broer in dat nummer moest dat bevestigen, om reden dat er bij de intocht van Sinterklaas in Amsterdam geen gedoe was.

Het tegendeel zou kunnen blijken uit een artikel in de Volkskrant 4-12-2014, over de intocht van Sinterklaas in Groningen, buurt Beijum. Die dreigde eerst niet door te gaan wegens kopschuwe buurtcentrumleiders, maar de Sint kwam dankzij resoluut ingrijpen van burgemeester Ruud Vreeman toch aan - met ouderwets roetzwart geschminkte pieten. Zie dit detail van de mooie foto van Harry Cock.



NB. Aanbevolen literatuur:
Booy, Frits. Op zoek naar Zwarte Piet. Stichting Nationaal Sint Nicolaas Comité, 2008, 2e herz. dr.
Uitverkocht, maar vast nog in deze of gene bibliotheek te raadplegen. De eerste druk verscheen in 2003.
Helsloot, John. Pieter-me-knecht. Meertens Instituut, november 2011.
Overmeer, Marjolein. De duistere looks van Zwarte Piet. Kennislink, 30-11-2012.

Zie ook:
Zwarte Piet staat er gekleurd op 1 (23-10-2014)
Zwarte Piet staat er gekleurd op 2 (11-11-2014)

Afbeelding: zwartepietachtige uit Iran. (Bron: website Arnold-Jan Scheer.)


NB2, d.d. 6-12. De afsluiting van het Sinterklaasjournaal van NPO was verrassend: opa-Piet als sinterklaas gekleed samen met de 'echte' Sinterklaas samen te paard het beeld uit. De witte sint op een zwart paard, de zwarte op een wit paard. Mooi gevonden! En natuurlijk breed besproken, met o.a. een groot interview door Wilfred Takken in NRC Handelsblad 6-12-2014 met eindredacteur annex scenarist Ajé Boschhuizen, kop 'De man die Sinterklaas zwart maakte'.
NB2, d.d. 9-12. Zie Leesplein, veiling eerste sinterklaasboekje met Zwarte Piet (verscheen 1850).

Op naar Sinterklaas 2015!

Jacob Kusdrager

Een grappig prentenboek verscheen in 2011 bij Uitgeverij Brandaan in Barneveld.
Jacob Kusdrager verzamelt kussen en stopt die in flessen.



Met die kussen verrast hij jan en alleman.



Maar één kus kan hij aan niemand kwijt.
Het einde laat zich bijna raden. Die kus is voor hemzelf. Vervolgens opent hij al zijn potten om die ene kus te beantwoorden.
Het verhaal is lief en grappig maar ook niet meer dan dat. De illustraties tonen talent. Stijlvast, vindingrijk en vol kleine grapjes.

Heel onverwacht, zo'n prentenboek bij deze uitgeverij met een fondslijst van tot nu toe 19 titels van zeer uiteenlopende aard, waaronder bijvoorbeeld Zeg dat je bij hen hoort (vertaling van Say You're One of Them) van Uwem Akpan. Vijf verhalen waarin jonge vertellers verslag doen van gruwelijke gebeurtenissen.



Reinier Sonneveld en Tirza Beekmans. Jacob Kusdrager. Uitgeverij Brandaan. ISBN 9789460050114, € 12,90.

NB. Dit boek lag te lang te wachten op een recensie, waarvoor excuses. Zie voor komende recensies hier.




woensdag 3 december 2014

Minnie, Minou, Miao

The Cat Who Came in off the Roof: ja, wie anders dan Minoes? De vertaling door David Colmer bleek een groot succes in Groot-Brittannië. Dat is deels te danken aan de vertaling, deels aan Pushklin Press, de Britse uitgeverij die besloot een reeks kinderboeken van over de grens te publiceren. Een bijzondere reeks, met titels als The Letter for the King van Tonke Dragt, A House without Mirrors van Mårten Sandén, Vitello becomes a Businessman van Kim Fupz Aakeson en The Pilot and The Little Prince van Peter Sis. En The Cat Who Came in off the Roof van Annie M.G. Schmidt.

Annie M.G. Schmidt schreef proza met lastig te vertalen woordspelingen. 'Een juffrouw geeft geen kopje. Hoogstens een kopje thee.' Ja, hoe vertaal je dat?
David Colmer kan er smakelijk over vertellen en deed dat o.a. op vrijdag 14 november in een zaaltje van de Campus Brussel van de Katholieke Universiteit Leuven. De Werkgroep Minoes van de CODL had er een minisymposium georganiseerd, onder voorzitterschap van Jan van Coillie.
Minisymposium: het was openbaar, er waren een veertig toehoorders, maar het was natuurlijk ook en vooral een bijeenkomst van die werkgroep.

Naast vertaler Colmer kwamen er verscheidene onderzoekers aan het woord. Bij lange na niet zo onderhoudend, hoewel Joke Linders in haar vlotte openingslezing ('Liever kat dan dame') een heel eind kwam. Die ging dan ook over Minoes in een biografische context, en op dat gebied is Joke Linders een expert. Zie haar boek Doe nooit wat je moeder zegt. Annie M.G. Schmidt, de geschiedenis van haar schrijverschap (1999).



De titel van het symposium was: 'Hoe kats blijft Minoes? De internationale receptie van Annie M.G. Schmidts Minoes'. Daarmee belanden we in de wereld van de literatuuronderzoekers. Velen van hen houden ervan recepties te onderzoeken, en daarmee bedoelen ze niet in de eerste plaats die verzamelingen mensen met glaasjes drank in hun hand rond tafels met hapjes, maar de verzamelingen reacties op een bepaald werk. Receptie-onderzoekers onderzoeken vooral recensies.
Omdat het hier om vertalingen ging, doen die er natuurlijk ook toe.

Maar allereerst:



De term canon is ook al zo'n typische literatuurwetenschappelijke term, maar wel iets wijder verspreid dan receptie. In Nederland kennen we tegenwoordig de Canon van Nederland. Je zou canon kunnen omschrijven als een lijst zaken die belangrijk gevonden worden. Canon betekende riet in het oud-Grieks. Dat riet werd gebruikt als een maatstok, en het woord kreeg daardoor de betekenis van maatstaf of richtlijn. De derde-eeuwse kerkvader Origenes schijnt het zo voor het eerst te hebben toegepast, als term voor de kerkse regels. Canonieke teksten gelden als gezaghebbend in de kerk, in tegenstelling tot apocriefe teksten. Sindsdien verspreidde het woord canon zich in andere gebieden en is het gewoon geworden om te spreken over de canon van bijvoorbeeld de jazz, het boeddhisme, de geschiedenis, de literatuur en dus ook de Nederlandstalige jeugdliteratuur.

Dat mag zo zijn, toch blijkt het nodig iedere keer weer te herdefiniëren.



Dus kwam Jan van Coillie met een definitie, netjes ontleend aan een grootheid in de jeugdliteraire vakliteratuur. Voor het gemak schakelde hij deze dag de term klassiek gelijk aan canon. Een klassiek boek is zo per definitie deel van de canon.

De vraag was: hoe ging dat met Minoes?
Eerst maar eens: hoe werd Annie M.G. Schmidt zelf zo snel een 'icoon'?



Zo dus. En zo:



En over Minoes:








Zo dus, kort door de bocht. (Er waren méér plaatjes, en Jan sprak er ook nog bij.)

Hoe dat in diverse andere landen ging, kwam daarna aan de orde: vertalingen in het Frans, Pools, Russisch, Tsjechisch, Hongaars en, zoals vermeld, in het Engels. De verfilming van Minoes speelde een grote rol.
Ik noem even alle onderzoekers of vertalers die aan het woord kwamen: Matthieu Sergier en Stéphanie Vanasten (over de vertalingen in het Frans), Barbara Kalle en Natalie Brożyna (Pools), Pieter Boulogne (Russisch), Janina Vesztergom (Hongaars) en Martina Veliká (Tsjechisch). Er waren afmeldingen van Kirsten Waterstraat (Duits) en Bojana Budimir (Servokroatisch, pardon Servisch), maar hun samenvattingen zaten wel in het mapje.

Een enkele keer kwamen voorbeelden voorbij, zoals dit:



Opnieuw een mooi voorbeeld van zo'n lastig te vertalen woordspeling (overreden/overleden). Deze Franse vertaler bracht het er niet zo goed van af, hij verandert het laconieke stijlregister in een register van een sterke-verhalen-verteller met dik-aangezette woorden (aplatie comme une galette; gros-cul avec remorque).
Colmer had geen plaatjes bij zich, het lukte me helaas niet om zo snel te noteren wat hij voor oplossing had bedacht.

De bijdragen aan deze boeiende bijeenkomst worden misschien gepubliceerd in Literatuur zonder lezen, begreep ik. Ik sluit ook niet uit dat een en ander later in diverse artikelen in andere periodieken terecht komt. Al speurend voor dit verslagje kwam ik nog een omvangrijke scriptie tegen over Minoes in Duitse vertaling, van Fien Lingier (toen: universiteit Gent).






dinsdag 2 december 2014

Lier in de wilgen?

Een opmerkelijke tekst op Floortje Zwigtmans Facebook-pagina:

'Hier hadden uw laatste woorden kunnen staan.

Een literaire suïcide-note

Een jaar lang heb ik met veel plezier in het Vlaamse tijdschrift De Leeswelp verslag gedaan van mijn ‘jaar van publicatie’. Het jaar dat het boek dat jarenlang in de pen zat en dat eindelijk gepubliceerd zou worden. Het is er van gekomen. Het boek ligt in de winkels ‘against all odds’ en dankzij de tomeloze inzet van mijn uitgeefteam. In het laatste nummer van De Leeswelp had ik dit jaar graag afgerond met een column waarin ik terugkeek én vooruit. 
Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Het laatste tijdschrift dat in Vlaanderen op een serieuze manier over jeugdliteratuur publiceert is ter ziele door een faillissement van de overkoepelende organisatie Vlabin-VBC vzw. Dus blijft alleen Literatuur Zonder Leeftijd nog over als enig orgaan dat over kinder- en jeugdliteratuur schrijft als ter zake doende, van waarde. Voor zolang als het duurt.

De teloorgang aan aandacht voor het kinder- en jeugdboek is hartverscheurend. Zeker als je bedenkt hoe levend en dynamisch die wereld ooit was, met De Blauw Geruite Kiel, de jeugdbijlage van Vrij Nederland en grote schrijvers als Paul Biegel die hun mooiste verhalen ooit eerst publiceerden in veel gelezen kindertijdschriften. 
Aandacht voor kinder- en jeugdboeken is een stiefkindje binnen de Nederlandse kranten die zelf weer een stiefkindje zijn binnen een medialandschap dat vooral nog aandacht aan kinderboeken besteedt als ze geschreven door een prinses of een tennismoeder zijn. Want ja, ze weten ‘wat de mensen willen’. En wat de mensen willen wordt al jarenlang door gesponsorde huis-tuin-en-keuken-programma’s bepaald met reclame voor, tijdens en na de kneuterige, Hollandse, zo-lekker-gewoon-gebleven gezelligheid.

In deze wereld is geen tijd en zeker geen geld meer voor iets wat meer aandacht en stilte kost, zoals bijvoorbeeld lezen. Nederlandse kinderen die graag lezen worden op middelbare scholen zo’n beetje gedwongen ondergronds te gaan. ‘Een boek kan uw reputatie ernstige schade toebrengen’. En zelfs docenten zeggen: Nou, die dikke boeken, daar beginnen we maar niet aan. Die lezen ze toch niet.’

We weten zo goed wie ‘ze’ zijn. ‘Ze’ dat zijn ‘wij met z’n allen’ en ‘wij’ doen allemaal ‘gezellig lekker mee’. In een wereld die steeds groter, steeds internationaler, steeds veelzijdiger zou moeten worden, neemt de eenvormigheid ironisch genoeg hand over hand toe. De mal van commercie waar we allemaal in zouden moeten passen, wordt steeds dwingender. Zelfs het ooit zo spannende genre van de YA-literatuur is nu in die mal gedwongen. Dystopia moet je schrijven, liefst met iets magisch en als je het belieft een vlucht engelen en een roedel weerwolven. En trek ook een kist vampiers open, want die trend schijnt ook nog steeds niet voorbij te zijn. Doe je best, wijk niet te veel van dit stramien af, want dan worden uitgevers en boekverkopers zenuwachtig: stel dat de lezer Het Niet Snapt! Verkoop je dan nog wel wat?

Verzuipen in zo’n zee van verplichte gezelligheid en truttige eenvoud, is eenvoudig. Heel wat auteurs die in de laatste jaren van de vorige eeuw prachtige boeken maakten, publiceren inmiddels niet meer of hun klassiekers zijn niet meer verkrijgbaar. (De boeken van Els Pelgrom zijn hier een schrijnend voorbeeld van.) Anderen blijven dapper tegen de stroming in roeien. Ze blijven telkens weer bewijzen dat het toch nog kan: prachtige boeken maken en er door promotie, bloed, zweet en tranen genoeg van verkopen om te kunnen blijven schrijven. Ook ik heb dat gedaan. Mijn laatste boek is met heel veel lawaai gelanceerd en ‘het is niet onopgemerkt gebleven’. Wat de pers er ook van vond, het was wel een boek dat anders was dan alle andere, een politieke roman voor jongeren: een onmogelijk boek! Het is besproken in vele kranten. En ook in de Leeswelp had een recensie kunnen staan.

Het boek is er gekomen, ‘against all odds’ en aan de vervolgdelen wordt gewerkt.
Of ze ook zullen verschijnen, daar twijfel ik sinds vanmorgen voor het eerst aan. 
Het verdwijnen van De Leeswelp, het bijna-uitsterven van een zeer bedreigde diersoort, doet me twijfelen aan de strijd die ik voer. Valt die met passie, inzet, heel hard werk en heel veel koppige dwarsigheid wel te winnen? Hoe lang wil ik nog mijn uiterste, uitputtende best blijven doen voor een wereld die zo duidelijk behoefte heeft aan rust, aan verdieping, aan empathie en inzicht maar die schrijvers, filosofen, wetenschappers en alle andere nuchtere of minder nuchtere zieners duidelijk maakt dat ze die behoefte niet erkent? De minachting voor bedachtzaamheid, voor een voorzichtig oordeel, is groot. Een wereld die ten onder gaat aan een zieke markteconomie probeert zich te genezen met de ziekte zelf. De neo-liberale waanzin ligt op de sofa bij dokter Privatisering. De wereld die smeekt om vrede vliegt elkaar zelfs in de haren om een kinderfeest.
En ondertussen prijzen wij schrijvers met liedjes en dansjes onze boeken aan.

Misschien wordt het tijd voor een andere strategie. De strategie die ontdekt is door een groep doorgeschoten idealisten voor wie de wereld nu huivert: de compromisloze strategie van alles of niets, de overwinning of de dood.

Voor mij is het moment gekomen om te beslissen: doorgaan of de plug uit de granaat trekken. Boem: geen boeken meer. Deze auteur stopt ermee. Ze kan haar geld ook elders verdienen. 
Als de wereld geen behoefte aan ons heeft, dan maar geen boeken meer. Dan maar geen verhalen. We gaan wel iets voor ons zelf doen. Over tien jaar komen we wel eens kijken hoe jullie maatschappij erbij ligt. Adieu.

Auteurs zijn net als leraren, verpleegkundigen, alle mensen met een beroep waarbij het om mensen gaat, altijd te voorzichtig te terughoudend geweest. Altijd is er geschipperd, altijd is er toegegeven. Zelden gestaakt. En zeker onder auteurs niet: want we zijn nu eenmaal niet de best georganiseerde bevolkingsgroep, met bovendien een zekere neiging om elkaar in de haren te vliegen. En dus sluiten we zelf onze kleine compromissen. Zeggen we ‘ja’, terwijl we weten dat we ‘nee’ moeten zeggen. En lever we telkens weer een klein stukje van ons inkomen en onze zelfachting in.

Stel dat we ermee zouden stoppen, wie zou er dan klaar staan om ons over te halen terug te komen, weer achter de pc te gaan zitten en te gaan schrijven? Wie zou ons genoeg missen? Wie zou er als eerste achter komen wat er verloren is gegaan?

Ik sta nu op dit punt: stoppen of doorgaan. En stoppen lijkt opeens een reële optie. Niet vanwege de jarenlange inspanning, het kluizenaarsleven dat schrijven eist. Niet vanwege opgedroogde inspiratie-inkt. Niet vanwege vermeende literaire miskenning.
Vanwege de enige conclusie die ik kan trekken: als kunst en literatuur zo belangrijk zijn als de maatschappij en de politiek met de mond belijden, laten ze dat dan maar eens bewijzen.

Ook ik zal misschien binnenkort uit de kinder- en jeugdboekenwereld verdwijnen.
Wie genoeg om me geeft om me te missen, mag dat bewijzen.'

Ze veranderde ook haar profielfoto:



Deze oprisping van frustratie deed me denken aan die van Sjoerd Kuyper, in 2009, vormgegeven in zijn Annie M.G. Schmidtlezing. Die eindigde wel wat strijdvaardiger:

'Daarom is het goed dat er kunst is. In kunst is één mens aan het woord. Je kunt niet gaan staan wachten tot je ook een streek op het schilderij mag zetten of ook eens op de cello mag of een eigen kwatrijn in een sonnet mag proppen. Wie naar kunst kijkt of luistert moet zwijgen, wie een boek leest moet zijn aandacht schenken aan een ander.
Soms denk ik dat kunst de enige manier is waarop mensen nog contact met elkaar kunnen hebben. Ik denk dat vaak. En dan denk ik aan Paul Biegel, die zei: ‘Het wezenlijke van een kind is niet dat het klein is, maar dat het groeit.’ Ik heb altijd goed naar Paul Biegel geluisterd.
Laten wij kinderboekenschrijvers weer kunst gaan maken. We mogen naar de kinderen zwaaien, bij voorkeur vanuit een gouden koets, maar niet voor ze buigen. Want dan groeien ze niet en wij trekken krom. De gekte moet terug in onze boeken, de bezetenheid, de speelsheid, de lol, het verkeerde been, de slapstick waarin alle serietjes en formats, alle dierencircussen en targets plat op hun bek gaan. Lachen! Literatuur is geen beschrijving van de wereld zoals ze is. We moeten verhevigen, indikken, omkeren, niet bevestigen maar ontrafelen en aanzetten tot denken en emoties oproepen dieper dan die van de herkenning, waardoor de kinderen zichzelf en anderen met nieuwe ogen gaan zien. Dus aan het werk, vrienden, vanavond nog, vannacht. Als de kunstenaars die we waren en zijn. Onze boeken kunnen van kinderen mooie grote mensen maken: mooie lezers, boekverkopers, uitgevers en recensenten, mooie schrijvers van prachtige boeken. Maar dan moeten onze boeken ook prachtig zijn.'
En eerder in zijn lezing:
'Het mag zo zijn dat tien procent van de literatuur voor volwassenen beter is dan negentig procent van de literatuur voor kinderen, ook het omgekeerde geldt: tien procent van de jeugdliteratuur is beter dan negentig procent van de literatuur voor volwassenen.'
Waarvan opnieuw akte.

Hij kwam er in 2011, tijdens de 3e Middag van het Kinderboek, nog eens op terug, in een tirade over uitgeverscontracten.

Ik kan me de frustratie levendig voorstellen en daarom vind ik het ironisch dat Floortje haar hartekreet plaatste op het icoon van de vercommercialisering van communicatie, Facebook.
Op haar eigen website is er niets van te vinden. (Ís het wel haar eigen website?)
Lezen is gevaarlijk (Annie M.G. Schmidtlezing 2013 door Floortje Zwigtman), maar schrijven kennelijk ook. Het heeft haar niet verhinderd, gelukkig, om dat eerste deel van een nieuwe trilogie te produceren: Vlam.

Doorgaan, Floortje.


NB. Over dat faillissement was vandaag nog niets te vinden op de website van Vlabin-VBC. In de 4e column van Floortje Zwigtman is een pleidooi te vinden dat ze zich zelf ter harte kan nemen.
NB2. Boekblad meldt bij monde van Sabine Kok: 'Over een doorstart op bescheiden schaal wordt op dit moment nog gesproken.'
En meldt ook: 'Terwijl er een einde komt aan Leeswelp en Leeswolf, lanceert kinderboekenbieb Boekenwolk de nieuwe spin-off Leestijd, een gratis digitaal tijdschrift over lezen op de tablet.' Maar dat is een heel ander periodiek, bedoeld voor kinderen van 9 e.o., geënt op de formule van Boekenwolk. (Zie ook hier.)
NB2. Jacques Vriens reageerde op haar hartekreet in de Volkskrant 5-12-2014, zie hier. Hij eindigde zo:
'Schrijvers moeten vooral doorgaan met mooie, grappige, spannende, zielige en wel/niet literair verantwoorde boeken te schrijven, zodat er voor kinderen een brede keus is. Als dan alle mensen die kunnen bijdragen aan het bevorderen van het leesplezier óók hun verantwoordelijkheid nemen, is het kinderboek nog niet verloren. En hoeft Floortje Zwigtman haar lier voorlopig nog niet aan de wilgen te hangen.'