Zoeken in deze blog

maandag 22 februari 2021

Waarom de Zwartkopzeeduif zo heet

Na de De Kleine Gids voor de niet-bestaande Vogels van Europa en De Nieuwe Gids voor de niet-bestaande Vogels van Europa (zie hier) is Baardman & boterkontje beslist het leukste boek over vogels.
Het boterkontje had zeker in de eerstgenoemde twee gidsen een plaatsje kunnen vinden, ware het niet dat deze vogel wel bestaat. Het is een andere naam voor (o.a.) de wintertaling. Ook de regenfluiter, zwartjan, stinker, pepervreter, hutketuk en het fladdergatje bestaan. En ja, ook de baardman, al hebben vogelwaarnemers het vaak wat kleinerend over baardmannetje en hebben ze er geen probleem mee dat de baardman ook een vrouw kan zijn.

Ook een boterkontje.

Deze namen en de wat algemenere namen staan keurig geïndexeerd achterin Baardman & boterkontje, de vogel en zijn naam van Toine Andernach, 'een enthousiaste vogelaar met passie voor taal' of 'een taalkundige met passie voor vogels'. Na de zwemmer, de laatste vermelding, blikt een vuurgoudhaan (ja, die bestaat ook) ons recht in de ogen.
 
Het is niet de enige mooie foto in dit boek. Want hoewel de 26 stukjes over de herkomst van een of meer vogelnamen alle vergezeld gaan van een plaat uit Nederlandsche Vogelen (Nozemann en Sepp, 18e en 19e eeuw), staan er bijna evenzoveel foto's in. Waaronder, uiteraard, die van de baardman.
 
De 'gebruikte bronnen' beslaan vier bladzijden, ik neem aan dat de geboden verklaringen en veronderstellingen (want lang niet alles is zeker) gegrond zijn. De Vlaamse gaai, tegenwoordig gewoon gaai, blijkt niet zo te heten omdat mensen hem zo Vlaams vonden, maar waarschijnlijk doordat de Fransen hem een gai flammant noemen (zoiets als een vlammende gaai), welke naam vervolgens in het naburig taalgebied tot Vlaamse gaai is verbasterd. Ik noem maar een weetje. Zoals smient (ja, dat is ook een bestaande vogel) eigenlijk 'kleine eend' betekende. Van die dingen.
Als je niets met taal hebt, val je er niet van achterover.
Maar voor taalminnaars is Baardman & boterkontje een heel amusant boek.
 
O pardon: die zwartkopzeeduif... daarvoor moeten we toch bij O.C. Hooymeijer zijn. Maar de herkomst van de naam lijkt me evident. Kun je van de aalscholver niet zeggen.


Toine Achternach. Baardman & boterkontje, de vogel en zijn naam. Noordhoek, 2021. ISBN 978 90 5615 693 0, 128 p.

maandag 15 februari 2021

Rib tand duim scheen stof hoofd graf

Of: de sleutel van de hel past op alle sloten. (Het motto!)
Of: 'niets ter wereld is zo zalig als het gevoel dat je vliegt.' (Bladzijde 12.)

Dat gevoel heeft Jongen als hij uit de appelboom valt in de boomgaard van de hofstede waar hij woont, aangeduid met het mooie woord hof.
Een pelgrim ziet hem klimmen en vallen en besluit hem mee te nemen. Dat kost weinig moeite. Kokkie, die de hele hof bestiert sinds Monsieur Jacques na dat ongeluk niet meer helemaal goed is en Madame en hun zoontje gestorven zijn, laat hem voor wat geld zo gaan.

Tot schrik van Jongen, onze verteller, gaat hij dus op stap met een aanvankelijk erg gemelijke pelgrim, Secundus, die een beetje naar rotte rapen stinkt. Of een ander luchtje, misschien wel zwavel.
Secundus heeft zich een doel gesteld: in de hemel komen, waar zijn vrouw en zoon zijn. Daartoe dient hij zes relieken te verzamelen, en dan het graf van Petrus in Rome te bereiken.

Rib tand duim scheen stof hoofd graf.

Secundus heeft een knechtje nodig dat goed kan klimmen en zijn ransel kan dragen.

Ik rende achter Secundus aan. Deze pelgrim maakte me echt bang. Maar hij schold me tenminste niet uit. Hij gooide niet met stenen. Sterker nog, hij nam het op tegen de stenengooiers. Hij had de ergste stenengooier van allemaal de stuipen op het lijf gejaagd, zo erg dat de grote, sterke Os nu als een kapotte pop op de grond lag.


Toen ik zo ver was, was ik allang gegrepen door deze verteller en dit verhaal.
Een merkwaardig tweetal: onze verteller, de kleine gebochelde verschoppeling zonder naam (Kokkie noemt hem Jongen, dat is het) en de knorrige gedreven Secundus, die ontsnapt is aan de hel waar hij duizend jaar in verbleef, met medeneming van de sleutel die op alle sloten past. Jawel, een tweede leven. (Secundus betekent Tweede.) Secundus wil naar zijn vrouw Flavia en zijn zoon Julius in de hemel.
 
Ze bereiken ieder hun eigen doel, meer zal ik niet meedelen over het verloop van gebeurtenissen.
Alleen de laatste zin van het verhaal geef ik mee:

Ik spreidde mijn vleugels en vloog.

En dat was niet Jongens eerste doel! Maar even goed, nee, beter.



Wie er nu al niets van snapt en zich afvraagt of er een steekje los is bij mij (wat ik overigens nooit zou ontkennen), maar wel geïntrigeerd is geraakt, raad ik aan het boek spoorslags bij de lokale boekhandel te bestellen.

Tot mijn verrassing is de auteur van Het boek van Jongen, Catherine Gilbert Murdock, een Amerikaanse, verbazingwekkend genoeg in 2003 gepromoveerd met een dissertatie getiteld Domesticating Drink: Women, Men and Alcohol in Prohibition America. Op de een of andere manier had ik een Engelse, Ierse of Schotse auteur verwacht. Vermoedelijk omdat het verhaal zich afspeelt in Europa, 1350 (zie p. 218). De hof, zie boven, ligt in het Franse koninkrijk, en Rome is Rome, zij het juist dan volkomen geruïneerd (ook letterlijk, door een aardbeving in ruïnes veranderd) en leeggeplunderd. Een vage, vieze schim van de prachtige, welvarende stad van duizend jaar geleden die Secundus zich herinnert.

Catherine Gilbert Murdock is erin geslaagd een verteller te creëren die ons de Middeleeuwen intrekt, door zijn ongeschokt geloof in de kennis hem met veel klappen bijgebracht door Pater Petrus en in het goede van mensen. Dat doet hij zo levendig dat het mij niet meer verwonderde dat hij op een bijna woordeloze manier met dieren kan communiceren (wat hen enkele keren uit benarde omstandigheden redt) en dat zijn bochel zich langzamerhand ontwikkelt tot een stel vleugels. En dat het mij ook niet meer verwonderde dat Secundus uit de hel wist te ontsnappen - maar dat hij daarvoor wel heel veel geduld moest hebben.
Het is een zeer kleurrijke wereld, waarin alles vanzelfsprekend op zijn plaats valt. En waarin het even vanzelf spreekt dat bochelaars ongeluk brengen als dat een engel in aanbouw vooral hebzucht opwekt. Dat mensen gevaarlijke reizen ondernemen om relieken te mogen zien is even gewoon als dat kloosters onderling elkaars relieken jatten. En de pest was overal. Na een paar bladzijdes was ik compleet verhuisd naar die tijd.
 
Later, in Rome:
 
De schemering verduisterde de hemel. We kwamen langs huizen die uitpuilden van de pelgrims en langs kerktrappen waarop monniken brood stonden uit te delen - niet genoeg brood, kennelijk, want de pelgrims klaagden. We kwamen langs tenten van mensen die dakloos waren geworden door de aardbeving. Vrouwen stonden midden op straat bij hun kookvuurtjes, hun kinderen speelden tussen de voeten van de pelgrims.
'Loop eens rechtop, Jongen,' fluisterde Secundus. En even later: 'Wat doe je?'
'Ik... ik loop. Zo lopen mensen toch?'
Hij lachte. 'Volgens mij niet.'
Ik deed dus nog wat beter mijn best - maar hoe kun je proberen normaal te zijn? Normaal is gewoon wat je bent.
We kwamen bij een groot plein vol pelgrims en tenten. Stroverkopers leurden met slaapbedden. jammer dat ze niet met wastobbes konden leuren.
Door deuren zo hoog als een berg gingen we de Moeder van alle Kerken binnen. Dit gebouw had het zelfs nog zwaarder te verduren gehad dan de kerk van Sint-Paulus, en ook hier was door de verschrikkelijke aardbeving niets meer van het dak over. Op de muren zaten donkere vegen waar vlammen zich een weg naar de hemel hadden gebaand, en de zuilen die nog rechtop stonden waren zwart als de nacht.
'Heer, dit is vreselijk.'
'Zeg dat wel. Ik had niet gedacht dat ze met zoveel zouden zijn.'
De kerk wemelde van pelgrims in bruine pijen, die met z'n ontelbaren wachtten op hun beurt om de heiligen eer te bewijzen. Ze namen ons op in hun midden en stuwden ons naar voren.
Als door een wonder had het altaar de brand doorstaan, net als de hoofden. Daar stonden ze: het hoofd van Sint-Petrus en het hoofd van Sint-Paulus, met roze wangen van was en ogen van glas en grijs haar (Sint-Petrus) en een rode baard en een kale kruin (Sint-Paulus). De hoofden waren zo dichtbij dat ik ze bijna kon aanraken - behalve dat er dikke tralies voor het altaar zaten.


Rib tand duim scheen stof hoofd graf. En nu was het hoofd aan de beurt...
Let op het komische misverstand tussen Jongen en Secundus over wat precies vreselijk is.
Overigens wordt de verhouding tussen die twee gaandeweg steeds beter. Wat begint als een louter zakelijk geval, eindigt als innige vriendschap.

'Het graf...' fluisterde Secundus. 'Zeven ... relieken,,, moet... ik... verzamelen...'
'Heer!' Ik rukte aan het touw om mijn borst. 'Rib tand duim teen stof hoofd hof ... nee!' Ik lachte. 'Gráf, niet hóf. Die laatste zeg ik altijd verkeerd.'
'Misschien is het niet het graf dat je zoekt.' Hij glimlachte. 'Vaarwel, engel. Ik hou van je.'
'Ik houd ook van u heer. Voor altijd.'

Vanzelfsprekend zegt Jongen hof. Dat wordt zijn eindbestemming, zoals graf die van Secundus was. Meer zal ik niet meedelen over het verloop van gebeurtenissen, daaraan ga ik me nu echt houden.


De vertaling heb ik niet vergeleken met het origineel, maar de tekst lijkt zelf origineel en dat is een compliment voor vertaler Esther Ottens.
Zoals het hoort bij een verhaal dat zoveel aan de verbeelding van lezers overlaat staan er geen illustraties bij. Wel zijn alle hoofdstukken van dit prachtverhaal voorzien van vignetten door Ian Schoenherr en achterin staat een kaart, die het verhaal ineens wat wereldser maakt.



Catherine Gilbert Murdock. Het boek van Jongen. Querido, 2020. oorspr.: The Book of Boy, Greenwillow Books, 2018. Vert.: Esther Ottens. ISBN 978 90 451 2403 2, 272 p.

woensdag 10 februari 2021

Mierenhoop met Disney-oogjes

Altijd benieuwd naar goede non-fictie voor kinderen (beroeps-tic), dus toen ik de titel Mierenhoop tegenkwam in de Ploegsma-aanbieding, dacht ik: aanvragen.

Ik ontving een boekje dat bestemd lijkt voor peuters: dikke kartonnen pagina's met doorkijkvensters en uitsneden. Voorop staat naast de titel een miertje met grote Disney-ogen en een lachend mondje met een tekstballonnetje 'Hallo!'. 
 
 
 
Dat is dan waarschijnlijk voor de voorlezers bedoeld, want de meest peuters en kleuters in onze streken kunnen nog niet lezen. En zelf mogen ze het pas hanteren als ze 3 zijn, want achterop staat: 'Opgelet! Niet geschikt voor kinderen onder de 3 jaar'. Achterop staat naast een ballonnetje 'leer alles over mieren en hun leven!' óók een flaptekstje dat zich lijkt te richten tot diezelfde niet-lezende doelgroep:

Stel je voor dat je een mier bent, en een dag in een mierenhoop doorbrengt. Hoe zou dat zijn?

Enzovoort.
Nou ja, dat kun je natuurlijk ook voorlezen.

Sla je de dikke kartonnen bladzijden om, dan opent zich als het ware een mierenhoop en dat is best leuk gedaan. We zien miertjes met Disney-oogjes bezig met eitjes sjouwen en andere bezigheden, met links blokjes met tekst. 
 

 
Met die tekst is weinig mis. Eenvoudig genoeg voor de doelgroep (en voorlezers), met basale info over hoe mieren leven. Jammer dat ik vergeefs zocht naar de koningin op de pagina waarop ze wordt genoemd:

De koningin zit op haar troon in de mierenhoop en legt eitjes.

Nou, als je lang tuurt zie je bovenin de mierenhoop een vaag miertje met dichte oogjes, met eieren eromheen. Zou ze dat zijn? Dat is dan nog wel erg bezijden de werkelijkheid... De mier met dik achterlijf linksonder op p. 1 (of 3, als je de voorkant meetelt), die de eieren aanreikt, lijkt er meer op. Die zit alleen niet op een 'troon'.
 
Met de afbeeldingen is wel iets mis. Bijzonder werk is het sowieso niet en wat helemaal niet kan (maar helaas erg in is), zijn de al eerder vermelde Disney-oogjes in de wat kinderlijk-proportioneel vergrote hoofdjes. Je hoeft op een zomerse dag in het bos maar eens rond te kijken om vast te stellen dat mieren niet dit soort ogen hebben, dat de lichaamsdelen net wat andere proporties hebben ten opzichte van elkaar en dat ze altijd zes poten hebben en niet vier, vijf of soms zes, zoals in dit boekje. En kinderen hebben daar heus wel oog voor.

De makers van dit boekje zijn ten onrechte uitgegaan van de veronderstelling dat je voor jonge kijkers en luisteraars tekeningen moet maken waarbij (in dit geval) de mieren een beetje vermenselijkt worden. (De koningin reikt de werksters haar eieren aan!) Gemiste kans dus, ondanks het originele ontwerp. Ook is vreemd dat die makers in heel kleine lettertjes in het colofon staan, al staat de auteur wel op de rug. 
 

Petra Bartiková en Magdalena Takáčová. Mierenhoop. Ploegsma, 2020. ISBN 978 9 216 8075 0, 14. Oorspr.: Čo se deje v mraveništi, Albatros, Praag, 2017.
 
NB d.d. 16-2-2021. Mutatis mutandis gelden mijn opmerkingen ook voor Bijenkorf, van dezelfde auteurs en met dezelfde opzet. Inclusief Disney-oogjes.
 

dinsdag 9 februari 2021

'Boek heeft meer cognitief effect'

Op 5 februari werd bekend dat de Scriptieprijs Leesbevordering 2020 is toegekend aan Marion Schotel wegens haar scriptie  “Ordinary” from an out-group’s perspective: comparing non-affected teenagers’ attitudes towards (cranio)facial anomalies after book reading versus film watching.
'De laureaat onderzocht in haar masterscriptie of een boek lezen meer oplevert op vlak van sociale cognitie dan een film bekijken' - en dat bleek zo te zijn.
 
Marion Schotel, student aan de masteropleiding Jeugdliteratuur van Universiteit Tilburg, 'gebruikte hiervoor het boek Wonder van R.J. (Raquel Jaramillo) Palacio, dat verfilmd werd door Stephen Chbosky. In dat verhaal heeft het hoofdpersonage een zeldzame schedel- en gezichtsafwijking. Schotel ging na of de boeklezers zich breder en diepgaander identificeerden met het hoofdpersonage dan de filmkijkers. "De filmgroep kon zich net als de boekgroep verplaatsen in de gedachten en gevoelens van het hoofdpersonage, maar focusten daarbij meer op zijn anders-zijn. Deelnemers die voorgelezen werden, voelden een persoonlijker en complexere connectie met het hoofdpersonage." Schotel verklaart deze onderzoeksresultaten als volgt: "Het boek heeft meer cognitief effect, omdat het brein er haast letterlijk persoonlijker bij betrokken wordt. Het brein moet zelf ‘aan de slag’ met de tekst, bijvoorbeeld door zich zelf een voorstelling te maken van wat wordt beschreven. Bij de film wordt die voorstelling voor jou gemaakt."'
Waarvan akte. Lijkt bijna een open deur, maar het is goed als zoiets per onderzoek wordt bevestigd.

De tweejaarlijkse Scriptieprijs Leesbevordering werd dit jaar voor de twaalfde keer uitgereikt aan de beste afstudeerscriptie over leesbevordering. De Scriptieprijs Leesbevordering 2020 is een initiatief van Iedereen leest (B) en Stichting Lezen (NL). De winnaar ontvangt naast eer en roem € 1000,-.
Naast de laureate kregen nog twee scripties een eervolle vermelding: De (de)kolonisatie van kinderliteratuur van Sharité Severina (Universiteit van Amsterdam) en Lezen promoten bij beginnende leraren van Hanna Van Wambeke (Universiteit Gent).

De jury bestond uit voorzitter Annick Schramme (Universiteit Antwerpen), Jeroen Dera (Radboud Universiteit Nijmegen), Jona Hebbrecht (ODISEE Hogeschool), Wenckje Jongstra (Hogeschool KPZ) en Dennis Mathysen (Vrije Universiteit Brussel).

donderdag 4 februari 2021

Roman of reisgids, op (be)zoek in Japan

Verteller Hebe Lispector, voluit Hebe Sylvia-Jane Lispector (blijkt op p. 240) ontvangt het bericht dat haar geliefde broer Alec bij een freedive bij het eiland Ishigaki in Japan is verdronken, op 13 september 2017. Dat raakt haar dusdanig dat ze naar Japan reist om mijn of meer in zijn spoor te reizen, tot en met Ishigaki. Pas als ze zelf een duik heeft gemaakt heeft ze vrede met zijn dood.

Iets meer details graag. (Spoiler alert!)
Hebe en Alec hadden een buitengewoon diepe band en waren gefascineerd door Japan. Alec zwierf de hele wereld over als freediver. (Freediven is zo diep mogelijk duiken op eigen kracht, dus zonder zuurstof. Dat is in het Engels natuurlijk véél interessanter dan in het Nederlands.) Vanaf allerlei zeekusten stuurde hij zijn 'sissie' raadselachtige teksten, soms in het Engels. Zoals:

'Dat wat je liefhebt zul je ooit haten, sissie, maar don't worry, als je haat uiteindelijk maar weer terug smelt naar liefde.' (januari 2013 -Nieuw-Caledonië)

Ze staan boven de hoofdstukken waarin Hebe haar verhaal vertelt. Tussen het allereerste hoofdstuk, een soort proloog, 'Zeven maanden eerder', en het laatste hoofdstuk ('35. Dagboek(je) van een afscheid') zit een reisverslag dat hier en daar zo gedetailleerd is dat ik me halverwege afvroeg of ik nu een soort reisgids aan het lezen was of een roman.
Gaandeweg wordt me wel meer verteld over hun speciale relatie (nee, 'don't worry', dit verhaal gaat niet over seksueel misbruik) en wat Alec naar het water (en uit de wereld) trok. En over de ingewikkelde relatie met haar vriendin Astrid, die haar vertrek niet kon hebben. Halverwege het verhaal eindigt de vriendschap, per chatbericht. En over verteller Hebe zelf:

Mijn doel was ooit zo'n lekker makkelijk iemand te worden die je overal mee naar toe kan nemen, die onder een bartafel kan slapen en nooit zeikt, een teddybeer te worden.
Ik weet nog precies wanneer die veranderingen begonnen, er binnen in mij iets verschoof: toen ik in het vliegtuig stapte, mijn riem vastmaakte, mijn stalkerbuurmeisje groette, de ovalen deuren dichtsloegen en het vliegtuig stapvoets naar de startbaan reed. Toen besloot ik echt iemand anders te worden.

De gedetailleerdheid is kenmerkend, en soms wat vermoeiend, met name als ze Tokyo beschrijft. Vooral in die hoofdstukken dacht ik hier en daar in een al te gedetailleerd reisverslag verdwaald te zijn.
Het naïeve, tienerdagboekachtige ('ik besloot iemand anders te worden') is ook kenmerkend. Hier is een verteller aan het woord die nog maar net volwassen is geworden en een bijpassend vocabulaire hanteert, met woorden als depri, familieshit, relaxed, facebook checken, super, mega en giga. Toch kan ze goed beschrijven en heeft ze soms originele beeldspraak. Zoals wanneer ze op weg gaat naar Ishigaki (p. 166): 

Mijn herinnering aan Tokyo is nu al vervaagd en voelt als een boek dat in bad is gevallen, de bladzijdes bobbelig geworden en de letters doorgelopen en verminkt.
 
Of (p. 88):
 
Als je broer dood is, weten mensen niet wat ze met je aan moeten. Ze behandelen je alsof je van glas, ernstig ziek of achterlijk bent. Je moet verder met je leven, zeggen mensen, maar niemand die je uitlegt hoe je moet leven met de dood in je zak.

Dat vind ik fraai verwoord.
 
Heerlijk jong is ook de paniek die haar overvalt als haar mobieltje pal voor aan boord gaan kapot valt. Ze wil het eigenlijk niet geloven en probeert wel tien keer of er nog leven in zit. Het past echter bij haar gemoedstoestand dat ze besluit in Tokyo niet meteen een nieuw toestel te kopen en het digitaal contact te beperken tot incidentele bezoeken aan internetcafés.
In het vliegtuig blijkt ze te zitten naast een Amerikaanse jonge vrouw, Nina, die opdringerig nieuwsgierig is en haar in Tokyo een tijdje stalkt - dit verhaallijntje wordt slecht uitgewerkt, en ontbeert verband met het thema: afscheid van Alec. De wat raadselachtige stukjes tussen de Tokyo-hoofdstukken waarin ze met Belle wordt aangesproken, zijn vermoedelijk van deze Nina. Nadat Nina ineens opduikt in een restaurant waar Hebe zich bevindt en Hebe subtiel laat merken dat ze vermoedt dat Nina haar stalkt en haar Facebook-pagina heeft gelezen, verdwijnen Nina en de stukjes.
 
Kreeg ik bij de Tokyo-hoofdstukjes soms de neiging om te gaan bladeren, vanaf het moment dat Hebe op Ishigaki landt was dat afgelopen. Pas daar treedt de vertelster bijna letterlijk in de voetsporen van haar broer, en een voor haar achtergelaten boodschap van Alec maakt duidelijk dat hij bewust een eind aan zijn leven heeft gemaakt.
Dat ze tegelijkertijd een relatie met een medereiziger aangaat, lijkt bijzaak maar duidt op een zekere volwassenwording. Denk ik. Zelf gunt ze zich geen tijd voor dat soort nadenken, maar wel besluit ze (p. 268): 'ook van dat wat niet blijft, kan ik blijven houden.'

Geen meesterwerk, dit romandebuut van reisjournalist (!) Iris Hannema, maar niettemin interessant. Geschreven in een stijl die past bij de vertelster (en wie weet ook bij de auteur, als ik haar Instagram-account bekijk), boeiend door de bijzondere relatie tussen broer en zus, maar soms ook vermoeiend door te veel details. Schrappen (of nog meer schrappen) had er een beter verhaal van gemaakt.
Voor wie nieuwsgierig is naar Japan, is haar roman extra onderhoudend - al hebben de geboden beschrijvingen soms weinig met het thema te maken. 
De omslagillustratie daarentegen wel, die is gebaseerd op een werk van Katsushika Hokusai uit ± 1830 en brengt thema en Japan samen.
 

Hannema, Iris. Schaduwbroer. Leopold, 2020. ISBN 978 90 258 7943 3,  270 p.