Zoeken in deze blog

donderdag 28 november 2019

Duurt het nog lang?

Na Het hele soepzootje nu een documentair prentenboek van Floor Bal over zwangerschap. Oók een ontstaansverhaal, maar nu in één mens.Met een andere illustrator: Iris Deppe.

Het verhaal wordt verteld in episodes van 42 weken, verdeeld over 32 bladzijden met dubbelpagina-illustraties, en de metafoor is een reis. Zie dit detail (!):



Dat iets is feitelijk niet helemaal juist, er waren immers al een eitje en een zaadje.
In week 2 gaat het zo:



Wederom een detail: de bladzijden van dit prentenboek zijn te groot voor mijn scanner.
Het gaat me om de tekst, maar intussen toont dit detail ook de stijl van de illustraties.
Hier hebben we dus dat zaadje en dat eitje. Hoe die in de buik en bij elkaar komen, blijft onvermeld. Zonder nadere uitleg bestaat de kans dat de jonge luisteraar (dit boek is duidelijk bericht op kinderen die nog niet toe zijn aan leesonderwijs) aanneemt dat de vrouw die heeft gegeten. Dat is immers voor peuters en kleuters de gangbare manier waarop iets in de buik terecht komt. Aan de voorlezer de eer om wat seksuele voorlichting te geven.
Gemiste kans, dus. Alleen al de spannende reis (!) van dat zaadje op weg naar en in dat ei...
'Een nieuw leven ontstaat.' Plechtig hoor. Misschien iets te abstract voor een jonge kleuter.

In week 3 reist 'dat beetje leven dagenlang door de buik'. En 'zodra het de juiste plek vindt, plakt het daar vast'. Die juiste plek moet dan wel 'een kleine zak met water' zijn, want daarin bevindt het 'stipje' zich in week 4. Ja, als je je richt tot kleuters, moet je het eenvoudig houden. Toch is dit wel erg eenvoudig. Maar ja, dat krijg je als je niet wil vertellen hoe dat zaadje bij dat eitje komt en welke weg dat eitje vervolgens aflegt door de eileider naar die 'zak met water', waar het zich innestelt.

Wat na enkele bladzijden al opvalt is bovendien dat dit 'stipje' of 'korreltje rijst' (week 5) of 'kleine ding' (week 6) heel makkelijk van buik wisselt. Van moeder dus. In week 1 heeft moeders rood haar en groene ogen, in week 2 zwart haar en bruine ogen, in week 3 en 4 is ze niet te zien tenzij de twee daar afgebeelde vrouwen ervoor moeten doorgaan in week 5 heeft ze stroblond haar (en gesloten ogen, sorry), in week 6 zwart kroeshaar en een heel donkere huid, enzovoort. Dat stipje volbrengt uitzinnige verplaatsingen! Magie! Kun je zeker wel een reis noemen...
Gelukkig is de uitdrukking eigenlijk steeds ongeveer hetzelfde, er komt geen chagrijnige moeder voor in dit prentenboek, en ook alle vaders zijn opgewekt, net als hun eerste kind, want op alle bladzijden dartelt er ook een kleuter rond, ongeveer zo oud als de bedoelde luisteraar.
Hieronder een detail van week 21:



Andere ogen en mondjes als deze kan of wil Iris Deppe niet tekenen. Dat houdt het fijn herkenbaar voor de jonge kijker/luisteraar, en zelfs de beesten doen mee:



Ik zal dat maar het Disney-effect noemen. Ja, beide details stammen van tegenover elkaar geopende bladzijden, een dubbelpagina-illustratie dus zoals bijvoorbeeld deze:



Of moeders er goed aan doet om te schaatsen, laat ik in het midden. Wel apart overigens dat het zich met zoveel talent van moeder naar moeder verplaatsende 'nieuwe leven' zijn of haar eigen kleur houdt. Dat kan echter wel: het is een misverstand dat donkerhuidige mensen al in de baarmoeder een donkere huid hebben. In ieder geval in week 25 nog niet, heb ik begrepen. Of dat in week 32 ook nog een 'glad, roze huidje' is, weet ik niet. Laat ik over aan de deskundigen, die ik erop wijs dat het kindje in week 39 lichtbruin is, als het zich in een donkerhuidige moeder bevindt - wat volgens mij wel klopt. Ik hoop maar dat verder alle details betreffende de ontwikkeling kloppen. Dat geldt in ieder geval voor de momenten dat de baby kan horen en zien.
Een baby, ja, want zo heet het 'stipje' vanaf week 11 in dit boek, afgewisseld door kind (voor het eerst in week 12).

Nu is het merkwaardig dat niet wordt verteld hoe zaadje eitje bereikt, maar wel hoe baby de buik verlaat. Het wachten daarop begint hier in week 37 en de geboorte vindt plaats in week 40.
Ineens verplaatst de tot dan anonieme verteller zich in het kind!



Dat is apart! Is dit een poging om te vermijden hoe de bevalling moeder bevalt? In week 41 en 42 (laatste week) gaat de verteller wat hybride door, half van een afstand, half zich verplaatsend.




Geboren worden valt nog niet mee, maar dat blijkt niet uit het beeld. Daar is het babyleed kennelijk al geleden en kijkt de baby met blauwe (!, zie vader) zijn of haar zusje (broertje?) aan.

Is dit het ideale boek om voor te lezen aan een broertje of zusje in spe?
Ik heb niet alle boeken bekeken. Het zou kunnen dat Een baby'tje op komst van Christie Watts Kelly en Martha & William Sears meer informatie biedt en dat Wat zit er in je buik, mama? van Sam Lloyd (voor peuters) grappiger is. Wij krijgen een baby van Katja Reider en Marijke ten Cate, waarin moeder van alles uitlegt, is zeer informatief maar het kan wat verwarrend kan zijn als (andere) moeder voorleest. Zie hier over Baby'tje in mama's buik van Bette Westera en Jan Jutte, bedoeld voor een iets oudere leeftijdsgroep.
En dan hebben we nog Kaatje en mama’s buik van Liesbet Slegers, zeker niet slecht (en daar wisselt de foetus in ieder geval niet van moeder!), Bobbi wordt grote broer van Ingeborg Bijlsma en Monica Maas, Kleine beer en de baby van Harmen van Straaten (met dieren als personages, in dit kader niet zo fijn) en Er komt een baby bij van het oude talentvolle duo John Burningham en Helen Oxenbury, maar dan zijn we definitief in de fictie belandt en dan vergelijken we appels met peren.

Duurt het nog lang? is in ieder geval als documentair (non-fictie) boek voor peuters en kleuters zeker niet slecht. Maar ik vind die hele trits van wisselmoeders een vergissing, ik vind het jammer dat er zo preuts gedaan wordt over conceptie en bevalling en Deppe's oogjes, ach.



Bal, Floor, & Iris Deppe. Duurt het nog lang? Gottmer, 2019, ISBN 978 90 257 7194 2.


woensdag 27 november 2019

Burgerschapsvorming

Na diverse stukjes over burgers kan ik een notitie over burgerschapsvorming natuurlijk niet onbesproken laten. Vooral niet als die van Stichting Lezen komt: Boek en burgerschap (2018). Want alleen al op grond van de titel vermoed ik dat er iets instaat over het belang van (jeugd)literatuur bij burgerschapsvorming. Op 11 juni 2018 vond er een door Stichting Lezen georganiseerde 'expertmeeting' over dit onderwerp plaats. Vandaar.

Ik licht er wat citaten uit.

(P. 9) Het wetenschappelijk onderzoek naar burgerschapsonderwijs is lange tijd schaars geweest. Pas in de afgelopen tien jaar is er substantiëler empirisch onderzoek naar burgerschapsonderwijs gedaan.
[...]
Ten tweede laat onderzoek zien dat docenten het verschil kunnen maken.
[...]
Ten slotte laat onderzoek zien dat een enkel project of kortdurende projecten weinig effect sorteren.

(P. 10) Het begrip ‘burgerschap’ wordt niet eenduidig gebruikt. Door de decennia heen zijn er verschillende zaken mee aangeduid. Daarom expliciteren we hier eerst die verschillende zaken die ‘burgerschap’ worden genoemd.
Einde citaat. Nou, dat valt een beetje tegen, in feite wordt hier alleen het formele staatsburgerschap opgediend, met wat geschiedenis. Zie toevoeging onderaan.

(P. 11) Decennialang heeft de Tweede Kamer met de normatieve discussie over burgerschap geworsteld (zie bijlage II voor een toelichting). Pas na de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh kwam daar verandering in. In 2006 werd burgerschapsvorming een expliciete wettelijke opdracht voor scholen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. In de huidige wetgeving voor het primair en voortgezet onderwijs staat:
Het onderwijs:
- gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,
- is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en
- is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

(P. 12) Scholen in het primair onderwijs, voorgezet onderwijs en middelbaar onderwijs zijn overigens niet verplicht om deze onderwijsdoelen te realiseren. Ze zijn louter verplicht om een inspanning te doen. [...] Minimumeisen worden er niet gesteld door de wetgever.
[...]
Het is dan ook niet verrassend dat zowel de Onderwijsraad als de Inspectie van het Onderwijs als internationale onderzoeken laten zien dat het burgerschapsonderwijs nog niet ten volle tot bloei is gekomen.
Zo stelt de Onderwijsraad “dat de ontwikkeling en implementatie van burgerschapsonderwijs een complexe opgave voor scholen blijkt. Er zijn nog weinig bewezen effectieve methoden en instrumenten voorhanden en de wetgeving is onduidelijk.”
Het internationaal vergelijkende onderzoek ICCS laat bovendien zien dat Nederlandse 14-jarigen relatief weinig burgerschapskennis hebben, dat zij relatief negatieve houdingen ten opzichte van gelijke rechten voor migranten hebben, en dat er een relatief grote ongelijkheid in burgerschapskennisniveau is tussen vmbo- en vwo-leerlingen.

(P. 16) 3 Taalontwikkeling, lezen en burgerschap
Welke rol kan lezen spelen bij de bevordering van burgerschap in het onderwijs? We verkennen eerst welke burgerschapsdoelen zich goed lenen voor het inzetten van lezen als onderwijsinstrument. Vervolgens bespreken we wetenschappelijke inzichten over de relatie tussen taalontwikkeling, lezen en burgerschapsvorming. Ten slotte bespreken we een aantal praktijkvoorbeelden en ontwerpprincipes voor toekomstige combinaties van leesonderwijs en burgerschapsonderwijs.

(P. 17) Hoewel de termen ‘actief burgerschap’ en ‘sociale integratie’ niet nader gedefinieerd zijn, is het kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen een taak die via het lezen van boeken plaats zou kunnen vinden.
Te meer daar niet iedere klas of school de volle diversiteit aan achtergronden en culturen van leeftijdgenoten bevat die de Nederlandse samenleving rijk is.
Naar verwachting zal in toekomstige wetgeving nog meer nadruk liggen op een set van sociale en maatschappelijke competenties die mede-ontwikkeld kunnen worden door leesonderwijs, zoals het kunnen omgaan met verschillende perspectieven op sociale, maatschappelijke of politieke vraagstukken.

(P. 17) Het meeste onderwijskundig wetenschappelijk onderzoek richt zich op afzonderlijke vaardigheden en competenties, zoals lezen, rekenen, metacognitieve ontwikkeling of burgerschapsontwikkeling. Hoe deze vaardigheden en competenties aan elkaar gerelateerd zijn, wordt veel minder onderzocht.

(P. 18) Relatief recente publicaties laten zien dat lezen tevens een specifieke bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van burgerschapscompetenties. De meest voor de hand liggende manier is dat via het lezen kennis over de wereld kan worden opgedaan, en dus ook over democratische en maatschappelijke thema’s.
Daarnaast kan het ervaren van een hoge mate van betrokkenheid en persoonlijke relevantie tijdens het lezen van fictie het empathisch vermogen vergroten. Ook het lezen van in het bijzonder narratieve fictie heeft een empathieverhogend effect (Bal & Veltkamp, 2013; Koopman, 2017). Empathie hangt weer samen met het vermogen tot prosociaal en coöperatief gedrag, die bouwstenen zijn voor burgerschapsgedrag (Stocks, Lishner, & Decker, 2009).

(P. 19) De Statenschool in Dordrecht is een good practice als het gaat om burgerschapsonderwijs. Als openbare basisschool voor Jenaplanonderwijs heeft de school extra aandacht voor de brede ontwikkeling van leerlingen.
Als sinds de jaren negentig ziet de school het voorbereiden van leerlingen op hun rol in de democratische samenleving als een centraal leerdoel. Wat deze school bijzonder maakt, is dat de leerlingpopulatie een grote diversiteit kent, zowel in sociaal-economisch als in etnisch opzicht (Nieuwelink et al., 2016).
Link door mij aangebracht en er volgen meer van zulke voorbeelden, zoals:

(P. 21) De meest vergaande combinatie van lezen en burgerschap wordt op dit moment ontwikkeld door het Deltion College, in samenwerking met Hogeschool Windesheim. In plaats van de leerdoelen in afzondering te bezien en de verschillende methodes te volgen, ontwerpen docenten hier hun eigen, geïntegreerd curriculum. Door de teksten uit de methodes Nederlands te vervangen door boeken of teksten die burgerschapsthema’s belichten, worden twee vliegen in één klap geslagen. Leerlingen gaan de teksten als persoonlijk relevanter ervaren, ze ontwikkelen hun leesvaardigheid, en kunnen zo met meer diepgang hun eigen burgerschapscompetenties ontwikkelen.

De notitie eindigt met wat tamelijk abstracte aanbevelingen, waaruit ik citeer:

(P. 25) Er is een discrepantie tussen enerzijds de ambities van onderwijsinstellingen, politiek en maatschappij op het gebied van burgerschapsonderwijs en anderzijds de gebrekkige facilitering daarvan.
Zolang er niet meer formele prioriteit en facilitering van overheidswege komt, blijven docenten zoeken naar mogelijkheden om binnen de status quo de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs te verhogen.

De experts zien hier 'een belangrijke rol' weggelegd voor Stichting Lezen.



Eidhof, Bram. Boek en burgerschap. Stichting Lezen, 2018.

PS d.d. 6-12-2019. In NRC 3-12-2019 trof ik een twee pagina's tellend artikel over het wetsvoorstel wijziging burgerschapsonderwijs dat op 28 november naar de Tweede Kamer is gestuurd en in januari 2020 zou worden behandeld. Bram Eidhof, de auteur van de hierboven besproken publicatie, wordt in het artikel geciteerd. Hij vindt de voorgestelde wet een verbetering, maar nog te onduidelijk. Die mening wordt gedeeld door Coen Gelinck, voorzitter van de Vereniging van Leraren Maatschappijleer.

Toevoeging (p. 10):
Staatsburgerschap is de formele juridische status die een natuurlijk persoon tot burger van een natie maakt. Het staatsburgerschap heeft door de eeuwen heen een ontwikkeling doorgemaakt. Marshall schetst de grote lijnen van de invulling van het begrip in de afgelopen eeuwen (Marshall, 1963).
In de 18e eeuw werd de toegang tot de rechter, de gelijkheid voor de wet, en de wet boven alles van steeds groter belang geacht. De problematische beperking die in deze opvatting besloten lag, is dat wetten doorgaans niet neutraal waren en bepaalde groepen achterstelden, en dat inspraak in de wetgeving was voorbehouden aan een kleine elite van burgers. In de 19e eeuw volgde daarom in veel landen de toegang tot de politiek, in de vorm van verkiezingen. Hiermee werd de mogelijkheid om de gang naar de rechter te maken volwaardiger: men had immers inspraak gehad in de wetgeving. Maar ook dat was nog niet genoeg om tot een volledig volwaardig burgerschap te komen, volgens Marshall. Een stem is immers niet veel waard wanneer je niet geïnformeerd bent over maatschappij en politiek, of wanneer je sterk afhankelijk bent van anderen. Burgers die zich, bijvoorbeeld, iedere dag zorgen moesten maken over of ze die avond wel te eten zouden hebben, zouden niet voldoende tijd of urgentie ervaren om zich betrokken te voelen bij de democratie of de publieke zaak.
Daarom gaan er tegenwoordig met de formele status van staatsburger rechten en plichten gepaard. Dat zijn in Nederland burgerrechten zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en sociale rechten (bijvoorbeeld het recht op onderwijs en het recht op een uitkering). Daarnaast zijn er aan het staatsburgerschap ook plichten verbonden – in algemene zin samen te vatten als de plicht om je aan de wetten van het land te houden, en daaruit voortvloeiende plichten zoals het betalen van belasting en de leerplicht.

Opvattingen over burgerschap

Binnen deze set van juridische rechten en plichten zijn er vele mogelijkheden om je als burger te manifesteren. Daar zijn ook uiteenlopende ideeën over in de politieke theorie (zie bijlage I). In politieke discussies over burgerschap en burgerschapsonderwijs worden vaak de verschillen in normatieve uitgangspunten van verschillende politieke partijen benadrukt. Dat bemoeilijkt het vormen van consistent en effectief beleid. Het vinden van consensus over het wát is een moeilijk proces, toch zijn politieke partijen eensgezind over dát het onderwijs een burgerschapsvormende taak heeft.

Einde citaat. De genoemde bijlage omschrijft vier opvattingen over burgerschap in de 'politieke theorie', maar zegt niets over de betekenissen van de woorden burger en burgerlijk in de alledaagse taal. Laat staan over het onderscheid boeren, burgers en buitenlui, of dat tussen burgers en militairen of politie. Of burgers en overheid, enz.






vrijdag 22 november 2019

Kleine huisjes

Waarin woon je liever: in een tiny house, een lutje hoeske of een klein huisje?

Sinds in de VS mensen de neiging kregen om (doorgaans gedwongen door geldgebrek) in kleine huisjes te gaan wonen en daarvan een soort geuzenbeweging te maken, zwerft de term tiny house door de wereld. Vooral de journalistiek, altijd dol op pasmunt en cliché's, helpt met de verspreiding.
En iedere keer als ik de term lees, denk ik: wat is het verschil tussen tiny house en klein huis of klein huisje? Is dat ongeveer hetzelfde als het verschil tussen roadtrip en autoreis? Of tussen uit de kleren gaan en uitkleden? Nee, wacht, dat laatste heeft niets te maken met Engels en alleen met status en omstandigheden. Uit de kleren gaan doe je nooit alleen, en vaak met een camera of publiek.
Een roadtrip wordt ons ook vaak voorgeschoteld in een verhaal (film of boek). Zelf maak ik nooit een roadtrip, wel eens een autoreis, doorgaans zonder publiek. En liever verlaat ik de autoweg voor een fiets- of voetpad en dat heet dan zelfs in fictie geen roadtrip. Bergtocht houdt nog dapper stand tegen mountain trip en aan een fietstocht (cycle trip?) wagen ze zich zelden in het land van de dominante reclametaal.

Terug naar de kleine huizen.
In een artikel in NRC Next 22-11-2019 over een theatermaker (Femke Ravensbergen) die uit geldgebrek een vrachtcontainer tot huis verbouwt, kwam ik nóg een term tegen:

In Nederland is het vinden van een standplaats nog niet vanzelfsprekend. Kleinschalige initiatieven zijn er wel. Groningen wees twee locaties aan voor het ontwikkelen van 'lutje hoeskes'. Eind september presenteerden twee Rotterdamse wethouders een plan om kleine, duurzame woningen neer te zetten op de 18 vierkante kilometer aan platte daken die de stad telt.

Lutje hoeske! Klinkt dat knus of niet? Véél knusser dan kleine duurzame woning. Ik zag meteen het bankje en de zonnebloemen voor de deur, en een appelboom in het veld erachter.
Ik zie wel mogelijkheden voor een verenging die het wonen in lutje hoeskes bevordert, misschien wel meer dan voor een die het wonen in kleine huisjes of tiny houses bevordert.
Wat is dat toch dat onze eigen moerstaal soms nèt te gewoon maakt? Engelstaligen hebben er kennelijk geen last van, want tiny house klinkt in het Engels net zo gewoon als klein huisje, en dan missen ze, jammer voor ze, nog dat extra verkleiningsvormpje achter het woord, want dat kan nu eenmaal niet in het Engels. Waardoor we nu wel sales op de winkelruiten zien en nooit meer uitverkoop, maar we het wel over een koopje hebben.
Een spotkoopje, zo'n zeecontainer. Maar het verbouwen tot een bewoonbare datsja (om eens een veelgebruikt Russisch woord te noemen) is nog geen sinecure, blijkt uit het artikel.
Ik hoop dat ze het warm houdt, 's winters.

donderdag 21 november 2019

Bibliotheek op school: een jaar erbij

Een persbericht, gedateerd 11 november 2019 (de links zijn door mij aangebracht):

'Tweede pilot met Voor jou en je kind!

Stichting Lezen en Stichting Lezen & Schrijven geven een vervolg aan de pilot ‘de Bibliotheek op school' en de oudercursus 'Voor jou en je kind!’. Deze cursus biedt ondersteuning aan ouders bij het stimuleren van de taal- en schoolontwikkeling van hun kind. De pilot loopt dit schooljaar op tien scholen met de Bibliotheek op school. Aan het eind van het schooljaar wordt een toolkit opgeleverd met o.a. een projectplan, een presentatie voor een startbijeenkomst en extra materialen over leesbevordering.

Preventie van laaggeletterdheid
De bibliotheken die deelnemen aan de pilot zijn in november vol enthousiasme van start gegaan. Deze bibliotheken hebben zich al op verschillende manieren verbonden met lokale ontwikkelingen rond de preventie van laaggeletterdheid.

De doelgroep wordt gevormd door ouders uit taalarme gezinnen, die vaak niet weten dat ook zij kunnen bijdragen aan de taalontwikkeling van hun kind. In de cursus krijgen zij hierbij een steuntje in de rug. Managers educatie, leesconsulenten, vrijwilligers, schooldirecties en leerkrachten werken in deze pilot samen.

Toolkit in ontwikkeling
Aan het einde van dit schooljaar zal de pilot resulteren in een toolkit voor de Bibliotheek op school. In de toolkit komen onder andere een projectplan en een presentatie voor een startbijeenkomst op scholen te staan.

Speciaal voor de pilot heeft Stichting Lezen in aanvulling op Voor jou en je kind! werkboeken en video’s ontwikkeld die aandacht besteden aan het onderwerp leesbevordering. Ook die zijn straks in de toolkit te vinden. Met de toolkit kunnen ook andere bibliotheken samenwerken met scholen die ouders willen betrekken bij leesbevordering met behulp van Voor jou en je kind!'

Einde persbericht. Grappig, ik dacht dat de Bibliotheek op School al geïnstitutionaliseerd was. Goed dat het verlengd wordt.

maandag 18 november 2019

Nieuws voor kinderen

Naast het Jeugdjournaal en Kidsweek is er sinds september 2019 (het persbericht had ik even laten hangen) een online nieuwsbron voor kinderen gebaseerd op tekst. De site Nujunior is gelanceerd door Nu.nl. Een toelichting vind ik in een interview in de Volkskrant met Gert-Jaap Hoekman, hoofdredacteur van Nu.nl.

‘Kinderen worden vaker dan vroeger met nieuws geconfronteerd, via sociale media en hun mobiele telefoon’, zegt Gert-Jaap Hoekman (38), de hoofdredacteur van nu.nl. ‘Ze hebben meer dan ooit behoefte aan uitleg, maar het aanbod van kindernieuws is vrij beperkt.’

Hij zegt dat NuJunior iets toevoegt aan het aanbod van de grootste spelers, het NOS Jeugdjournaal en Kidsweek, een krant en site voor kinderen. ‘Het Jeugdjournaal is erg gericht op video, terwijl wij sterk in tekst geloven. Op tv wordt het grote nieuws uitgelegd in het bulletin van het Jeugdjournaal, op hun site sneeuwt dat een beetje onder tussen opmerkelijke nieuwtjes, bijvoorbeeld over dieren. Het Jeugdjournaal doet het hartstikke goed hoor, maar wij gaan meer serieus nieuws brengen. En wat Kidsweek betreft, die doen het vooral goed in print.’

Evenals de moedersite is Nujunior gratis toegankelijk. Aangezien alleen de zon voor niets opkomt, moet de kost dus verdiend worden middels advertenties.

‘Die zijn niet het belangrijkste, maar ze spelen wel mee. Voor een hele generatie die nu opgroeit, is nu.nl de plek waar hun ouders naartoe gaan voor nieuws. Die groep moet ons ook leren kennen.'

‘We investeren stevig in NuJunior, waar drie à vier redacteuren per dag aan de slag gaan. We kijken nog hoe we dat kunnen terugverdienen. Er komt geen reclame op de site. Daarom komt de nieuwe site los te staan van nu.nl.'

‘Natuurlijk zijn we geen filantropische instelling. We gaan experimenteren met gesponsorde berichten voor kinderen. Een klein aantal, ik weet nog niet hoeveel. Daar zetten we duidelijk bij: dit is betaald door iemand anders.’

Die advertenties kun je weghalen met een adblocker. Als je dat doet krijg je, net als in Nu.nl, een tekstje dat je aanraadt om die uit te zetten:

Hallo bezoeker,

We zien dat je een adblocker gebruikt. Hierdoor zie je alleen advertenties die door jouw adblocker zijn goedgekeurd. Dat vinden we jammer! Jij kunt NUjunior namelijk onder andere bezoeken dankzij de advertenties. Wil je weten hoe je de adblocker voor NUjunior.nl uitzet? Klik dan hier.

Tja, jammer voor ze. Ik laat mijn adblocker lekker aanstaan. Een blik op Nujunior d.d. 14-11 en vandaag leert me dat de teksten inderdaad goed zijn toegesneden op jonge lezers. Het zijn vooral nieuwsberichten, ja, dat kun je verwachten van een nieuwssite, maar van de beloofde uitleg zie ik weinig en er zit nogal veel 'nieuws' onder over Bekende Mensen.

Het zou te prijzen zijn als de redactie (voorlopig vier redacteurs, leer ik uit dat interview) aan de jonge lezers uitleg geeft over hun selectie en de bewerking van het nieuws. Niet dat die zo belabberd is, maar zo leren die jonge lezers iets over hoe nieuws tot stand komt.
Dat geldt overigens ook voor het Jeugdjournaal en Kidsweek.



donderdag 14 november 2019

Wat zullen we leren...

Jarenlang overleg leidde in Nederland tot een voorstel voor een soortement curriculum. Stichting Lezen heeft er blijkens een bericht van 10-10 jl. 'met waardering van kennisgenomen', dus zal het wat betreft leesbevordering niet slecht zijn afgelopen.

Wat moeten onze leerlingen kennen en kunnen? Dat is de centrale vraag waarover 125 leraren en 18 schoolleiders zich hebben gebogen. Voor negen leergebieden presenteren zij hun voorstellen voor de onderwijsinhoud van morgen.

Die 'leergebieden' zijn Bewegen & Sport, Burgerschap, Digitale geletterdheid, Engels / MVT, Kunst & Cultuur, Mens & Maatschappij, Mens & Natuur, Nederlands, en Rekenen & Wiskunde. Waarbij MVT staat voor moderne vreemde talen en de / voor 'en andere', neem ik aan. Want Engels is immers ook een 'moderne vreemde taal'.

Ik ga me hier niet wagen aan een beoordeling van deze voorstellen, dat gebeurt al elders. Zoals altijd en overal zal er veel afhangen van de vaardigheden en kennis van docenten, en de aandacht die zij kunnen hebben voor hun leerlingen.
Hoe enthousiast ook, een zij-instromer met een mbo-opleiding die voor een groep van vijftig leerlingen staat, zal er niet veel van bakken.
Onze kinderen hebben baat bij goed opgeleide docenten, zie ook hier, en ze hebben baat bij individuele aandacht van hun docent. Een oplossing voor het gebrek aan goed opgeleide docenten in Nederland is voor de kwaliteit van het onderwijs, en dus ook voor de leesbevordering op school, veel belangrijker dan een wijziging van het curriculum.

Hoewel jeugdliteratuur raakt aan alle schoolvakken, ligt het voor de hand om te kijken hoe die aan bod komt in de 'leergebieden' Nederlands en Kunst en Cultuur.

Eerst Nederlands. Ik citeer:

De voorstellen zijn beperkt tot de kern van wat leerlingen moeten leren, waardoor leraren meer ruimte krijgen voor eigen invulling. Daarnaast verbetert de overgang van basisonderwijs naar voortgezet en vervolgonderwijs én de samenhang tussen leergebieden.

Taal & cultuur
Leerlingen komen in aanraking met allerlei talige, culturele uitingen uit heden en verleden. Ze leren hun eigen en andere culturen beter begrijpen en daar respectvol mee omgaan.

Een aantal voorstellen zijn nieuw ten opzichte van het huidige curriculum:
• Leerlingen werken met literaire en zakelijke teksten die inhoudelijk samenhangen, een uitdagende inhoud hebben en van goede taalkwaliteit zijn. Zo kunnen ze hun kennis van de wereld, hun taalkennis en hun woordenschat uitbreiden.
• Er is in alle fasen van het primair en voortgezet onderwijs aandacht voor leesmotivatie en literaire competentie. Zo krijgen alle leerlingen de kans om lezers te worden en te blijven. Leerlingen verkennen verschillende situaties en maken kennis met personages uit verschillende werelden, culturen en perioden. Ze leren verschillende perspectieven innemen en hun eigen standpunten en oordelen ter discussie stellen.
• Leerlingen werken aan hun taal- en cultuurbewustzijn. Ze leren begrijpen wat (eerste) talen en taalvariëteiten betekenen voor zichzelf en de ander. Ze worden zich bewust van de meertaligheid in hun directe omgeving en in de samenleving, en van de rol van het Standaardnederlands als gemeenschappelijke taal in een meertalige samenleving.
• Leerlingen leren experimenteren met taal en vormen van taal om daarmee uiting te geven aan ideeën, ervaringen, gevoelens en intenties. Daarbij is er een belangrijke plek weggelegd voor het creatieve proces van leerlingen en voor het spelen met talige, visuele en retorische middelen.

Uit wat volgt blijkt dat er voldoende ruimte is voor docenten om enthousiast aan de gang te gaan met (jeugd)literatuur, al is de 'relevantie' van het vak vooral gericht op competente deelname aan de samenleving:

Doordat leerlingen kennis en inzicht in de Nederlandse taal en cultuur verwerven, worden ze ondersteund en uitgedaagd om zich tot actieve en kritische burgers te ontwikkelen. Leerlingen die zich taalcompetent en cultuurbewust voelen, zijn beter toegerust om hun verantwoordelijkheid te nemen in de samenleving.

Bij de uitwerking onder 'Inhoud' is onder 'Taal en cultuur' dit te lezen:

Leerlingen komen bij het leergebied Nederlands in aanraking met allerlei talige culturele uitingen uit het heden en verleden. Door deze verschillende uitingen te bespreken, te analyseren en door zelf te experimenteren met taal leren ze hun eigen en andere culturen beter te begrijpen en er respectvol mee om te gaan. Cultuur is alles wat mensen denken, doen en maken en de betekenis die mensen er vanuit hun eigen achtergrond aan geven. De talige en culturele bagage die leerlingen meekrijgen op school is bepalend voor een succesvolle participatie in de samenleving.
Het ontwikkelen van literaire competentie is een belangrijke taak van het leergebied Nederlands. Leerlingen maken kennis met een breed aanbod aan teksten, zowel literaire fictie, non-fictie als poëzie. Ze leren literaire teksten te interpreteren, erover te communiceren en erop te reflecteren. Ook leren ze er persoonlijke, maatschappelijke, historische en culturele betekenis en waarde aan toe te kennen. Het uitgangspunt van het literatuuronderwijs is het geschreven woord. Andere culturele uitingen zoals film, theater, beeld en muziek kennen ook fictionele kenmerken en kunnen eveneens benut worden in het literatuur- en taalonderwijs, onder meer om aan te sluiten bij de belevingswereld van leerlingen.

Een mond vol. Wat hier ontbreekt is aandacht voor de taal zelf, nadenken over wat taal is en ermee spelen.
Daarover staat wel iets onder (merkwaardig genoeg) 'Taal en identiteit' en ik cursiveer waarom het me gaat:

Leerlingen komen in aanraking met creatieve vormen van taal, gaan hierover in gesprek en experimenteren zelf met taal en vormen van taal. Op die manier ervaren ze de kracht, schoonheid en effecten van taal, taalgebruik en literatuur uit heden en verleden. Ze ontdekken en benutten hun talige kwaliteiten, ontwikkelen hun eigen voorkeuren en krijgen vertrouwen in hun eigen taalvaardigheid.

Dit wordt echter vervolgd door:

Het (voor)lezen van, kijken en luisteren naar en praten over literatuur en andere talige culturele uitingen en het zelf scheppen van taaluitingen draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. Ook draagt het bij aan het verkennen van andere werelden en de ontwikkeling van inlevingsvermogen en van verbeeldingskracht.
Leerlingen leren dat ze een onderwerp of thema vanuit verschillende perspectieven kunnen bekijken.
Ze leren die perspectieven herkennen, daarop reflecteren, hun oordeel uitstellen of een gefundeerd oordeel geven.

Kortom, vooral aandacht voor persoonlijke ontwikkeling, voor vaardigheden. Niet gek, we hebben het per slot over onderwijs. Ik heb echter de indruk dat te weinig wordt omschreven wat leerlingen nu eigenlijk aan kennis zou moeten worden bijgebracht.
De bedenkers van dit nieuwe 'curriculum' hebben kennelijk vooral nagedacht over wat leerlingen na doorlopen van het onderwijs zouden moeten kunnen, en niet over wat ze zouden moeten weten.

Dan Kunst en Cultuur:

Lange, maar wat vage tekst. Ik pik eruit:

Leerlingen leren kijken en luisteren, laten zich inspireren, leren experimenteren met materialen en middelen, zetten door, gebruiken hun verbeeldingskracht, ontwikkelen technieken en vaardigheden en reflecteren op het werk- en leerproces. De artistieke ontwikkeling van de leerling is niet los te zien van het creatieve proces dat de leerling keer op keer doorloopt.
Bij het ‘meemaken en betekenis geven’ ervaren leerlingen dat kunst en cultuur onlosmakelijk verbonden is met het bestaan en onderdeel is van hun identiteit en kan bijdragen aan wie ze zijn. Ze komen in aanraking met kunst- en cultuurhistorische context, de functies van kunst en ze beleven kunst en erfgoed in de kunstzinnige context binnen en buiten school.

Alweer die identiteit... Tja, is in hè... 'Wij' weten kennelijk niet meer zo goed wie we zijn, volgens de samenstellers van curriculum.nu.
Er zit zelfs een animatiefilmpje in. Waarin 'leerlingen een artistiek creatief vermogen ontwikkelen via maak- en denkstrategieën'. Asjemenou.

Bij het doorvlooien van wat eronder volgt wordt me duidelijk dat literatuur volgens de samenstellers niet onder kunst valt en dat wordt bevestigd:

Onderwijs in kunst en cultuur gaat over onderwijs in kunsten, media en erfgoed. In primair en speciaal onderwijs en onderbouw voortgezet (speciaal) onderwijs omvat het leergebied Kunst & Cultuur vanuit de huidige doelen gezien: beeldende vorming (tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen en audiovisuele vorming), dans, drama, muziek en cultureel erfgoed (primair onderwijs) én de vakken die hieruit zijn voortgevloeid (zoals nieuwe media) en die zich in de toekomst nog zullen ontwikkelen.

Bij verder doorbladeren blijkt bovendien dat er wel erg veel redundantie zit in de tekst. Een vaardige redacteur had het werkstuk tot de helft kunnen bekorten. Literatuur als kunst komt er verder niet meer aan te pas.

Ik wens onze docenten succes met het toepassen van dit curriculum.
En herhaal met variant: zoals altijd en overal hangt geslaagd onderwijs in de eerste plaats af van de vaardigheden en kennis van docenten, en de aandacht die zij kunnen hebben voor hun leerlingen.
In de tweede plaats en in het verlengde hiervan, hangt het af van de ruimte en ondersteuning die zij van hun schoolleiding krijgen.
Pas op de derde plaats komt een goed curriculum.

dinsdag 12 november 2019

Klassieke kinderboeken

Natuurlijk, er zijn (m.i. beklagenswaardige) mensen die nooit iets gelezen hebben.
Maar vraag iemand om een kinderboek te noemen dat hem of haar is bijgebleven, en doorgaans krijg je wel een titel, met bijbehorende herinneringen.
Dat kan een titel zijn die verder haast nooit wordt genoemd, zoals De schildknaap van Outre-Mer van Ronald Welch, maar vaker wordt een titel genoemd die velen kennen, zoals Alleen op de wereld van Hector Malot. (Ik noem maar even twee boeken die ik zelf desgevraagd zou noemen.)

Een favoriet boek is nog geen klassiek boek.
Maar hoe vaker favoriete titels worden genoemd, des te meer kans dat ze ooit het predikaat klassiek krijgen.
Alleen, wat ís klassiek dan?




Die vraag werd eigenlijk alleen impliciet gesteld tijdens een studiedag die de Stichting Geschiedenis Kinder- en Jeugdliteratuur (dat laatste is eigenlijk een tautologie, maar ach, wie stoort zich eraan) organiseerde op 1 november.
Een klassiek boek is een boek dat steeds opnieuw wordt gelezen en steeds weer het lezen waard wordt gevonden. Voor dat steeds opnieuw en steeds weer mag in decennia gerekend worden. Dat maakte ik op uit de diverse inleidingen.
Eerste inleider Helma van Lierop wees er terecht op dat ‘het beste boek’ niet bestaat en memoreerde waarom Anne de Vries zijn werk Wat heten goede kinderboeken heeft genoemd en niet ‘Wat is een goed kinderboek’. Voor klassieke boeken geldt eigenlijk hetzelfde. Ze haalde Italo Calvino aan ('een klassiek boek helpt de lezer met het definiëren van zichzelf'') en deed toch een poging om wat kenmerken van klassiek genoemde verhalen te noemen: die
- zijn vooral ‘verhalenvertellers’
- zijn vernieuwend
- bevatten een visie op wat kinderen vermogen. Beeld: het ‘competente kind’.

Tweede inleider Erna van Koeven (zie ook hier) schetste wat er in vier generaties in haar eigen (protestants-christelijke) omgeving werd gelezen: vier vrouwen die ‘steeds minder protestants’ werden. Van oma die christelijk geïnspireerde gedichten las naar W.G. van de Hulst, die ze zelf door haar moeder voorgeschoteld kreeg, tot De boze heks van Hanna Kraan (haar dochter).

Sanne Parlevliet nam ons na de lunch mee naar een reeks mogelijke klassieke boeken, in de hoop niet de ‘hete adem’ van de aanwezige ‘experts’ in haar nek te voelen. Ze vervlocht haar vertoog met soms licht bewerkte citaten met de vraag naar herkenning, en jawel, dat lukte met dit publiek zonder veel moeite. De aanwezige 'experts' waren namelijk vooral verzamelaars, liefhebbers en veellezers (en, niet of). Ook zij waagde zich natuurlijk niet aan een definitie.

Een soortgelijke exercitie ondernam Margreet van Wijk, maar dan op het vlak van de illustraties. Ook hier herkende het publiek meer dan de '320 mensen van diverse leeftijden' die zij op de korrel had genomen. Opmerkelijk: niemand van die 320 herkende een illustratie van Tonke Dragt, uit het toch vaak klassiek genoemde boek Een brief voor de koning.

Tussendoor trad nog Ger Tielen op, van de Karl May-vereniging, en kregen diverse begunstigers van de Stichting gelegenheid om hun favoriete 'klassieke' boek te presenteren. Wat natuurlijk de verwarring klassiek/favoriet niet verkleinde, maar wel heel begrijpelijk was in dit aimabele gezelschap, en zeker niet verkeerd, zie aanhef.

Wie 'iets heeft' met jeugdliteratuur, en dan vooral het oude kinderboek, kan zich aansluiten bij dit gezelschap. Zie hier.


dinsdag 5 november 2019

Witte Raven en congres IBBY

Op de Frankfurter Buchmesse zijn de White Ravens 2019 bekendgemaakt, een selectie door de Internationale Jugendbibliothek van bijzondere jeugdliteratuur uit de hele wereld. In de catalogus zijn de 200 titels uit 59 landen en in 37 talen van de White Ravens opgenomen, waaronder negen boeken in het Nederlands en één Friestalig boek.
Die Witte Raven zijn op zich geen activiteit van de International Board on Books for Young people (IBBY), maar er is wel verband, want de IJB werd in 1949 opgericht met hetzelfde idealisme dat in 1953 tot de IBBY leidde, een 'non-profit organization which represents an international network of people from all over the world who are committed to bringing books and children together'. De energieke journaliste Jella Lepman was bij beide betrokken.



De IBBY heeft afdelingen (sections) in Nederland en België (weer onderverdeeld over Vlaanderen en Wallonie) en organiseert (onder meer) elke twee jaar een congres. Het eerstvolgende zal plaatsvinden in Moskou, 5-7 september 2020. Als particulier rechtstreeks lid worden van IBBY kan niet, IBBY is een vereniging van landensecties.

De afdelingen verzorgen onder meer de inzending van boeken voor de Hans Christian Andersen Awards, een prijs van de IBBY voor auteurs en illustratoren van jeugdliteratuur. Hoe de internationaal samengestelde jury die boeken beoordeelt, vaak zonder de talen van de genomineerde boeken te kennen, is een goed bewaard geheim, hoewel er in de tijd dat er nog Nederlandstalige vaktijdschriften over jeugdliteratuur bestonden wel boekjes over zijn opengedaan.
Genomineerd voor de Andersen Awards van 2020 zijn onder meer de auteurs Bart Moeyaert en Toon Tellegen, en de illustratoren Anne Brouillard en Sylvia Weve.

De Belgische IBBY-secties zijn instituten (resp. Iedereen leest en Centre de littérature de jeunesse de Bruxelles), maar de Nederlandse sectie is een stichting, en het is mogelijk om begunstiger ('vriend') van die stichting te worden.


zondag 3 november 2019

een blad jde st lte

Wat een rare poëziebundel is dit, zoveel bladzijden en er staan maar vijf gedichten in, waarvan er drie niet rijmen en één van ene Hilda Steunvoet is, en soms ontbreken er letters, terwijl sommige bladzijden er helemaal mee bedekt zijn, zodat ze onleesbaar worden. En op andere bladzijden staat bijna niets. Zie bv. hieronder links en rechts:

     


Wàt? 
Dit is helemaal geen 'rare poëziebundel', het is juist een heel opmerkelijk boek. Ik kende de poëzie van Paul van Ostayen, maar Ted van Lieshout gaat veel verder! De letters nemen hier het woord over van de dichter, omdat die onder tafel is gekropen wegens liefdesverdriet. En daarna nemen weer andere letters het over en volgt er een heftig escalerende letterstrijd en ook nog een interveniërende dichter (die Hilde Steunvoet). Een momentopname halverwege:





Ja, zo ver kwam ik ook. Maar dit is toch geen poëzie? Ik kan me niet voorstellen dat dit boek de winkel uit vliegt. Hoeveel lezers, jong en oud, zullen dit boek na wat bladeren terzijde leggen? Vast heel veel.

(Mag ik ook iets zeggen?)

Over welk boek gaat dit eigenlijk?

Het gaat over dat boek dat de Boekensleutel heeft gewonnen, Ze gaan er met je neus vandoor, van Ted van Lieshout. Het kreeg ook nog de 1e prijs van de Jongerenjury van De Grote Poëzieprijs. Of het wel of niet poëzie is, ja, dat hangt er natuurlijk van af wat je onder poëzie verstaat! 

(En mag ik ook iets zeggen? Dit gaat over oorlog!)

Wil je wijsneuzen over wat poëzie is, dan wijs ik je onder veel meer op een lemma in dit blog. Proza babbelt of redeneert, poëzie zingt, beide kunnen mijmeren en schreeuwen, en poëtisch proza bestaat dus ook, net als (kwestie van typografie) prozagedichten. Poëzie vestigt de aandacht op de woorden, proza op de boodschap. Denk wat dat betreft aan een boodschappenbriefje dat je vindt in een supermarktkarretje: treffen de woorden je door hun ritme, muzikaliteit, vindingrijkheid, nou ja, door zichzelf dus, dan heb je zowaar poëzie in je handen. Niet alleen de dichter bepaalt wat poëzie is, de lezer ook.
Ze gaan er met je neus vandoor mag strikt genomen wellicht niet helemaal officiële poëzie zijn, het zindert wel van poëzie, er wordt gefluisterd, geschreeuwd, gezongen.

(Hallo! Mag ik ook iets zeggen?)

Je overdrijft. Ik zie vooral geredeneer, heel opgewonden weliswaar, maar toch. En je moet enorme moeite doen om dat opgewonden gekakel te verstaan.

Ik herhaal: poëzie vestigt de aandacht op de woorden, proza op de mededeling. Als je hier de aandacht voor de woorden mist, sla je geen acht op hoe ze er staan, alsof je van een muziekstuk alleen de noten leest en niet let op de dynamiektekens of gaat luisteren naar de uitvoering.
Nou ja, woorden: in dit boek gaat het om letters. Die zijn in verwarring omdat de dichter niet thuis geeft, doen een oproep (partner voor dichter gezocht) en daaruit volgt onder meer dat er een zelfbewuste (positief geëtiketteerde) of brutale (negatief geëtiketteerde) groep rode letters het boek binnentrekt en plaats opeist. Dat begint nog tamelijk beleefd, zo bv.:


Maar al snel wordt de tweestrijd erg onbeleefd en hij ontaardt in een oorlog met steeds meer kogels (zoveel dat ze bladzijdes bedekken, zie bv. helemaal boven links) en twee pagina's BOM. Jammer dat ik dat niet goed kan weergeven, mijn scanapparaat heeft moeite met dubbele bladzijden. Hier een foto:



Uiteindelijk winnen de zwarte letters. Maar hoe:


Hallo! Mag ik nou eindelijk iets zeggen?
(En ik ook?)

Gewonnen, dus, maar er zijn letters gesneuveld: de i, de v en de z.


Hallo! Nou ben ik echt aan de beurt, vind ik. Al die voorbeelden die je toont onderstrepen dat dit boek een ode is aan de boekvormgeving. 
Wijs me één boek aan uit de stapel recent verschenen werken dat zo prachtig speelt met vormgeving! Een feestje! Typografische poëzie!
Alleen daarom al verdient het volgens mij de Boekensleutel en had het wat mij betreft minstens een eervolle vermelding moeten krijgen bij de Best Vormgegeven Boeken.

Waarvan akte, helemaal mee eens. Maar het gaat nog verder. Voor de gesneuvelde letters wordt een oplossing verzonnen en er volgt een smeekbede aan de dichter om alsjeblieft terug te keren. Zowaar, op p. 77 kruipt hij onder de tafel uit. En op p. 79 staat een gedicht dat ik nu eens niet ga citeren, op het vijfde en laatste couplet na:
(En daarna neem ik gewoon het woord!)

    Maar zoek je de eeuwige sneeuw en het ijs,
    trek dan je jas aan en ga maar op reis.
    Vrees je 't alleen zijn, de vorst, het verdriet?
    Je tranen zijn warm. O, vergeet dat toch niet!

En nu ik. 
Want al die tijd vergeet je het eigenlijke onderwerp: de oorlog. Niet voor niets eindigt het boek met twee pagina's 'Nawoord' over de graven bij Ieper en de Grote Oorlog, zoals ze de Eerste Wereldoorlog in België noemen, met zes foto's. 
De zesde foto is die van de twee beelden van Käthe Kollwitz bij het graf van 'Peter', een van de gesneuvelde Duitse (!) soldaten op de begraafplaats van Vladslo, vlakbij Ieper. Indrukwekkend...




Ja, dank je, het zou je haast niet opvallen dat juist in dit nawoord nog steeds een gewonde voorkomt: de ı. De i mist zijn punt, die is geamputeerd. Het tekent dit zeer bijzondere boek. 
Het verband met die ene Grote Oorlog echter heb ik niet uit deze letteroorlog kunnen halen, al kreeg ik door het nawoord prompt een associatie met de eindeloze rijen kruisen die je in de omtrek van Ieper kan vinden. Als ik al een 'boodschap' uit deze heftige letteroorlog kon halen, dan is het dat oorlog doden en gewonden oplevert en dat de aanleiding tot oorlog doorgaans niet verheffend is.

Dat bedoel ik dus. Je kan wel lovend zijn over de typografische capriolen die deze auteur in zijn, nou vooruit, poëziebundel uithaalt, maar die Grote Oorlog vind ik er met de haren bijgesleept. Er had net zo goed een verwijzing naar andere oorlogen kunnen volgen. Beter zelfs misschien, want in de Grote Oorlog stierven meer mensen, ook soldaten, door ziekte en uitputting dan door kogels. Die BOM deed me meer denken aan Hirosjima dan aan de loopgraven bij Ieper.

Daar heb je wel een punt, vind ik. Toch blijft dit een heel bijzonder en uniek boek en niet alleen wegens de vormgeving en typografie, ook omdat het een prachtig anti-oorlogsverhaal is en bovenal omdat het, tja, hoe zal ik het zeggen, ik citeer maar uit het interview dat in een recent nummer van Onze taal verscheen:

Jan Erik Grezel: 'U past als "totaalkunstenaar" in geen enkel hokje.' Het gevatte antwoord van Ted van Lieshout:
'Jawel, in het hokje 'Ted van Lieshout'.







Lieshout, Ted van. Ze gaan er met je neus vandoor. Leopold, 2018. ISBN 978 90 258 7529 9, 84 p.