Deze week kwamen zowel
Leesgoed 2012-2 als
Literatuur zonder leeftijd 87 door de brievenbus. Mooie kans voor een vergelijkende bespreking.
Onbevooroordeeld ben ik natuurlijk niet. Voor beide periodieken heb ik als (adjunct-)uitgever gefunctioneerd en van
Leesgoed ben ik zo'n dertig jaar hoofdredacteur geweest.
Leesgoed
Leesgoed 2012-2 heeft een wat moeilijk te duiden voorkant. 'Bijzonder'? Wat bijzonder? Inhoudsopgave en
redactioneel leveren verklaring: Jan Smeekens (overleden 24 december 2011, zie ook
dit blog) was een bijzondere man, jarenlang lid van de redactie, en krijgt in dit nummer een hommage onder de titel 'Dag Jan'. Daartoe zijn uitspraken over hem vergaard die bij elkaar een treffend beeld geven. Nogal voor insiders maar niettemin mooi deze hommage, die allerlei herinneringen bij me opriep.
Bijzonder aan
Leesgoed, maar dat geldt voor elk nummer, is de dubbele pagina met een kinderboekillustratie, pal na het redactioneel. Deze keer van
Gerda Dendooven, uit
Lotte aan het woord van
Toon Tellegen.
Mirjam Noorduijn interviewde
Ted van Lieshout naar aanleiding van de
Woutertje Pieterse Prijs, die hij ontving voor
Driedelig paard - een bijzonder boek. 'Elk boek moet voor mij een kunstwerk zijn': treffende kop boven een goed interview. Zoals afgelopen jaren biedt
Leesgoed lessuggesties bij het bekroonde boek en zijn die ook
online te vinden. (Online compleet, in het tijdschrift een selectie.)
Nog zo'n interview naar aanleiding van een bekroning is dat door hoofdredactrice
Karin Kustermans met vormgeefster
Leen Depooter van
Quod, die in april in de categorie jeugdliteratuur van
De Best Vormgegeven Boeken 2012 won met
De duif die niet kon duiken van
Edward van de Vendel en
Alain Verster. Ook een bijzonder boek - zo krijgt die aanvankelijk moeilijk te duiden voorkant zijn betekenis. En een grondig interview, zoals ik dat van Karin gewend ben.
Bijzonder vind ik iets dat we in mijn tijd als hoofdredacteur zo min mogelijk behandelden, al was het tijdens bijeenkomsten van onze Vlaams-Nederlandse redactie vaak gespreksonderwerp: verschillen en overeenkomsten tussen Nederland en Vlaanderen. Al broeide toen al wel een plan om aandacht te schenken aan de illustratietradities in beide landen. Dat is nu gebeurd:
Milja Praagman (NL) en
Benjamin Leroy (B) wierpen 'een blik over de grens'. Het werden hoffelijke bijdragen: beiden blijken inspiratie te vinden over de grens, al plaatst Leroy wat kritische nootjes.
In verband met de aandacht voor Jan Smeekens vind ik het treffend dat een interview (alweer) is opgenomen met boekontwerper
Kees Moerbeek - een oude wens van Jan! Het interview, door
Wendy de Graaff, verwijst terecht in de eerste alinea ook naar Jan.
En ja, zoals in elk nummer zijn ook weer de praktische lessuggesties
Boekidee en de recensies te vinden. Wie nog niet zoveel heeft met kinderboeken maar wel met kinderen werkt, zou zomaar enthousiast kunnen worden door zoveel bijzonders. Alert trouwens dat recensente
Truusje Vrooland-Löb Calder, de draad van Alexander van
Sieb Posthuma bespreekt, nu er (tot 28 mei) in het
Haags Gemeentemuseum een overzichtstentoonstelling van
Alexander Calder te zien is. (Als je gaat, bekijk dan ook meteen de absurdistische opstellingen van
Hans van Bentem in de onderste verdieping.)
Je moet er even voor gaan zitten, voor
Leesgoed, maar het is geen straf, integendeel. En zoals gezegd zou het mensen kunnen overtuigen dat er veel, eh nou ja, bijzonders te vinden in jeugdliteratuur.
(Leesgoed 2012-2, 48 p., ISSN 0921-2388, uitgegegeven door NBD Biblion.)
Literatuur zonder leeftijd
Literatuur zonder leeftijd voorjaar 2012, nummer 87 (staat niet op het omslag, wel in het colofon) bevat bijdragen van 'jong talent' (redactioneel van hoofdredactrice
Bea Ros), dat wil zeggen jonge onderzoekers van jeugdliteratuur. Stefanie Boonen over 'twee meisjesboekenmeisjes tijdens de Tweede Wereldoorlog', Dietha Koster over 'de representatie van allochtonen in multiculturele jeugdliteratuur', Wendela de Raat over 'kenmerken van verzet tegen de vrouwenrol in het meisjesboek, een analyse van de nuttige boodschap in Schoolidyllen', Marte Hoogstraten &
Helma van Lierop-Debrauwer over 'een onderzoek naar tien jaar jeugdliteraire jury's'. Hier duikt overigens een oud talent op: Helma van Lierop-Debrauwer is hoogleraar jeugdliteratuur in Tilburg en Leiden. De rode lijn in deze bijdragen wordt duidelijk: meisjeboeken en de rol van vrouwen. Helma van Lierop-Debrauwer voegde er nog een bijdrage aan toe over 'Jacoba van Beieren in de Nederlandse jeugdliteratuur'.
Verder bevat LZL 87 de
Woutertje Pieterselezing van
Edward van de Vendel, het
juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs 2012, de Frans Kellendonklezing 2012 door
Bart Moeyaert, en een interview met Moeyaert door
Karen Ghonem-Woets. En ook nog een column door vertaalster (Nederlands > Duits)
Andrea Kluitmann (met veel honden) en enkele uitvoerige boekbesprekingen.
Ja, ook hier moet je even voor gaan zitten. LZL is een pocket (tijdschrift in boekvorm), met hier en daar een zwartwit illustratie en vooral heel veel (schreefloze) letters. Spartaans lezen, 180 bladzijden incl. omslag. Als je het uit hebt, weet je over een heleboel zaken meer dan daarvoor. Het stemt blij dat er zoveel onderzoek wordt gedaan naar jeugdliteratuur, al vind ik hier en daar de grens tussen onderzoek en bespreking (
research en
review) flinterdun. En waar te beginnen?
Eerst het gedicht van
Hans Hagen op de achterkant, zou ik aanraden, en dan Edward van de Vendel, et zijn beschouwing over 'populair' en 'literair', en in welke mate auteurs zich iets aantrekken van de smaak van kinderen. Ik til er één citaatje uit:
'
De beste kinderboekenschrijvers zijn degenen die verstand hebben van kinderen én eigenzinnig zijn. Die heen en weer fierljeppen. Die een gloed over de kinderliteratuur verspreiden waar zowel de kinderen als ook hun voorlezende ouders en leerkrachten zich in willen baden. '
Maar dat dan vooral als je geen geduld hebt om de lezing te
horen - dat kan op de site van de Woutertje Pieterse prijs, zie
hier. Geldt ook voor het
juryrapport.
Dan die tekst van Bart Moeyaert (p. 131-152!), of misschien eerst toch maar de column van vertaalster (en onderzoekster)
Lidwien Biekmann, over het vertalen van namen. En dat interview met Bart Moeyaert.
Nee, het valt niet te ontkennen, het is aan te raden eerst het goedgeschreven proza tot je te nemen van auteurs en vertalers, om dan voorzichtig de teksten van de jonge onderzoekers tot je te nemen. Voorzichtig: soms is het aan te raden eerst maar eens de 'discussie' of andere slotalinea's te lezen.
(Literatuur zonder leeftijd 87, voorjaar 2012, ISBN 978 94 6167 093 9, uitgegeven door Stichting IBBY Sectie Nederland.)
Leesgoed en Literatuur zonder leeftijd
De overeenkomst tussen beide periodieken is evident: ze gaan over jeugdliteratuur. Daar houdt het ongeveer op.
Het tijdschrift in boekvorm
LZL heeft niet expliciet de ambitie een academisch tijdschrift te zijn, maar impliciet wel: een redactieraad met allemaal
dr's, en artikelen in academische stijl. Een podium voor onderzoekers bieden, dat is duidelijk een ambitie - die ook waargemaakt wordt.
Leesgoed telt geen artikelen in academische stijl en lijkt zich tot kinderboekliefhebbers in het algemeen te richten, en tot mensen die beroepshalve met kinderboeken werken.
Leesgoed heeft op zijn best ook het vermogen om mensen over de streep te trekken die nog niet veel van jeugdliteratuur weten en er iets meer over te weten willen komen. Van
LZL kan ik dat niet zeggen, zowel de titel, de academische stijl, de gemiddelde lengte van de bijdragen, als de sobere vormgeving werken dan vermoedelijk tegen. Wat jammer is, want LZL bevat ook veel aantrekkelijke, minder academische teksten - en zelfs een gedicht achterop.
LZL biedt lange, grondige recensies van enkele titels (per aflevering),
Leesgoed bevat meer recensies, in rubrieken en met relatief kortere teksten - ook al kunnen die wel eens uitlopen, vooral onder 12+. Tot voor kort waren die recensies ook online te vinden, voor abonnees. Voor de artikelen geldt dat nog steeds.
In het algeneen zijn de teksten in
LZL langer dan die in
Leesgoed. Wat men in
LZL een column noemt, zou in
Leesgoed soms een artikel heten - bijvoorbeeld die column van Lidwien Biekmann.
Ze zitten elkaar dus inhoudelijk niet echt in de weg, beide periodieken, al is er wel overlapping (vooral interviews).
Wie op zijn budget moet letten, komt natuurlijk wel voor de vraag te staan of het de moeite loont om een abonnement op een of zelfs op beide periodieken te nemen.
Ik zal beide periodieken wel blijven volgen. Ik wil weten hoe ze zich ontwikkelen.
Maar als ik nou eens een argeloze docent, bibliothecaris of boekhandelaar of belangstellende ouder/kinderverzorger was die iets meer van kinderboeken wil weten dan wat de reclamefolders van uitgeverijen en
CPNB bieden, zou ik me dan op een van beide of op beide periodieken abonneren?
Ik vrees: niet op allebei en niet alleen wegens de prijs.
LZL zou al vrij snel afvallen, ondanks het gedicht op de achterkant. Het is echt voor ingewijden. Een podium voor onderzoekers - met onderzoekers en zeer betrokken recensenten als publiek.
Leesgoed zou kans maken, denk ik. Veel beeld, voldoende teksten die ook voor niet-ingewijden te volgen zijn, overzichtelijk, veel recensies, en praktische suggesties. Maar ook: een
website waarop geen recente
Boekideeën en recensies meer te vinden zijn, redelijk wat teksten die voor ingewijden bestemd lijken, soms een wat klein leeslettertje, en met € 63,95 per jaar ook stevig aan de prijs, zeker voor wie niet meer ambitie heeft dan iets meer van kinderboeken willen weten dan wat de reclamefolders van uitgeverijen, CPNB en het gratis (= gesubsidieerde) bulletin
Lezen bieden. Dubbeltje op zijn kant.
En ik zou me als argeloze belangstellende afvragen: waarom zijn er twee? Ja, de historie verklaart veel natuurlijk, maar die ken ik niet als argeloze belangstellende. Ik zit dan met twee periodieken voor me, met die vraag. En misschien ook nog met
Lezen ernaast.
Ik hoop natuurlijk dat het dubbeltje de goede kant op rolt. Zoals ik ook hoop dat de bevlogen vrijwilligers van IBBY Nederland er in slagen
LZL overeind te houden.
Maar ik houd soms mijn hart vast - en vraag me soms ook af wanneer er iets meer samengewerkt gaat worden op dit gebied. En waarom
Stichting Lezen, dat voor 100 % uit overheidsgeld wordt betaald, tot nu toe niet aanbiedt een voor hun doelstellingen nuttig periodiek als
Leesgoed te ondersteunen.
Misschien dat ik daaraan nog eens een stukje besteed.