Trap VIII
Sylvia Plath was ongeliefd.
Iedereen die haar ontmoette, vond haar raar en agressief. Ze werd razend toen ze ontdekte dat een vriendin met potlood in haar boeken had geschreven. De kanttekeningen randden Plaths boeken aan.
En ze pleegde zelfmoord toen ze begreep dat Ted Hughes van plan was bij haar weg te gaan.
Sommigen kunnen hun voeten niet netjes op de regels van de tekst zetten en zo naar de laatste bladzijde klimmen. Die willen buiten de muurboom lopen of op de stootborden, of een trede nog eens met een extra wellat onderstrepen.
De ervaring leert dat wat er in de marge staat meestal storende onzin is, een zinloze daad van trapdrift. Bij het stijgen negeer ik altijd zo veel mogelijk de aantekeningen.
Maar er zijn natuurlijk kanttekenaars die lijnen kunnen aanvechten met marginalia, zodat opeens een trapleer ontstaat.
War er maar geen witte rand. Was het hele vel maar gevuld.
Sebastienne Postma in De Gids 2013-6, p. 36.
Poëzie? Eerder een vertoogje met beeldend taalgebruik, zou ik denken.
Maar het was dan ook anders op de pagina gezet, namelijk zó:
Sylvia Plath was ongeliefd.
Iedereen die haar ontmoette, vond haar raar
en agressief. Ze werd razend toen ze
ontdekte
dat een vriendin met potlood in haar boeken
had geschreven. De kanttekeningen randden
Plaths boeken aan. En ze pleegde zelfmoord
toen ze begreep dat Ted Hughes
van plan was bij haar weg te gaan.
Sommigen kunnen hun voeten niet
netjes op de regels van de tekst zetten
en zo naar de laatste bladzijde klimmen.
Die willen buiten de muurboom lopen of
op de stootborden, of een trede nog eens met
een extra wellat onderstrepen.
De ervaring leert dat wat
er in de marge staat meestal
storende onzin is, een zinloze daad
van trapdrift. Bij het stijgen negeer
ik altijd zo veel mogelijk de aantekeningen.
Maar er zijn natuurlijk kanttekenaars die
lijnen kunnen aanvechten met marginalia
zodat opeens een trapleer ontstaat.
War er maar geen witte rand.
Was het hele vel maar gevuld.
Wordt het zo meer poëzie? Ik betwijfel het.
Zie Wikipedia over Sylvia Plath.
Zie hier haar werk. Zoals 'Cinderella':
The prince leans to the girl in scarlet heels,
Her green eyes slant, hair flaring in a fan
Of silver as the rondo slows; now reels
Begin on tilted violins to span
The whole revolving tall glass palace hall
Where guests slide gliding into light like wine;
Rose candles flicker on the lilac wall
Reflecting in a million flagons' shine,
And glided couples all in whirling trance
Follow holiday revel begun long since,
Until near twelve the strange girl all at once
Guilt-stricken halts, pales, clings to the prince
As amid the hectic music and cocktail talk
She hears the caustic ticking of the clock.
Of 'Alicante Lullaby':
In Alicante they bowl the barrels
Bumblingly over the nubs of the cobbles
Past the yellow-paella eateries,
Below the ramshackle back-alley balconies,
While the cocks and hens
In the roofgardens
Scuttle repose with crowns and cackles.
Kumquat-colored trolleys ding as they trundle
Passengers under an indigo fizzle
Needling spumily down from the wires:
Alongside the sibliant narhor the lovers
Hear loudspeakers boom
From each neon-lit palm
Rumbas and sambas no ear-flaps can muffle.
O Cacophony, goddess of jazz and of quarrels,
Crack-throated mistress of bagpipes and cymbals,
Let be your con brios, your capricciosos,
Crescendos, cadenzas, prestos and pretissimos,
My head on the pillow
(Piano, pianissimo)
Lullayed by susurrous lyres and viols.
Geen twijfel mogelijk: poëzie!
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
donderdag 19 september 2013
maandag 16 september 2013
Wim Hofman
Voor wie geen abonnement heeft op de Volkskrant wijs ik graag op het interview dat Pjotr van Lenteren voor de editie 14-9-2013 had met Wim Hofman, naar aanleiding van de Max Velthuijsprijs die hem is toegekend (en 19 september wordt uitgereikt), en naar aanleiding van de tentoonstelling 'Onbegrensd', die tot en met 13 oktober in de expositieruimte van kunstcentrum De Willem 3, Oranjestraat 4 te Vlissingen is te zien.
Het is een typerend interview geworden: weinig over de man, veel over de kunst, in dit geval vooral over de bronnen van zijn inspiratie.
Wim Hofman wordt vaak aangeduid als 'kinderboekenschrijver', zo ook op Wikipedia, maar is in feite een beeldend kunstenaar en dichter, die ook proza en poëzie voor kinderen schrijft en tekent (of schildert). Hij is zuinig met woorden, kan daardoor soms juist boeiend vertellen.
Een van de eerste keren dat ik hem meemaakte was tijdens een lange en saaie vergadering op het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC, authentieke spelling lektuur).
Ik weet niet meer hoe hij daar terechtkwam. Het duurde lang en werd nogal ongestructureerd heen en weer gepraat. Ineens haalde Wim een hamer uit zijn tas en legde die voor zich op tafel.
Iedereen keek even, praatte toen weer door. Maar de hamer was er. Wie weet duurde het gepraat daardoor korter.
Hij was toen, dacht ik, nog geen lid van de redactie van Leesgoed.
Dat is-ie wel jaren geweest, tot eind 2010. Ook daar; zuinig met woorden. En wat-ie zei, was zinnig.
Die zuinigheid met woorden is terug te vinden in zijn werk.
Veel zeggen met weinig woorden en weinig beelden, daar is Wim Hofman een meester in. Hij heeft al vroeg een zeer eigen, herkenbare stijl ontwikkeld.
In 1991 werd hij al geëerd met De kleine Hofman, Wim Hofmans werk van A-Z, uitgegeven door de Openbare Bibliotheek Vlissingen bij de gelijknamige tentoonstelling in het Zeeuws Museum in Middelburg.
Wat mij betreft verdient hij de Max Velthuijsprijs ten volle.
Het is een typerend interview geworden: weinig over de man, veel over de kunst, in dit geval vooral over de bronnen van zijn inspiratie.
Wim Hofman wordt vaak aangeduid als 'kinderboekenschrijver', zo ook op Wikipedia, maar is in feite een beeldend kunstenaar en dichter, die ook proza en poëzie voor kinderen schrijft en tekent (of schildert). Hij is zuinig met woorden, kan daardoor soms juist boeiend vertellen.
Een van de eerste keren dat ik hem meemaakte was tijdens een lange en saaie vergadering op het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC, authentieke spelling lektuur).
Ik weet niet meer hoe hij daar terechtkwam. Het duurde lang en werd nogal ongestructureerd heen en weer gepraat. Ineens haalde Wim een hamer uit zijn tas en legde die voor zich op tafel.
Iedereen keek even, praatte toen weer door. Maar de hamer was er. Wie weet duurde het gepraat daardoor korter.
Hij was toen, dacht ik, nog geen lid van de redactie van Leesgoed.
Dat is-ie wel jaren geweest, tot eind 2010. Ook daar; zuinig met woorden. En wat-ie zei, was zinnig.
Die zuinigheid met woorden is terug te vinden in zijn werk.
Veel zeggen met weinig woorden en weinig beelden, daar is Wim Hofman een meester in. Hij heeft al vroeg een zeer eigen, herkenbare stijl ontwikkeld.
In 1991 werd hij al geëerd met De kleine Hofman, Wim Hofmans werk van A-Z, uitgegeven door de Openbare Bibliotheek Vlissingen bij de gelijknamige tentoonstelling in het Zeeuws Museum in Middelburg.
Wat mij betreft verdient hij de Max Velthuijsprijs ten volle.
woensdag 11 september 2013
Boekenwurmblad
De titel van dit nieuwe online periodiek over kinderboeken houdt meteen een beperking in: Boekenwurmblad toont nadrukkelijk de band met de kinderboekwinkel De Boekenwurm in Maastricht. Het is dan ook de digitale voortzetting van de papieren Boekenwurmbode.
Ik heb nog wel wat meer kritiek.
Maar eerst past vooral lof, want het vereist moed om zoveel tijd en energie te steken in een initiatief als dit!
Boekenwurmblad: een online periodiek waarop je een abonnement kan nemen. Ik heb meteen een abonnement genomen, kost € 12,- per jaar.
Wat biedt het eerste nummer? Een voorwoord van hoofdredacteur (en enige redacteur) Hanneke Koene, eigenaar van De Boekenwurm, en pagina's Actueel, Auteurs, Opinie, Boeken en BW Online en dat staat voor Boekenwurm Online. De tekstbijdragen zijn kort en luchtig, dus snel gelezen, maar dit periodiek heeft ook films!
Zo toont het onder Auteurs van Bart Moeyaert zowel de lezing die hij in Maastricht hield op 11 augustus 2013 als een interview met, jawel, Hanneke Koene, plus een interview ('Zee lezen') met Claudia Jong, ook door Hanneke Koene.
Onder Opinie vinden we een interview met Jacques Vriens en lestips van meester Louis Brouwer (beide door Hanneke Koene) en onder Boeken leest Tim Gladdines een stukje voor en vinden we Leeservaringen, die geen recensies mogen heten maar een 'beschrijving van het lezen, met een omschrijving van de doelgroep en tips om het boek in de klas aan te bieden'. Vooralsnog met 45 'leeservaringen', maar gezien het aantal categorieën (28) is uitbreiding duidelijk het doel. Hier een voorbeeld van zo'n leeservaring; anders dan de films, die als een soort pop-up verschijnen, hebben deze wel hun eigen pagina.
O.k. en de rest graag zelf bekijken.
Ik vind het een prachtig initiatief. Ligt voor de hand. Na het verdwijnen (begin 2013) van Leesgoed, het tijdschrift waarvan ik zo lang hoofdredacteur was en waarvoor ik nog een website mocht bijhouden, heb ik meer dan eens gepeinsd over het starten van een nieuwe editie, om te beginnen online.
Dat wou ik echter niet in m'n eentje doen en in eerste instantie wou ik initiatieven overlaten aan de laatstzittende redactie, van wie ik eind 2010 al afscheid had genomen.
Er zijn pogingen geweest, maar van zulke initiatieven heb ik momenteel geen weet. Volgens mij heeft de redactie zich bij het verdwijnen van Leesgoed neergelegd.
En zie: Hanneke Koene begint gewoon! Hopla, we zien wel hoe het verder groeit. Prachtig.
Ik heb nog wel wat commentaar, deels wensvervullend.
Eerst wat kleins maar niet onbelangrijk: vermeld onder Abonnement de prijs... Die zie je nu pas als je JA aanklikt. Beetje laat.
Verder mag het van mij nog wat minder winkelgebonden. Het gevaar dreigt dat het een wat uitgebreide en digitale folder voor De Boekenwurm wordt. Dat lijkt niet het doel, want de site opent aldus:
Dit is het Boekenwurmblad, het digitale kwartaalmagazine over de grote wereld van het kinderboek. Het is geen blad dat je van voor naar achter moet lezen. De lezer klikt op wat hem of haar interesseert en kan zo kriskras door het blad struinen.
Het Boekenwurmblad volgt niet de waan van de dag, maar is wel bij de tijd. Maak kennis met nieuwe of onbekende schrijvers, ontmoet de bekende namen, neem een kijkje achter de schermen van het boekenvak, filosofeer mee, probeer de (voor)leestips en snuffel in De Boekenwurm Online.
Via het Boekenwurmblad kunnen alle stenen boekwinkels gebruik maken van onze specialistische kennis, zonder dat zij daar kosten voor hoeven maken. Met een abonnement steunt u daarom alle boekwinkels, ook die waar u altijd uw boeken koopt. Bovendien kunt u via De Boekenwurm Online bij uw eigen boekwinkel de boeken bestellen en betalen.
Het kan echter nog wat algemener, en dan toch een hoekje houden voor BW online. Misschien willen andere winkels wel aansluiten! Misschien zijn er trouwens wel mensen die (eerst) boeken willen lenen. Ik weet dat de relatie tussen (kinder)boekwinkels en bibliotheken soms wat gevoelig ligt, maar dit zou een 'digitaal kwartaalmagazine over de grote wereld van het kinderboek' moeten worden. Tot die 'grote wereld' horen m.i. ook bibliotheken.Als ik Hanneke was, zou ik de redactie uitbreiden. Dan kun je meer, en raak je niet in de problemen als je eens in de lappenmand ligt. Bovendien is het interessanter ook eens interviews door anderen te zien verschijnen. Maak dan meteen ook maar een colofon ('Wie en wat'). Stel de redactie voor: je moet maar net weten wie Hanneke Koene is. Voor kinderboek-insiders en Maastrichter scholen wellicht oude koek, maar voor anderen nieuw. Nu vind ik pas iets over haar onder Opinie en dan onder Colloquium, 'een briefwisseling tussen Bob Jennekens en Hanneke Koene'.
Met de indeling is, ongetwijfeld met opzet, iets bijzonders: er zijn twee soorten rubrieken, namelijk boven en rechts. Die van boven noemde ik al, rechts evenwel zijn het Wat zegt de ambassadeur?, Hannekes, Tip van meester Louis, Van de werkvloer, Colloquium, Tim leest voor, Cartoon en Leeservaringen. Klik je die aan, dan slinger je van (een onderdeel van) Boeken naar Opinie naar Actueel enz.
Het mooie van een digitaal periodiek is dat het niet geeft, ik vind het wel amusant dat je op drie manieren kan navigeren. Drie, want boven die 'rubrieken' rechts staat nog een aanklikbaar rijtje 'Deze keer'.
Welkom, Boekenwurmblad! Ik zie uit naar het volgende nummer.
dinsdag 10 september 2013
Over kunst en cultuur en zo
Het interessantste opstel in Literatuur zonder leeftijd zomer 2013 (aflevering 91) vond ik dat van Harrie Geelen, ´Over kunst en cultuur en zo´.
Ik moet het eerder hebben gelezen, want het stond oorspronkelijk in Jeugdliteratuur en andere media (2008) en dat heb ik zelf nog uitgegeven.
(Daarmee impliciet goedkeurend dat jeugdliteratuur een medium is, beetje raar achteraf, maar dat terzijde.)
Kan me er niets van herinneren, dus ik las het als nieuw. Een sprankelend vertoog, dat begint in het regenwoud, o.a. met een vogel die prachtig kettingzagen kan imiteren, en dan bij nabootsing terechtkomt.
Ik citeer een stukje:
'De mens kan goed bedriegen. Hij kan misschien niet bedrieglijk echt een kettingzaag nabootsen, maar wel, ook met de stembanden, iemand die verstandig en logisch en analytisch denkt. De mens heeft de taal ook voor communicatie uitgevonden, maar vooral om anderen in te kunnen pakken, om te imiteren, om te suggereren, om te verbloemen of om een mededeling bloemrijker te maken. En taal is ook als water. Gedachten kunnen er makkelijk in verdrinken. Als ze al niet blijven zwemmen. Wij vinden voor alles een woord. Maar het feit dat wij de dingen om ons heen een naam geven, betekent niet dat die namen niet ook op duizend andere manieren gebruikt kunnen blijven worden, en voor zeer uiteenlopende zaken. Namen zijn immers ook geluiden. Poëzie profiteert hiervan. En lijdt eronder.'
Onwillekeurig moest ik denken aan Philip Starck, die ik de dag voordat ik dit las over mijn scherm had zien dansen. 'De wereld is vloeibaar,' zei Daan Roosegaarde. 'Taal is als water,' zei Harrie Geelen. De overeenkomst is treffend.
Zijn vertoog voert onnavolgbaar als op een ontdekkingstocht verder langs klanken, zang en andere muziek, al dan niet bewegend beeld, verschillen tussen woord en beeld, tussen woorden met en zonder geluid, angst als oermotief voor interesse, veranderingen als bouwstof van verhalen, het halve of het hele verhaal.
Vooruit, nog een citaat:
'Het vreselijke probleem van een bewerking is dat je de essentie van je boek bewaren wil en dat je de kracht vaak ligt op een voor televisiedrame tamelijk onbruikbaar terrein. Wanneer je werkelijk een boek bewerken wil, dan moet je niet alleen de plot adapteren. En daarmee wordt helaas maar al te vaak volstaan. Misschien is soms de plot juist onbelangrijk. De bewerker moet een beeldend alternatief vinden voor alles wat je boek gekenmerkt heeft: stijl en andere kwaliteiten, zoals bijvoorbeeld de rijkdom of de soberheid van de taal, de trant, de kaalheid of de overvloed, de weglatingen, typische vertelperspectieven. En het moeilijkst is het om alternatieven te vinden voor suggesties die de geschreven taal en ook de stille tekening vaak in zich meedraagt. Sommige schrijvers en tekenaars zijn tachtig voordat ze die kenmerken voor zichzelf naar behoren hebben kunnen verwoorden, laat staan dat zij - of iemand anders - ze kunnen vertalen naar een ander medium.
Er zijn maar weinig films die net zo worden onthouden als een goed boek. Ik bedoel dus: als een geheel en niet als 'die film waarin een bepaalde acteur zo mooi speelt", of 'waarvan het camerawerk zo verpletterend is", of "waarvan de ontknoping zo onverwacht is."
En dat willen we toch, verhalenmakers als we zijn?'
Harrie Geelen had zijn sporen al getrokken in de 'cultuur en zo', voordat hij zich met kinderboeken ging bezighouden. En de wereld van de jeugdliteratuur is soms tamelijk eenkennig. Jacques Dohmen toont dat in datzelfde nummer van LZL in een interview met Linda van Scherrenburg zo:
'De eerste ontmoeting met Harrie kan hij zich wel heel goed herinneren. "Dat was bij een prijsuitreiking en Imme stelde me haar man voor. Harrie was toen een beetje gekwetst dat ik niet wist wie Harrie Geelen was. Hij zei toen: 'Ja, ik ben alleen maar de echtgenoot van, meneer Dros, en ik mag af en toe een boek illustreren'," zegt Jacques lachend. "Pas later heb ik begrepen hoe groot Harrie zelf was in de wereld van de tekenfilm en de Marten Toonderstudio's en als schrijver van Oebele en dat soort series. Ik zag hem eigenlijk alleen maar als de man van Imme."'
De wereld van de jeugdliteratuur, althans van hen die deze maken, beoordelen, bestuderen, bewaren en verkopen, is zo klein dat in het Nederlands taalgebied een hoog ons-kent-ons-gehalte valt waar te nemen.
Dat is ook te zien aan deze aflevering van LZL.
Ten eerste aan het uiterlijk en dat geldt voor LZL in het algemeen. Dat is heel simpel, als pocket met een omslag in kleur en pagina's in zwartwit, met een geen-nonsens-opmaak en een tamelijk kleine schreefloze letter. Meer kan er niet af en het is überhaupt een wonder dat het verschijnt en dat is allereerst te danken aan de noeste vlijt en hopen energie die de redactie er onbetaald in steekt. Om het even in ons-kent-ons-termen te zeggen: zonder Toin zeer waarschijnlijk geen LZL. Er zijn eenvoudigweg niet voldoende abonnees te vinden om een luxere opmaak te kunnen betalen. Men doet zijn best en dat valt, niet voor het eerst en niet voor het laatst, te prijzen.
Ten tweede aan het redactioneel. 'Literatuur zonde leeftijd zette in het verleden al vaker een auteur en diens oeuvre in de kijker. Dat leverde inspirerende nummers op over Tonke Dragt (2001, 53), Wim Hofman (2006, 69), Paul Biegel (2007, 73) en Henri Van Daele (2010, 82). Een dergelijk auteursnummer is onvermijdelijk een eerbetoon.'
Dat mag zo wezen, maar botst wel enigzins met de academische status die LZL ook in stand tracht te houden. Hier schuurt de wetenschap dicht aan de literaire journalistiek, een verschijnsel dat volgens mij ook elders in de literatuurwetenschap optreedt, zeker in het domein van de jeugdliteratuur.
Enfin. 'Onvermijdelijk', kennelijk.
En ook begrijpelijk, want als LZL echt uitsluitend academisch zou zijn, zou het aantal abonnes waarschijnlijk slinken tot enkele tientallen. En dat zou de doodsteek zijn. Verstandig dus dat ruimte wordt gemaakt voor literaire journalistiek, jammer dat er geen middelen zijn om een opmaak te brengen die een groter publiek zou kunnen trekken.
LZL 91 is dus een eerbetoon, en wel aan Imme Dros en Harrie Geelen, een 'kunstenaarskoppel in hart en nieren'. Het eerbetoon telt 220 pagina's, een omvang die in de burelen van de voormalige uitgever (NBD Biblion) op protest had gestuit, dus ook wat dat betreft is het maar goed dat LZL daar weg is.
Het opent met een interview met dat koppel door Helma van Lierop-Debrauwer, van het soort dat een mooiere opmaak en meer lezers had verdiend, en daarna nog 23 andere korte en lange bijdragen over het tweetal. De korte bijdragen zijn veelal van collega-auteurs en -illustratoren, er zijn wat recensie-achtige bijdragen (bv. van Bregje Boonstra en Joke Linders), er is de Annie M.G. Schmidtlezing van Imme Dros zelf (daterend uit 2000), er is één wetenschappelijk artikel (van Marloes Schrijvers): bij elkaar een eerbetoon dat er wezen mag.
Dat wetenschappelijke artikel is helaas het minst leesbare. Dat ligt aan passages als deze:
'Een prentenboek onderscheidt zich van een geïllustreerd boek door de min of meer gelijke mate - in kwantitatieve zin - waarin tekst en beeld aanwezig zijn. Vaak heeft het beeld zelfs een groter aandeel in het geheel dan de tekst, terwijl dat in een ge:illustreerd boek per definititie omgekeerd is. In kwalitatieve zin kenmerkt een prentenboek zich door de gelijkwaardige rol die tekst en beeld hebben in het overbrengen van het verhaal (Nikolaeva & Scott, 2001). In een geïllustreerd boek is het de tekst die het verhaal draagt en zijn beelden dus meestal letterlijk "illustratief".'
Gaap...
Wat ze tracht op wetenschappelijke wijze te 'analyseren' is 'op welke manieren woord en beeld in deze prentenboeken samenwerken om hun verhaal te vertellen'. Het gaat dan uiteraard om boeken van Dros & Geelen. En het is niet zozeer een analyse als wel een uitvoerige beschrijving die uitmondt in de conclusie die (om de spanning erin te houden) ook al in de titel staat, namelijk dat die samenwerking 'uitgebalanceerd' is. Het artikel is een gaaf voorbeeld van het soort literatuurwetenschap dat op zijn best 'academic criticism' mag heten: recenseren op academische wijze.
En ook dit artikel eindigt met lof voor het tweetal.
Nou, dat gun ik ze ook van harte, want ook ik vind dat ze erg mooi werk hebben gemaakt en ik hoop dat ze er nog even mee doorgaan.
Nog enkele andere bijdragen in deze lekker dikke aflevering: de Annie M.G. Schmidtlezing van Ted van Lieshout en een terugblik door Rita Ghesquiere op veertien Annie M.G. Schmidt-lezingen. Die van Ted was immers de laatste... vooralsnog.
Van Ted van Lieshout nog een citaat:
'[...] Doordat Duchamp dit urinoir buiten de gebruikelijke context plaatste, keek iedereen er met andere ogen naar. Wie niks moet hebben van beeldende kunst, ziet er alleen een urinoir in. Iemand die wel de moeite neemt om verder te kijken dan zijn neus lang is, ziet er op zijn minst een mooie vorm in, maar hopelijk ook dat kunst niet wordt gedefinieerd door of het mooi is of niet - want dat is alleen een kwestie van smaak - maar door het vermogen van een werk om de geest te verruimen. Niet omdat de geest van de kunstenaar ruimer is dan die van anderen, maar omdat hij meer dan "gewone mensen" durfst te krabbelen aan de marges van ons denkkader. Dat biedt ons, die anderen - en daar bedoel ik heel nadrukkelijk ook kinderen mee - de kans om diezelfde begrenzing van ons denken af te grazen.'
Waarvan akte, en prompt moest ik denken aan die Zomergasten-uitzending met Daan Roosegaarde. En aan die prachtige titel van Johnny van Doorn: De geest moet waaien.
NB. Voor een tentoonstelling van werk van Harrie Geelent/m 10 november 2013 zie hier.
Ik moet het eerder hebben gelezen, want het stond oorspronkelijk in Jeugdliteratuur en andere media (2008) en dat heb ik zelf nog uitgegeven.
(Daarmee impliciet goedkeurend dat jeugdliteratuur een medium is, beetje raar achteraf, maar dat terzijde.)
Kan me er niets van herinneren, dus ik las het als nieuw. Een sprankelend vertoog, dat begint in het regenwoud, o.a. met een vogel die prachtig kettingzagen kan imiteren, en dan bij nabootsing terechtkomt.
Ik citeer een stukje:
'De mens kan goed bedriegen. Hij kan misschien niet bedrieglijk echt een kettingzaag nabootsen, maar wel, ook met de stembanden, iemand die verstandig en logisch en analytisch denkt. De mens heeft de taal ook voor communicatie uitgevonden, maar vooral om anderen in te kunnen pakken, om te imiteren, om te suggereren, om te verbloemen of om een mededeling bloemrijker te maken. En taal is ook als water. Gedachten kunnen er makkelijk in verdrinken. Als ze al niet blijven zwemmen. Wij vinden voor alles een woord. Maar het feit dat wij de dingen om ons heen een naam geven, betekent niet dat die namen niet ook op duizend andere manieren gebruikt kunnen blijven worden, en voor zeer uiteenlopende zaken. Namen zijn immers ook geluiden. Poëzie profiteert hiervan. En lijdt eronder.'
Onwillekeurig moest ik denken aan Philip Starck, die ik de dag voordat ik dit las over mijn scherm had zien dansen. 'De wereld is vloeibaar,' zei Daan Roosegaarde. 'Taal is als water,' zei Harrie Geelen. De overeenkomst is treffend.
Zijn vertoog voert onnavolgbaar als op een ontdekkingstocht verder langs klanken, zang en andere muziek, al dan niet bewegend beeld, verschillen tussen woord en beeld, tussen woorden met en zonder geluid, angst als oermotief voor interesse, veranderingen als bouwstof van verhalen, het halve of het hele verhaal.
Vooruit, nog een citaat:
'Het vreselijke probleem van een bewerking is dat je de essentie van je boek bewaren wil en dat je de kracht vaak ligt op een voor televisiedrame tamelijk onbruikbaar terrein. Wanneer je werkelijk een boek bewerken wil, dan moet je niet alleen de plot adapteren. En daarmee wordt helaas maar al te vaak volstaan. Misschien is soms de plot juist onbelangrijk. De bewerker moet een beeldend alternatief vinden voor alles wat je boek gekenmerkt heeft: stijl en andere kwaliteiten, zoals bijvoorbeeld de rijkdom of de soberheid van de taal, de trant, de kaalheid of de overvloed, de weglatingen, typische vertelperspectieven. En het moeilijkst is het om alternatieven te vinden voor suggesties die de geschreven taal en ook de stille tekening vaak in zich meedraagt. Sommige schrijvers en tekenaars zijn tachtig voordat ze die kenmerken voor zichzelf naar behoren hebben kunnen verwoorden, laat staan dat zij - of iemand anders - ze kunnen vertalen naar een ander medium.
Er zijn maar weinig films die net zo worden onthouden als een goed boek. Ik bedoel dus: als een geheel en niet als 'die film waarin een bepaalde acteur zo mooi speelt", of 'waarvan het camerawerk zo verpletterend is", of "waarvan de ontknoping zo onverwacht is."
En dat willen we toch, verhalenmakers als we zijn?'
Harrie Geelen had zijn sporen al getrokken in de 'cultuur en zo', voordat hij zich met kinderboeken ging bezighouden. En de wereld van de jeugdliteratuur is soms tamelijk eenkennig. Jacques Dohmen toont dat in datzelfde nummer van LZL in een interview met Linda van Scherrenburg zo:
'De eerste ontmoeting met Harrie kan hij zich wel heel goed herinneren. "Dat was bij een prijsuitreiking en Imme stelde me haar man voor. Harrie was toen een beetje gekwetst dat ik niet wist wie Harrie Geelen was. Hij zei toen: 'Ja, ik ben alleen maar de echtgenoot van, meneer Dros, en ik mag af en toe een boek illustreren'," zegt Jacques lachend. "Pas later heb ik begrepen hoe groot Harrie zelf was in de wereld van de tekenfilm en de Marten Toonderstudio's en als schrijver van Oebele en dat soort series. Ik zag hem eigenlijk alleen maar als de man van Imme."'
De wereld van de jeugdliteratuur, althans van hen die deze maken, beoordelen, bestuderen, bewaren en verkopen, is zo klein dat in het Nederlands taalgebied een hoog ons-kent-ons-gehalte valt waar te nemen.
Dat is ook te zien aan deze aflevering van LZL.
Ten eerste aan het uiterlijk en dat geldt voor LZL in het algemeen. Dat is heel simpel, als pocket met een omslag in kleur en pagina's in zwartwit, met een geen-nonsens-opmaak en een tamelijk kleine schreefloze letter. Meer kan er niet af en het is überhaupt een wonder dat het verschijnt en dat is allereerst te danken aan de noeste vlijt en hopen energie die de redactie er onbetaald in steekt. Om het even in ons-kent-ons-termen te zeggen: zonder Toin zeer waarschijnlijk geen LZL. Er zijn eenvoudigweg niet voldoende abonnees te vinden om een luxere opmaak te kunnen betalen. Men doet zijn best en dat valt, niet voor het eerst en niet voor het laatst, te prijzen.
Ten tweede aan het redactioneel. 'Literatuur zonde leeftijd zette in het verleden al vaker een auteur en diens oeuvre in de kijker. Dat leverde inspirerende nummers op over Tonke Dragt (2001, 53), Wim Hofman (2006, 69), Paul Biegel (2007, 73) en Henri Van Daele (2010, 82). Een dergelijk auteursnummer is onvermijdelijk een eerbetoon.'
Dat mag zo wezen, maar botst wel enigzins met de academische status die LZL ook in stand tracht te houden. Hier schuurt de wetenschap dicht aan de literaire journalistiek, een verschijnsel dat volgens mij ook elders in de literatuurwetenschap optreedt, zeker in het domein van de jeugdliteratuur.
Enfin. 'Onvermijdelijk', kennelijk.
En ook begrijpelijk, want als LZL echt uitsluitend academisch zou zijn, zou het aantal abonnes waarschijnlijk slinken tot enkele tientallen. En dat zou de doodsteek zijn. Verstandig dus dat ruimte wordt gemaakt voor literaire journalistiek, jammer dat er geen middelen zijn om een opmaak te brengen die een groter publiek zou kunnen trekken.
LZL 91 is dus een eerbetoon, en wel aan Imme Dros en Harrie Geelen, een 'kunstenaarskoppel in hart en nieren'. Het eerbetoon telt 220 pagina's, een omvang die in de burelen van de voormalige uitgever (NBD Biblion) op protest had gestuit, dus ook wat dat betreft is het maar goed dat LZL daar weg is.
Het opent met een interview met dat koppel door Helma van Lierop-Debrauwer, van het soort dat een mooiere opmaak en meer lezers had verdiend, en daarna nog 23 andere korte en lange bijdragen over het tweetal. De korte bijdragen zijn veelal van collega-auteurs en -illustratoren, er zijn wat recensie-achtige bijdragen (bv. van Bregje Boonstra en Joke Linders), er is de Annie M.G. Schmidtlezing van Imme Dros zelf (daterend uit 2000), er is één wetenschappelijk artikel (van Marloes Schrijvers): bij elkaar een eerbetoon dat er wezen mag.
Dat wetenschappelijke artikel is helaas het minst leesbare. Dat ligt aan passages als deze:
'Een prentenboek onderscheidt zich van een geïllustreerd boek door de min of meer gelijke mate - in kwantitatieve zin - waarin tekst en beeld aanwezig zijn. Vaak heeft het beeld zelfs een groter aandeel in het geheel dan de tekst, terwijl dat in een ge:illustreerd boek per definititie omgekeerd is. In kwalitatieve zin kenmerkt een prentenboek zich door de gelijkwaardige rol die tekst en beeld hebben in het overbrengen van het verhaal (Nikolaeva & Scott, 2001). In een geïllustreerd boek is het de tekst die het verhaal draagt en zijn beelden dus meestal letterlijk "illustratief".'
Gaap...
Wat ze tracht op wetenschappelijke wijze te 'analyseren' is 'op welke manieren woord en beeld in deze prentenboeken samenwerken om hun verhaal te vertellen'. Het gaat dan uiteraard om boeken van Dros & Geelen. En het is niet zozeer een analyse als wel een uitvoerige beschrijving die uitmondt in de conclusie die (om de spanning erin te houden) ook al in de titel staat, namelijk dat die samenwerking 'uitgebalanceerd' is. Het artikel is een gaaf voorbeeld van het soort literatuurwetenschap dat op zijn best 'academic criticism' mag heten: recenseren op academische wijze.
En ook dit artikel eindigt met lof voor het tweetal.
Nou, dat gun ik ze ook van harte, want ook ik vind dat ze erg mooi werk hebben gemaakt en ik hoop dat ze er nog even mee doorgaan.
Nog enkele andere bijdragen in deze lekker dikke aflevering: de Annie M.G. Schmidtlezing van Ted van Lieshout en een terugblik door Rita Ghesquiere op veertien Annie M.G. Schmidt-lezingen. Die van Ted was immers de laatste... vooralsnog.
Van Ted van Lieshout nog een citaat:
'[...] Doordat Duchamp dit urinoir buiten de gebruikelijke context plaatste, keek iedereen er met andere ogen naar. Wie niks moet hebben van beeldende kunst, ziet er alleen een urinoir in. Iemand die wel de moeite neemt om verder te kijken dan zijn neus lang is, ziet er op zijn minst een mooie vorm in, maar hopelijk ook dat kunst niet wordt gedefinieerd door of het mooi is of niet - want dat is alleen een kwestie van smaak - maar door het vermogen van een werk om de geest te verruimen. Niet omdat de geest van de kunstenaar ruimer is dan die van anderen, maar omdat hij meer dan "gewone mensen" durfst te krabbelen aan de marges van ons denkkader. Dat biedt ons, die anderen - en daar bedoel ik heel nadrukkelijk ook kinderen mee - de kans om diezelfde begrenzing van ons denken af te grazen.'
Waarvan akte, en prompt moest ik denken aan die Zomergasten-uitzending met Daan Roosegaarde. En aan die prachtige titel van Johnny van Doorn: De geest moet waaien.
NB. Voor een tentoonstelling van werk van Harrie Geelent/m 10 november 2013 zie hier.
Zienswijze
Even tussendoor, in de krant van vanorgen vond ik een advertentie van Rijkswaterstaat, waarin aangekondigd wordt dat er een 4 miljoen kuub zand uit zee zal worden gehaald. De ontwerpbeschikking ligt tot en met 22 oktober ter inzage.
Dat doet er hier verder niet toe.
Intrigerend vond ik de mededeling dat wij tot en met 22 oktober onze zienswijzen omtrent de ontwerpbeschikking kunnen indienen. Zowel mondeling als schriftelijk.
Zienswijzen omtrent de ontwerpbeschikking. Het lijkt wel poëzie! Er zit een ritme in dat aan kalme golven op zee doet denken.
Ik heb mij heel lang niet met mijn zienswijzen bezig gehouden, hoogste tijd om dat eens te doen.
Dat doet er hier verder niet toe.
Intrigerend vond ik de mededeling dat wij tot en met 22 oktober onze zienswijzen omtrent de ontwerpbeschikking kunnen indienen. Zowel mondeling als schriftelijk.
Zienswijzen omtrent de ontwerpbeschikking. Het lijkt wel poëzie! Er zit een ritme in dat aan kalme golven op zee doet denken.
Ik heb mij heel lang niet met mijn zienswijzen bezig gehouden, hoogste tijd om dat eens te doen.
maandag 9 september 2013
Dromen en doen
Gisteravond alsnog Zomergasten met de goedlachse 'entrepreneur' (VPRO) Daan Roosegaarde bekeken, met dank aan het verschijnsel 'uitzending gemist' (versie tv). (Al schrijvend opnieuw in stukjes bekeken, nu versie internet.)
Ik was geboeid door de prachtige kwallen, de onverstoorbare Buckie Fuller en zijn geodetische koepels, de eerste roltrap ('Dit zijn wij, dit is onze cultuur!'), met de air bear die ik eerder een hond vond, de lange rit door de Chinese fabriek ('De dingen die jij en ik hebben, komen vaak uit China'), Louis C.K. over ons mobieltje ('Would you give it a second? It's going into space! Is the speed of light too slow for you!?'), het onderzoek van de mierenhoop, het stukje Gattaca, het omkijken naar de aarde ('We are stardust'), en zijn meest uitgesproken commentaar ('Wow, wat is dát nu weer!'), en hoorde tijdens het interview Roosegaarde iets zeggen wat ik zó boven de gedrukte versie zou hebben geplaatst maar kon dat vandaag ondanks opnieuw (bij stukjes) afspelen niet meer terughalen (stom stom, altijd meteen noteren).
Wel hoorde ik hem die andere Zomergasten-gast Johan Simons bekritiseren: 'verschrikkelijk' wat die zei over cultuur die boven de samenleving hangt. 'Kunst, cultuur moeten door de samenleving heen sijpelen, moet lastig zijn, uitlokken, prikkelen, moet er onderdeel van worden.'
'Het doel, daar gaat het om, en dat is helder.' hoorde ik hem ook zeggen.
Maar dat werd me nu juist niet helemaal helder. Iets met samenwerken, zelfvoorziening, creativiteit, de wereld beter maken. Met gemak hanteerde hij een onderscheid tussen 'goed' en 'slecht', zonder toe te lichten wat hij daarmee precies bedoelde en helaas vroeg interviewer Wilfried de Jong daar niet voldoende op door. (Die leek meer geïnteresseerd in het boven tafel halen van persoonlijke karakteristieken.)
Ook hoorde ik hem mooi formuleren wat hem drijft: 'Ik maak dingen om de wereld begrijpbaar te maken, om er iets mee te kunnen.' Ja, dat is iets anders dan je boven de massa willen verheffen.
Heel blij was ik met het fragment waarin Philip Starck optrad op een TED-bijeenkomst, zie (o.a.) Vimeo, 'just a designer of X-mas gifts'. Dat moet je zien en horen! Doe het nu!
Vier miljard jaar achter ons om van bacterie tot super-aap te groeien, nog vier miljard vóór ons: verandering is onze poëzie, wij, 'mutanten', 'zijn halverwege'.
Geweldig om te zien hoe hij met handen en voeten en springen uitbeeldt wat wijsheid is, hoe je 'een goede mutant' wordt.
Niet recht omhoog springen, in ieder geval.
'Because vertical, if you look like that, ah, there is God. Ah, God! God is a trap. God is the answer, when we don't know the answer. That means, if your brain is not enough big, when you don't understand, ah, that's God, that's God. Voilà, that is ridiculous. That's jump, and come back, attend, not jump, come back.'
En er is nóg een val, 'if you look back', en om hem dat te zien en horen uitleggen kun je beter kijken en luisteren.
Mooie uitsmijters van Daan Roosegaarde: 'We kunnen meer aan dan we denken.' En: 'De wereld is vloeibaar.'
Dank, dames en (in dit geval vooral) heren. Het was lang geleden dat ik met zoveel genoegen naar een tv-programma keek.
Heeft dit alles ook maar iets te maken met lezen en schrijven?
Jazeker, want we ervaren vergezichten die gedeeld, verteld worden. Die tot super-aap gegroeide mutant neemt zichzelf waar, leeft daardoor met verhalen.
En met Starck en Roosegaarde vier miljard jaar vooruitkijkend, kunnen we ons afvragen hoe lang we nog verhalen delen door lezen en schrijven.
Tijd om Memory Palace van Hari Kunzru te gaan lezen. En naar Londen te gaan, geloof ik, zal helaas voor 20 oktober niet meer lukken.
Abonneren op:
Posts (Atom)