De Stichting Beroepskwaliteit Leraren koos op 2 oktober drie 'Leraren van het jaar 2010': Mathijs ter Bork van Openbare Jenaplan School 't Broekhoes uit Balinge in Drenthe, uit het voortgezet onderwijs Trudy Coenen van het Montessori College Oost uit Amsterdam en José Jansen-Gulen die lesgeeft in het middelbaar beroepsonderwijs, op ROC Nijmegen. 'Deze leraren zijn gedurende één jaar lang ambassadeur voor alle 350.000 leraren in Nederland.'
Hier staan ze trots te zijn. Van links naar rechts José Jansen-Gulen, Mathijs ter Bork, minister André Rouvoet en Trudy Coenen.
Uit welke personen de 'deskundige jury' bestaat die uit de inzendingen mocht kiezen, vond ik niet vermeld, evenmin criteria, behalve 'fantastische leraar die het verdient om in het zonnetje gezet te worden'. O, en bij goed verder zoeken nog dit: 'De doelstelling van deze Leraar van het Jaar verkiezing is kwaliteiten van leraren zichtbaar en bespreekbaar te maken en het leraarschap op een positieve manier in beeld te brengen. Daarom richt de verkiezing zich op die leraren die in staat zijn hun omgeving te overtuigen van hun kwaliteiten, die hierover in gesprek durven en kunnen gaan en die weten te inspireren.'
Belangrijk is natuurlijk dat de inzendingen komen van collega's en/of andere bij de school betrokken mensen.
Jammer dat er op de SBL-website afgezien van wat filmpjes verder niets te vinden is over deze leraren.
Want wellicht, nee, hoogstwaarschijnlijk hebben ze iets te melden dat uitstijgt boven het doorsnee geleuter van onderwijsbobo's en beleidsmakers.
Dat geldt in ieder geval voor Trudy Coenen, die blijkens een interview in de Volkskrant 22-10-2010 'les geeft op een van de moeilijkste scholen van het land', afdeling vmbo, leerlingen van ouders uit alle windstreken en in alle kleuren die mensen kunnen hebben. Streng en no-nonsense, rechtvaardig en liefdevol, dat gaat wel op voor deze juf en ze heeft er succes mee! Ik ga dat interview (door Frank van Zijl) hier niet herhalen, maar het was me uit het hart gegrepen. Nou ja, één citaatje dan:
'"Waar kan zelfs een Leraar van het Jaar niets tegen beginnen?"
"Tegen onderwijsvernieuwingen die worden bedacht van achter het bureau. We moesten aan het Nieuwe Leren en aan competentiegericht onderwijs. Net als bij al die dure hulpverlening krijg ik daar pukkels van."'
Je vindt dit ook terug in een rondetafelgesprek geleid door Brigit Kooijman in NRC Handelsblad 2008, waaraan Trudy Coenen deelnam (dank, Brigit, dat je dit zomaar op internet zet) en in een commentaar bij deze uitverkiezing door Sigrid van Iersel, die in 2009 een reportage bij haar in de klas maakte. Dat staat op een blog en daarom citeer ik dat (wegens vermoede onvindbaarheid) even helemaal:
'Helemaal terecht: docente Trudy Coenen van het Montessori College Oost uit Amsterdam is gisteren gekozen tot Leraar van het Jaar 2010. Ik maakte in 2009 samen met fotograaf Gerrit de Heus in 2009 een reportage in haar klas en was zeer onder de indruk van haar betrokkenheid bij haar leerlingen.
Bijna alle leerlingen van Trudy hebben grote problemen, variërend van taalachterstand, huiselijk geweld of illegaal verblijf in Nederland. Toch liet Trudy ons op die dag vol trots haar school zien. Van cynisme, moedeloosheid of gebrek aan energie viel bij haar niets te bespeuren.
Tijdens de rondleiding schoot ze naar rechts waar een groepje jongens bij elkaar stond. “Weet jij wat jij moet doen”, zei ze op dringende toon tegen een jongetje met waterige ogen. “Een ui doorsnijden en tegen je neus houden! Daar knap je van op. Die ui stinkt wel, maar dat ruik je nu toch niet!"
Formeel staat ze hier voor de klas om Nederlands te geven, maar ze deed veel meer dan dat. Ze bekommerde zich om een meisje, dat door haar tante onder de knoet gehouden werd. Of ze schakelde allerlei hulptroepen in voor scholieren met geldgebrek, zodat ze toch mee konden op klassereis. In de klas stuurde ze her en der briefjes rond om te informeren hoe het met hen ging. Zo hield ze de vinger aan de pols. Docent, moeder, troosteres, zo luidde de titel van de reportage die ik hierover schreef voor Punt, het personeelsmagazine van het ministerie van OCW.
Ze regelde ook dat een jongen een kop thee met suiker kreeg, omdat hij nog niet ontbeten had. De jongen dronk de thee stilletjes op. "En voortaan ga je wel iets eten voordat je naar school gaat," zei Trudy aan het einde van de les tegen hem. "Ik heb je toch uitgelegd dat een auto ook niet kan rijden als er geen benzine in zit?"
Wat een geluk dat er dit soort leraren zijn. En wat goed dat Trudy de gelegenheid krijgt die missie verder uit te dragen.'
Waarvan met instemming acte. Eén zo'n docent doet meer voor het onderwijs dan tien onderwijsvernieuwers of beleidsmakers buiten de school. Op zijn minst leren haar leerlingen behoorlijk lezen en schrijven - laten we vooral niet vergeten dat je dat eerst moet kunnen voor je toekomt aan al die prachtige verhalen die er voor hen zijn geschreven.
Laat vele Coenens bloeien - en geef ze daarvoor de ruimte.
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
dinsdag 26 oktober 2010
maandag 25 oktober 2010
Wat heet poëzie 4
Twee- of eenmaal poëzie?
Ik houd van wederkerigheid
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand de voeten,
ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus. Ik kus uitsluitend de kusser
die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid in haar
allerindividueelste beperking: gesloten is de mond op haar zuinigst, kleiner is
zij nooit dan lip op lip en wijd geopend om de tong en de ronding van die
andere mond meet zij nauwelijks meer dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen die
vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend - wie weet hoe ver zijn ontrouw
zich uitstrekt als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos terwijl ik
die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen, de zachtste vorm
van het smoren van twijfel.
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand
de voeten, ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus.
Ik kus uitsluitend de kusser die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid
in haar allerindividueelste beperking:
gesloten is de mond op haar zuinigst
kleiner is zij nooit dan lip op lip
en wijd geopend om de tong en de ronding
van die andere mond meet zij nauwelijks meer
dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen
die vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend
- wie weet hoe ver zijn ontrouw zich uitstrekt
als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos
terwijl ik die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen,
de zachtste vorm van het smoren van twijfel.
(Hagar Peeters, uit Het
Liegend Konijn, 2008)
donderdag 21 oktober 2010
Geachte leden
Geen enkel bezwaar iets mee te delen over mijn vier paspoorten, integendeel, het is me een genoegen hier in uw gezelschap te mogen verkeren.
Allereerst bieden vier paspoorten meer kans om probleemloos een grens te passeren, hoewel, toegegeven, mijn Nederlandse daartoe eigenlijk al voldoende zou zijn.
Laten we niet vergeten dat dit het eerste en voornaamste doel is van een paspoort: poorten passeren, zonder problemen een grens passeren, het gaf het ding zijn naam. De triomf en vreugde ervaren als de geüniformeerde robot na keuring van het document de boodschap geeft dat passeren toegestaan is.
Mijn Nederlandse paspoort is mij lief, waarde leden, omdat ik in dit land woon en werk. Ik ben er bovendien geboren en Nederlands is mijn moerstaal. Als ik hier voor u sta als Gewichtig Lid, mag u ervan uitgaan dat ik mij naar verwachting zal kwijten van de mij toebedeelde taak, nee, beter dan u verwacht, want ik ben voornemens om niet met zakken meel in de mond te praten, geen opportunistisch gedrag te vertonen, niets te beloven dat ik niet waar zou kunnen en willen maken en mij niet te verrijken ten koste van mijn landgenoten.
Geef toe, als ik daarin slaag hoor ik tot een minderheid onder Nederlandse Gewichtige Leden.
Mijn Belgische paspoort is mij lief omdat het mij zo uniek doet voelen. Ik weet dat het flauwekul is, er zijn nog steeds enkele miljoenen Belgische paspoorten in omloop, maar dezer dagen word ik meer dan ooit herinnerd aan de beroemde uitspraak 'Sire, il n'y a pas de Belges', waarmee Jules Destrée in 1912 Koning Albert de Eerste verraste, nu dus ruim honderd jaar geleden. Ik koester mijn Belgische paspoort als een reliek, nu er al jaren geredetwist wordt over de status van het land terwijl Vlaanderen en Wallonië feitelijk als twee zelfstandige landen binnen de Europese Unie opereren.
Mijn Franse paspoort is mij lief omdat ik voor veel Fransen een grote bewondering koester. Niet zozeer voor de Franse Gewichtige Leden, die zich geen van allen kwijten van hun taak volgens de door mij zojuist beschreven beginselen, maar voor de minder gewichtige leden die zich staande houden in een rumoerige samenleving, waar men elkaar onder het akelig verschoten blazoen Liberté, égalité, fraternité in de haren vliegt over ongeveer alles, waar men het polariseren tot kunst verheven heeft en waar men, tegenwoordig als enige land in Europa, nog steeds met 62 jaar met pensioen mag, zij het dat de pensioenen inmiddels tot de laagste van Europa horen, reden waarom de in 2010 gestarte demonstraties inmiddels tot jaarlijks herhaalde folklore zijn ontwikkeld. Ja, menig scholier weet niet meer precies waarom hij meeloopt in die demonstraties, want precarité is inmiddels zo'n algemeen verschijnsel geworden dat hij geen beeld meer heeft van het alternatief. Niettemin gaat men na gedane demonstratie in menig stadje vredig en weldoorvoed aan het jeu-de-boules of naar de disco, en dat getuigt van grote levenskracht.
Bovendien, geachte leden, heb ik goede herinneringen aan Frankrijk en het is het enige land buiten Nederland waar ik gewerkt heb, zij het bescheiden als druivenplukker en boerenknecht, en het eerste land waar ik zonder ouderlijke begeleiding op mijn achttiende naar toe ging.
Ten slotte, geachte leden, koester ik mijn Messeense paspoort. U kijkt met recht verbaasd op, want vergeefs zoekt u naar Messenië of Messendië in de atlas. Vergeef me, men zou dit paspoort ook het paspoort van het Land van de Verbeelding mogen noemen. Ik beken, zoals zovelen heb ik ook ooit, lang geleden, een land verzonnen. Het ligt ergens in de Atlantische Oceaan, niet ver van Sint-Helena en de inwoners hebben zeer eigen hoewel uiteraard ook onderling verschillende ideeën over de inrichting van hun land, dat zij altijd wisten te vrijwaren van bezetting door inhalige kolonisten, al kostte dat meer dan een druppel bloed.
Waarom ik heden ten dage dit paspoort koester is wegens de door vrijwel alle inwoners gedragen opvattingen over de verdediging van hun land. Die is uitsluitend gericht op het vermijden van bezetting. Alle onderzoek en ontwikkeling wordt besteed aan verfijning van afweersystemen, iedere inwoner is geoefend in het hanteren van wapens ter verdediging van huis en haard. Verwacht van dit land geen bloedige avonturen in verre streken, geen deelname aan militaire expedities van welke aard ook, vergeefs zal men zoeken naar straaljagers, bommenwerpers en lange-afstandraketten, laat staan kwetsbare voorraden nucleaire wapens.
Ik heb de indruk, geachte leden, dat de wereld er wat vrediger en beter zou uitzien als alle landen zo zouden handelen.
Intussen hoop ik u, geachte leden, ervan te hebben overtuigd dat deze paspoorten u niet in de weg zitten. Praktisch gezien is geen enkel paspoort van belang zolang ik geen grens passeer, en mijn naam, burgerservicenummer, digitale ID en een hele reeks andere gegevens liggen allang in ettelijke databanken opgeslagen, terwijl u volgend jaar naar zich laat aanzien gaat debatteren over de mogelijkheid iedere nieuwe boreling en iedere potentiële misdadiger (in uw visie ongeveer hetzelfde, geloof ik) van een onderhuidse microchip te voorzien. Alvorens ik hier voor u verscheen, is die hele digitale doopceel al door het Ministerie van Veiligheid doorgelicht. En hoewel in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst, geeft die doopceel toch een houvast en een paspoort biedt evenmin garantie.
U doet dus aan symboolpolitiek als u mijn paspoorten aan de orde wil stellen.
Als we dan toch aan symboolpolitiek doen, hoop ik dat u mij wil steunen als ik een oproep doe tot het verzamelen van paspoorten. Als iedereen alle paspoorten van de wereld heeft, is de kans op oorlog tussen landen naar mijn idee veel kleiner. Ik geef toe dat er dan eerst wel wat verbeterd zou moeten worden aan de huidige onderlinge verhoudingen.
Ik heb gezegd.
Allereerst bieden vier paspoorten meer kans om probleemloos een grens te passeren, hoewel, toegegeven, mijn Nederlandse daartoe eigenlijk al voldoende zou zijn.
Laten we niet vergeten dat dit het eerste en voornaamste doel is van een paspoort: poorten passeren, zonder problemen een grens passeren, het gaf het ding zijn naam. De triomf en vreugde ervaren als de geüniformeerde robot na keuring van het document de boodschap geeft dat passeren toegestaan is.
Mijn Nederlandse paspoort is mij lief, waarde leden, omdat ik in dit land woon en werk. Ik ben er bovendien geboren en Nederlands is mijn moerstaal. Als ik hier voor u sta als Gewichtig Lid, mag u ervan uitgaan dat ik mij naar verwachting zal kwijten van de mij toebedeelde taak, nee, beter dan u verwacht, want ik ben voornemens om niet met zakken meel in de mond te praten, geen opportunistisch gedrag te vertonen, niets te beloven dat ik niet waar zou kunnen en willen maken en mij niet te verrijken ten koste van mijn landgenoten.
Geef toe, als ik daarin slaag hoor ik tot een minderheid onder Nederlandse Gewichtige Leden.
Mijn Belgische paspoort is mij lief omdat het mij zo uniek doet voelen. Ik weet dat het flauwekul is, er zijn nog steeds enkele miljoenen Belgische paspoorten in omloop, maar dezer dagen word ik meer dan ooit herinnerd aan de beroemde uitspraak 'Sire, il n'y a pas de Belges', waarmee Jules Destrée in 1912 Koning Albert de Eerste verraste, nu dus ruim honderd jaar geleden. Ik koester mijn Belgische paspoort als een reliek, nu er al jaren geredetwist wordt over de status van het land terwijl Vlaanderen en Wallonië feitelijk als twee zelfstandige landen binnen de Europese Unie opereren.
Mijn Franse paspoort is mij lief omdat ik voor veel Fransen een grote bewondering koester. Niet zozeer voor de Franse Gewichtige Leden, die zich geen van allen kwijten van hun taak volgens de door mij zojuist beschreven beginselen, maar voor de minder gewichtige leden die zich staande houden in een rumoerige samenleving, waar men elkaar onder het akelig verschoten blazoen Liberté, égalité, fraternité in de haren vliegt over ongeveer alles, waar men het polariseren tot kunst verheven heeft en waar men, tegenwoordig als enige land in Europa, nog steeds met 62 jaar met pensioen mag, zij het dat de pensioenen inmiddels tot de laagste van Europa horen, reden waarom de in 2010 gestarte demonstraties inmiddels tot jaarlijks herhaalde folklore zijn ontwikkeld. Ja, menig scholier weet niet meer precies waarom hij meeloopt in die demonstraties, want precarité is inmiddels zo'n algemeen verschijnsel geworden dat hij geen beeld meer heeft van het alternatief. Niettemin gaat men na gedane demonstratie in menig stadje vredig en weldoorvoed aan het jeu-de-boules of naar de disco, en dat getuigt van grote levenskracht.
Bovendien, geachte leden, heb ik goede herinneringen aan Frankrijk en het is het enige land buiten Nederland waar ik gewerkt heb, zij het bescheiden als druivenplukker en boerenknecht, en het eerste land waar ik zonder ouderlijke begeleiding op mijn achttiende naar toe ging.
Ten slotte, geachte leden, koester ik mijn Messeense paspoort. U kijkt met recht verbaasd op, want vergeefs zoekt u naar Messenië of Messendië in de atlas. Vergeef me, men zou dit paspoort ook het paspoort van het Land van de Verbeelding mogen noemen. Ik beken, zoals zovelen heb ik ook ooit, lang geleden, een land verzonnen. Het ligt ergens in de Atlantische Oceaan, niet ver van Sint-Helena en de inwoners hebben zeer eigen hoewel uiteraard ook onderling verschillende ideeën over de inrichting van hun land, dat zij altijd wisten te vrijwaren van bezetting door inhalige kolonisten, al kostte dat meer dan een druppel bloed.
Waarom ik heden ten dage dit paspoort koester is wegens de door vrijwel alle inwoners gedragen opvattingen over de verdediging van hun land. Die is uitsluitend gericht op het vermijden van bezetting. Alle onderzoek en ontwikkeling wordt besteed aan verfijning van afweersystemen, iedere inwoner is geoefend in het hanteren van wapens ter verdediging van huis en haard. Verwacht van dit land geen bloedige avonturen in verre streken, geen deelname aan militaire expedities van welke aard ook, vergeefs zal men zoeken naar straaljagers, bommenwerpers en lange-afstandraketten, laat staan kwetsbare voorraden nucleaire wapens.
Ik heb de indruk, geachte leden, dat de wereld er wat vrediger en beter zou uitzien als alle landen zo zouden handelen.
Intussen hoop ik u, geachte leden, ervan te hebben overtuigd dat deze paspoorten u niet in de weg zitten. Praktisch gezien is geen enkel paspoort van belang zolang ik geen grens passeer, en mijn naam, burgerservicenummer, digitale ID en een hele reeks andere gegevens liggen allang in ettelijke databanken opgeslagen, terwijl u volgend jaar naar zich laat aanzien gaat debatteren over de mogelijkheid iedere nieuwe boreling en iedere potentiële misdadiger (in uw visie ongeveer hetzelfde, geloof ik) van een onderhuidse microchip te voorzien. Alvorens ik hier voor u verscheen, is die hele digitale doopceel al door het Ministerie van Veiligheid doorgelicht. En hoewel in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst, geeft die doopceel toch een houvast en een paspoort biedt evenmin garantie.
U doet dus aan symboolpolitiek als u mijn paspoorten aan de orde wil stellen.
Als we dan toch aan symboolpolitiek doen, hoop ik dat u mij wil steunen als ik een oproep doe tot het verzamelen van paspoorten. Als iedereen alle paspoorten van de wereld heeft, is de kans op oorlog tussen landen naar mijn idee veel kleiner. Ik geef toe dat er dan eerst wel wat verbeterd zou moeten worden aan de huidige onderlinge verhoudingen.
Ik heb gezegd.
Wat heet poëzie 3
Tweemaal poëzie:
Verschiet te Rome
Ruïnes? Ik weet ze in mijn leven al.
Een weids terrein vol brokken, zelf gemaakt, uit eigen grond
gestampt.
Maar avondgloed te Rome, zachtvurige zonsravage regenboogbekroond,
laat door geen glorieus verwoest bestaan zich evenaren. Ik aanzie die wondere
ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal en keer op keer als voor het eerst
zal zijn.
Verschiet te Rome
Ruïnes? Ik weet ze in mijn leven al.
Een weids terrein vol brokken, zelf gemaakt,
uit eigen grond gestampt. Maar avondgloed
te Rome, zachtvurige zonsravage regenboogbekroond
laat door geen glorieus verwoest bestaan
zich evenaren. Ik aanzie die wondere
ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal
en keer op keer als voor het eerst zal zijn.
Anneke Brassinga, Wachtwoorden.
Verzamelde, herziene gedichten 1978-2003.
woensdag 20 oktober 2010
Hoeveel talen spreken wij?
Wij mensen spreken ruim 6000 talen, heb ik steeds gedacht, op grond van krantenberichten die weer andere bronnen aanhaalden. Maar de enige bron van dat getal blijkt onbetrouwbaar, volgens een artikel (pdf) van Berthold van Maris voor Onze taal. Ethnologue telde in 1988 en 2010. Wat blijkt: ondanks alle berichten over 'uitstervende talen', zie bijvoorbeeld hier, zijn er tussen 1988 en 2010 een kleine duizend bijgekomen! Telde Ethnologue er in 1988 nog zo'n 6000, waarvan drie in Nederland (Fries, Nederlands en Nederlandse gebarentaal), in 2010 zouden het er bijna 7000 zijn, waarvan een dertiental in Nederland: Achterhoeks, Drents, Nederlands, Fries, Gronings, Limburgs, Nederlandse Gebarentaal, Sallands, Stellingwerfs, Twents, Veluws, Vlaams en Zeeuws.
Volgens Van Maris ligt dat aan de doelstelling van de organisatie achter Ethnologue: SIL International. Hij vat samen wat volgens mij uit de doelstelling van SIL inderdaad valt af te leiden: het doel is de Bijbel in zoveel mogelijk talen te vertalen. Al dikt Van Maris dit nog aan door te veronderstellen dat de SIL-lers denken dat als dit doel bereikt is, de Dag des Oordeels aanbreekt. Dat vind ik niet terug, maar ik heb ook geen geduld om de hele website van SIL na te vlooien. Ik citeer alleen dit uit die website:
' SIL International is a faith-based nonprofit organization committed to serving language communities worldwide as they build capacity for sustainable language development. SIL does this primarily through research, translation, training and materials development. Founded in 1934, SIL (Summer Institute of Linguistics, Inc) has grown from a small summer linguistics training program with two students to a staff of over 5,500 coming from over 60 countries. SIL's linguistic investigation exceeds 2,590 languages spoken by over 1.7 billion people in nearly 100 countries. The organization makes its services available to all, without regard to religious belief, political ideology, gender, race or ethnolinguistic background.
[...]
SIL's service with ethnolinguistic minority communities is motivated by the belief that all people are created in the image of God, and that languages and cultures are part of the richness of God's creation. Thus, SIL’s service is founded on the principle that communities should be able to pursue their social, cultural, political, economic and spiritual goals without sacrificing their God-given ethnolinguistic identity. Though faith-based, SIL limits its focus of service to language development work. SIL does not engage in proselytism, establish churches or publish Scriptures. '
Dat mag zo zijn, volgens Van Marwijk is ' SIL International nauw gelieerd aan het al even christelijke Wycliffe Bible Translators, een instituut dat overal in de wereld bijbelvertalingen produceert, ' maar waarvan ik de vermelding niet terugvind in de SIL-website.
Nu is er, zoals Berthold van Maris ook al vermeldt, geen sluitende definitie van taal. Men zegt wel: een taal is een dialect met een vlag en een leger. De The World Atlas of Language Structures schijnt tot veel minder te komen, en de database van Matthew Dryer komt tot rond 2000 talen.
Volgens Van Maris ligt dat aan de doelstelling van de organisatie achter Ethnologue: SIL International. Hij vat samen wat volgens mij uit de doelstelling van SIL inderdaad valt af te leiden: het doel is de Bijbel in zoveel mogelijk talen te vertalen. Al dikt Van Maris dit nog aan door te veronderstellen dat de SIL-lers denken dat als dit doel bereikt is, de Dag des Oordeels aanbreekt. Dat vind ik niet terug, maar ik heb ook geen geduld om de hele website van SIL na te vlooien. Ik citeer alleen dit uit die website:
' SIL International is a faith-based nonprofit organization committed to serving language communities worldwide as they build capacity for sustainable language development. SIL does this primarily through research, translation, training and materials development. Founded in 1934, SIL (Summer Institute of Linguistics, Inc) has grown from a small summer linguistics training program with two students to a staff of over 5,500 coming from over 60 countries. SIL's linguistic investigation exceeds 2,590 languages spoken by over 1.7 billion people in nearly 100 countries. The organization makes its services available to all, without regard to religious belief, political ideology, gender, race or ethnolinguistic background.
[...]
SIL's service with ethnolinguistic minority communities is motivated by the belief that all people are created in the image of God, and that languages and cultures are part of the richness of God's creation. Thus, SIL’s service is founded on the principle that communities should be able to pursue their social, cultural, political, economic and spiritual goals without sacrificing their God-given ethnolinguistic identity. Though faith-based, SIL limits its focus of service to language development work. SIL does not engage in proselytism, establish churches or publish Scriptures. '
Dat mag zo zijn, volgens Van Marwijk is ' SIL International nauw gelieerd aan het al even christelijke Wycliffe Bible Translators, een instituut dat overal in de wereld bijbelvertalingen produceert, ' maar waarvan ik de vermelding niet terugvind in de SIL-website.
Nu is er, zoals Berthold van Maris ook al vermeldt, geen sluitende definitie van taal. Men zegt wel: een taal is een dialect met een vlag en een leger. De The World Atlas of Language Structures schijnt tot veel minder te komen, en de database van Matthew Dryer komt tot rond 2000 talen.
dinsdag 19 oktober 2010
Het volk spreekt
In Duitsland staat in de grondwet: 'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus.' Vrij vertaald: de macht van de staat ligt bij het volk. Hier is duidelijk wat volk is: alle inwoners van het land.
Ook als men ergens in de rimboe een volk vond, was redelijk duidelijk wat men bedoelde: een groep mensen die een zelfde taal sprak en zichzelf ook als groep zag.
Als men het heeft over het Nederlandse volk, bedoelt men dan alle inwoners van Nederland? Meestal wel, denk ik. Het is zelfs niet uitgesloten dat de koningin zich tot dat volk rekent. Zo niet, dan ziet zij alle andere inwoners van Nederland (haar onderdanen) als volk.
Als een oude communist het over het volk had, bedoelde hij iets anders: de mensen die hij meende te vertegenwoordigen, tegenover grondbezitters en andere eigenaren van veel spullen, doorgaans kortweg het kapitaal genoemd, of kapitalisten. Die hoorden niet bij het volk. Die zienswijze is, denk ik, ouder dan het communisme. Edellieden en hoge geestelijken beschouwden zich waarschijnlijk als horend tot een andere, hogere orde als het volk.
Dat leeft nog bij de erfgenamen van het oude communisme, en is ook opgepakt door diverse nationalistische en racistische bewegingen. Maar terwijl de zelfbenoemde strijders voor een rechtvaardiger verdeling van goederen en macht een tegenstelling zagen en zien tussen volk en kapitalisten en hun aanhang, zagen en zien die andere bewegingen naast die tegenstelling ook die tussen het ene volk en het andere.
'Wir sind das Volk', riepen demonstranten in Berlijn in 1989. Daarmee bedoelden ze: wij zijn niet dat volk waarover jullie DDR-machthebbers het steeds hebben. Jullie volk is een mythe, wij zijn het echte volk.
Ook een mythe, natuurlijk.
In Stuttgart hoorde men onlangs dezelfde kreet, tijdens demonstraties tegen sloopplannen van het gemeentebestuur. 'De burgers hebben het gevoel dat dat ze niet meer betrokken worden: dáár demonstreren ze tegen,' zei een omstander, die niet meedeed omdat hij voor de sloop was. Hier zie ik een gelijkschakeling van volk met burgers en bestuurders horen daar dan niet bij. Regenten en volk: die tegenstelling kenden we al in de Verenigde Provinciën. Alleen waren de regenten daar de burgers, geloof ik, en hun bedienden en de sjouwers waren het volk.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar in de praktijk heeft het volk al tijden het idee dat het zijn greep op het Staatsgewalt heeft verloren.
Zo drijft het volk dus af van de antropologische betekenis ('weer een volk ontdekt in de binnenlanden') naar de verzameling van machteloze mensen, hoewel er van tijd tot tijd toch weer iets opduikt over 'volkse gebruiken' dat ons weer herinnert aan het volk als verzameling van mensen met min of meer dezelfde taal en gewoontes, zoals er regelmatig ook 'typisch Nederlandse' zaken, handelwijzen en zelfs karaktertrekken worden beschreven.
Er is overlapping, want zij zich zich desgevraagd best als volks zouden willen typeren, hebben meestal weinig op met regering en overheid, zelfs als ze in dienst zijn van diezelfde overheid, en hechten aan de eigen groep en vaste waarden. Het is zij en wij.
Vroeger echter had het volk helden van vlees en bloed, nu van pixels.
Wie de soms lange weg door bedrijven en instituties naar de macht heeft afgelegd (want dat kan en gebeurt nog steeds, in weerwil van het beeld), weet dat en schept zich een avatar van pixels en bits. Wee de machthebber die dat niet doorheeft of niet goed kan hanteren. Van Berlusconi tot Wilders, van Putin tot Obama: ze weten en gebruiken het.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar het volk kijkt tv. Zoals bekend zegt tv niets terug als je ertegen roept. Gelukkig kan men nu zijn ei kwijt op internet. Of ze zich daar iets van aantrekken?
Ook als men ergens in de rimboe een volk vond, was redelijk duidelijk wat men bedoelde: een groep mensen die een zelfde taal sprak en zichzelf ook als groep zag.
Als men het heeft over het Nederlandse volk, bedoelt men dan alle inwoners van Nederland? Meestal wel, denk ik. Het is zelfs niet uitgesloten dat de koningin zich tot dat volk rekent. Zo niet, dan ziet zij alle andere inwoners van Nederland (haar onderdanen) als volk.
Als een oude communist het over het volk had, bedoelde hij iets anders: de mensen die hij meende te vertegenwoordigen, tegenover grondbezitters en andere eigenaren van veel spullen, doorgaans kortweg het kapitaal genoemd, of kapitalisten. Die hoorden niet bij het volk. Die zienswijze is, denk ik, ouder dan het communisme. Edellieden en hoge geestelijken beschouwden zich waarschijnlijk als horend tot een andere, hogere orde als het volk.
Dat leeft nog bij de erfgenamen van het oude communisme, en is ook opgepakt door diverse nationalistische en racistische bewegingen. Maar terwijl de zelfbenoemde strijders voor een rechtvaardiger verdeling van goederen en macht een tegenstelling zagen en zien tussen volk en kapitalisten en hun aanhang, zagen en zien die andere bewegingen naast die tegenstelling ook die tussen het ene volk en het andere.
'Wir sind das Volk', riepen demonstranten in Berlijn in 1989. Daarmee bedoelden ze: wij zijn niet dat volk waarover jullie DDR-machthebbers het steeds hebben. Jullie volk is een mythe, wij zijn het echte volk.
Ook een mythe, natuurlijk.
In Stuttgart hoorde men onlangs dezelfde kreet, tijdens demonstraties tegen sloopplannen van het gemeentebestuur. 'De burgers hebben het gevoel dat dat ze niet meer betrokken worden: dáár demonstreren ze tegen,' zei een omstander, die niet meedeed omdat hij voor de sloop was. Hier zie ik een gelijkschakeling van volk met burgers en bestuurders horen daar dan niet bij. Regenten en volk: die tegenstelling kenden we al in de Verenigde Provinciën. Alleen waren de regenten daar de burgers, geloof ik, en hun bedienden en de sjouwers waren het volk.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar in de praktijk heeft het volk al tijden het idee dat het zijn greep op het Staatsgewalt heeft verloren.
Zo drijft het volk dus af van de antropologische betekenis ('weer een volk ontdekt in de binnenlanden') naar de verzameling van machteloze mensen, hoewel er van tijd tot tijd toch weer iets opduikt over 'volkse gebruiken' dat ons weer herinnert aan het volk als verzameling van mensen met min of meer dezelfde taal en gewoontes, zoals er regelmatig ook 'typisch Nederlandse' zaken, handelwijzen en zelfs karaktertrekken worden beschreven.
Er is overlapping, want zij zich zich desgevraagd best als volks zouden willen typeren, hebben meestal weinig op met regering en overheid, zelfs als ze in dienst zijn van diezelfde overheid, en hechten aan de eigen groep en vaste waarden. Het is zij en wij.
Vroeger echter had het volk helden van vlees en bloed, nu van pixels.
Wie de soms lange weg door bedrijven en instituties naar de macht heeft afgelegd (want dat kan en gebeurt nog steeds, in weerwil van het beeld), weet dat en schept zich een avatar van pixels en bits. Wee de machthebber die dat niet doorheeft of niet goed kan hanteren. Van Berlusconi tot Wilders, van Putin tot Obama: ze weten en gebruiken het.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar het volk kijkt tv. Zoals bekend zegt tv niets terug als je ertegen roept. Gelukkig kan men nu zijn ei kwijt op internet. Of ze zich daar iets van aantrekken?
Mandje appels en peren
Leuk idee van het enthousiaste groepje recensenten van Vertel eens om een stapeltje boeken te beloven aan wie hun het best weet duidelijk te maken waarom je dat stapeltje zou willen hebben. Ik zou het niet weten. Het zijn allemaal mooie boeken, maar ze hebben behalve dat niets met elkaar te maken.
Nou ja, misschien toch nog iets: het zijn boeken die bestemd zijn voor lezers vanaf tien jaar en ze tonen dat jeugdliteratuur ook literatuur is. Dat mag hier (dit blog) en daar (o.a. Vertel eens) nog steeds benadrukt worden.
Nou ja, misschien toch nog iets: het zijn boeken die bestemd zijn voor lezers vanaf tien jaar en ze tonen dat jeugdliteratuur ook literatuur is. Dat mag hier (dit blog) en daar (o.a. Vertel eens) nog steeds benadrukt worden.
maandag 18 oktober 2010
Venema en de anderen
Had ik net dat regeltje geschreven over internet in voorgaand bericht ('Paulus'), krijg ik een telefoontje van een dierbare ex-redactiegenote.
Dat gaat over van alles en nog wat, maar ook over Adriaan Venema, die wat rancuneuze en zeer verbeten auteur over collaboratie en verzet, o.a. in zijn boek Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie (1990).
Dat boek is kennelijk vrij van auteursrechten of er is dienaangaande iets geregeld, want het is in zijn geheel te vinden op DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Ze wijst me op bijlage 6 van deel 3a, 'De kleine collaboratie', 'Opgave van de door de Ereraad voor Letterkunde opgelegde uitsluitingen', en dat daarin enige namen te vinden zijn van auteurs van jeugdliteratuur, waaronder auteurs die redelijk gewaardeerd werden als Cor Bruyn, D.A. Cramer-Schaap, Phiny Dick, W.G. van der Hulst, An Rutgers van der Loeff-Basenau, Kees Spierings en Piet Worm.
Ze vond dat wel een nieuwtje. Dat weet ik niet zo, want het gaat om een lijst uit 1990, maar we werden het snel samen eens over de vaststelling dat internet hier wel een bijzondere rol speelt. Wat anders een tamelijk onbekende lijst blijft, alleen te vinden in enkele gespecialiseerde bibliotheken, is nu voor iedereen met een internet-aansluiting toegankelijk.
Overigens was je in Venema's ogen al heel snel een collaborateur, begrijp ik, al heb ik zijn boek nooit gelezen en ga ik dat (ondanks DBNL) ook niet doen.
Dat gaat over van alles en nog wat, maar ook over Adriaan Venema, die wat rancuneuze en zeer verbeten auteur over collaboratie en verzet, o.a. in zijn boek Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie (1990).
Dat boek is kennelijk vrij van auteursrechten of er is dienaangaande iets geregeld, want het is in zijn geheel te vinden op DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Ze wijst me op bijlage 6 van deel 3a, 'De kleine collaboratie', 'Opgave van de door de Ereraad voor Letterkunde opgelegde uitsluitingen', en dat daarin enige namen te vinden zijn van auteurs van jeugdliteratuur, waaronder auteurs die redelijk gewaardeerd werden als Cor Bruyn, D.A. Cramer-Schaap, Phiny Dick, W.G. van der Hulst, An Rutgers van der Loeff-Basenau, Kees Spierings en Piet Worm.
Ze vond dat wel een nieuwtje. Dat weet ik niet zo, want het gaat om een lijst uit 1990, maar we werden het snel samen eens over de vaststelling dat internet hier wel een bijzondere rol speelt. Wat anders een tamelijk onbekende lijst blijft, alleen te vinden in enkele gespecialiseerde bibliotheken, is nu voor iedereen met een internet-aansluiting toegankelijk.
Overigens was je in Venema's ogen al heel snel een collaborateur, begrijp ik, al heb ik zijn boek nooit gelezen en ga ik dat (ondanks DBNL) ook niet doen.
Paulus
Een schok van herkenning: ineens hoor ik de openingsmelodie van Paulus de Boskabouter. Ik kijk op het display van de radio en zie: *** dance of an ostracized imp p curzon ronald d corp ***.
Besef dat sommige jeugdherinneringen aan je blijven plakken. Het waren dierbare minuten, die radio-uitzendingen. Achteraf bewondering voor de virtuoziteit waarmee Jean Dulieu (Jan van Oort) al die stemmen weergaf. Achteraf pas ook ontdekte ik dat die mooie stem van een man was die ook goed kon tekenen. De herinneringen blijven die van een stem die veelstemmig was, en die karakteristieke muziek vooraf.
Blijkt natuurlijk dat anderen allang denken te hebben genoteerd om welke muziek het gaat, een deuntje van ene P. Curzon, lees ik niet alleen op het radiodisplay. Ik vind hem terug als Frederick Curzon, en zijn muziekstuk is onder meer te vinden op deel 4 van de cd-reeks 'British Light Music Classics'. Bij de inhoudsopgave staat New London Orchestra/Ronald Corp Hyperion CDA67400 78m DDD, dat verklaart deels dat geheimzinnige ronald d corp. Deels, want ik moet nog verder zoeken om te vinden dat Ronald Corp de stichter is van genoemd orkest, bovendien dirigent en componist.
En wat leer ik verder nog? Dat je die muziek als bladmuziek-pianosolo kon bestellen, als midi van nogal electronische klank gratis kan downloaden en dat de muziek door Jan van Oort zelf en Kees Buurman werd gevonden. Bovendien word ik er in het voorbijgaan aan herinnerd dat bij de omroep ooit alle opnames van Paulus zijn gewist, maar dat een particuliere verzamelaar, een gepensioneerde apotheker, er bijna de helft van kon leveren. Dat stelde Maurits Rubinstein in staat om er een viertal cd's van te maken. Dat laatste wist ik al en ik heb ooit enkele met plezier en heimwee beluisterd. Of de verkoop goed gaat weet ik niet.
Voorts vind ik op Jeugdsentimenten.net het verkeerde stukje, een stukje tv-film, met kinderkoor als entree. Door de samenstellers ook als twijfelachtig gebracht, want, schrijven ze er bij, 'In 1974 komt Paulus opnieuw op de t.v., in een nieuw jasje, met nieuwe figuren, andere stemmen en een nieuwe beginmelodie, maar of dat een verbetering was???' Nee dus. Maar als ik hen was, zou ik een voorbeeld uit de oorspronkelijke opnames plaatsen, met die openingsmelodie.
Over Jean Dulieu vind ik nog een interviewtje met Wim Noordhoek, waaruit blijkt dat hij toentertijd zeer laconiek was over het verdwijnen van de opnames. Maar over Dulieu is natuurlijk nog meer te vinden.
En al deze weetjes binnen een half uur bijeengezocht op internet, met dat stukje muziek en mijn herinneringen als aanleiding.
Kan ik nu nog verklaren waardoor juist deze opnames zo goed bekleven? Kortweg ligt dat volgens mij niet alleen aan de virtuoziteit waarmee die stemmen gebracht werden, maar ook aan de verhalen en personages. Paulus alleen had het, als tamelijk brave kabouter, niet gered zonder allereerst zijn tegenspeelster Eucalypta, onnavolgbaar vertolkt, en zonder Oehoeboeroe, Salomo en Gregorius, allemaal karakters met een verrassend scala aan sterke en minder sterke eigenschappen. In elk verhaal was een zekere dreiging, net als in oude sprookjes, waardoor je als oudere kleuter geboeid werd - en blij was als het dan toch weer net goed afliep.
Besef dat sommige jeugdherinneringen aan je blijven plakken. Het waren dierbare minuten, die radio-uitzendingen. Achteraf bewondering voor de virtuoziteit waarmee Jean Dulieu (Jan van Oort) al die stemmen weergaf. Achteraf pas ook ontdekte ik dat die mooie stem van een man was die ook goed kon tekenen. De herinneringen blijven die van een stem die veelstemmig was, en die karakteristieke muziek vooraf.
Blijkt natuurlijk dat anderen allang denken te hebben genoteerd om welke muziek het gaat, een deuntje van ene P. Curzon, lees ik niet alleen op het radiodisplay. Ik vind hem terug als Frederick Curzon, en zijn muziekstuk is onder meer te vinden op deel 4 van de cd-reeks 'British Light Music Classics'. Bij de inhoudsopgave staat New London Orchestra/Ronald Corp Hyperion CDA67400 78m DDD, dat verklaart deels dat geheimzinnige ronald d corp. Deels, want ik moet nog verder zoeken om te vinden dat Ronald Corp de stichter is van genoemd orkest, bovendien dirigent en componist.
En wat leer ik verder nog? Dat je die muziek als bladmuziek-pianosolo kon bestellen, als midi van nogal electronische klank gratis kan downloaden en dat de muziek door Jan van Oort zelf en Kees Buurman werd gevonden. Bovendien word ik er in het voorbijgaan aan herinnerd dat bij de omroep ooit alle opnames van Paulus zijn gewist, maar dat een particuliere verzamelaar, een gepensioneerde apotheker, er bijna de helft van kon leveren. Dat stelde Maurits Rubinstein in staat om er een viertal cd's van te maken. Dat laatste wist ik al en ik heb ooit enkele met plezier en heimwee beluisterd. Of de verkoop goed gaat weet ik niet.
Voorts vind ik op Jeugdsentimenten.net het verkeerde stukje, een stukje tv-film, met kinderkoor als entree. Door de samenstellers ook als twijfelachtig gebracht, want, schrijven ze er bij, 'In 1974 komt Paulus opnieuw op de t.v., in een nieuw jasje, met nieuwe figuren, andere stemmen en een nieuwe beginmelodie, maar of dat een verbetering was???' Nee dus. Maar als ik hen was, zou ik een voorbeeld uit de oorspronkelijke opnames plaatsen, met die openingsmelodie.
Over Jean Dulieu vind ik nog een interviewtje met Wim Noordhoek, waaruit blijkt dat hij toentertijd zeer laconiek was over het verdwijnen van de opnames. Maar over Dulieu is natuurlijk nog meer te vinden.
En al deze weetjes binnen een half uur bijeengezocht op internet, met dat stukje muziek en mijn herinneringen als aanleiding.
Kan ik nu nog verklaren waardoor juist deze opnames zo goed bekleven? Kortweg ligt dat volgens mij niet alleen aan de virtuoziteit waarmee die stemmen gebracht werden, maar ook aan de verhalen en personages. Paulus alleen had het, als tamelijk brave kabouter, niet gered zonder allereerst zijn tegenspeelster Eucalypta, onnavolgbaar vertolkt, en zonder Oehoeboeroe, Salomo en Gregorius, allemaal karakters met een verrassend scala aan sterke en minder sterke eigenschappen. In elk verhaal was een zekere dreiging, net als in oude sprookjes, waardoor je als oudere kleuter geboeid werd - en blij was als het dan toch weer net goed afliep.
vrijdag 15 oktober 2010
Ongetemde verhalen
Inspirerend verslag door Marita de Sterck over de 'Conference on Reading Promotion and Storytelling for children’ op 6 oktober 2010 in Pretoria. Verhalen voor kinderen - met alles wat het leven kan brengen, dus ook seks en dood. Initiatie in de wereld. Ze deed haar verslag op Villa Kakelbont, zie hier, gedateerd vrijdag 15 oktober.
Marita verzamelde zulke verhalen: zie Stoute meisjes overal, volksverhalen over liefde en lef, of, in de versie voor volwassenen: Bloei, zestig volksverhalen uit de hele wereld die van meisjes vrouwen maken (Manteau).
Het hele congres was een pleidooi voor 'ongetemde verhalen', zoals de Palestijnse vertelster Denes Asad ze noemt, verhalen met zout en peper, eros en thanatos, als 'a cunning reply to the Disneyfication of children’s culture'.
Je kan er het verlangen in lezen naar een wereld waarin kinderen nog naast hun ouders luisterden naar oude verhalen. Die wereld bestaat nog, her en der - maar in Europa en Noord-Amerika wel steeds meer verborgen. De meeste mensen daar vertellen alleen familieverhalen en moppen, de rol van de oude vertellers is overgenomen door boek en film.
Niet alle boeken en films worden geproduceerd door grote bedrijven die met het oog op hun omzet rekening houden met waslijsten al dan niet vermeende gevoeligheden en daardoor nogal gestandaardiseerde en soms versuikerde verhalen leveren, waaruit seks is verbannen en eros en thanatos omzichtig behandeld worden. Maar die grote bedrijven zijn wel smaakmakend.
We hebben een periode achter de rug waarin volwassenen zich inspanden om kinderen te doen opgroeien in hun eigen, zorgvuldig omheinde wereld, een Heile Welt zoals dat in het Duits heette.
Als je Marita's verslag mag geloven, zouden we die periode definitief achter ons hebben gelaten. Enkele gesprekken met gelovige volwassenen volstaan om te beseffen dat dit niet zo is.
Marita verzamelde zulke verhalen: zie Stoute meisjes overal, volksverhalen over liefde en lef, of, in de versie voor volwassenen: Bloei, zestig volksverhalen uit de hele wereld die van meisjes vrouwen maken (Manteau).
Het hele congres was een pleidooi voor 'ongetemde verhalen', zoals de Palestijnse vertelster Denes Asad ze noemt, verhalen met zout en peper, eros en thanatos, als 'a cunning reply to the Disneyfication of children’s culture'.
Je kan er het verlangen in lezen naar een wereld waarin kinderen nog naast hun ouders luisterden naar oude verhalen. Die wereld bestaat nog, her en der - maar in Europa en Noord-Amerika wel steeds meer verborgen. De meeste mensen daar vertellen alleen familieverhalen en moppen, de rol van de oude vertellers is overgenomen door boek en film.
Niet alle boeken en films worden geproduceerd door grote bedrijven die met het oog op hun omzet rekening houden met waslijsten al dan niet vermeende gevoeligheden en daardoor nogal gestandaardiseerde en soms versuikerde verhalen leveren, waaruit seks is verbannen en eros en thanatos omzichtig behandeld worden. Maar die grote bedrijven zijn wel smaakmakend.
We hebben een periode achter de rug waarin volwassenen zich inspanden om kinderen te doen opgroeien in hun eigen, zorgvuldig omheinde wereld, een Heile Welt zoals dat in het Duits heette.
Als je Marita's verslag mag geloven, zouden we die periode definitief achter ons hebben gelaten. Enkele gesprekken met gelovige volwassenen volstaan om te beseffen dat dit niet zo is.
maandag 11 oktober 2010
Russen zijn geen burgers
Igor Yurgens is een adviseur van de regering van Rusland. Volgens Menno Hurenkamp, De Groene Amsterdammer 7-10-2010, heeft hij dit gezegd: 'Russen zijn geen burgers maar een soort stam, massaal dol op belastingontduiken en hun plicht ontlopen.'
Hij deed volgens Menno Hurenkamp deze uitspraak in september op een conferentie 'over de vraag wat de modernisering van Rusland tegenhoudt'.
Zou Yurgens zichzelf ook tot die stam rekenen? Hij is per slot ook een Rus.
En hier zijn burgers dus een type inwoner dat zijn belasting betaalt en zijn plicht doet. Zijn burgerplicht - die term zat er aan te komen.
Wat MH ook nog samenvat als mening van Yurgens: 'voor verandering kan dit land alleen op zijn leiders, niet op zijn bevolking vertrouwen'.
Dat is sterk: die leiders horen dus niet bij de bevolking? En wie is 'dit land' eigenlijk? Een apart iets naast leiders en bevolking? In staat om ergens in te vertrouwen?
(Zie ook Burgers 1.)
Hij deed volgens Menno Hurenkamp deze uitspraak in september op een conferentie 'over de vraag wat de modernisering van Rusland tegenhoudt'.
Zou Yurgens zichzelf ook tot die stam rekenen? Hij is per slot ook een Rus.
En hier zijn burgers dus een type inwoner dat zijn belasting betaalt en zijn plicht doet. Zijn burgerplicht - die term zat er aan te komen.
Wat MH ook nog samenvat als mening van Yurgens: 'voor verandering kan dit land alleen op zijn leiders, niet op zijn bevolking vertrouwen'.
Dat is sterk: die leiders horen dus niet bij de bevolking? En wie is 'dit land' eigenlijk? Een apart iets naast leiders en bevolking? In staat om ergens in te vertrouwen?
(Zie ook Burgers 1.)
zondag 10 oktober 2010
Nooit meer lief
In Vrij Nederland 9-10 een stuk van Anna van Praag, waarin zij een verhaal voor kinderen aankondigt met een hoofdpersoon die valt te omschrijven als 'een rotkind'. Zo wou ze het boek ook noemen, maar dat vond haar uitgever niet goed. Het gaat Nooit meer lief heten en verschijnt op 20 november bij Leopold.
Als ik haar goed begrijp was ze zelf vroeger ook een rotkind, althans een kind dat jat en andere meisjes pest, en wil ze met dit verhaal 'een lans breken voor rotkinderen'.
Sterker, 'bij het boek bied ik workshops aan voor scholen, "lessen voor rotkinderen", waarin ik de quiz "hoe erg ben jij" heb gemaakt. Welke school durft dat aan?'
Jammer.
Sensationeler was het geweest als ze niks geen 'lans had gebroken', want dat riekt toch weer naar hulpverlening, op het rechte pad brengen enzovoort. Heet begrijpelijk, want rotkinderen worden soms rotmensen en daar heeft niemand iets aan, er zijn al genoeg rotmensen. Anna van Praag beschouwt zichzelf inmiddels niet meer als rotmens - ze kijkt terug op het kind dat ze was. Ze wil, denk ik, begrip kweken met haar verhaal.
Uit literair oogpunt was het heel interessant geweest als er een kinderboek zou verschijnen waarin de held echt een rotkind is - en blijft, tot en met het einde en wel zo dat er voor de lezer geen ontsnappen aan is: wegleggen of meegaan (dus virtueel mee rot zijn). Hoe zouden recensenten reageren? En potentiële kopers? Een buitenkansje.
Natuurlijk heeft kinderboekwinkelier Rietje Nivard, aangehaald in het stuk, gelijk als ze zegt: "Kinderen waar iets mee is, dat verkoopt inderdaad heel slecht. Dat is geen leuk cadeautje." 'Want ja,' concludeert Anna van Praag ten slotte, 'dat zijn kinderboeken dus: een cadeautje dat wij grote mensen aan onze kinderen geven. Kinderboekenweek is cadeautjestijd. En hoe verleidelijk is het om iets te geven dat lekker veilig is? Pippi Langkous, altijd goed, en o wat zijn kinderen toch leuk.'
Daarmee haalt ze, wellicht met opzet, een icoon aan dat bekend staat als 'stout' en 'opstandig', maar niet als rotkind. Eerder al gaf ze een kleine leesautobiografie, met deze observatie erbij: 'Een onoverbrugbare kloof lijkt er te liggen tussen de helden uit mijn boeken die consequent opkomen voor de zwakkeren en mijn eigen gedrag - en toch blijf ik stug doorlezen.'
Of het van invloed is geweest?
Anna van Praag noteert dat ze op de middelbare school al 'een stuk braver' was. Ze bleef kinderboeken lezen, 'misschien omdat ik blijf zoeken naar het rotkind dat ikzef was'. 'Ik vind haar niet.' Hoewel, een boek als Lieveling boterbloem, waarin ene meisje haar lievelingspop mishandelt, komt dichtbij en 'lees ik opnieuw en opnieuw'.
Zouden een groeiend bewustzijn en rot zijn elkaar uitsluiten?
Als ik haar goed begrijp was ze zelf vroeger ook een rotkind, althans een kind dat jat en andere meisjes pest, en wil ze met dit verhaal 'een lans breken voor rotkinderen'.
Sterker, 'bij het boek bied ik workshops aan voor scholen, "lessen voor rotkinderen", waarin ik de quiz "hoe erg ben jij" heb gemaakt. Welke school durft dat aan?'
Jammer.
Sensationeler was het geweest als ze niks geen 'lans had gebroken', want dat riekt toch weer naar hulpverlening, op het rechte pad brengen enzovoort. Heet begrijpelijk, want rotkinderen worden soms rotmensen en daar heeft niemand iets aan, er zijn al genoeg rotmensen. Anna van Praag beschouwt zichzelf inmiddels niet meer als rotmens - ze kijkt terug op het kind dat ze was. Ze wil, denk ik, begrip kweken met haar verhaal.
Uit literair oogpunt was het heel interessant geweest als er een kinderboek zou verschijnen waarin de held echt een rotkind is - en blijft, tot en met het einde en wel zo dat er voor de lezer geen ontsnappen aan is: wegleggen of meegaan (dus virtueel mee rot zijn). Hoe zouden recensenten reageren? En potentiële kopers? Een buitenkansje.
Natuurlijk heeft kinderboekwinkelier Rietje Nivard, aangehaald in het stuk, gelijk als ze zegt: "Kinderen waar iets mee is, dat verkoopt inderdaad heel slecht. Dat is geen leuk cadeautje." 'Want ja,' concludeert Anna van Praag ten slotte, 'dat zijn kinderboeken dus: een cadeautje dat wij grote mensen aan onze kinderen geven. Kinderboekenweek is cadeautjestijd. En hoe verleidelijk is het om iets te geven dat lekker veilig is? Pippi Langkous, altijd goed, en o wat zijn kinderen toch leuk.'
Daarmee haalt ze, wellicht met opzet, een icoon aan dat bekend staat als 'stout' en 'opstandig', maar niet als rotkind. Eerder al gaf ze een kleine leesautobiografie, met deze observatie erbij: 'Een onoverbrugbare kloof lijkt er te liggen tussen de helden uit mijn boeken die consequent opkomen voor de zwakkeren en mijn eigen gedrag - en toch blijf ik stug doorlezen.'
Of het van invloed is geweest?
Anna van Praag noteert dat ze op de middelbare school al 'een stuk braver' was. Ze bleef kinderboeken lezen, 'misschien omdat ik blijf zoeken naar het rotkind dat ikzef was'. 'Ik vind haar niet.' Hoewel, een boek als Lieveling boterbloem, waarin ene meisje haar lievelingspop mishandelt, komt dichtbij en 'lees ik opnieuw en opnieuw'.
Zouden een groeiend bewustzijn en rot zijn elkaar uitsluiten?
Drie-en-een-half boek per maand
In opdracht van de Nederlandse Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) heeft het onderzoeksbureau The Choice een onderzoek gehouden onder 6.945 Nederlandse kinderen en jongeren, tussen 7 en 17 jaar, volgens het persbericht 'gelijk verdeeld over basis- en voortgezet onderwijs'. Ik citeer verder (de links heb ik aangebracht, bronnen zowel VOB als Villa Kakelbont):
'Daaruit blijkt dat zij gemiddeld 3,6 boeken per maand lezen. Dat aantal neemt af naarmate de kinderen ouder worden; in de leeftijdsgroep van 16 tot 17 jaar leest men nog maar 2,8 boeken per maand. De uitschieters zijn de 7- tot 9-jarigen die gemiddeld 5,5 boeken per maand lezen.
Bijna 9 op de 10 kinderen had de afgelopen maand één of meerdere boeken gelezen. 20 % van de ondervraagden leest omdat de ouders dat willen. Vrienden blijken geen grote rol te spelen in het leesgedrag; slechts 5 % leest omdat zijn/haar vrienden dat ook doen. 16 % vindt lezen moeilijk.
The Choice voerde het onderzoek in samenwerking met 35 bibliotheken. Het onderzoek karakteriseert de doelgroep in vijf segementen, volgens levensfilosofie: de materialisten, avonturiers, bedachtzamen, sociaal betrokkenen en individualisten. Die zijn vervolgens gekoppeld aan een eerder gemaakt segmentatiemodel voor volwassen leden, de zogenaamde Mosaicsegmentatie.
De oorspronkelijke bedoeling was om per bibliotheek rapportages aan te bieden met betrekking tot de verdeling van de jongerensegmenten bij desbetreffende bibliotheek, maar daar wordt van afgezien omdat de getrokken steekproef te klein is.
The Choice beveelt aan:
- Meer in te delen op basis van leeftijdsgroep
- Bij 7-9-jarigen ouders en onderwijs meer te betrekken
- Collectie en activiteiten voor 10-12-jarigen op dezelfde afdeling als die voor 13+
- Bij 13-15-jarigen de bibliotheek meer positioneren als multimediaal ontmoetingscentrum
- Bij 16-17-jarigen de bibliotheek positioneren als ‘studiemediacentrum’
- Algemeen: de doelgroep nauw betrekken bij de plannen.'
Dit onderzoek pakt volgens mij niet slecht uit voor de bibliotheken als leverancier van leesgoed aan kinderen en jongeren, want ik herinner me dat je uit de statistieken van boekverkopers kan afleiden dat er hooguit 2 kinderboeken per jaar per inwoner worden verkocht. Van de ruim 16 miljoen inwoners die Nederland telt, zijn er ongeveer 2 miljoen 0-10 jaar (bron: Al@din, op gezag van CBS) en 4 miljoen jonger dan 20 (bron: CBS). Als ik nu even uitga van 3 miljoen jonge inwoners van 0-15 jaar, dan komt dat neer op zo'n 5 boeken per jaar per jonge inwoner en dat is veel minder dan de ruim 40 boeken die ze volgens dit bibliotheekonderzoek zouden lezen. Ja, ja, dit is natuurlijk wel een heel snelle los-uit-de-pols gemaakte schatting, maar toch.
Er even van uitgaande dat het goed is dat kinderen en jongeren lezen, valt dus te zeggen: goed werk, bibliotheken!
Maar van die aanbevelingen krijg ik, dankzij ruim dertig jaar ervaring met bibliotheken, wel een déjà vu-gevoel.
Over de statistieken van boekverkopers nog dit: blijkens recente cijfers van onderzoeksbureau GfK bedroeg de omzet aan 'kinderboeken' in 2009 89,4 miljoen euro. Met een (schat ik) gemiddelde verkoopprijs van € 19,50 per boek zou dat ruim 450.000 boeken zijn. Leg ik de gemiddelde prijs op 14,50 dan komt er ruim 610.000 boeken uit. Ga ik van die 3 miljoen inwoners van 0-15 jaar uit, dan kom ik in beide gevallen op nog geen één boek per jaar per inwoner van 0-15 jaar...
Die herinnering van mij was veel te rooskleurig.
'Daaruit blijkt dat zij gemiddeld 3,6 boeken per maand lezen. Dat aantal neemt af naarmate de kinderen ouder worden; in de leeftijdsgroep van 16 tot 17 jaar leest men nog maar 2,8 boeken per maand. De uitschieters zijn de 7- tot 9-jarigen die gemiddeld 5,5 boeken per maand lezen.
Bijna 9 op de 10 kinderen had de afgelopen maand één of meerdere boeken gelezen. 20 % van de ondervraagden leest omdat de ouders dat willen. Vrienden blijken geen grote rol te spelen in het leesgedrag; slechts 5 % leest omdat zijn/haar vrienden dat ook doen. 16 % vindt lezen moeilijk.
The Choice voerde het onderzoek in samenwerking met 35 bibliotheken. Het onderzoek karakteriseert de doelgroep in vijf segementen, volgens levensfilosofie: de materialisten, avonturiers, bedachtzamen, sociaal betrokkenen en individualisten. Die zijn vervolgens gekoppeld aan een eerder gemaakt segmentatiemodel voor volwassen leden, de zogenaamde Mosaicsegmentatie.
De oorspronkelijke bedoeling was om per bibliotheek rapportages aan te bieden met betrekking tot de verdeling van de jongerensegmenten bij desbetreffende bibliotheek, maar daar wordt van afgezien omdat de getrokken steekproef te klein is.
The Choice beveelt aan:
- Meer in te delen op basis van leeftijdsgroep
- Bij 7-9-jarigen ouders en onderwijs meer te betrekken
- Collectie en activiteiten voor 10-12-jarigen op dezelfde afdeling als die voor 13+
- Bij 13-15-jarigen de bibliotheek meer positioneren als multimediaal ontmoetingscentrum
- Bij 16-17-jarigen de bibliotheek positioneren als ‘studiemediacentrum’
- Algemeen: de doelgroep nauw betrekken bij de plannen.'
Dit onderzoek pakt volgens mij niet slecht uit voor de bibliotheken als leverancier van leesgoed aan kinderen en jongeren, want ik herinner me dat je uit de statistieken van boekverkopers kan afleiden dat er hooguit 2 kinderboeken per jaar per inwoner worden verkocht. Van de ruim 16 miljoen inwoners die Nederland telt, zijn er ongeveer 2 miljoen 0-10 jaar (bron: Al@din, op gezag van CBS) en 4 miljoen jonger dan 20 (bron: CBS). Als ik nu even uitga van 3 miljoen jonge inwoners van 0-15 jaar, dan komt dat neer op zo'n 5 boeken per jaar per jonge inwoner en dat is veel minder dan de ruim 40 boeken die ze volgens dit bibliotheekonderzoek zouden lezen. Ja, ja, dit is natuurlijk wel een heel snelle los-uit-de-pols gemaakte schatting, maar toch.
Er even van uitgaande dat het goed is dat kinderen en jongeren lezen, valt dus te zeggen: goed werk, bibliotheken!
Maar van die aanbevelingen krijg ik, dankzij ruim dertig jaar ervaring met bibliotheken, wel een déjà vu-gevoel.
Over de statistieken van boekverkopers nog dit: blijkens recente cijfers van onderzoeksbureau GfK bedroeg de omzet aan 'kinderboeken' in 2009 89,4 miljoen euro. Met een (schat ik) gemiddelde verkoopprijs van € 19,50 per boek zou dat ruim 450.000 boeken zijn. Leg ik de gemiddelde prijs op 14,50 dan komt er ruim 610.000 boeken uit. Ga ik van die 3 miljoen inwoners van 0-15 jaar uit, dan kom ik in beide gevallen op nog geen één boek per jaar per inwoner van 0-15 jaar...
Die herinnering van mij was veel te rooskleurig.
Solomon Burke
Voor iemand van zijn gewicht heeft de vandaag op Schiphol overleden Solomon Burke het nog lang uitgehouden. Hij werd 70 jaar. Genoeg om een prachtig oeuvre na te laten, want wat kon die man zingen.
Ik kreeg het bericht op Nu.nl, met een Youtube-filmpje erbij ingebed. Daarop zingt en speelt hij 'None of us are free'. Ter begeleiding zingt een rijtje in wit gestoken mannen mee. En ik weet niet of het te maken heeft met de zonnebrillen op die oude zwarte koppen en die witte tanden, maar er ploppen reclames op over tandenpoets en Smokey Eye make-up... (Deze reclame ontbreekt overigens op de echte Youtube-versie.)
En hoe komt het dat-ie op Schiphol is overleden? Hij zou 12 oktober een optreden geven in Paradiso, samen met De Dijk. Dat had hij al eerder gedaan: zie (bijvoorbeeld) hier.
Ik kreeg het bericht op Nu.nl, met een Youtube-filmpje erbij ingebed. Daarop zingt en speelt hij 'None of us are free'. Ter begeleiding zingt een rijtje in wit gestoken mannen mee. En ik weet niet of het te maken heeft met de zonnebrillen op die oude zwarte koppen en die witte tanden, maar er ploppen reclames op over tandenpoets en Smokey Eye make-up... (Deze reclame ontbreekt overigens op de echte Youtube-versie.)
En hoe komt het dat-ie op Schiphol is overleden? Hij zou 12 oktober een optreden geven in Paradiso, samen met De Dijk. Dat had hij al eerder gedaan: zie (bijvoorbeeld) hier.
zaterdag 9 oktober 2010
Maartje Bakker ontmoet de burger
Laatst kwam ik wel drie keer zijn schaduw tegen: de burger. Zo merkte journalist Maartje Bakker in de Volkskrant van 2 oktober op dat 'politie, rechtspraak, wetenschap en financiële instellingen aangaven dat ze het afnemende vertrouwen bij de burger als een probleem zien'.
Dus dienders, rechercheurs, advocaten, rechters, aanklagers, onderzoekers, bankbedienden en bankdirecteuren zijn geen burgers, leid ik hieruit af.
Journalist Jeroen Trommelen ziet in de Volkskrant van 5 oktober in het proces tegen Wilders 'een voorbeeld van de toegenomen macht die burgers opeisen in de rechtszaal'. Nu weet ik het zeker: advocaten, rechters en aanklagers zijn geen burgers.
Maartje Bakker heeft de burger ontmoet! Want 'vraag je het de burger, dan geeft hij aan dat hij de klimaatwetenschapper, de gezondheidswetenschapper die adviseert over baarmoederhalskankervaccins, en de politieagent op straat niet vertrouwt'. Onderzoekers zijn dus geen burgers en zij die het klimaat en baarmoederhalskanker bestuderen al helemaal niet. En de politieagent op straat evenmin. Thuis wel? Vast niet.
Behalve misschien als zij trouwt met een boer die niet meer wil boeren. Want zo'n type kiest (Volkskrant 30 september, p. 11) 'voor een burgerbestaan'. Boeren zijn dus ook al geen burgers maar kunnen wel kiezen voor een burgerbestaan, net als militairen, die zich, geloof ik, ook al niet als burger zien Wat is een burgerbestaan?
Help! Waar is de burger? Wie is de burger? Nee, even geen flauwe grappen over hamburgers en zo.
Misschien kom ik wel in aanmerking. Want ik ben geen diender, geen rechercheur, advocaat, rechter, aanklager, bankbediende of -directeur, geen soldaat en zeker geen boer. Ook praktiseer ik niet als wetenschapper. Maar ik ben er wel voor opgeleid en onderzoek graag. Oei, twijfel.
In de Middeleeuwen waren er slaven, lijfeigenen, poorters, boeren, monniken, priesters, edellieden en leden van de Blauwe Schuit. Als ik het etymologisch woordenboek mag geloven was burger een ander woord voor poorter, en poorters waren vrije bewoners van de stad.
Later werd er ook wel gesproken over boeren, burgers en buitenlui. Ook in die trits horen de burgers in de stad thuis en in woorden als citizen, citoyen, ciudadano en grazjdane (Russisch) hoor ik ook de stad klinken.
Aha. Burgers zijn dus stadsbewoners die niet werken bij politie, juristerij, leger, onderzoeksinstellingen en gezondheidszorg. Als ze de politiek ingaan raken ze ook hun burgerschap kwijt, want politici hebben het ook erg vaak over burgers op een wijze die suggereert dat ze daarmee niet zichzelf bedoelen.
Is de burger een deftige vertegenwoordiger van het volk?
Dat roept herinneringen in me op aan lesjes over de Franse revolutie. Noemden die revolutionairen hun landgenoten niet citoyens? De koning en andere edellieden telden, meen ik niet mee en dat kon ook niet, want die waren over de kling gejaagd. Toch een troebele bron: de revolutiemakers stelden, als ik het goed heb, in 1789 een stuk op over les Droits de l'Homme et du Citoyen. De rechten van de mens en de burger.
Het wordt steeds gekker: mensen en burgers als twee verschillende categorieën? Of waren sommige mensen meer mens dan anderen en daarom citoyen?
Hoe dan ook hadden niet alleen mensen maar ook burgers ineens rechten. Aangezien tegenwoordig iedereen voor de wet gelijk is, is dus ineens iedereen een burger.
Maar wat is dan merkwaardig dat met burger haast altijd iemand anders wordt bedoeld dan de spreker of schrijver. Zelden hoor je 'wij burgers...', nee, als regel duikt de burger in politieke teksten op als een wat griezelig beest, dat weliswaar rechten en plichten heeft (tegenwoordig steeds meer plichten), maar verder een beetje omzichtig behandeld en verzorgd dient te worden. Of gemanipuleerd.
Dat geldt ook voor het volk. Maar daarover (avanti popolo!) en over stammen een andere keer.
Ik blijf zoeken naar de burger en zal daarover berichten.
Dus dienders, rechercheurs, advocaten, rechters, aanklagers, onderzoekers, bankbedienden en bankdirecteuren zijn geen burgers, leid ik hieruit af.
Journalist Jeroen Trommelen ziet in de Volkskrant van 5 oktober in het proces tegen Wilders 'een voorbeeld van de toegenomen macht die burgers opeisen in de rechtszaal'. Nu weet ik het zeker: advocaten, rechters en aanklagers zijn geen burgers.
Maartje Bakker heeft de burger ontmoet! Want 'vraag je het de burger, dan geeft hij aan dat hij de klimaatwetenschapper, de gezondheidswetenschapper die adviseert over baarmoederhalskankervaccins, en de politieagent op straat niet vertrouwt'. Onderzoekers zijn dus geen burgers en zij die het klimaat en baarmoederhalskanker bestuderen al helemaal niet. En de politieagent op straat evenmin. Thuis wel? Vast niet.
Behalve misschien als zij trouwt met een boer die niet meer wil boeren. Want zo'n type kiest (Volkskrant 30 september, p. 11) 'voor een burgerbestaan'. Boeren zijn dus ook al geen burgers maar kunnen wel kiezen voor een burgerbestaan, net als militairen, die zich, geloof ik, ook al niet als burger zien Wat is een burgerbestaan?
Help! Waar is de burger? Wie is de burger? Nee, even geen flauwe grappen over hamburgers en zo.
Misschien kom ik wel in aanmerking. Want ik ben geen diender, geen rechercheur, advocaat, rechter, aanklager, bankbediende of -directeur, geen soldaat en zeker geen boer. Ook praktiseer ik niet als wetenschapper. Maar ik ben er wel voor opgeleid en onderzoek graag. Oei, twijfel.
In de Middeleeuwen waren er slaven, lijfeigenen, poorters, boeren, monniken, priesters, edellieden en leden van de Blauwe Schuit. Als ik het etymologisch woordenboek mag geloven was burger een ander woord voor poorter, en poorters waren vrije bewoners van de stad.
Later werd er ook wel gesproken over boeren, burgers en buitenlui. Ook in die trits horen de burgers in de stad thuis en in woorden als citizen, citoyen, ciudadano en grazjdane (Russisch) hoor ik ook de stad klinken.
Aha. Burgers zijn dus stadsbewoners die niet werken bij politie, juristerij, leger, onderzoeksinstellingen en gezondheidszorg. Als ze de politiek ingaan raken ze ook hun burgerschap kwijt, want politici hebben het ook erg vaak over burgers op een wijze die suggereert dat ze daarmee niet zichzelf bedoelen.
Is de burger een deftige vertegenwoordiger van het volk?
Dat roept herinneringen in me op aan lesjes over de Franse revolutie. Noemden die revolutionairen hun landgenoten niet citoyens? De koning en andere edellieden telden, meen ik niet mee en dat kon ook niet, want die waren over de kling gejaagd. Toch een troebele bron: de revolutiemakers stelden, als ik het goed heb, in 1789 een stuk op over les Droits de l'Homme et du Citoyen. De rechten van de mens en de burger.
Het wordt steeds gekker: mensen en burgers als twee verschillende categorieën? Of waren sommige mensen meer mens dan anderen en daarom citoyen?
Hoe dan ook hadden niet alleen mensen maar ook burgers ineens rechten. Aangezien tegenwoordig iedereen voor de wet gelijk is, is dus ineens iedereen een burger.
Maar wat is dan merkwaardig dat met burger haast altijd iemand anders wordt bedoeld dan de spreker of schrijver. Zelden hoor je 'wij burgers...', nee, als regel duikt de burger in politieke teksten op als een wat griezelig beest, dat weliswaar rechten en plichten heeft (tegenwoordig steeds meer plichten), maar verder een beetje omzichtig behandeld en verzorgd dient te worden. Of gemanipuleerd.
Dat geldt ook voor het volk. Maar daarover (avanti popolo!) en over stammen een andere keer.
Ik blijf zoeken naar de burger en zal daarover berichten.
vrijdag 8 oktober 2010
Vakvrouw
Gisteren heeft zich een vakvrouw naast de brievenbus gevestigd. Wat een bouwwerk - het is het mooiste web van de tuin.
Dit is ze van dichtbij:
Nawoord: ze heeft het drie dagen uitgehouden. Daarna waren zij en haar web verdwenen.
Dit is ze van dichtbij:
Nawoord: ze heeft het drie dagen uitgehouden. Daarna waren zij en haar web verdwenen.
Mirjam Pressler bekroond
Goed nieuws uit Frankfurt: de jury van de Deutsche Jugendliteraturpreis heeft auteur / vertaler Mirjam Pressler de Sonderpreis toegekend, dat is een prijs die gegeven wordt wegens grote verdiensten voor het kinderboek.
Natuurlijk verdient Mirjam Pressler die en vermeldenswaard is dat zij veel door recensenten (en gelukkig ook lezers) hooggeacht literair werk voor kinderen en jongeren ut het Nederlands heeft vertaald. Ze is als het ware bijna ambassadeur voor de Nederlandstalige jeugdliteratuur in Duitsland.
De prijs levert haar naast eer en roem € 10.000,- op.
Natuurlijk verdient Mirjam Pressler die en vermeldenswaard is dat zij veel door recensenten (en gelukkig ook lezers) hooggeacht literair werk voor kinderen en jongeren ut het Nederlands heeft vertaald. Ze is als het ware bijna ambassadeur voor de Nederlandstalige jeugdliteratuur in Duitsland.
De prijs levert haar naast eer en roem € 10.000,- op.
maandag 4 oktober 2010
Kinderen willen e-boeken
Tenminste, dat zou moeten blijken uit een enquête onder ongeveer 2000 6- tot 17-jarigen (en hun ouders) in opdracht van de grote Amerikaanse uitgeverij Scholastic, waarover in New York Times 29-09-2010 een bericht te vinden was.
E-boeken graag - maar tweederde wil ook graag gewone boeken houden. Ik citeer:
' Many children want to read books on digital devices and would read for fun more frequently if they could obtain e-books. But even if they had that access, two-thirds of them would not want to give up their traditional print books. '
Het stuk riep reacties op. Ik citeer die van auteur/illustrator Dave Horowitz, geplaatst op 29 september:
' Of course kids are drawn to flashy new toys like e-readers, but as the author of this article states, these devices are in essence tools. Since kids are still learning to read, one wonders if they are really the best tool for the job.
Is the kindergarten teacher of the future going to hold up a Kindle™ in front of a room full of squirming children? Is a mother going to say, "okay, Johnny, we will upload one more story and then it's off to bed?"
I hope not; can you imagine Green Eggs and Ham without the page turns?
dave horowitz
author/illustrator
p.s. Why is the title of this article, Children Cite Appeal of Digital Reading, when in the very first paragraph it states that two thirds of children would NOT want to give up their real books? '
It is understandable why kids would be attracted to things like video games and social networking sites. It is understandable how graphically based devices like the iPad which allow direct screen based control of screen objects would be highly appealing. I can even see the appeal of 3D for kids.
But I am a bit more skeptical about the fundamental and longer term power of substituting digital text for printed text. There is just not the kind of unique selling proposition difference that is provided by all the other media and devices previously mentioned. While the eReaders may provide a "cool" way to bring along text, the text itself is still text, instead of printed text, electronically generated text. There is a convenience factor with an electronic reader that can generate an infinite number of pages from a slim device, but convenience alone does not seem like a game changer here.
E-boeken graag - maar tweederde wil ook graag gewone boeken houden. Ik citeer:
' Many children want to read books on digital devices and would read for fun more frequently if they could obtain e-books. But even if they had that access, two-thirds of them would not want to give up their traditional print books. '
Het stuk riep reacties op. Ik citeer die van auteur/illustrator Dave Horowitz, geplaatst op 29 september:
' Of course kids are drawn to flashy new toys like e-readers, but as the author of this article states, these devices are in essence tools. Since kids are still learning to read, one wonders if they are really the best tool for the job.
Is the kindergarten teacher of the future going to hold up a Kindle™ in front of a room full of squirming children? Is a mother going to say, "okay, Johnny, we will upload one more story and then it's off to bed?"
I hope not; can you imagine Green Eggs and Ham without the page turns?
dave horowitz
author/illustrator
p.s. Why is the title of this article, Children Cite Appeal of Digital Reading, when in the very first paragraph it states that two thirds of children would NOT want to give up their real books? '
En dan is er nog een lange, serieuze en volgens mij behartenswaardige reactie van ene pstgrandy. (Waarom zijn mensen toch zo bang om met naam en toenaam te reageren?)
Ik citeer de eerste vier alinea's:
' This is a very questionable survey. I am a highly experience social scientist and survey reseacher. I also study social trends. The reason I challenge these findings that children say they would read more if they could read on digital devices is that this is a claim, an attitude, rather than actual observed or documented behavior. One cannot discount too much the trendiness/fad effect on the answers of the children. Children are notorious for very rapidly chasing after the latest fad or trend, far more so than adults. Children are magnetically drawn to own, to have, to be seen with the latest, coolest look or thing. Being part of what is happening, as well as peer group membership along with peer pressure to be "with it" impels kids to embrace the new and as I said, the cool, the in.
It is understandable why kids would be attracted to things like video games and social networking sites. It is understandable how graphically based devices like the iPad which allow direct screen based control of screen objects would be highly appealing. I can even see the appeal of 3D for kids.
But I am a bit more skeptical about the fundamental and longer term power of substituting digital text for printed text. There is just not the kind of unique selling proposition difference that is provided by all the other media and devices previously mentioned. While the eReaders may provide a "cool" way to bring along text, the text itself is still text, instead of printed text, electronically generated text. There is a convenience factor with an electronic reader that can generate an infinite number of pages from a slim device, but convenience alone does not seem like a game changer here.
I seriously doubt that childen who had only marginal interest in reading say novels or text books suddenly will become serious readers because they now can read the same text on an lcd or even led screen. '
Waar blijft de poetry app?
Waar blijft de poetry app?
zaterdag 2 oktober 2010
Een nieuwe regering?
'Een staat moet niet worden beoordeeld naar de wijze waarop de meest aanzienlijke burgers er worden behandeld, maar de minst aanzienlijke.'
Nelson Mandela, De lange weg naar de vrijheid, juni 2010.
Het CDA-congres heeft ja gezegd tegen de voorstellen van Marc Rutte, Maxime Verhagen en Geert Wilders.
Abonneren op:
Posts (Atom)