Een citaat uit de inleiding van het Beleidsplan 2013-2016 van Stichting Lezen:
' Het lezen van verhalen en gedichten versterkt het cultureel burgerschap en de samenleving als geheel. Zo is een goede leesvaardigheid onontbeerlijk voor een moderne kennissamenleving, een groeiende economie en een bloeiend cultureel-maatschappelijk leven. Er bestaat bijvoorbeeld een positief verband tussen aan de ene kant de geletterdheidsscores van een land en aan de andere kant de langetermijngroei van het bruto nationaal product (Coulombe, Tremblay &Marchand, 2004).
Maar lezen doet meer: het draagt behalve aan de samenleving
ook bij aan individueel bewustzijn en genot. Door verhalen en gedichten te
lezen kunnen mensen zich ontspannen, genieten van esthetisch taalgebruik, kennis
opdoen over de wereld, zich inleven in de personages en een fantasiewereld
oproepen (Stalpers, 2012). In de visie van Stichting Lezen is deze persoonlijke
positieve leesbeleving een cruciale voorwaarde voor een sterke leescultuur.
Lezen voor het plezier in de vrije tijd en geletterdheid versterken elkaar
namelijk over en weer. Wie veel voor zijn plezier leest, wordt een steeds
vaardiger lezer, en zal als gevolg daarvan nog meer gaan lezen, waardoor hij
een nog vaardiger lezer wordt (Mol, 2010). Deze positieve wisselwerking leidt, via
de groeiende individuele leesvaardigheid, tot een geletterde samenleving en tot
een sterke leescultuur. ' (Links door mij aangebracht.)
Daar staat nogal wat.
Zo lijken de eerste twee zinnen te suggereren dat leesvaardigheid uitsluitend bevorderd wordt door het lezen van verhalen en gedichten.
Dat lijkt me een misverstand. Ook het lezen van documentaire teksten, van kranten, tijdschriften, handleidingen e.d., zal leesvaardigheid kunnen bevorderen. En bovendien levert dat wellicht 'kennis over de wereld' op en draagt het bij aan 'individueel bewustzijn' (wat dat ook moge zijn), mogelijk zelfs meer dan door het lezen van verhalen en gedichten.
Ik krijg de indruk dat deze tekst plezier in lezen koppelt aan het lezen van 'verhalen en gedichten'.
Dat lijkt me eveneens een misverstand, hoewel de ervaring leert dat inderdaad de meeste mensen(kinderen) het grootste genoegen beleven aan fictie, gedrukt of niet. Met de kanttekening dat velen ook genoegen beleven aan herkenning van eigen zaken en aan een mix van fictie en 'echt gebeurd'. Zie het mooie artikel in Vrij Nederland 21-6-'12 van Els Quaegebeur over 'de verheerlijking van domheid op televisie'.
Niettemin zijn er volgens mij veel mensen die juist fervente lezers zijn van non-fictie: kranten, tijdschriften, documentaire boeken.
Verder staat er dat lezen zo ongeveer een wonderolie is voor de samenleving en het individu. Hoe beter je leest, hoe groter je kansen in de samenleving. Hoe meer vaardige lezers, hoe meer productiviteit. Het lijkt me moeilijk tegen te spreken.
Een paar kanttekeningen passen wel. De leesvaardigheid die je nodig hebt voor een goede loopbaan hoeft niet noodzakelijk te leiden tot het gretig lezen van 'verhalen en gedichten'. Omgekeerd leidt het gretig lezen van verhalen en gedichten niet vanzelf naar een mooie loopbaan en ook niet vanzelf tot grotere kennis en wijsheid. Dat hangt er immers maar net van af wát je leest en of daarin ontwikkeling zit.
Stichting Lezen lijkt hier twee sporen te volgen. Het ene is dat van de geletterdheid die nodig is voor je loopbaan, dezelfde geletterdheid die ook bevorderd wordt door Stichting Lezen en Schrijven, het andere is dat van de knetterende letteren, de bellettrie, de literatuur of hoe je dat door smaakmakers met een extra plusje gewaarmerkte corps teksten (als regel fictie) ook wil betitelen - het versterken van de 'literaire competentie'.
' Leesbevordering en literatuureducatie moeten vanzelfsprekende onderdelen zijn van het dagprogramma van alle kinderen ', aldus de inleiding. Ziedaar de twee sporen, waarbij ik dan leesbevordering nog even opvat als bevorderen van leesvaardigheid. Dat zal echter niet zo bedoeld zijn: ' leesbevordering vraagt om professionals die met passie de rijkdom van het lezen kunnen overbrengen en die lezers het juiste boek op het juiste moment aanbieden ', staat in de inleiding. Hier schuiven m.i. de begrippen leesbevordering en literatuureducatie in elkaar en naderen we vermoedelijk wat de stichting een 'sterke leescultuur' noemt, min of meer identiek aan de gelijknamige (later opgerichte) Vlaamse Stichting Lezen, die eveneens streeft naar een 'betere leescultuur'.
Dat raakt aan kunsteducatie. Literatuur is immers kunst, kunst in woord en beeld. Kunsteducatie heet tegenwoordig in Nederland trouwens cultuureducatie. Daarover valt van alles te melden, maar hier beperk ik me tot de kanttekening dat we dan inmiddels wat verwijderd zijn van de leesvaardigheid die je nodig hebt voor een goede loopbaan en alle andere wonderolie-achtige zaken die zouden leiden tot 'de langetermijngroei van het bruto nationaal product'.
Ze zijn niet gek daar bij Stichting Lezen en die twee sporen, daarvan zijn ze zich waarschijnlijk bewust. Ze proberen die aldus te verenigen:
' Stichting Lezen zet zich in om kinderen en jongeren te motiveren om verhalen en gedichten te lezen voor hun plezier. Het lezen van verhalen en gedichten verhoogt niet alleen de leesvaardigheid en de literaire competentie, maar ook het inlevingsvermogen, het esthetisch bewustzijn en het empathisch vermogen. Niet-verhalende en niet-poëtische teksten kunnen een interessante opstap zijn naar het lezen van verhalende en poëtische teksten. Het medium waarvoor de lezer kiest – digitaal of papier – is daarbij in principe van minder belang.
Voor Stichting Lezen gaan leesplezier, leesgedrag en leesvaardigheid hand in hand. Deze inhoudelijke grondslag wordt door wetenschappelijk bewijs ondersteund: wie plezier heeft in lezen, leest vaker (Stalpers, 2007), en wie vaak leest, wordt leesvaardiger. En dit werkt ook omgekeerd: wie leesvaardig is, gaat vaker lezen (Mol, 2010). Er is dus sprake van een positieve spiraal, waarin leesplezier, leesgedrag en leesvaardigheid elkaar over en weer stimuleren.
Eenzelfde positieve wisselwerking geldt voor literaire competentie: wie plezier heeft in het lezen van verhalen en gedichten, zal vaker verhalen en gedichten lezen, en wie vaak verhalen en gedichten leest, wordt daar steeds competenter in. Deze groeiende literaire competentie zorgt er vervolgens weer voor dat er vaker verhalen en gedichten gelezen worden. '
Cultuureducatie of literatuureducatie als wegwijzer naar cultureel waardevol geachte teksten (cultureel erfgoed, de term komt niet voor in het Beleidsplan) gaan hier m.i. een beetje verloren, want die 'literaire competentie' wordt nauwelijks toegelicht, op pogingen na op p. 11 (' oordeel geven over een werk, inleven in personages, relatie fictie-werkelijkheid aangeven ') en 27 (verwijzing naar het literaire competentiemodel van Theo Witte).
Verderop nog eens:
' De kernboodschap die Stichting Lezen uitdraagt is dat lezen plezierig is, dat kinderen en jongeren de kans verdienen om dat plezier te ervaren, en dat lezen bijdraagt aan kennis en kunde. '
Honi soit qui mal y pense. Wat je ook van die twee sporen mag denken, het motiveren van kinderen en jongeren om voor hun plezier verhalen en gedichten te lezen lijkt me een prijzenswaardig doel, waaraan best een deel (per jaar nog geen 3 miljoen euro, zo'n 5 euro per inwoner) van ons nationaal budget mag worden besteed.
Desnoods maar geen JSF.
' Het lezen van verhalen en gedichten versterkt het cultureel burgerschap en de samenleving als geheel. Zo is een goede leesvaardigheid onontbeerlijk voor een moderne kennissamenleving, een groeiende economie en een bloeiend cultureel-maatschappelijk leven. Er bestaat bijvoorbeeld een positief verband tussen aan de ene kant de geletterdheidsscores van een land en aan de andere kant de langetermijngroei van het bruto nationaal product (Coulombe, Tremblay &Marchand, 2004).
Ook vinden vaardige lezers gemakkelijker een baan, krijgen
ze een hoger salaris en hebben ze meer perspectief op een succesvolle loopbaan
(National Endowment for the Arts, 2007).
Daar staat nogal wat.
Zo lijken de eerste twee zinnen te suggereren dat leesvaardigheid uitsluitend bevorderd wordt door het lezen van verhalen en gedichten.
Dat lijkt me een misverstand. Ook het lezen van documentaire teksten, van kranten, tijdschriften, handleidingen e.d., zal leesvaardigheid kunnen bevorderen. En bovendien levert dat wellicht 'kennis over de wereld' op en draagt het bij aan 'individueel bewustzijn' (wat dat ook moge zijn), mogelijk zelfs meer dan door het lezen van verhalen en gedichten.
Ik krijg de indruk dat deze tekst plezier in lezen koppelt aan het lezen van 'verhalen en gedichten'.
Dat lijkt me eveneens een misverstand, hoewel de ervaring leert dat inderdaad de meeste mensen(kinderen) het grootste genoegen beleven aan fictie, gedrukt of niet. Met de kanttekening dat velen ook genoegen beleven aan herkenning van eigen zaken en aan een mix van fictie en 'echt gebeurd'. Zie het mooie artikel in Vrij Nederland 21-6-'12 van Els Quaegebeur over 'de verheerlijking van domheid op televisie'.
Niettemin zijn er volgens mij veel mensen die juist fervente lezers zijn van non-fictie: kranten, tijdschriften, documentaire boeken.
Verder staat er dat lezen zo ongeveer een wonderolie is voor de samenleving en het individu. Hoe beter je leest, hoe groter je kansen in de samenleving. Hoe meer vaardige lezers, hoe meer productiviteit. Het lijkt me moeilijk tegen te spreken.
Een paar kanttekeningen passen wel. De leesvaardigheid die je nodig hebt voor een goede loopbaan hoeft niet noodzakelijk te leiden tot het gretig lezen van 'verhalen en gedichten'. Omgekeerd leidt het gretig lezen van verhalen en gedichten niet vanzelf naar een mooie loopbaan en ook niet vanzelf tot grotere kennis en wijsheid. Dat hangt er immers maar net van af wát je leest en of daarin ontwikkeling zit.
Stichting Lezen lijkt hier twee sporen te volgen. Het ene is dat van de geletterdheid die nodig is voor je loopbaan, dezelfde geletterdheid die ook bevorderd wordt door Stichting Lezen en Schrijven, het andere is dat van de knetterende letteren, de bellettrie, de literatuur of hoe je dat door smaakmakers met een extra plusje gewaarmerkte corps teksten (als regel fictie) ook wil betitelen - het versterken van de 'literaire competentie'.
' Leesbevordering en literatuureducatie moeten vanzelfsprekende onderdelen zijn van het dagprogramma van alle kinderen ', aldus de inleiding. Ziedaar de twee sporen, waarbij ik dan leesbevordering nog even opvat als bevorderen van leesvaardigheid. Dat zal echter niet zo bedoeld zijn: ' leesbevordering vraagt om professionals die met passie de rijkdom van het lezen kunnen overbrengen en die lezers het juiste boek op het juiste moment aanbieden ', staat in de inleiding. Hier schuiven m.i. de begrippen leesbevordering en literatuureducatie in elkaar en naderen we vermoedelijk wat de stichting een 'sterke leescultuur' noemt, min of meer identiek aan de gelijknamige (later opgerichte) Vlaamse Stichting Lezen, die eveneens streeft naar een 'betere leescultuur'.
Dat raakt aan kunsteducatie. Literatuur is immers kunst, kunst in woord en beeld. Kunsteducatie heet tegenwoordig in Nederland trouwens cultuureducatie. Daarover valt van alles te melden, maar hier beperk ik me tot de kanttekening dat we dan inmiddels wat verwijderd zijn van de leesvaardigheid die je nodig hebt voor een goede loopbaan en alle andere wonderolie-achtige zaken die zouden leiden tot 'de langetermijngroei van het bruto nationaal product'.
Ze zijn niet gek daar bij Stichting Lezen en die twee sporen, daarvan zijn ze zich waarschijnlijk bewust. Ze proberen die aldus te verenigen:
' Stichting Lezen zet zich in om kinderen en jongeren te motiveren om verhalen en gedichten te lezen voor hun plezier. Het lezen van verhalen en gedichten verhoogt niet alleen de leesvaardigheid en de literaire competentie, maar ook het inlevingsvermogen, het esthetisch bewustzijn en het empathisch vermogen. Niet-verhalende en niet-poëtische teksten kunnen een interessante opstap zijn naar het lezen van verhalende en poëtische teksten. Het medium waarvoor de lezer kiest – digitaal of papier – is daarbij in principe van minder belang.
Voor Stichting Lezen gaan leesplezier, leesgedrag en leesvaardigheid hand in hand. Deze inhoudelijke grondslag wordt door wetenschappelijk bewijs ondersteund: wie plezier heeft in lezen, leest vaker (Stalpers, 2007), en wie vaak leest, wordt leesvaardiger. En dit werkt ook omgekeerd: wie leesvaardig is, gaat vaker lezen (Mol, 2010). Er is dus sprake van een positieve spiraal, waarin leesplezier, leesgedrag en leesvaardigheid elkaar over en weer stimuleren.
Eenzelfde positieve wisselwerking geldt voor literaire competentie: wie plezier heeft in het lezen van verhalen en gedichten, zal vaker verhalen en gedichten lezen, en wie vaak verhalen en gedichten leest, wordt daar steeds competenter in. Deze groeiende literaire competentie zorgt er vervolgens weer voor dat er vaker verhalen en gedichten gelezen worden. '
Cultuureducatie of literatuureducatie als wegwijzer naar cultureel waardevol geachte teksten (cultureel erfgoed, de term komt niet voor in het Beleidsplan) gaan hier m.i. een beetje verloren, want die 'literaire competentie' wordt nauwelijks toegelicht, op pogingen na op p. 11 (' oordeel geven over een werk, inleven in personages, relatie fictie-werkelijkheid aangeven ') en 27 (verwijzing naar het literaire competentiemodel van Theo Witte).
Verderop nog eens:
' De kernboodschap die Stichting Lezen uitdraagt is dat lezen plezierig is, dat kinderen en jongeren de kans verdienen om dat plezier te ervaren, en dat lezen bijdraagt aan kennis en kunde. '
Honi soit qui mal y pense. Wat je ook van die twee sporen mag denken, het motiveren van kinderen en jongeren om voor hun plezier verhalen en gedichten te lezen lijkt me een prijzenswaardig doel, waaraan best een deel (per jaar nog geen 3 miljoen euro, zo'n 5 euro per inwoner) van ons nationaal budget mag worden besteed.
Desnoods maar geen JSF.