Onder deze wat uitdagende maar tegelijk ook wat wanhopig klinkende titel vond op 9 november 2012 in Gent de jaarlijkse studiedag plaats van de Nederlands-Vlaamse werkgroep voor onderzoekers van jeugdliteratuur, 'in samenwerking met IBBY Nederland / Vlaanderen'. We waren te gast bij de Universiteit van Gent.
Charmant van deze miniconferenties is dat rijp en groen presentaties houdt: zowel ervaren rotten als net afgestudeerde onderzoekers. Presentaties met referent: iemand die vragen paraat heeft over de presentatie en de discussie aanwakkert.
En soms komt er iemand van buiten ons taalgebied langs, zoals deze keer Mieke Desmet uit Taiwan (Universiteit Tunghai), die ons een vermakelijk kijkje gunde op de inzet van Nijntje als verkoopbevorderend icoontje. De Nijntje-boeken zelf zijn volgens haar niet te krijgen in Taiwan. Echt diepgaande conclusies trok Mieke Desmet overigens niet uit haar bevindingen.
Rijp en groen: deze keer was het vooral groen, het nieuwe talent, dat een kans kreeg.
Sara van Meerbergen (Universiteit Stockholm) hield een 'verkenning van het postmoderne landschap in de lusboeken van Tom Schamp'. Lusboeken: boeken die je kan omdraaien en dan opnieuw lezen. Ze nam de 'Wimmelboeken' erbij. Wimmelboeken? Ik heb op de term gezocht en kreeg 1 relevante vermelding, zie hier. Enfin, Sara doelde op boeken met platen waarop heel veel te zien is, waarop het wemelt van de details.
Tom Schamp speelt graag met verwijzingen in zijn werk, dat bleek duidelijk. Of je dat meteen als 'postmodern' moet betitelen, ach.
Kim Blondeel (Universiteit Gent, vakgroep Duits) ging in hoog tempo door het werk van Walter Moers, om te tonen dat dit werk 'meervoudig geadresseerd' is, wat zoveel wil zeggen als dat jong en oud en meer of minder geletterde lezers ervan zouden kunnen genieten. Dat betoogde ze overigens niet op grond van proefondervindelijk onderzoek, maar door een vergelijking met (nogal grofstoffelijk bij elkaar geharkte) onderscheidende kenmerken van jeugd- en volwassenenliteratuur en door het wijzen op verborgen citaten.
Margot van Dingenen (student Zweeds en Engels Universiteit Gent, bezig aan een thesis over Zweedse jeugdliteratuur - en daarnaast ook dichter) betoogde verfrissend dat de perifere positie van jeugdliteratuur in het 'literaire systeem' leidt tot experimenten en vernieuwing. Maar met haar stelling dat hoe meer 'literair kapitaal' de auteur heeft, hoe minder die auteur vernieuwend schrijft, ging ze volgens de zaal een stapje te ver, want die stelling is immers makkelijk om te draaien: hoe minder experimenteel, hoe meer te pruimen voor een breed publiek. Bovendien bleek het (diverse mensen uit de zaal deden het) makkelijk om voorbeelden te vinden van auteurs die vernieuwend gevonden worden en toch een groot publiek hebben.
Erna van Koeven kun je met enige goede wil tot de oude rotten rekenen, hoewel ze nog niet zo oud is en nog maar pas geleden (16-11-2011) gepromoveerd. Ze doceert evenwel al sinds 1990 aan de Hogeschool Windesheim. Wat ze vertelde over hoe er op protestants-christelijke basisscholen boeken worden geselecteerd verbaasde vooral de Vlaamse toehoorders. Voor ons kaaskoppen is het niet verrassend te horen dat boeken waarin magie een rol zou spelen er op enkele honderden scholen niet in komen en evenmin dat er op sommige scholen gescreend wordt op 'grof taalgebruik'. Ze bracht het met verve, met als pronkstuk dat ene boek waarin overijverige leerlingen alle 'lelijke woorden' hadden weggestreept. Zelfs de directeur van die school was onthutst. En dan nog die smakelijke binnenkomer, over de klacht van Sanne Terlouw inzake merkwaardige ingrepen in leerboeken, zie ook hier. Had kunnen leiden tot een discussie over het verschil tussen selectie en censuur, maar die kwam niet van de grond.
Een echte oude rot was Piet Mooren, hoofdredacteur van Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school, die zicht bood op de vele vormen en mogelijkheden van het tekstloze prentenboek. Hij eindigde zo:
' Dat het woord dat beeld is geworden niet zonder het woord kan, bleek uit het samenspel tussen schoolplaten, fotomontages, prentenboeken en het woord in diverse vormen. Of uit het gebruik van intermedialiteit en intertextualiteit in beeldverhalen als die van Anno of Dematons. De paradoxale kracht van tekstloze beeldverhalen, tekstloze schoolplaten, fotomontages of woordloze beeldletters bestaat er uit dat ze houvast geven om er een verhaal bij te vertellen en steun bieden bij het navertellen. Zonder die steun van het woord zouden beeldverhalen nooit zo lang zijn meegegaan. Een gebrandschilderd raam als dat van de barmhartige Samaritaan heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat die parabel zo canoniek is geworden. Maar zover was het nooit gekomen, wanneer deze parabel niet eeuwenlang op een vaste zondag in het jaar was voorgelezen met een stevige preek als toegift.
Intussen mag de vaderlandse en mondiale jeugd al vroeg laten weten wat als canoniek mag gelden. Tekstvrije prentenboeken hebben dan het streepje voor dat ze over de hele wereld enthousiast onthaald kunnen worden. ' Die opmerking over wat als canoniek mag gelden werd door zijn referent (schrijver dezes) aangegrepen voor discussie, want hoe dat gaat, dat canoniek worden, daarover had de spreker weinig gezegd. Maar de formulering was niet terloops gekozen: Piet Mooren beschreef het proces als iets dat van onderop komt, canonisering die tot stand komt door de keuze van kopers, niet door de keuze van smaakmakers. De discussie over de invloed van commerciële krachten kwam niet echt van de grond.
Rijp of groen, de Nederlandse en Vlaamse onderzoekers van jeugdliteratuur doen er volgens mij goed aan om de traditie van hun jaarlijkse bijeenkomsten voort te zetten. Het is een mooie kans voor onderzoekers om elkaar te ontmoeten en hun bevindingen te bespreken.
Diverse, zo niet alle lezingen zullen zeer waarschijnlijk over niet al te lange tijd te vinden zijn in een aflevering van het 'tijdschrift-in-boekvorm' Literatuur zonder leeftijd.
NB. Eerdere studiedag in dit blog: zie hier, 2010. Die van 2011 ging door allerlei omstandigheden niet door. In Gent vond wel begin 2011 het internationale symposium 'Never Ending Stories' plaats, zie hier.
NB2. Dezelfde Vlaamse toehoorders die zo verbaasd reageerden op de lezing van Erna van Koeven, waren iets minder verbaasd te horen van die anekdote die ik ze in de wandelgangen voorschotelde. Zo'n 25 jaar geleden vertelde Jos Baeckens, toen nog uitgever van Infodok, hoe hij met succes aan diverse Vlaamse scholen zijn kindertijdschriften wist te verkopen. Het succes was evenwel vaak van korte duur. Als de paters waren langsgeweest, bleken de abonnementen opgezegd en vervangen door die van (de abdij van) Averbode. Zo ging dat. Alleen werd daarover nauwelijks gediscussieerd.
Charmant van deze miniconferenties is dat rijp en groen presentaties houdt: zowel ervaren rotten als net afgestudeerde onderzoekers. Presentaties met referent: iemand die vragen paraat heeft over de presentatie en de discussie aanwakkert.
En soms komt er iemand van buiten ons taalgebied langs, zoals deze keer Mieke Desmet uit Taiwan (Universiteit Tunghai), die ons een vermakelijk kijkje gunde op de inzet van Nijntje als verkoopbevorderend icoontje. De Nijntje-boeken zelf zijn volgens haar niet te krijgen in Taiwan. Echt diepgaande conclusies trok Mieke Desmet overigens niet uit haar bevindingen.
Rijp en groen: deze keer was het vooral groen, het nieuwe talent, dat een kans kreeg.
Sara van Meerbergen (Universiteit Stockholm) hield een 'verkenning van het postmoderne landschap in de lusboeken van Tom Schamp'. Lusboeken: boeken die je kan omdraaien en dan opnieuw lezen. Ze nam de 'Wimmelboeken' erbij. Wimmelboeken? Ik heb op de term gezocht en kreeg 1 relevante vermelding, zie hier. Enfin, Sara doelde op boeken met platen waarop heel veel te zien is, waarop het wemelt van de details.
Tom Schamp speelt graag met verwijzingen in zijn werk, dat bleek duidelijk. Of je dat meteen als 'postmodern' moet betitelen, ach.
Kim Blondeel (Universiteit Gent, vakgroep Duits) ging in hoog tempo door het werk van Walter Moers, om te tonen dat dit werk 'meervoudig geadresseerd' is, wat zoveel wil zeggen als dat jong en oud en meer of minder geletterde lezers ervan zouden kunnen genieten. Dat betoogde ze overigens niet op grond van proefondervindelijk onderzoek, maar door een vergelijking met (nogal grofstoffelijk bij elkaar geharkte) onderscheidende kenmerken van jeugd- en volwassenenliteratuur en door het wijzen op verborgen citaten.
Margot van Dingenen (student Zweeds en Engels Universiteit Gent, bezig aan een thesis over Zweedse jeugdliteratuur - en daarnaast ook dichter) betoogde verfrissend dat de perifere positie van jeugdliteratuur in het 'literaire systeem' leidt tot experimenten en vernieuwing. Maar met haar stelling dat hoe meer 'literair kapitaal' de auteur heeft, hoe minder die auteur vernieuwend schrijft, ging ze volgens de zaal een stapje te ver, want die stelling is immers makkelijk om te draaien: hoe minder experimenteel, hoe meer te pruimen voor een breed publiek. Bovendien bleek het (diverse mensen uit de zaal deden het) makkelijk om voorbeelden te vinden van auteurs die vernieuwend gevonden worden en toch een groot publiek hebben.
Erna van Koeven kun je met enige goede wil tot de oude rotten rekenen, hoewel ze nog niet zo oud is en nog maar pas geleden (16-11-2011) gepromoveerd. Ze doceert evenwel al sinds 1990 aan de Hogeschool Windesheim. Wat ze vertelde over hoe er op protestants-christelijke basisscholen boeken worden geselecteerd verbaasde vooral de Vlaamse toehoorders. Voor ons kaaskoppen is het niet verrassend te horen dat boeken waarin magie een rol zou spelen er op enkele honderden scholen niet in komen en evenmin dat er op sommige scholen gescreend wordt op 'grof taalgebruik'. Ze bracht het met verve, met als pronkstuk dat ene boek waarin overijverige leerlingen alle 'lelijke woorden' hadden weggestreept. Zelfs de directeur van die school was onthutst. En dan nog die smakelijke binnenkomer, over de klacht van Sanne Terlouw inzake merkwaardige ingrepen in leerboeken, zie ook hier. Had kunnen leiden tot een discussie over het verschil tussen selectie en censuur, maar die kwam niet van de grond.
Een echte oude rot was Piet Mooren, hoofdredacteur van Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school, die zicht bood op de vele vormen en mogelijkheden van het tekstloze prentenboek. Hij eindigde zo:
' Dat het woord dat beeld is geworden niet zonder het woord kan, bleek uit het samenspel tussen schoolplaten, fotomontages, prentenboeken en het woord in diverse vormen. Of uit het gebruik van intermedialiteit en intertextualiteit in beeldverhalen als die van Anno of Dematons. De paradoxale kracht van tekstloze beeldverhalen, tekstloze schoolplaten, fotomontages of woordloze beeldletters bestaat er uit dat ze houvast geven om er een verhaal bij te vertellen en steun bieden bij het navertellen. Zonder die steun van het woord zouden beeldverhalen nooit zo lang zijn meegegaan. Een gebrandschilderd raam als dat van de barmhartige Samaritaan heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat die parabel zo canoniek is geworden. Maar zover was het nooit gekomen, wanneer deze parabel niet eeuwenlang op een vaste zondag in het jaar was voorgelezen met een stevige preek als toegift.
Intussen mag de vaderlandse en mondiale jeugd al vroeg laten weten wat als canoniek mag gelden. Tekstvrije prentenboeken hebben dan het streepje voor dat ze over de hele wereld enthousiast onthaald kunnen worden. ' Die opmerking over wat als canoniek mag gelden werd door zijn referent (schrijver dezes) aangegrepen voor discussie, want hoe dat gaat, dat canoniek worden, daarover had de spreker weinig gezegd. Maar de formulering was niet terloops gekozen: Piet Mooren beschreef het proces als iets dat van onderop komt, canonisering die tot stand komt door de keuze van kopers, niet door de keuze van smaakmakers. De discussie over de invloed van commerciële krachten kwam niet echt van de grond.
Rijp of groen, de Nederlandse en Vlaamse onderzoekers van jeugdliteratuur doen er volgens mij goed aan om de traditie van hun jaarlijkse bijeenkomsten voort te zetten. Het is een mooie kans voor onderzoekers om elkaar te ontmoeten en hun bevindingen te bespreken.
Diverse, zo niet alle lezingen zullen zeer waarschijnlijk over niet al te lange tijd te vinden zijn in een aflevering van het 'tijdschrift-in-boekvorm' Literatuur zonder leeftijd.
NB. Eerdere studiedag in dit blog: zie hier, 2010. Die van 2011 ging door allerlei omstandigheden niet door. In Gent vond wel begin 2011 het internationale symposium 'Never Ending Stories' plaats, zie hier.
NB2. Dezelfde Vlaamse toehoorders die zo verbaasd reageerden op de lezing van Erna van Koeven, waren iets minder verbaasd te horen van die anekdote die ik ze in de wandelgangen voorschotelde. Zo'n 25 jaar geleden vertelde Jos Baeckens, toen nog uitgever van Infodok, hoe hij met succes aan diverse Vlaamse scholen zijn kindertijdschriften wist te verkopen. Het succes was evenwel vaak van korte duur. Als de paters waren langsgeweest, bleken de abonnementen opgezegd en vervangen door die van (de abdij van) Averbode. Zo ging dat. Alleen werd daarover nauwelijks gediscussieerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten