Jarenlang was Villa Kakelbont een goede bron over auteurs van jeugdliteratuur, en tot Willy Schuyesmans ermee ophield ook een goede nieuwsbron. De villa kwam voort uit het (Vlaamse) Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, dat opging in Stichting Lezen.
Die villa is nu gesloopt en de website verbindt sinds 29 oktober 2013 door met een geheel nieuw gebouw, Jeugdliteratuur.org. Daarmee heeft Leesplein een Vlaamse evenknie gekregen. Evenwel heeft men de documentatie niet gesplitst, over zeer veel auteurs en illustratoren is bij beide websites informatie te vinden.
De nieuwe website biedt naast die zeer informatie over auteurs en illustratoren ook nieuws (verzorgd door Katrien Steyaert), een blog met diverse auteurs (grappig: 'posted by Villa Kakelbont', de naam is nog niet geheel verdwenen), lestips (enkele honderden items, te vinden op trefwoord/boektitel/auteur of op leeftijd) en een agenda, die evenwel bij raadpleging vandaag achterliep: het meest recente evenement was vandaag...
Even het nieuws vergeleken: Leesplein.nl vermeldt wel dat Joke van Leeuwen de AKO-Literatuurprijs heeft ontvangen, Jeugdliteratuur.org (JL) niet, dat Simon van der Geest de Jan Wolkers-prijs kreeg vermelden beide, dat Jan-Paul Schutten de Nienke van Hichtum-prijs ontving, vermeldt (vandaag) alleen JL, evenals het overlijden van Jenny Dalenoord. De vernieuwing van de (Nederlandse) Jonge Jury vermelden beide, evenals de uitslag van de Boekenbakkerswedstrijd.
Nog even verder turen leert me dat er behoorlijk wat overlapping is, maar ook verschillen. Wel, wie de jeugdliteratuur volgt beschikt dus vanaf 29 oktober 2013 weer over twee nieuwsbronnen.
Raar? Ach, we delen nu eenmaal een taalgebied met twee landen, met dus twee regeringen en ieder zijn eigen beleidsgedoe en geldstromen, en in dat kader ook nog een Vlaamse en een Nederlandse Stichting Lezen. Er zijn zeer weinig grensoverschrijdende instellingen zoals de Nederlandse Taalunie (door beide regeringen betaald) en de conferenties over onderwijs in het Nederlands (door geen van beide regeringen betaald, geloof ik).
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
donderdag 31 oktober 2013
De laatste woordschrijver van België
... wordt 2050 ten grave gedragen, aldus een 'tijdslijn van het woordgebruik' die Anne Provoost schreef voor De Wereld Morgen. Hij werd op 22-10-2013 geplaatst.
Ik citeer nog even verder:
'Er waren tientallen prominente Belgische en buitenlandse gedachtenschrijvers ‘present’. In de lofrede - die van hologrambrein naar hologrambrein werd gestuurd - zong men de lof van de overleden kunstenaar.
De meeste sprekers bleven evenwel kritisch. De geschreven romanvorm, waarbij de lezer niet in de inhoud of het plotverloop kan ingrijpen, werd ‘een voorbijgestreefd medium’ genoemd. ‘We zien meer heil in verhalen die participatie mogelijk maken,’ zei de voorzitter van de Vereniging van Gedachtenschrijvers. ‘Daarenboven is brain-to-brain literatuur gewoon veel echter. Eventjes tien minuten het hoofd binnengaan van een vader die zijn kind heeft verloren doet veel meer voor het empatisch vermogen van ‘de lezer’ dan de talige metaforen die vroeger werden gebruikt.’
Waarnemers zeggen dat het overlijden van de kunstenaar symbolisch is voor een nieuw tijdperk. Het woord raakt in onbruik. Zelfs de woordvoerder van de actiegroep Woordeloos heeft tegenwoordig moeite om nog de taal te vinden die nodig is om zijn boodschap te verkondigen, zoals tijdens de speciale btb-nieuwsuitzending kon worden opgemerkt.'
Voor wie dit vrolijke abracadabra is: lezen van de hele tijdslijn sterk aanbevolen.
In die stilte hoort men nog slechts het loeien der koeien - tenzij dat ook hologrammen met ingebouwde microfoon zijn geworden.
'Je vind alle bijdragen aan de 'Week van de toekomst: het jaar 2050' in ons dossier 'Week van de toekomst'.' Let op: je.
Ik citeer nog even verder:
'Er waren tientallen prominente Belgische en buitenlandse gedachtenschrijvers ‘present’. In de lofrede - die van hologrambrein naar hologrambrein werd gestuurd - zong men de lof van de overleden kunstenaar.
De meeste sprekers bleven evenwel kritisch. De geschreven romanvorm, waarbij de lezer niet in de inhoud of het plotverloop kan ingrijpen, werd ‘een voorbijgestreefd medium’ genoemd. ‘We zien meer heil in verhalen die participatie mogelijk maken,’ zei de voorzitter van de Vereniging van Gedachtenschrijvers. ‘Daarenboven is brain-to-brain literatuur gewoon veel echter. Eventjes tien minuten het hoofd binnengaan van een vader die zijn kind heeft verloren doet veel meer voor het empatisch vermogen van ‘de lezer’ dan de talige metaforen die vroeger werden gebruikt.’
Waarnemers zeggen dat het overlijden van de kunstenaar symbolisch is voor een nieuw tijdperk. Het woord raakt in onbruik. Zelfs de woordvoerder van de actiegroep Woordeloos heeft tegenwoordig moeite om nog de taal te vinden die nodig is om zijn boodschap te verkondigen, zoals tijdens de speciale btb-nieuwsuitzending kon worden opgemerkt.'
Voor wie dit vrolijke abracadabra is: lezen van de hele tijdslijn sterk aanbevolen.
In die stilte hoort men nog slechts het loeien der koeien - tenzij dat ook hologrammen met ingebouwde microfoon zijn geworden.
'Je vind alle bijdragen aan de 'Week van de toekomst: het jaar 2050' in ons dossier 'Week van de toekomst'.' Let op: je.
dinsdag 29 oktober 2013
U of jij 1
Een week geleden trof ik een paginagrote advertentie aan van Sloopdecrisis.nl.
Nu gaat het me niet om de strekking van dat initiatief, het 'nieuwste en grootste initiatief met een scherpe prijs voor jouw vaste lasten' en de oproep 'Vind je ook dat je teveel betaalt? Schrijf je nu in. Het is jouw portemonnee.'
Het gaat me erom dat de initiatiefnemers me meteen tutoyeren. Tussen 'Herinnert u zich deze nog?', joviaal uitgeroepen door een platenrijder ergens in de zestiger jaren (en nu de titel van een website) en 'Vind je ook dat je teveel betaalt?' zit zo'n vijftig jaar teloorgang van u.
Die vijftig jaar heb ik meegemaakt en dat speelt ongetwijfeld mee - nog steeds ervaar ik het als net wat te gemeenzaam en quasivertrouwelijk als een bedrijf of overheidsinstelling mij tutoyeert.
Bedrijven (zie bv. Ikea, 'Je nieuwe keuken een grote stap? We helpen je graag') begonnen ermee, de overheid volgde aarzelend. Ze doen het vooral als ze iets van me willen: dat ik iets koop, of me aan de verkeersregels houd. Ze doen het niet als ze ruzie met me hebben. Bij conflicten zijn partijen ineens u voor elkaar, willen ze doen alsof ze maatjes met me zijn, dan ben ik jij.
De Belastingdienst is een van de weinige instellingen die me nog consequent aanspreekt met u. Dat schept afstand, een formeel kader, en dat vinden zowel de fiscus als ik prettig.
Je of jullie - vertrouwelijk, u - formeel, dat zal iedereen herkennen. U is een kostuum, je een spijkerbroek. Waar ligt de grens?
Wat me fascineert is de verschuiving en de mogelijke oorzaken.
Bedrijven bieden een mengsel van vormelijkheid en vertrouwelijkheid en spelen hiërarchie en sfeer mee. Waar ik werkte, was het je en jullie - behalve als de magazijnbediende de directeur sprak. Toen ik een redelijk ernstig conflict had met mijn directeur, schreven we onderling u en spraken we je.
Tijdschriften en blogs: voor sommige (zoals dit) zijn lezers je, voor andere u. Als het goed is, wordt daarover nagedacht.
Handleidingen: een mix, denk ik.
Houd een lezing en een van de eerste vragen die je je moet stellen is: u of je.
Vlaanderen is dan nog een boek apart: ge of je, Vlaams-Nederlands of Nederlands met een Vlaams accent.
Je wint, dat is duidelijk. Je rukt op, u treedt terug. In het Duits (du / Sie) en Frans (tu / vous) idem dito mutatis mutandis, ook in het Spaans schijnt tú terrein te winnen, in ieder geval in Mexico.
In Zweden schijnt u ongeveer verbannen te zijn - hoewel dezer dagen een ommekeer valt waar te nemen, heb ik begrepen (uit Taaltoerisme).
Wat blijft is dat schokje, iedere keer als een groot bedrijf of overheidsinstituut vindt dat het op vertrouwelijke voet met me verkeert. Die wens is niet altijd wederzijds.
Nu gaat het me niet om de strekking van dat initiatief, het 'nieuwste en grootste initiatief met een scherpe prijs voor jouw vaste lasten' en de oproep 'Vind je ook dat je teveel betaalt? Schrijf je nu in. Het is jouw portemonnee.'
Het gaat me erom dat de initiatiefnemers me meteen tutoyeren. Tussen 'Herinnert u zich deze nog?', joviaal uitgeroepen door een platenrijder ergens in de zestiger jaren (en nu de titel van een website) en 'Vind je ook dat je teveel betaalt?' zit zo'n vijftig jaar teloorgang van u.
Die vijftig jaar heb ik meegemaakt en dat speelt ongetwijfeld mee - nog steeds ervaar ik het als net wat te gemeenzaam en quasivertrouwelijk als een bedrijf of overheidsinstelling mij tutoyeert.
Bedrijven (zie bv. Ikea, 'Je nieuwe keuken een grote stap? We helpen je graag') begonnen ermee, de overheid volgde aarzelend. Ze doen het vooral als ze iets van me willen: dat ik iets koop, of me aan de verkeersregels houd. Ze doen het niet als ze ruzie met me hebben. Bij conflicten zijn partijen ineens u voor elkaar, willen ze doen alsof ze maatjes met me zijn, dan ben ik jij.
De Belastingdienst is een van de weinige instellingen die me nog consequent aanspreekt met u. Dat schept afstand, een formeel kader, en dat vinden zowel de fiscus als ik prettig.
Je of jullie - vertrouwelijk, u - formeel, dat zal iedereen herkennen. U is een kostuum, je een spijkerbroek. Waar ligt de grens?
Wat me fascineert is de verschuiving en de mogelijke oorzaken.
Bedrijven bieden een mengsel van vormelijkheid en vertrouwelijkheid en spelen hiërarchie en sfeer mee. Waar ik werkte, was het je en jullie - behalve als de magazijnbediende de directeur sprak. Toen ik een redelijk ernstig conflict had met mijn directeur, schreven we onderling u en spraken we je.
Tijdschriften en blogs: voor sommige (zoals dit) zijn lezers je, voor andere u. Als het goed is, wordt daarover nagedacht.
Handleidingen: een mix, denk ik.
Houd een lezing en een van de eerste vragen die je je moet stellen is: u of je.
Vlaanderen is dan nog een boek apart: ge of je, Vlaams-Nederlands of Nederlands met een Vlaams accent.
Je wint, dat is duidelijk. Je rukt op, u treedt terug. In het Duits (du / Sie) en Frans (tu / vous) idem dito mutatis mutandis, ook in het Spaans schijnt tú terrein te winnen, in ieder geval in Mexico.
In Zweden schijnt u ongeveer verbannen te zijn - hoewel dezer dagen een ommekeer valt waar te nemen, heb ik begrepen (uit Taaltoerisme).
Wat blijft is dat schokje, iedere keer als een groot bedrijf of overheidsinstituut vindt dat het op vertrouwelijke voet met me verkeert. Die wens is niet altijd wederzijds.
donderdag 10 oktober 2013
Rochel in de strot van de samenleving - en hollen achter de bal
Op 5 oktober was Bettine Vriesekoop op tv. Want: ze schreef een kinderboek, Kleine Ming en de gouden krekel (zie ook hier), in het kader van de tentoonstelling 'Ming, keizers, kunstenaars en kooplui in het oude China' in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.
Op 6 oktober, tja, het is Kinderboekenweek, volgde Youp van 't Hek. Want: hij schreef een kinderboek, De snelste zebra van de wereld.
Ted van Lieshout zat voor de tv, keek, en reageerde op zijn blog:
'Je kunt niet anders concluderen dan dat kinderboeken voor kunstprogramma’s alleen nog interessant zijn als ze geschreven zijn door bekende Nederlanders.
Dat het daarbij dan niet gaat om de kwaliteit of de deskundigheid van de auteur, ligt voor de hand; zowel Vriesekoop als Van ‘t Hek staan niet bekend als de meest begaafde kinderboekenschrijvers van Nederland en zij zullen zelf ook niet beweren dat ze dat zijn. Maar waarom zijn zij dan wel interessant voor kunstprogramma’s en professionele schrijvers van kinderboeken niet? Van ‘t Hek en Vriesekoop zijn, zoals gezegd, bekende Nederlanders en die zijn om die reden interessanter dan kinderboekenschrijvers die niemand kent.
Zo is tv de laatste decennia gaan werken, met programma’s als RTL Boulevard als lichtend voorbeeld, die al veel eerder nieuws zijn gaan zien in bekende Nederlanders die kinderboeken schrijven. Dat kunstprogramma’s zulke voorbeelden volgen, is een merkwaardige rochel in de strot van de samenleving.
Maar wat zegt dat over kunstprogramma’s als Kunststof en Opium? Dat kunst qua kijkcijfers moet mikken op een groter publiek. Ja, dat staat wel vast. Kunst mag niet meer elitair of exclusief zijn of hoogstaand, kunst moet zich richten op het commercieel breedst haalbare publiek. Commercie & Kijkcijfers in plaats van Cultuur & Kunst.
Als de kunstprogramma’s qua kinderboeken liever kiezen voor mediageniek dan voor kunst en kwaliteit, dan moet datzelfde ook wel gelden voor de andere items, toch? De vraag is of dat zo is. Indien het antwoord daarop ja luidt, dan is er iets wezenlijk mis met de wijze waarop deze programma’s pretenderen serieuze kunstprogramma’s te zijn, in plaats van amusement. Moet het antwoord nee luiden, dan is de vraag waarom juist bij kunst en cultuur voor kinderen níét wordt gekozen voor kwaliteit.'
Waarvan akte, met instemming.
'Professionele schrijvers van kinderboeken' doen iets anders: die voetballen met kinderen. Ik citeer het persbericht van het Kinderboekenmuseum:
'Het Kinderboekenmuseum sluit de Kinderboekenweek zondag 13 oktober af met de Kinderboekenparade. De tweede editie van dit festival opent om 11 uur in stijl met een voetbalwedstrijd van een dreamteam van schrijvers en illustratoren. Harmen van Straaten, Loes Riphagen, Jacques Vriens, Fred Diks en Gouden Griffel-winnaar Simon van der Geest nemen het op tegen het jeugdteam Graaf Willem II. Paul van Loon is scheidsrechter: wie krijgt van hem een rode kaart…?
Ben jij klaar voor de start? Kom dan naar de Kinderboekenparade: daar is van alles te doen en beleven. Optredens, tekendemonstraties, workshop en nog veel meer. Doe mee met de Koen Kampioenshow van Fred Diks of laat je moves zien tijdens breakdance workshops. Tackle je favoriete schrijver of illustrator en scoor een handtekening. Zorg dat je er bij bent!'
Zo dus...
Op 6 oktober, tja, het is Kinderboekenweek, volgde Youp van 't Hek. Want: hij schreef een kinderboek, De snelste zebra van de wereld.
Ted van Lieshout zat voor de tv, keek, en reageerde op zijn blog:
'Je kunt niet anders concluderen dan dat kinderboeken voor kunstprogramma’s alleen nog interessant zijn als ze geschreven zijn door bekende Nederlanders.
Dat het daarbij dan niet gaat om de kwaliteit of de deskundigheid van de auteur, ligt voor de hand; zowel Vriesekoop als Van ‘t Hek staan niet bekend als de meest begaafde kinderboekenschrijvers van Nederland en zij zullen zelf ook niet beweren dat ze dat zijn. Maar waarom zijn zij dan wel interessant voor kunstprogramma’s en professionele schrijvers van kinderboeken niet? Van ‘t Hek en Vriesekoop zijn, zoals gezegd, bekende Nederlanders en die zijn om die reden interessanter dan kinderboekenschrijvers die niemand kent.
Zo is tv de laatste decennia gaan werken, met programma’s als RTL Boulevard als lichtend voorbeeld, die al veel eerder nieuws zijn gaan zien in bekende Nederlanders die kinderboeken schrijven. Dat kunstprogramma’s zulke voorbeelden volgen, is een merkwaardige rochel in de strot van de samenleving.
Maar wat zegt dat over kunstprogramma’s als Kunststof en Opium? Dat kunst qua kijkcijfers moet mikken op een groter publiek. Ja, dat staat wel vast. Kunst mag niet meer elitair of exclusief zijn of hoogstaand, kunst moet zich richten op het commercieel breedst haalbare publiek. Commercie & Kijkcijfers in plaats van Cultuur & Kunst.
Als de kunstprogramma’s qua kinderboeken liever kiezen voor mediageniek dan voor kunst en kwaliteit, dan moet datzelfde ook wel gelden voor de andere items, toch? De vraag is of dat zo is. Indien het antwoord daarop ja luidt, dan is er iets wezenlijk mis met de wijze waarop deze programma’s pretenderen serieuze kunstprogramma’s te zijn, in plaats van amusement. Moet het antwoord nee luiden, dan is de vraag waarom juist bij kunst en cultuur voor kinderen níét wordt gekozen voor kwaliteit.'
Waarvan akte, met instemming.
'Professionele schrijvers van kinderboeken' doen iets anders: die voetballen met kinderen. Ik citeer het persbericht van het Kinderboekenmuseum:
'Het Kinderboekenmuseum sluit de Kinderboekenweek zondag 13 oktober af met de Kinderboekenparade. De tweede editie van dit festival opent om 11 uur in stijl met een voetbalwedstrijd van een dreamteam van schrijvers en illustratoren. Harmen van Straaten, Loes Riphagen, Jacques Vriens, Fred Diks en Gouden Griffel-winnaar Simon van der Geest nemen het op tegen het jeugdteam Graaf Willem II. Paul van Loon is scheidsrechter: wie krijgt van hem een rode kaart…?
Ben jij klaar voor de start? Kom dan naar de Kinderboekenparade: daar is van alles te doen en beleven. Optredens, tekendemonstraties, workshop en nog veel meer. Doe mee met de Koen Kampioenshow van Fred Diks of laat je moves zien tijdens breakdance workshops. Tackle je favoriete schrijver of illustrator en scoor een handtekening. Zorg dat je er bij bent!'
Zo dus...
maandag 7 oktober 2013
Je bent super... of niet
Het is verleidelijk om het kinderboekenweekgeschenk 2013 af te doen met een sneer. Achternamiddagniemendalletje.
Maar nee, laat ik dat niet doen.
Het kostte Harmen van Straaten zeer waarschijnlijk meer dan een halve dag om Je bent super... Jan te schrijven en te tekenen. En hij toont zich een talentvolle illustrator, vooral bedreven in het karikaturale genre.
Hij kan ook nog eens vlot schrijven. En ik denk dat heel wat acht- tot tienjarigen zijn verhaal best grappig vinden, zeker als ze ook de voorgaande delen over Super-Jan hebben gelezen.
Die hebben immers geen last van mijn ballast: zo'n zestig jaar kinderboeken lezen. Beginnen met een heel andere verwachting te lezen. Slikken alle gemakkelijke onwaarschijnlijkheden, herkennen geen cliché's, geen betere voorbeelden (Dahl), zijn tevreden met een onvervalst happy end en leven lekker mee met de slapstick, mede dankzij voortreffelijke illustraties. Ze hebben helemaal geen last van het idee dat dit allemaal uit een soort kinderboekenschrijfmachine is voortgekomen. (En wat dan nog...)
Die kinderboekenschrijfmachine is een grote pot, met twee armen. In die pot stop je wat ingrediënten en voorschriften.
Voorschriften: bijvoorbeeld korte hoofdstukjes met titels bestaande uit een of twee woorden. Reportagestijl, onbekende verteller doet life verslag vanuit het perspectief van de hoofdpersoon. Het moet goed aflopen.
Ingrediënten: bijvoorbeeld een jonge hoofdpersoon die véél kan, wat leeftijdgenoten, wat volwassenen in soorten en maten, waaronder nogal wat extra karikaturale types, een ongeluk, een complot, wat los uit de pols geschudde goed van pas komende magie en zo nog wat ingrediënten die in ruime voorraad zijn in het kinderboekenrepertoire, zo van de plank te pakken, hoeft niet veel tijd te kosten.
Zet de pot aan. Het kan even duren, maar dan komen de armen in beweging en maken keurig een reeks woorden, met gelegenheid om illustraties tussen te voegen. Even nakijken, klaar is kees. Zo kun je in korte tijd tientallen verhalen produceren. Handig!
Zo krijg je echt heel acceptabele kinderboeken. Doen een beetje dertien-in-een-dozijn aan, maar zijn wel verkoopbaar en bieden veel kinderen vermaak.
Voor de wat meer bijzondere verhalen en poëzie voldoet de machine niet, dan heb je specialere mensenkoppen nodig.
Maar dan hebben we het over ander werk dan Ik ben super... Jan. Waarbij zij opgemerkt dat de illustraties in dit verhaal echt goed zijn. Mensenwerk. Misschien geen originele stijl (zie bijvoorbeeld Quentin Blake, de illustratie onderaan deze recensie is van hem), maar degelijk karikaturaal ambachtswerk. En dat toont Harmen van Straaten ook in zijn andere boeken. Tekenen kan-ie.
O.k., laat ik toch even de inhoud heel kort samenvatten. Jans vader en moeder zijn met de buren, meneer en mevrouw Stromboli, een zeetocht aan het maken. Ze lijden schipbreuk en worden onvindbaar - dat ze nog leven deelt de verteller ons middels korte intermezzo's over hun wedervaren mee. Jan moet naar een gesticht, waar akelige types de scpeter zwaaien en ook nog enkele zeer vervelende jongens wonen. In de buurt worden veel diefstallen gepleegd. Jan ontdekt snel dat er 's nachts in het gesticht iets gebeurt dat het daglicht niet kan velen en al snel blijkt de gestichtsleiding ermee van doen te hebben, evenals een van de vervelende jongens. Jan verzint een list en maakt daarbij gebruik van zijn drie magische gaven: supersterk worden en kunnen vliegen als iemand om hulp roept, en met dieren kunnen praten. De bende wordt opgerold en als slagroom op de taart keren ook nog zijn ouders en de buren terug.
Zie hier voor de lesbrief (jawel!), hier voor een recensie van Jaap Friso (Jaap leest), hier een van Geraldine Chantal Hameetman (ChantalH's Walhalla der boeken) en hier een van Susan Venings (Kinderboekenpraatjes).
Straaten, Harmen van. Je bent super... Jan! CPNB, 2013. ISBN 978 90 5988 210 1. Uitgegeven ter gelegenheid van de Kinderboekenweek 2013. Tot en met 13 oktober 2013 gratis bij aankoop van minstens € 10,- aan kinderboeken.
Maar nee, laat ik dat niet doen.
Het kostte Harmen van Straaten zeer waarschijnlijk meer dan een halve dag om Je bent super... Jan te schrijven en te tekenen. En hij toont zich een talentvolle illustrator, vooral bedreven in het karikaturale genre.
Hij kan ook nog eens vlot schrijven. En ik denk dat heel wat acht- tot tienjarigen zijn verhaal best grappig vinden, zeker als ze ook de voorgaande delen over Super-Jan hebben gelezen.
Die hebben immers geen last van mijn ballast: zo'n zestig jaar kinderboeken lezen. Beginnen met een heel andere verwachting te lezen. Slikken alle gemakkelijke onwaarschijnlijkheden, herkennen geen cliché's, geen betere voorbeelden (Dahl), zijn tevreden met een onvervalst happy end en leven lekker mee met de slapstick, mede dankzij voortreffelijke illustraties. Ze hebben helemaal geen last van het idee dat dit allemaal uit een soort kinderboekenschrijfmachine is voortgekomen. (En wat dan nog...)
Die kinderboekenschrijfmachine is een grote pot, met twee armen. In die pot stop je wat ingrediënten en voorschriften.
Voorschriften: bijvoorbeeld korte hoofdstukjes met titels bestaande uit een of twee woorden. Reportagestijl, onbekende verteller doet life verslag vanuit het perspectief van de hoofdpersoon. Het moet goed aflopen.
Ingrediënten: bijvoorbeeld een jonge hoofdpersoon die véél kan, wat leeftijdgenoten, wat volwassenen in soorten en maten, waaronder nogal wat extra karikaturale types, een ongeluk, een complot, wat los uit de pols geschudde goed van pas komende magie en zo nog wat ingrediënten die in ruime voorraad zijn in het kinderboekenrepertoire, zo van de plank te pakken, hoeft niet veel tijd te kosten.
Zet de pot aan. Het kan even duren, maar dan komen de armen in beweging en maken keurig een reeks woorden, met gelegenheid om illustraties tussen te voegen. Even nakijken, klaar is kees. Zo kun je in korte tijd tientallen verhalen produceren. Handig!
Zo krijg je echt heel acceptabele kinderboeken. Doen een beetje dertien-in-een-dozijn aan, maar zijn wel verkoopbaar en bieden veel kinderen vermaak.
Voor de wat meer bijzondere verhalen en poëzie voldoet de machine niet, dan heb je specialere mensenkoppen nodig.
Maar dan hebben we het over ander werk dan Ik ben super... Jan. Waarbij zij opgemerkt dat de illustraties in dit verhaal echt goed zijn. Mensenwerk. Misschien geen originele stijl (zie bijvoorbeeld Quentin Blake, de illustratie onderaan deze recensie is van hem), maar degelijk karikaturaal ambachtswerk. En dat toont Harmen van Straaten ook in zijn andere boeken. Tekenen kan-ie.
O.k., laat ik toch even de inhoud heel kort samenvatten. Jans vader en moeder zijn met de buren, meneer en mevrouw Stromboli, een zeetocht aan het maken. Ze lijden schipbreuk en worden onvindbaar - dat ze nog leven deelt de verteller ons middels korte intermezzo's over hun wedervaren mee. Jan moet naar een gesticht, waar akelige types de scpeter zwaaien en ook nog enkele zeer vervelende jongens wonen. In de buurt worden veel diefstallen gepleegd. Jan ontdekt snel dat er 's nachts in het gesticht iets gebeurt dat het daglicht niet kan velen en al snel blijkt de gestichtsleiding ermee van doen te hebben, evenals een van de vervelende jongens. Jan verzint een list en maakt daarbij gebruik van zijn drie magische gaven: supersterk worden en kunnen vliegen als iemand om hulp roept, en met dieren kunnen praten. De bende wordt opgerold en als slagroom op de taart keren ook nog zijn ouders en de buren terug.
Zie hier voor de lesbrief (jawel!), hier voor een recensie van Jaap Friso (Jaap leest), hier een van Geraldine Chantal Hameetman (ChantalH's Walhalla der boeken) en hier een van Susan Venings (Kinderboekenpraatjes).
Straaten, Harmen van. Je bent super... Jan! CPNB, 2013. ISBN 978 90 5988 210 1. Uitgegeven ter gelegenheid van de Kinderboekenweek 2013. Tot en met 13 oktober 2013 gratis bij aankoop van minstens € 10,- aan kinderboeken.
vrijdag 4 oktober 2013
De superioriteit van 'Vlaamse kids'
De verstandigste opmerking in het artikel 'Vlaamse kids lezen betere boeken' door Joukje Akveld in het periodiek dat journalistiek werk als 'verhalen' wil brengen, Vrij Nederland, nummer 5-10-2013, komt van Koos Meinderts: 'Kinderen moeten soms op weg worden geholpen, zegt ook Koos Meinderts. Die moeten gewezen worden op al het moois wat ze nog niet kennen. "Het feest der herkenning moet weer een feest van de ontdekkingen worden."'
Zo is het. Je moet wel een grenzeloze naïeveling zijn als je denkt dat kinderen uit zichzelf al dat moois ontdekken. Wat niet wil zeggen dat kinderen uit zichzelf niets ontdekken.
Kinderen op weg helpen. Het is de meest bescheiden opdracht voor opvoeders - en opvoeder is in principe iedereen die met kinderen omgaat. Dus ook iedereen die voor kinderen schrijft.
Dus ook al die schrijvers die vroeger om het hardst riepen vooral niet te willen opvoeden, eigenlijk ook niet speciaal voor kinderen te schrijven, eigenlijk voor het kind in henzelf schreven, eigenlijk, nou ja, eigenlijk niet te willen horen bij die club die kinderboeken als middel ziet in onderwijs en opvoeding, en vooral wél te willen horen bij de club die kinderboeken ziet als kunst.
Opvoeden, dat doen ook de bibliothecarissen van de Vlaamse bibliotheken die de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury organiseren die in dit artikel zo wordt geprezen.
'KJV is een jury van kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar. Juryleden krijgen een lijst van boeken om te beoordelen. Soms komen ze samen in leesgroepen om te praten over de boeken. '
'De KJV doet aan leesbevordering én leesverdieping. Vanuit de filosofie dat boeken lezen en boeken beoordelen met punten niet voldoende zijn, beschouwt de KJV het als haar handelsmerk dat over de boeken uitgebreid gepraat wordt in leesgroepen. Daardoor kunnen kinderen hun literaire smaak ontwikkelen en toetsen aan die van andere lezers.'
'De prijsuitreiking wordt jaarlijks door zo’n vijftienhonderd juryleden bezocht. Het is een evenement waar lezers en schrijvers elkaar ontmoeten en veel boeken worden verkocht. "We horen dat auteurs blij zijn met het contact met kinderen die hun boek echt hebben gelezen en niet alleen zwaaien met een kladblaadje voor een handtekening," zegt Stessens. "Bij ons staan de schrijvers centraal. We organiseren wel spelletjes, maar die zijn altijd schrijver- of boekgerelateerd, zoals Wie Is Het?, met auteursgezichten en Twister met de personages uit Vos en Haas."'
De genoemde lijst wordt samengesteld door medewerkers van Stichting Lezen.
Tijd om te benadrukken dat kunst en opvoeden niet elkaars tegengestelde zijn. Bij musea weten ze dat allang: die hebben heel vaak een afdeling kunsteducatie.
Kunsteducatie, jawel, daarom gaat het, maar goede verhalen (en poëzie, en theater) gáán ergens over, raken niet alleen de vraag wat 'mooi' is maar ook wat 'goed' is. Jonge lezers leven mee met de personages. Het is een soms krampachtige opgave om het dan alleen te willen hebben over hoe die dekselse auteurs het toch voor elkaar hebben gekregen dat je hun verhaal ademloos hebt uitgelezen.
Laten we dus vooral niet krampachtig doen. Praten over verhalen omvat vaak ook praten over gewenst of ongewenst gedrag, heldendom, moed, lafheid, bedrog. Het is aan de begeleider (opvoeder dus) met een kunsteducatief doel om de gesprekken verder te leiden naar de vraag waarom het ene verhaal verkozen wordt boven het andere.
Joukje Akveld citeert wat auteurs en illustratoren die deze werkwijze steunen en/of warme herinneringen hebben aan ontmoetingen met juryleden: Philip Hopman, Joke van Leeuwen, Koos Meinderts, Erik van Os, Gideon Samson.
Joke van Leeuwen schiet vanuit de heup:
'"De CPNB heeft als organisatie van uitgevers en boekhandelaren vooral tot doel de boekverkoop te stimuleren," zegt schrijfster en illustratrice Joke van Leeuwen. "Stichting Lezen wordt vanuit de overheid gesubsidieerd om het lezen te bevorderen, dat is een wezenlijk ander uitgangspunt." Van Leeuwen – geboren in Nederland, wonend in Antwerpen – heeft een voorkeur voor de Vlaamse aanpak. "In deze neoliberale tijd maken kinderen steeds jonger deel uit van de commerciële machine die bepaalt dat kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. In vergelijking met de Vlaamse kinderboekenmarkt is in Nederland het middelmatige steeds meer op de voorgrond getreden. Voor het eigenzinnige is minder ruimte. Het commerciële neoliberalisme ervaart kuddegedrag als positief, dat vind ik een kwalijke zaak. Je moet kinderen stimuleren zelf na te denken en een eigen smaak te ontwikkelen."'
Philip Hopman:
'Ook tekenaar Philip Hopman noemt het Vlaamse evenement één groot feest. Afgelopen jaar was hij in Brugge vanwege de nominatie van het door hem geïllustreerde Toen kwam Sam, een verhaal van Edward van de Vendel. "Er zat een zaal vol enthousiaste kinderen die de titel van ons boek scandeerden omdat ze wilden dat het ging winnen. Ik voelde een soort gretigheid bij het publiek die je bij ons haast nooit ziet. Als ik op de Amsterdamse Uitmarkt signeer, verkoop ik in twee uur drie boeken. Je hoort er ook meer sombere verhalen over ontlezing. Dan vraag ik me af: wat doen ze in België wat hier niet lukt?"'
'Ze' doen in België wat betreft de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury zoals Nederlandse kinderjury's dat ooit, decennia geleden deden: lokaal, met praatgroepen, begeleiders en een voorselectie. Er is ook een Internetjury van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury, maar de keuze is dan beperkt tot genoemde lijst.
Het verschil zit 'm dus in de selectie en deels in de werkwijze.
Want de Nederlandse Kinderjury stelt kinderen in de gelegenheid online een stem uit te brengen op het boek van hun voorkeur, mits dat het voorafgaand jaar is verschenen.
(Zo werkt ook het leesbevorderingsproject 'Lees 1 7', door de Bibliotheekvereniging Limburg opgezet in Belgisch Limburg. Dit project, ooit voortgekomen uit de Kinder- en jeugdjury Limburg, lijkt enigszins op het Leesprogramma van de Nederlandse bibliotheken, dat echter wel een titellijst hanteert. 'Lees 1 7' is op internet nauwelijks aanwezig, wie zoekt komt terecht in berichten van locale Belgisch-Limburgse bibliotheken.)
Zelfs de Nederlandse Kinderjury doet overigens in lichte mate aan selectie. Bibliotheken kunnen stickers plakken in boeken - maar hoeven dat niet per se op alle in het voorafgaand jaar verschenen kinderboeken te doen. En op de website is een lijstje Boekentips te vinden, in twee leeftijdscategorieën.
'Ben je op zoek naar leuke boekentips? Daarvoor is er een speciale tiplijst gemaakt met 25 boeken per leeftijdscategorie. Boekhandels en bibliotheken uit het hele land hebben titels verzameld van boeken die zij mooi, grappig, bijzonder of spannend vinden. De tiplijst vind je hier.'
En ja, daarin zat voor de bekroning in 2013 óók het in Joukje Akvelds artikel menigmaal gewraakte Fantasia van Geronimo Stilton (dit jaar deel VII). Kennelijk zijn er in Nederland boekwinkeliers of bibliothecarissen die dit 'mooi, grappig, bijzonder of spannend' vinden. Ieder zijn meug, zei de boer, en at het eten van het varken op. (Uit het werk Peter Fleming en de Groene Smaragd van P.J. Zonruiter.)
Maar daarnaast werk dat ook in de smaak van menig volwassen recensent valt, of in de smaak van de Vlaamse juryleden, bijvoorbeeld werk van Tosca Menten of Hans Hagen.
Zoals Joukje Akveld zelf opmerkt: 'Het is verleidelijk Vlaamse kinderen op basis van deze lijstjes een gevarieerdere smaak toe te schrijven dan de Nederlandse seriebekroners, maar dat is te kort door de bocht – daarvoor is het verschil in opzet tussen beide jury’s te groot.' Waarvan akte, met instemming.
'Het begint allemaal op de pabo'
Maar nu volgt de uitsmijter, het eind van het artikel, en dat citeer ik in zijn geheel:
' Misschien heeft de verwijdering tussen de Nederlandse en Vlaamse leescultuur te maken met het Nederlandse onderwijssysteem. Bastiaan Bommeljé, uitgever, boekhandelaar en publicist, betoogde onlangs in NRC Handelsblad dat op Nederlandse scholen minder aandacht aan taal en literatuur wordt besteed dan in de ons omringende landen, met negatieve gevolgen voor het leesgedrag. Tegelijk verscheen van kinderboekenschrijver Jacques Vriens (sinds enkele maanden Nederlands eerste Kinderboekenambassadeur) in de Volkskrant een stuk waaruit blijkt dat Nederlandse kinderen het wat betreft leesplezier afleggen tegen kinderen uit bijna vijftig andere landen. “Dat is ook niet zo gek,” schreef Vriens, “als je weet dat jaarlijks 40.000 (!) kinderen de basisschool verlaten met een leesachterstand van minstens twee jaar.”
Het zou een verklaring kunnen zijn waarom in 1989 Thea Beckman nog de Prijs van de Nederlandse Kinderjury won en de laatste jaren voornamelijk makkelijk leesbare serieboeken winnen. Beckman stond nooit bekend als literair auteur, maar wie haar zinnen naast die van Geronimo Stilton legt, ziet dat ze een stuk ingewikkelder zijn dan die van de schrijvende muis. In vijfentwintig jaar zijn Nederlandse kinderen steeds “eenvoudigere” boeken gaan bekronen.
Volgens Vriens, die zijn loopbaan begon als leraar op een basisschool voor hij zich in 1993 volledig aan het schrijven wijdde, begint het allemaal op de pabo, de beroepsopleiding voor docenten. “Daar is steeds minder aandacht voor jeugdliteratuur. Als leerkrachten zelf niet meer gewend zijn om te lezen, hoe kunnen ze dat dan uitdragen aan hun leerlingen?”
Harm de Jonge, kinderboekenschrijver die vanaf midden jaren zeventig twintig jaar Nederlands doceerde op een pabo in Groningen, herkent het beeld. “In de jaren tachtig volgden mijn studenten minstens vier ‘literaire’ modules per jaar, waaronder jeugdliteratuur. Dat was nog op de ouderwetse manier met leeslijsten en boekverslagen. Later is dat teruggebracht naar één module en nog weer later tot helemaal niets meer. Het zelfontdekkend en probleem gestuurd onderwijs kwam in zwang – de pedagogen hebben de macht gegrepen, zeiden wij wel – en de nadruk verschoof naar didactiek. Alle vormen van literatuuronderwijs horen bij de persoonsvorming en zijn niet beroepsvormend, vond men. Het was de doodsteek voor de ontwikkeling van leerkrachten.”
Armpje worstelen
Onlangs ontwikkelde de Nederlandse Stichting Lezen een minor jeugdliteratuur voor pabo’s. “Juist leerkrachten moeten een actuele kennis van het aanbod hebben om leerlingen op maat te kunnen instrueren,” zegt directeur Gerlien van Dalen. “Nu is de aandacht op pabo’s nog te vrijblijvend en minimaal. Bovendien is ze te zeer afhankelijk van het enthousiasme van de docent. Landelijke richtlijnen zijn er niet; elke school vult het vak op zijn eigen manier in. Ons streven is dat jeugdliteratuur straks overal een vast onderdeel is van het curriculum.”
Jacques Vriens noemt het een mooi initiatief, maar tegelijk vindt hij het “krankzinnig” dat er van buitenaf iets bedacht moet worden om op pabo’s aandacht voor jeugdliteratuur te genereren. “Als je voor de klas staat zou het normáál moeten zijn dat je je in kinderboeken verdiept.”
Want kinderen moeten soms op weg worden geholpen, zegt ook Koos Meinderts. Die moeten gewezen worden op al het moois wat ze nog niet kennen. “Het feest der herkenning moet weer een feest van de ontdekkingen worden.”
Dus gewoon: aandacht voor schrijvers en de diversiteit aan boeken, zoals dat in Vlaanderen gebeurt. Want Vlaamse kinderen worden niet met een verfijndere smaak geboren dan Nederlandse, die wordt aangeleerd. Maar daarvoor moet je kinderen en boeken wél serieus nemen. Meinderts: “Op de uitnodiging van het CPNB voor het Kinderboekenbal werd gevraagd of ik als schrijver vijftien minuten wilde plaatsnemen aan een van de signeertafels. Vanwege het sport- en spelthema van de Kinderboekenweek leek het de organisatie leuk als de auteurs eerst een wedstrijdje armpje worstelen met de kinderen zouden doen. Mag ik bedanken?” '
Mag ik vooral pabo-docenten (maar ook onderwijsgevenden) wijzen op het boek Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school?
Zo is het. Je moet wel een grenzeloze naïeveling zijn als je denkt dat kinderen uit zichzelf al dat moois ontdekken. Wat niet wil zeggen dat kinderen uit zichzelf niets ontdekken.
Kinderen op weg helpen. Het is de meest bescheiden opdracht voor opvoeders - en opvoeder is in principe iedereen die met kinderen omgaat. Dus ook iedereen die voor kinderen schrijft.
Dus ook al die schrijvers die vroeger om het hardst riepen vooral niet te willen opvoeden, eigenlijk ook niet speciaal voor kinderen te schrijven, eigenlijk voor het kind in henzelf schreven, eigenlijk, nou ja, eigenlijk niet te willen horen bij die club die kinderboeken als middel ziet in onderwijs en opvoeding, en vooral wél te willen horen bij de club die kinderboeken ziet als kunst.
Opvoeden, dat doen ook de bibliothecarissen van de Vlaamse bibliotheken die de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury organiseren die in dit artikel zo wordt geprezen.
'KJV is een jury van kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar. Juryleden krijgen een lijst van boeken om te beoordelen. Soms komen ze samen in leesgroepen om te praten over de boeken. '
'De KJV doet aan leesbevordering én leesverdieping. Vanuit de filosofie dat boeken lezen en boeken beoordelen met punten niet voldoende zijn, beschouwt de KJV het als haar handelsmerk dat over de boeken uitgebreid gepraat wordt in leesgroepen. Daardoor kunnen kinderen hun literaire smaak ontwikkelen en toetsen aan die van andere lezers.'
'De prijsuitreiking wordt jaarlijks door zo’n vijftienhonderd juryleden bezocht. Het is een evenement waar lezers en schrijvers elkaar ontmoeten en veel boeken worden verkocht. "We horen dat auteurs blij zijn met het contact met kinderen die hun boek echt hebben gelezen en niet alleen zwaaien met een kladblaadje voor een handtekening," zegt Stessens. "Bij ons staan de schrijvers centraal. We organiseren wel spelletjes, maar die zijn altijd schrijver- of boekgerelateerd, zoals Wie Is Het?, met auteursgezichten en Twister met de personages uit Vos en Haas."'
De genoemde lijst wordt samengesteld door medewerkers van Stichting Lezen.
Tijd om te benadrukken dat kunst en opvoeden niet elkaars tegengestelde zijn. Bij musea weten ze dat allang: die hebben heel vaak een afdeling kunsteducatie.
Kunsteducatie, jawel, daarom gaat het, maar goede verhalen (en poëzie, en theater) gáán ergens over, raken niet alleen de vraag wat 'mooi' is maar ook wat 'goed' is. Jonge lezers leven mee met de personages. Het is een soms krampachtige opgave om het dan alleen te willen hebben over hoe die dekselse auteurs het toch voor elkaar hebben gekregen dat je hun verhaal ademloos hebt uitgelezen.
Laten we dus vooral niet krampachtig doen. Praten over verhalen omvat vaak ook praten over gewenst of ongewenst gedrag, heldendom, moed, lafheid, bedrog. Het is aan de begeleider (opvoeder dus) met een kunsteducatief doel om de gesprekken verder te leiden naar de vraag waarom het ene verhaal verkozen wordt boven het andere.
Joukje Akveld citeert wat auteurs en illustratoren die deze werkwijze steunen en/of warme herinneringen hebben aan ontmoetingen met juryleden: Philip Hopman, Joke van Leeuwen, Koos Meinderts, Erik van Os, Gideon Samson.
Joke van Leeuwen schiet vanuit de heup:
'"De CPNB heeft als organisatie van uitgevers en boekhandelaren vooral tot doel de boekverkoop te stimuleren," zegt schrijfster en illustratrice Joke van Leeuwen. "Stichting Lezen wordt vanuit de overheid gesubsidieerd om het lezen te bevorderen, dat is een wezenlijk ander uitgangspunt." Van Leeuwen – geboren in Nederland, wonend in Antwerpen – heeft een voorkeur voor de Vlaamse aanpak. "In deze neoliberale tijd maken kinderen steeds jonger deel uit van de commerciële machine die bepaalt dat kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit. In vergelijking met de Vlaamse kinderboekenmarkt is in Nederland het middelmatige steeds meer op de voorgrond getreden. Voor het eigenzinnige is minder ruimte. Het commerciële neoliberalisme ervaart kuddegedrag als positief, dat vind ik een kwalijke zaak. Je moet kinderen stimuleren zelf na te denken en een eigen smaak te ontwikkelen."'
Philip Hopman:
'Ook tekenaar Philip Hopman noemt het Vlaamse evenement één groot feest. Afgelopen jaar was hij in Brugge vanwege de nominatie van het door hem geïllustreerde Toen kwam Sam, een verhaal van Edward van de Vendel. "Er zat een zaal vol enthousiaste kinderen die de titel van ons boek scandeerden omdat ze wilden dat het ging winnen. Ik voelde een soort gretigheid bij het publiek die je bij ons haast nooit ziet. Als ik op de Amsterdamse Uitmarkt signeer, verkoop ik in twee uur drie boeken. Je hoort er ook meer sombere verhalen over ontlezing. Dan vraag ik me af: wat doen ze in België wat hier niet lukt?"'
'Ze' doen in België wat betreft de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury zoals Nederlandse kinderjury's dat ooit, decennia geleden deden: lokaal, met praatgroepen, begeleiders en een voorselectie. Er is ook een Internetjury van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury, maar de keuze is dan beperkt tot genoemde lijst.
Het verschil zit 'm dus in de selectie en deels in de werkwijze.
Want de Nederlandse Kinderjury stelt kinderen in de gelegenheid online een stem uit te brengen op het boek van hun voorkeur, mits dat het voorafgaand jaar is verschenen.
(Zo werkt ook het leesbevorderingsproject 'Lees 1 7', door de Bibliotheekvereniging Limburg opgezet in Belgisch Limburg. Dit project, ooit voortgekomen uit de Kinder- en jeugdjury Limburg, lijkt enigszins op het Leesprogramma van de Nederlandse bibliotheken, dat echter wel een titellijst hanteert. 'Lees 1 7' is op internet nauwelijks aanwezig, wie zoekt komt terecht in berichten van locale Belgisch-Limburgse bibliotheken.)
Zelfs de Nederlandse Kinderjury doet overigens in lichte mate aan selectie. Bibliotheken kunnen stickers plakken in boeken - maar hoeven dat niet per se op alle in het voorafgaand jaar verschenen kinderboeken te doen. En op de website is een lijstje Boekentips te vinden, in twee leeftijdscategorieën.
'Ben je op zoek naar leuke boekentips? Daarvoor is er een speciale tiplijst gemaakt met 25 boeken per leeftijdscategorie. Boekhandels en bibliotheken uit het hele land hebben titels verzameld van boeken die zij mooi, grappig, bijzonder of spannend vinden. De tiplijst vind je hier.'
En ja, daarin zat voor de bekroning in 2013 óók het in Joukje Akvelds artikel menigmaal gewraakte Fantasia van Geronimo Stilton (dit jaar deel VII). Kennelijk zijn er in Nederland boekwinkeliers of bibliothecarissen die dit 'mooi, grappig, bijzonder of spannend' vinden. Ieder zijn meug, zei de boer, en at het eten van het varken op. (Uit het werk Peter Fleming en de Groene Smaragd van P.J. Zonruiter.)
Maar daarnaast werk dat ook in de smaak van menig volwassen recensent valt, of in de smaak van de Vlaamse juryleden, bijvoorbeeld werk van Tosca Menten of Hans Hagen.
Zoals Joukje Akveld zelf opmerkt: 'Het is verleidelijk Vlaamse kinderen op basis van deze lijstjes een gevarieerdere smaak toe te schrijven dan de Nederlandse seriebekroners, maar dat is te kort door de bocht – daarvoor is het verschil in opzet tussen beide jury’s te groot.' Waarvan akte, met instemming.
'Het begint allemaal op de pabo'
Maar nu volgt de uitsmijter, het eind van het artikel, en dat citeer ik in zijn geheel:
' Misschien heeft de verwijdering tussen de Nederlandse en Vlaamse leescultuur te maken met het Nederlandse onderwijssysteem. Bastiaan Bommeljé, uitgever, boekhandelaar en publicist, betoogde onlangs in NRC Handelsblad dat op Nederlandse scholen minder aandacht aan taal en literatuur wordt besteed dan in de ons omringende landen, met negatieve gevolgen voor het leesgedrag. Tegelijk verscheen van kinderboekenschrijver Jacques Vriens (sinds enkele maanden Nederlands eerste Kinderboekenambassadeur) in de Volkskrant een stuk waaruit blijkt dat Nederlandse kinderen het wat betreft leesplezier afleggen tegen kinderen uit bijna vijftig andere landen. “Dat is ook niet zo gek,” schreef Vriens, “als je weet dat jaarlijks 40.000 (!) kinderen de basisschool verlaten met een leesachterstand van minstens twee jaar.”
Het zou een verklaring kunnen zijn waarom in 1989 Thea Beckman nog de Prijs van de Nederlandse Kinderjury won en de laatste jaren voornamelijk makkelijk leesbare serieboeken winnen. Beckman stond nooit bekend als literair auteur, maar wie haar zinnen naast die van Geronimo Stilton legt, ziet dat ze een stuk ingewikkelder zijn dan die van de schrijvende muis. In vijfentwintig jaar zijn Nederlandse kinderen steeds “eenvoudigere” boeken gaan bekronen.
Volgens Vriens, die zijn loopbaan begon als leraar op een basisschool voor hij zich in 1993 volledig aan het schrijven wijdde, begint het allemaal op de pabo, de beroepsopleiding voor docenten. “Daar is steeds minder aandacht voor jeugdliteratuur. Als leerkrachten zelf niet meer gewend zijn om te lezen, hoe kunnen ze dat dan uitdragen aan hun leerlingen?”
Harm de Jonge, kinderboekenschrijver die vanaf midden jaren zeventig twintig jaar Nederlands doceerde op een pabo in Groningen, herkent het beeld. “In de jaren tachtig volgden mijn studenten minstens vier ‘literaire’ modules per jaar, waaronder jeugdliteratuur. Dat was nog op de ouderwetse manier met leeslijsten en boekverslagen. Later is dat teruggebracht naar één module en nog weer later tot helemaal niets meer. Het zelfontdekkend en probleem gestuurd onderwijs kwam in zwang – de pedagogen hebben de macht gegrepen, zeiden wij wel – en de nadruk verschoof naar didactiek. Alle vormen van literatuuronderwijs horen bij de persoonsvorming en zijn niet beroepsvormend, vond men. Het was de doodsteek voor de ontwikkeling van leerkrachten.”
Armpje worstelen
Onlangs ontwikkelde de Nederlandse Stichting Lezen een minor jeugdliteratuur voor pabo’s. “Juist leerkrachten moeten een actuele kennis van het aanbod hebben om leerlingen op maat te kunnen instrueren,” zegt directeur Gerlien van Dalen. “Nu is de aandacht op pabo’s nog te vrijblijvend en minimaal. Bovendien is ze te zeer afhankelijk van het enthousiasme van de docent. Landelijke richtlijnen zijn er niet; elke school vult het vak op zijn eigen manier in. Ons streven is dat jeugdliteratuur straks overal een vast onderdeel is van het curriculum.”
Jacques Vriens noemt het een mooi initiatief, maar tegelijk vindt hij het “krankzinnig” dat er van buitenaf iets bedacht moet worden om op pabo’s aandacht voor jeugdliteratuur te genereren. “Als je voor de klas staat zou het normáál moeten zijn dat je je in kinderboeken verdiept.”
Want kinderen moeten soms op weg worden geholpen, zegt ook Koos Meinderts. Die moeten gewezen worden op al het moois wat ze nog niet kennen. “Het feest der herkenning moet weer een feest van de ontdekkingen worden.”
Dus gewoon: aandacht voor schrijvers en de diversiteit aan boeken, zoals dat in Vlaanderen gebeurt. Want Vlaamse kinderen worden niet met een verfijndere smaak geboren dan Nederlandse, die wordt aangeleerd. Maar daarvoor moet je kinderen en boeken wél serieus nemen. Meinderts: “Op de uitnodiging van het CPNB voor het Kinderboekenbal werd gevraagd of ik als schrijver vijftien minuten wilde plaatsnemen aan een van de signeertafels. Vanwege het sport- en spelthema van de Kinderboekenweek leek het de organisatie leuk als de auteurs eerst een wedstrijdje armpje worstelen met de kinderen zouden doen. Mag ik bedanken?” '
Mag ik vooral pabo-docenten (maar ook onderwijsgevenden) wijzen op het boek Verborgen talenten, jeugdliteratuur op school?
dinsdag 1 oktober 2013
Fabels in het Indo-Europees
Het Indo-Europees is volgens vrijwel alle taalgeleerden de oertaal waarvan de meeste Europese talen en zeer veel talen uit het zuidwesten van Azië afstammen, van het Hindi tot het Gaelic. De taal zou zo'n vijf-, zesduizend jaar geleden zijn gesproken.
Door talen met elkaar te vergelijken en theorieën toe te passen over de manieren waarop talen veranderen, zijn pogingen ondernomen om een idee te krijgen hoe die taal geklonken moet hebben. Zoals te voorzien, verschillen de meningen tot op heden, want zo eenvoudig is het niet. In de 19e eeuw ondernam de geleerde August Schleicher een poging: hij schreef een fabel, 'Het schaap en de paarden', in het Proto-Indo-Europees (PIE) .
Hier de Engelse versie zoals weergegeven op Archaeology:
'A sheep that had no wool saw horses, one of them pulling a heavy wagon, one carrying a big load, and one carrying a man quickly. The sheep said to the horses: "My heart pains me, seeing a man driving horses." The horses said: "Listen, sheep, our hearts pain us when we see this: a man, the master, makes the wool of the sheep into a warm garment for himself. And the sheep has no wool." Having heard this, the sheep fled into the plain.'
Hier die in het (PIE) volgens Schleicher:
'Avis, jasmin varnā na ā ast, dadarka akvams, tam, vāgham garum vaghantam, tam, bhāram magham, tam, manum āku bharantam. Avis akvabhjams ā vavakat: kard aghnutai mai vidanti manum akvams agantam. Akvāsas ā vavakant: krudhi avai, kard aghnutai vividvant-svas: manus patis varnām avisāms karnauti svabhjam gharmam vastram avibhjams ka varnā na asti. Tat kukruvants avis agram ā bhugat.'
Tot nu toe waagde niemand zich in het openbaar aan het uitspreken.
Maar de taalkundige Andrew Byrd waagde zich aan een poging. Zie en hoor Archaeology.
'It is based on recent work done by linguist H. Craig Melchert, and incorporates a number of sounds unknown at the time Schleicher first created the fable:
Lijkt naar mijn idee nauwelijks op de tekst van Schleicher. Zal wel liggen aan die nieuwe klanken.
Nog zo'n verhaal in het PIE is 'De koning en de god'. 'In the 1990s, historical linguists created another short parable in reconstructed PIE. It is loosely based on a passage from the Rigveda, an ancient collection of Sanskrit hymns, in which a king beseeches the god Varuna to grant him a son.'
Hier de Engelse versie, nog steeds volgens Archaeology:
Door talen met elkaar te vergelijken en theorieën toe te passen over de manieren waarop talen veranderen, zijn pogingen ondernomen om een idee te krijgen hoe die taal geklonken moet hebben. Zoals te voorzien, verschillen de meningen tot op heden, want zo eenvoudig is het niet. In de 19e eeuw ondernam de geleerde August Schleicher een poging: hij schreef een fabel, 'Het schaap en de paarden', in het Proto-Indo-Europees (PIE) .
Hier de Engelse versie zoals weergegeven op Archaeology:
'A sheep that had no wool saw horses, one of them pulling a heavy wagon, one carrying a big load, and one carrying a man quickly. The sheep said to the horses: "My heart pains me, seeing a man driving horses." The horses said: "Listen, sheep, our hearts pain us when we see this: a man, the master, makes the wool of the sheep into a warm garment for himself. And the sheep has no wool." Having heard this, the sheep fled into the plain.'
Hier die in het (PIE) volgens Schleicher:
'Avis, jasmin varnā na ā ast, dadarka akvams, tam, vāgham garum vaghantam, tam, bhāram magham, tam, manum āku bharantam. Avis akvabhjams ā vavakat: kard aghnutai mai vidanti manum akvams agantam. Akvāsas ā vavakant: krudhi avai, kard aghnutai vividvant-svas: manus patis varnām avisāms karnauti svabhjam gharmam vastram avibhjams ka varnā na asti. Tat kukruvants avis agram ā bhugat.'
Tot nu toe waagde niemand zich in het openbaar aan het uitspreken.
Maar de taalkundige Andrew Byrd waagde zich aan een poging. Zie en hoor Archaeology.
'It is based on recent work done by linguist H. Craig Melchert, and incorporates a number of sounds unknown at the time Schleicher first created the fable:
H2óu̯is h1éḱu̯ōs-kwe
h2áu̯ei̯ h1i̯osméi̯ h2u̯l̥h1náh2 né h1ést, só h1éḱu̯oms derḱt. só gwr̥hxúm u̯óǵhom u̯eǵhed; só méǵh2m̥ bhórom; só dhǵhémonm̥ h2ṓḱu bhered. h2óu̯is h1ékwoi̯bhi̯os u̯eu̯ked: “dhǵhémonm̥ spéḱi̯oh2 h1éḱu̯oms-kwe h2áǵeti, ḱḗr moi̯ aghnutor”. h1éḱu̯ōs tu u̯eu̯kond: “ḱludhí, h2ou̯ei̯! tód spéḱi̯omes, n̥sméi̯ aghnutór ḱḗr: dhǵhémō, pótis, sē h2áu̯i̯es h2u̯l̥h1náh2 gwhérmom u̯éstrom u̯ept, h2áu̯ibhi̯os tu h2u̯l̥h1náh2 né h1esti. tód ḱeḱluu̯ṓs h2óu̯is h2aǵróm bhuged.'
Lijkt naar mijn idee nauwelijks op de tekst van Schleicher. Zal wel liggen aan die nieuwe klanken.
Nog zo'n verhaal in het PIE is 'De koning en de god'. 'In the 1990s, historical linguists created another short parable in reconstructed PIE. It is loosely based on a passage from the Rigveda, an ancient collection of Sanskrit hymns, in which a king beseeches the god Varuna to grant him a son.'
Hier de Engelse versie, nog steeds volgens Archaeology:
'The King and the God
Once there was a king. He was childless. The king wanted a son. He asked his priest: "May a son be born to me!" The priest said to the king: "Pray to the god Werunos." The king approached the god Werunos to pray now to the god. "Hear me, father Werunos!" The god Werunos came down from heaven. "What do you want?" "I want a son." "Let this be so," said the bright god Werunos. The king's lady bore a son.'
Hier de transscriptie, gebruik de link om te luisteren:
'H3rḗḱs dei̯u̯ós-kwe
H3rḗḱs h1est; só n̥putlós. H3rḗḱs súhxnum u̯l̥nh1to. Tósi̯o ǵʰéu̯torm̥ prēḱst: "Súhxnus moi̯ ǵn̥h1i̯etōd!" Ǵʰéu̯tōr tom h3rḗǵm̥ u̯eu̯ked: "h1i̯áǵesu̯o dei̯u̯óm U̯érunom". Úpo h3rḗḱs dei̯u̯óm U̯érunom sesole nú dei̯u̯óm h1i̯aǵeto. "ḱludʰí moi, pter U̯erune!" Dei̯u̯ós U̯érunos diu̯és km̥tá gʷah2t. "Kʷíd u̯ēlh1si?" "Súhxnum u̯ēlh1mi." "Tód h1estu", u̯éu̯ked leu̯kós dei̯u̯ós U̯érunos. Nu h3réḱs pótnih2 súhxnum ǵeǵonh1e.'
Het nieuws bleef niet onopgemerkt. Het onvolprezen Taalpost gaf me de hint, o.a. CNET, Huffington Post (mooi artikel) en Opposing Views pikten het op.
Je zou wensen dat er een Proto-Indo-Europeaan uit zijn graf verrees om commentaar te leveren. Ik vind het prachtig, die pogingen om oude of verzonnen talen te laten klinken.
Zie ook 'Spreken als Yoda', luister naar Lucas Lambers' weergave van Hesiodos, Sondre Danielsens 'Onze Vader' in Oud-Engels (hier mag ook), zie Benjamin Bagby met zijn Beowulf hier of hier op Youtube (of koop de dvd) en zie The Recordings van SOAS. Er is vast meer te vinden.
Abonneren op:
Posts (Atom)