Hoe relatief ook, echte armoede schrijnt. Het noodlot ligt altijd op de loer. Doorgaans in de vorm van honger, ziekte en kou. Eerlijk delen hebben mensen altijd als een deugd beschouwd, maar er komt in de praktijk weinig van terecht. Naast deugden zijn er ondeugden als machtswellust en hebberigheid.
En soms is er niets om te delen. Als de oogsten mislukken, is er niets te eten, zo simpel is dat. Het dreef in de 19e eeuw miljoenen Ieren hun land uit, de oceaan over. Het drijft nu miljoenen mensen in Afrika van hun land.
En zelfs als het land juist genoeg opbrengt, kan het noodlot toeslaan. Een gebroken been en geen geld voor een dokter en een ziekenhuis. Een arme boerin in Tessino breekt haar been, net als het dorp ook nog geteisterd wordt door droogte, medio 19e eeuw. De boer ziet geen andere weg dan zijn zoon meegeven aan een ronselaar die magere jongetjes zoekt voor schoorsteenvegers in Milaan. Zoals deze jongens:
Zo begint een klassiek verhaal, dat onlangs weer in herdruk is verschenen en mij ter bespreking werd toegestuurd: Levende bezems van Lisa Tetzner. Het verscheen oorspronkelijk als Die schwarzen Brüder in 1940-'41 en de eerste Nederlandse vertaling verscheen in 1951. Het is in feite door haar en haar echtgenoot Kurt Kläber (schrijversnaam: Kurt Held) samen geschreven: Lisa begon het, Kurt schreef het af. Ze woonden toen als politieke vluchtelingen in Zwitserland en Kurt Kläber mocht niet publiceren, daarom verscheen (en verschijnt) het onder haar naam.
Beide auteurs waren zeer begaan met het lot van arme mensen en Kurt Kläber was zelfs lid van de Kommunistische Partei Deutschland - tot 1938, toen hij er wegens het stalinisme uitstapte, volgens Wikipedia. Geen wonder dat de nazi's niets moesten hebben van hun werk, het werd al snel na 1933 verboden en het echtpaar vluchtte naar Zwitserland.
Toch zou een verhaal als Levende bezems in sommige na-oorlogse socialistische, ´revolutionaire´ groeperingen slecht vallen. Want waar bleef de opstand der verdrukten, de omverwerping van de kapitalistische machthebbers? Grote kans dat de auteurs door hen als renegaten zouden worden betiteld. De redding komt immers niet van het rode front, maar notabene van een lid van de gegoede middenklasse, een Zwitserse arts.
Ik heb, moet ik bekennen, niet de moeite genomen om te onderzoeken of dit vermoeden klopt, maar mij staan nog levendig de boekjes voor de geest die in de 70-er jaren voor kinderen verschenen waarin het revolutionair perspectief lokkend wenkte. Verkrijgbaar in boekhandel De Rode Rat e.d. Dat waren geen verhaaltjes waarin een Zwitserse arts arme schoorsteenvegertjes onder zijn hoede neemt.
Waarschijnlijk is het ontbreken van het revolutionaire perspectief nu net de kracht van het verhaal. Want het zou een wonder zijn als die eenvoudige boerenjongens ervan droomden om de macht over te nemen. Ze wilden simpelweg een beter bestaan, een beetje zoals Charley Chaplin (leeftijdgenoot van de auteurs) dat met groot talent schilderde in zijn films Modern Times en The Great Dictator, en zoals eerder Hector Malot zijn Alleen op de wereld (Sans famille, 1878) liet eindigen.
Niks ´sterft gij oude vormen en gedachten´, niks ´nieuwe krachten´ die 'de wereld steunen' en niks ´internationale die morgen heersen zal op aard´´.
De kracht van het verhaal is juist dat de verteller zijn hoofdpersonen niet sterker maakt dan ze zijn. Ze hebben genoeg lef en hart om onderling solidair te zijn, om bijvoorbeeld een goede begrafenis van een van hen af te dwingen. Niet meer, niet minder.
Ze worden weliswaar ´tot ‘t merg en been uitgezogen´, maar ´de rijkaard leeft zelfzuchtig voort´, al is deze ene (betrekkelijke) rijkaard die hen te hulp schiet dan helemaal niet zelfzuchtig. Want zo´n soort opstand zou een energie en vaardigheid vergen die de schrale schoorsteenvegertjes niet hebben en juist dat is geloofwaardig.
Het is ook meer toeval dan wijsheid die ze in de armen brengt van weldoener Casella brengt.
Inmiddels weten we dat het revolutionair elan niet altijd een happy end teweeg brengt. Ik denk met gemengde gevoelens aan wat ik ooit gelezen en gezien heb over de Franse, de Russische en de Angolese revoluties, en nog lees over de Venezolaanse Chavinistische revolutie, om er enkele te noemen. Het gaat te ver om ze louter als tragedie te zien, want veel mensen gingen er zeker op vooruit, maar om ze nu zonder reserve als een groot succes en een sprong vooruit voor de mensheid te betitelen zou mij te rooskleurig zijn. Geen happy end, dus.
En een happy end heeft Levende bezems nu juist wel. Alfredo sterft, maar verder komt het met alle hoofdpersonen en zeker met Giorgio heel erg goed en dat gelukkige einde wordt breed uitgemeten. Heel fijn. En wie weet hebben de auteurs dat met opzet gedaan, vermoedend dat juist veel jonge lezers een happy end zeer op prijs stellen. Intussen nemen die jonge lezers dan kennis van wat samen te vatten valt onder het oude maar nog steeds actuele begrip uitbuiting. Het valt zo samen te vatten, maar gelukkig bekommert de verteller zich niet om theorie, het gaat in dit verhaal om mensen, met al hun beperkingen en betere momenten, en dat maakt het sterk.
In 2013 verscheen nog een Duitstalige verfilming, onder regie van Xavier Koller.
Ik las de Nederlandse versie, heb de Duitse niet bij de hand, kan dus over de vertaling van Annie Winkler-Vonk niets schrijven, behalve dat zij een bekende vertaalster was, die meer werk uit het Duits heeft vertaald, o.a. van Johanna Spyri (Heidi) en Kurt Held. De vertaling is voor deze editie nog bewerkt door Suzanne Braam.
Tetzner, Lisa. Levende bezems. Ploegsma, 384 p., ISBN 978 90 216 7719 4. Oorspr. Die schwarzen Brüder, 1940.
De eerste twee afbeeldingen zijn ontleend aan Wikipedia, de andere zijn van George van Raemdonck.