Zoeken in deze blog

maandag 19 juni 2017

Vakantieboekenplan

Toen ik de aankondiging van Stichting Lezen over Vakantielezen onder ogen kreeg, moest ik meteen met enige (betrekkelijke) heimwee denken aan mijn eerste dagen bij Boek en Jeugd, eind jaren '70.

Nederland, jongens en meisjes, had toen nog een instituut dat zich bekommerde om de jeugdliteratuur. Het verzamelde jeugdliteratuur en het bevorderde de kennis over jeugdliteratuur. Er waren boekbesprekingsbijeenkomsten met jeugdbibliothecarissen, en er werd gepubliceerd (waaronder de bekende gids Boek en jeugd) en gedocumenteerd. Krantenknipsels werden geplakt op vellen papier die in mappen terechtkwamen.
Dat instituut, in 1951 zelfstandig begonnen als Bureau Boek en Jeugd, was toen (vanaf 1972) overigens al opgenomen in een bibliotheekorganisatie, en allengs versnipperde het. De collectie en documentatie kwamen terecht bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de gids Boek en jeugd is uitgemond in een gelijknamige website, de publicaties stopten of werden uiteindelijk uitgegeven door Biblion Uitgeverij van NBD Biblion. Inmiddels is die uitgeverij ook al opgeheven.

Maar daarover gaat het nu even niet.
Er was toen een jaren lopend, succesvol promotiemiddel dat het Vakantieboekenplan heette, later nog lang (tot in 2015) voortgezet als Leesprogramma, niet per se een betere titel. Een lijst titels, stickertjes, stickerpaspoort, poster, plaatjes, vlaggetjes, materiaal voor begeleiders e.d.: wie een boek gelezen had, kreeg een kleine beloning, daarop kwam het neer. Een echt bibliotheekprogramma, bedoeld voor kinderen (4-12 jaar) die lid van de bibliotheek waren - en dat waren toen bijna alle kinderen. Ze in de vakantie aan het lezen houden, dat was het doel.

Wat krijgen we nu? Vakantielezen: eigenlijk hetzelfde doel als veel andere materialen, namelijk kinderen thuis aan het lezen te brengen of te houden, en nu (ook) met scholen als basis. Er hoort een kleurige folder bij, er zijn zelfs films, en het is gratis, met dank aan Stichting Kinderpostzegels.

Er is echter een niet onaanzienlijke beperking: 'Stichting Lezen biedt dit project, met steun van Stichting Kinderpostzegels, aan op 100 basisscholen in zogenaamde krimpgebieden of participatieregio’s.'

Hè... Jammer voor al die andere basisscholen, in gebieden waar niet gekrompen of geparticipeerd wordt.
Doe me dan het vakantieboekenplan maar...

maandag 12 juni 2017

Dag salon

Tja, het ene moment ontving ik nog een enthousiast bericht over De Boekensalon, het andere (vandaag) een overlijdensbericht:

'
Website deBoekensalon
NBD Biblion stopt per 15 juni met de website van deBoekensalon. De website heeft sinds de oprichting in 2010 ruim 51.000 leden aan zich weten te binden.

DeBoekensalon is destijds opgericht als verbindende schakel tussen de bibliotheekleden en de rest van lezend Nederland. Eind 2016 maakte NBD Biblion bekend te stoppen met haar uitgeefactiviteiten. Het deactiveren van de website van deBoekensalon is het vervolg hierop. NBD Biblion bekijkt de verkoopmogelijkheden voor de website. Mocht er onverhoopt geen verkoop plaatsvinden dan zal de website offline gaan.
'

Dat laatste bericht was me ontgaan, maar het is nog te vinden op de website van NBD Biblion:

'6 oktober 2016
NBD Biblion stopt per 31 december 2016 met haar uitgeefportfolio voor Jeugd. Jaarlijks geeft dit fonds ruim 40 titels uit en richt zich daarbij met name op educatieve non-fictieboeken, makkelijk lezen-boeken - uitgaven voor kinderen die moeite hebben met lezen - en prentenboeken.  
“Ondanks het uitstekende selectiebeleid, de verbeterde verkopen aan het boekhandelskanaal en het scherp sturen op de kosten de laatste jaren, is het helaas niet gelukt om het fonds Jeugd kostendekkend te exploiteren”, aldus René Leermakers, Algemeen Directeur van NBD Biblion, “daarom is besloten om te stoppen met deze activiteit”. Dit NBD Biblion uitgeeffonds is ooit opgericht om in te spelen op de vraag van bibliotheken naar typische non-fictie-onderwerpen.
Door de komst van internet en het afnemend aantal bibliotheekvestigingen is gebleken dat het niet meer mogelijk is om kostendekkend te kunnen werken.'

Het doet me denken aan de teloorgang van dat mooie vaktijdschrift Leesgoed. En aan de langzame afbrokkeling van het eens zo fraaie (en niet verliesgevende) fonds dat onder het imprint Biblion Uitgeverij verscheen.
Helaas besloot zo'n tien jaar geleden de toenmalige directie van NBD Biblion de afdeling Biblion Uitgeverij niet in zijn geheel te verkopen, maar om een langzame onttakeling in gang te zetten. Althans, daarop lijkt het. Het zou kunnen zijn dat er wel eens met deze en gene gesprekken zijn gevoerd, maar dan toch niet heel serieus.
Op de uitgever (André Henderickx) werd zachte druk uitgeoefend om vooral met vervroegd pensioen te gaan. Dat deed hij in 2011 en hij werd niet opgevolgd. Zijn adjunct (ik) was toen al op een zijpad gezet, eveneens met vervroegd pensioen. Lopende en enkele nieuwe uitgaven werden overgenomen door iemand uit het managementteam en enkele bureauredacteurs.
Niets ten nadele van die laatstgenoemden, mijn hardwerkende oud-collega's, die naar mijn indruk hun best deden er nog iets van te maken, maar het fonds werd toch allengs minder groot en opvallend en de uitgeverij verdween van beurzen e.d.
Eén poot wordt trouwens voortgezet, die van de databanken.

Het bij De Boekensalon horende tijdschrift werd oktober 2016 overgenomen door Pubmedia, dat het prompt herstijlde en omdoopte in LivreMagazine. Wie weet neemt Pubmedia de website ook over.

vrijdag 9 juni 2017

Te paard naar het Zwarte Woud

Wouter Klootwijk maakt tv-programma's (o.a. De wilde keuken) en schrijft. Hij schrijft vaak over voedsel en aanverwante zaken, maar soms (en vooral voor kinderen) vertelt hij andere verhalen, zie bijvoorbeeld Ik denk dat wij nu vrienden zijn (Leopold, 2010), waarin zijn eerder verschenen verhalen over Adri zijn gebundeld, of De uitvinding van de zeekoek (2002) en Mogen wij u ophijsen, mevrouw? (1997, en wat een prachtige titel).

Hij houdt het graag simpel en is goed in het onderuithalen van dikdoenerij.

Zo'n simpel idee ligt ook ten grondslag aan Anne, het paard en de rivier, dat onlangs verscheen bij Leopold.
Teun woont aan zee en houdt werkpaarden. Broer Theo woont in het Zwarte Woud en heeft een werkpaard nodig.
Nou, dan ga je dat toch gewoon brengen? Dochter Anne doet dat wel even. Ze volgt gewoon de rivier.

Maar met deze ultrakorte inleiding doe ik het verhaal tekort, en ook het boek.
Het boek ziet er namelijk feestelijk uit en dat komt door de bijzondere illustraties door Enzo Pérès-Labourette, in Oost-Europese stijl zou ik haast zeggen, want die stijl deed me denken aan oude prentenboeken uit Polen, Rusland en Tsjechoslowakije. Het omslag is bovendien met goudspettertjes bespikkeld.
Deze stijl heeft iets sprookjesachtig en dat kan dit verhaal goed gebruiken. Dat speelt namelijk in het hier-en-nu en tegelijk ook niet, want al rijden er een ijscokar en een auto in rond en zitten er 'buitenlandse dingetjes in een potje', er zijn verder buitengewoon weinig details die naar een datering wijzen. De kleren van de mensen lijken uit een kleurbewust circus te komen en de reis voert eenvoudig van 'de zee' langs 'de rivier' naar 'het Zwarte Woud'. En telefoneren vanaf een paard, daar doet Anne niet aan.
Het echte Zwarte Woud ligt ruim 700 km van de Nederlandse kust. Per paard doe je daar beduidend langer over dan drie of vier dagen, zelfs al zou het de hele dag draven.

Een sprookjesachtig verhaal dus, dat wordt verteld door een anonieme verteller die dicht op de huid van de personages zit, bijna filmisch. Het zou zich goed lenen voor een tekenfilm.
En het zit vol zinswendingen die ik typisch Klootwijkiaans zou noemen:

Vader houdt van uien.
Anne houdt van alles waar je alleen een vorm bij nodig hebt of wat je met je handen kan eten.
Moeder houdt van buitenlandse dingetjes uit een potje.

Zit er iets van Klootwijk in Anne? Ik vermoed het. Überhaupt is het waarschijnlijk typisch Klootwijkiaans dat het eerste hoofdstukje 'Wat je eet en weer vergeet' heet.

Over de paarden van Teun, Anne's vader:

Het zijn werkpaarden, ze zijn sterk.
Je hebt ook paarden voor plezier. Niet de paarden zijn het die plezier hebben, maar mensen die erop rijden. Op de werkpaarden van vader kun je ook goed rijden. Mensen die dat graag willen, vinden werkpaarden niet mooi. Ze vinden dat zo'n paard niet bij ze past. Ze willen een mooi paard dat past bij de kleren die ze dragen en dat ze, als ze erop rijden, nog mooier zijn dan als ze ernaast lopen.

Teuns paarden trekken reddingsboten naar en uit het water. Die van broer Theo in het Zwarte Woud trekken omgezaagde bomen. Theo komt er een tekort, Anne gaat het brengen. Vindt moeder Maria, balletdanseres, dat goed?

'Natuurlijk vind ik het goed,' zei mama Maria. 'Wat zou ik dat zelf graag hebben willen doen toen.'
'Toen?'
'Toen ik nog zo jong was als Anne. Ik zou avonturen beleven maar wist niet waar een avontuur begint en hoe het verder moet. Toen ging ik maar dansen in mijn kamer. En dromen van avonturen.'
'Wat droomde je dan als je danste?'
'Dat mensen kunnen vliegen.'
Vader Teun lacht.




Het lot wijst paard Wilma aan. En al kijkend naar de paarden denkt Anne iets wat ik ook wel eens heb gedacht:

Anne kijkt naar de paarden. Ze heeft op allemaal wel eens door de duinen gereden. Wat gek eigenlijk dat je het rijden noemt. Ze lopen. Je zit erop. Wielen hebben paarden niet.

Ze gaat op pad met een rugzakje en een rol touw. Dat touw komt nog goed van pas als een ijscokar te water raakt. Wilma trekt hem eruit.



Zo zijn er meer avonturen onderweg.

Ze doet er drie dagen over. De eerste nacht brengt ze door bij Wilma in de stal van de vader van een jongen die ze onderweg tegenkomt. Hij fietst naast haar, net als Anne in de verte tuurt op zoek naar een slaapplaats. Ze ontdekt de jongen.




'Wat doe jij nou?'
Anne ziet het lachende gezicht van de jongen.
'Ik sta op mijn paard,' zegt ze.
'Ja, dat zie ik,' zegt de jongen. Hij schatert. 'Ik ken iemand en die heeft een paard, maar die gaat er altijd op zitten. Nooit staan.'
'Meestal ik ook,' zegt Anne. 'Weet je of er verderop nog iets is?'
Ze laat zich naar beneden ploffen met haar benen uit elkaar en ze zit weer.

De tweede nacht brengt ze in een bos door. Bijna raakt ze daar Wilma kwijt. En dan komt ze aan waar ze moet zijn. Een feestelijk slot van een mooi verhaal in een feestelijk ogend boek.




Op de laatste pagina's houdt de verteller de mogelijkheid open van een nieuw verhaal, een soort vervolg: terugvaren over de rivier.

Al gebeurt er nog redelijk veel in dit verhaal, het moet het vooral hebben van de verteller, de dialoogjes. Zoals het gesprekje met poetsvrouw Greetje op p. 50-51, en dat over broer Willem van Jan, die jongen van hierboven:

'Waar is je broer die Willem heet?' vraagt Anne.
'Die zit in het leger.'
'O, gaat hij naar de oorlog?' zegt Anne.
'Nee, dat niet,' zegt Jan, 'maar als de oorlog hiernaartoe komt, houdt hij hem tegen.'

Of wacht, nog eentje, want poetsvrouw Greet krijgt een lift van Anne en dan komen ze de agent tegen.

'Halt,' zegt de politieagent. Hij steekt een hand omhoog.
'We zijn bij de stad,' zegt Greet, 'ik moet die kant op, de brug over, jij moet rechtdoor, naar het Zwarte Woud. Dank je wel dat ik mee mocht rijden.'
Ze laat zich van het paard glijden.
'Dag agent,' zegt ze, 'wat kan ik voor u doen?'
'Dat weet ik niet, maar ik dacht, mag dat wel, twee mensen op een paard,' zegt de agent. 'Ik weet niet of het mag van de wet. Maar nu het nog maar één mens is, hoef ik niet meer te weten of het mag, want u bent er afgestapt.'

Een voorbeeld voor andere agenten! Die agent haalt overigens nog wel iets uit zijn borstzak dat verdacht eind 20e-eeuws voorkomt, namelijk:

een zwart kastje. Hij drukt op een knop. Dan praat hij in het kastje.
'Het Zwarte Woud ja, van hier af, hoe ver is dat?
Ja, maar met een paard, nee, niet fietsen.
O, dank je wel, ik geef het door, sluiten maar.'

Dat gesprekje over de worst en de zuurkool (en meer) laat ik maar zitten. Lees het zelf maar. Het is te begrijpen voor alle mensen vanaf zo'n 8 jaar, met voorlezen vanaf 6 jaar.



Wouter Klootwijk & Enzo Pérès-Labourdette. Anne, het paard en de rivier. Leopold, 2017, 78 p., ISBN 978 90 258 7220 5.
















vrijdag 2 juni 2017

Taal en de Europese eenheid

In de Comunidad Valenciana wil de deelregering Valenciaans als onderwijstaal invoeren, meldt Taalpost op 2 juni 2017 (bron).  En voorts: Duitstalige jongeren in Italië spreken steeds slechter Italiaans (bron), terwijl de Turkse president Erdogan niet-Turkse woorden zoals arena wil weren (bron), en de 'taaloorlog om de status van het Russisch in Oekraïne een nieuwe fase ingaat' (bron).
Mooi rijtje.

Uit mijn hoofd:
Servokroatisch gold vroeger als één taal, nu hebben we formeel Servisch en Kroatisch. Grootste verschil: de Serven schrijven met Cyrillische letters, de Kroaten met Latijnse letters.
De Catalanen halen regelmatig de pers met taalruzies, doordat de Catalaanse nationalisten bij eventuele afscheiding van Spanje en ook al voordien het Catalaans als enige voertaal zouden willen invoeren.
Iets dergelijks geldt voor het Galicisch in Noord-Spanje en zonder serieuze afscheidingskrampen ook voor het Occitaans in Noordwest-Italië en Zuid-Frankrijk en het Nynorsk in Noord-Noorwegen.
Ook het handjevol mensen dat Gaelic of Welsh spreekt is er in geslaagd een soort formele status voor hun taal te bereiken, waarbij vooral de Ieren (Gaelic) er natuurlijk een fijne portie nationalisme bij mengen.
Mensen die Oekraïens of Russisch spreken kunnen elkaar goed verstaan en kunnen elkaars taal zonder moeite (dus zonder vertaling) lezen. Kleine moeite om ze alle twee tot officiële voertaal in Oekraïne te verklaren. Maar helaas...

Vlamingen spreken steeds slechter Frans, toch een van de twee of drie officiële voertalen van België. (De derde is Duits, vanwege de drie Oostcantons.) Nederlandse jongeren spreken slechts zelden meer dan één buitenlandse taal en dat is dan doorgaans Engels.
In het algemeen beheersen Europese jongeren weinig andere talen dan hun moerstaal en het Engels dat ze per media krijgen toegediend, waardoor er soms met een vreemd soort Amerikaans accent wordt gesproken. Er is mede daardoor een soort Koeterengels (à la koeterwaals) ontstaan, of noem het Europees Engels, dat nogal verschilt van het Engels dat in Groot-Brittannië wordt gesproken.

Een Europese taal is onmogelijk, maar hoe slechter de kennis van andere talen dan je moerstaal, hoe minder eenheid in die Unie.
Bestuurders van de Europese Unie erkennen dat. Er is zelfs een tijdje een taalcommissaris geweest en er is zoiets als een taalbeleid.
'In 2012 presenteerde de Commissie de mededeling 'Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten', waarin twee uitgangspunten zijn geïntroduceerd:
1. In 2020 moet minstens de helft van de 15-jarigen in staat moeten zijn tot het voeren van een simpel gesprek in hun eerste vreemde taal.
2. In 2020 moet minstens driekwart van de leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs ten minste twee vreemde talen leren.' (Bron en zie ook Onze taal.)

Het lijkt me een bescheiden doelstelling. Ze zouden er goed aan doen het onderwijs in drie talen (Duits, Engels en Frans) in alle aangesloten landen te bevorderen. Niks kiezen: gewoon alle drie, met een vierde taal als keuzevak. (Arabisch, Chinees, Italiaans, Pools, Russisch, Spaans, ....) En uiteraard degelijk onderwijs in eigen taal.
Verder is de erkenning van 'regionale talen' (Nedersaksisch, Limburgs, zie ook hier) mooi, maar steek er vooral geen subsidie in.
En wat in ieder geval niet helpt is het verbieden van woorden of hele talen, zoals sommige nationalistisch angehauchte regeringen voorstaan en voorstonden. Gelukkig is dat niet zo makkelijk als die regeerders denken. (Zie coñac onder Franco.)