We staan er al lezend meestal niet zo bij stil, maar elk verhaal wordt verteld.
Ooit was die verteller altijd zichtbaar en dat is hij of zij soms nog: verhalenverteller is nog steeds een beroep. Zie bijvoorbeeld
Stichting Vertellen. In sommige Nederlandstalige kringen heet verhalen vertellen trouwens ineens
storytelling, waar dat goed voor is weet ik niet.
Waarschijnlijk hadden vertellers al vroeg behoefte om hun personages duidelijker voor het voetlicht te brengen: met stemverbuigingen, handgebaren (herinnert iemand zich nog
Indra Kamadjojo en zijn kantjil-verhalen nog?), handpoppen, stokpoppen, geprojecteerde silhouetten en zo meer, tot de verteller geheel uit het zicht verdween en de personages het overnamen met dialogen op een podium of in de aloude poppenkast.
Een andere manier waarop de verteller uit beeld maar niet uit het gehoor verdween was de radio. Voordat tv doorbrak als volksvermaak nummer 1 was het hoorspel heel populair. Met of zonder vertelstem.
Al heel vroeg, vanaf de tijd dat men het schrift uitvond, werden verhalen ook opgeschreven. Zo kennen we bijvoorbeeld de Ilias en de Odyssee, Beowulf en het epos over Gilgamesj. Dat nam enorm toe na de uitvinding van de boekdrukkunst. (Ja, dat is een flinke sprong, ik weet het.)
In de eerste eeuwen was in de meeste gedrukte verhalen de verteller nog nadrukkelijk aanwezig, al dan niet met de persoon van de auteur.
Zeker in de eerste teksten voor kinderen in centsprenten, boeken of tijdschriften werd de jonge lezer vaak toegesproken.
Later, wellicht onder invloed van radioreportages en hoorspelen, beperkte de verteller zich tot het verhaal of een of meerdere van de personages namen het verhaal over. Dat valt dan zo op dat recensenten het soms hebben over ik-verhalen, ter onderscheiding van verhalen waarin personages uitsluitend in de derde persoon voorkomen. Zo is het in ieder geval heel vaak in de hedendaagse jeugdliteratuur. De verteller lijkt er niet toe te doen, tenzij hij of zij een hoofdrol in het verhaal speelt.
Zo komt het dat in een verhaal als
De macht van Algas van
Marco Kunst de vertelstem volstrekt onpersoonlijk, zo niet kleurloos is en alle episoden, met diverse hoofdpersonages, in de onvoltooid tegenwoordige tijd worden verteld. Inderdaad, als een soort hoorspel, waarbij een innerlijke stem de rol overneemt van de radioverteller en de gesuggereerde geluiden en geuren ook uit eigen verbeelding komen. De bedoeling lijkt me duidelijk: de aandacht moet gericht worden op de personages en wat ze beleven, niet op de verteller.
Toch is er (na de inhoudsopgave) een proloog. Het enige stuk waarin niemand anders dan de verteller aan het woord is, en die moet later dan 2317 leven want hij (of zij, enz.) vertelt in de verleden tijd. Of, en dat lijkt me hier het geval, hij gebruikt de verleden tijd als verteltijd, als in een sprookje, waarbij nog net niet de woorden 'Er was eens' of 'Ooit' in de eerste zin staan.
De wereld veranderde. Het werd warmer. De zeespiegel steeg. Zware stormen trokken over de Noordzee. Ieder jaar waren er meer overstromingen. In het jaar 2197 gaf de regering het westen van Nederland op. Het land werd teruggegeven aan de Noordzee.
[...]
Meer dan een eeuw lang ging het goed, maar de zeespiegel bleef stijgen, de stormen werden nóg zwaarder, en uiteindelijk, in de loop van het jaar 2317...
Einde proloog. We weten nu dat Walcheren net als 'Tessel' een tamelijk geïsoleerd eiland is geworden.
Deel 1, 'De ramp'.
1. Een zwarte storm en een afgeluisterd gesprek.
De lamp op het bureau van meester Pauwel geeft net genoeg licht om bij voor te lezen. Af en toe flakkert het, als een kampvuur in de nacht. De oude schoolmeester betovert de klas met zijn stem.
En daar gaan we.
Het is 2317 en er wordt nog voorgelezen. Wat een rooskleurig vooruitzicht. Zelfs door een schoolmeester, en de 'groep' is weer klas geworden.
Vanaf nu blijven we gekluisterd aan de radio, behalve dan dat dit een boek is.
Het verhaal speelt zich af op Walcheren, kaart op schutbladen voor- en achterin. De inhoudsopgave heeft ons al geleerd dat er drie delen zijn, getiteld 'De ramp', 'De macht van Algas' en 'De opstand'. Dat biedt al wat structuur en een vermoeden van goede afloop.
In enkele zinnen: in een storm breekt de dijk. Een kwaadaardig bedrijf dicht het gat met als prijs de inrichting van het hele eiland voor de productie van algen. De bewoners komen in opstand en mede dankzij de moedige inzet van vier kinderen wordt het bedrijf verdreven.
Nog wat toelichting bij de intrige: het bedrijf (Algas) blijkt de storm zelf te hebben veroorzaakt. Dat ontdekken de vier kinderen samen met enkele volwassenen, ze melden het de wereldregering (het WereldToezicht), het bedrijf moet herstellen en dokken.
Eind Goed Al Goed (EGAG), een in de jeugdliteratuur nog veel voorkomend principe. Kinderen dient hoop geboden te worden, dat is een strikte regel.
Spanning genoeg, in dit verhaal. Ik kan me zo voorstellen dat hoofdstuk na hoofdstuk op school wordt voorgelezen, iedere dag een, warm aanbevolen. Het bevat voldoende vertrouwde elementen om de sf-elementen, zoals dat mooie reuzenpaard Leun, niet al te raadselachtig of al te bedacht over te laten komen, ze remmen het verhaal niet. En EGAG. Wat een opluchting.
Van echte beklemming, zoals een goed verhaal (al dan niet in de toekomst spelend) die kan veroorzaken, is hier niets te vinden. EGAG, inderdaad, en verdere vriendelijkheden, zoals de afwezigheid van dood en seks en het meteen al te duidelijke verschil tussen goed en slecht, tussen wie deugt en wie niet deugt. Er zit veel van Enid Blytons De Vijf (nog steeds verkrijgbaar!) in dit verhaal.
Het zal het goed doen, en er zitten leuke sf-vondsten in, maar verder is het in principe een volstrekt doorsnee verhaal voor kinderen. Veel actie, weinig diepte. Kunst kan beter.
Kunst, Marco. De macht van Algas. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1679 2, 308 p.