Zoeken in deze blog

zondag 23 juni 2024

Gerlien van Dalen vertrekt bij Stichting Lezen

 
Het haalde in ieder geval IP, vakblad voor informatieprofessional, directeur Gerlien van Dalen vertrekt na 'exact vijftien jaar', Stichting Lezen. Ik citeer:

‘Samen met het team zijn er grote stappen gezet’, licht Van Dalen toe. ‘Onder leesbevordering en literatuureducatie ligt nu een goede kennisbasis. En de effectieve aanpak van leesbevordering neemt een grote vlucht. Helemaal nu er uit het Masterplan basisvaardigheden een forse financiële impuls wordt gegeven. En structurele borging van leesbevordering staat hoog op de agenda van politiek, bibliotheeksector, onderwijs, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en lokale politiek. Dit is voor mij een goed moment om nieuwe wegen in te slaan.’

Iets soortgelijks meldde ze in haar hoofdredactionele column in Lezen 2024-2. Daarin schrijft ze ook nog:

De ambities waarmee ik aan deze baan begon heb ik mede dankzij mijn toegewijde en ambitieuze collega's meer dan waar kunnen maken.

Dat siert haar. En laten we hopen dat de opgesomde mijlpalen een vervolg krijgen in de praktijk. Want zoiets kan wel 'hoog op de agenda' staan, nu nog zien of het gaat werken.
Aan de beleidsmakers, onderzoekers en bibliotheekmedewerkers zal het niet liggen, maar in het basisonderwijs staan meer dan ooit leerkrachten voor de klas die zelf niet of nauwelijks lezen. En we krijgen een regering gevormd door politieke partijen waarvan er een of twee doorgaans ronduit vijandig staan tegenover alles wat riekt naar onderzoek en kennis - en dus naar goed onderwijs en een hoogst verdachte bezigheid als lezen. Overigens telt een van die partijen slechts één lid; dat lid trekt echter erg veel publiciteit.

Verder een mooi nummer van Lezen, met bijvoorbeeld een interview met Rian Visser, auteur en zevende kinderboekambassadeur. Ze wil zo zichtbaar mogelijk worden.

donderdag 6 juni 2024

IJzige vrouw

Er zijn meerdere ijzige vrouwen in verhalen en zelfs een in een game: de Ice Queen in Old School Runescape. Een hele bekende is Queen Jadis, alias de White Witch in The Chronicles of Narnia van C.S. Lewis, deel The Lion, the Witch and the Wardrobe. Verder loopt er nog een rond in de Thorgal-stripreeks van Jean Van Hamme en Grzegorz Rosiński.
Maar wellicht de allerbekendste is die van Hans Christian Andersen, 'De Sneeuwkoningin' (Sneedronningen, 1884).
De onbekende Wiki-auteur vermeldt: 'Het verhaal is verfilmd en er zijn verschillende boeken uitgebracht over de sneeuwkoningin, de latere versies zijn zeer uiteenlopend. De sneeuwkoningin is een verhaal over wat er gebeurde nadat de Spiegel van Sneeuwwitje in duizenden stukken kapotviel.' Dat van Sneeuwwitje betwijfel ik, al zal Andersen het sprookje (van de gebroeders Grimm) wel gekend hebben. 
 



Bette Westera en Aida de Jong hebben dit verhaal opgepakt en in geheel eigen woord en beeld opnieuw verteld en verbeeld. De zeven geschiedenissen werden zeven weken (zeven zaterdagen), de jongen en het meisje werden uit de grote stad verplaatst naar een 'kleine boerderij' en werden broer en zus, Arne en Janna. Om het spel met de tijd in dit verhaal te benadrukken, liet de verteller de ouders pakjes kopen die 's winters elke zaterdag uitgepakt mochten worden Daarmee eindigt het verhaal ook, want liggen ze bij aanvang op zolder, bij thuiskomst liggen ze op de vloer rond de keukentafel.
Ik citeer:
 
Ze volgden de rivier en kwamen bij een kleine boerderij. Aan de keukentafel zaten een man en een vrouw. Om hen heen stonden zeven pakjes. Het eerste pakje was zo roze als appelbloesem. Hdet tweede was zo geel als koolzaad. Het derde was zo groen als gras in de lente. Het vierde was zo blauw als het meer in de zomer. Het vijfde was zo wit als verse melk. Het zesde was zo rood als rijpe vossenbessen. Het zevende was zo bruin als een tamme kastanje.

Volgende bladzijde.

Janna opende de deur van de boerderij. Ze had blosjes op haar wangen en de wind had haar rode haren flink in de war geschopt.
'Zijn jullie daar eindelijk?' hoorde ze haar moeder roepen vanuit de keuken. 'Het is al bijna etenstijd.'
Janna liep naar binnen, op de voet gevolgd door Arne, die zijn jas had losgeknoopt en met twee handen Janna's muts vasthield. In de muts lagen twee kakelverse eieren.
'De kippen leggen weer,' riep hij blij. 'Dan is het bijna lente.'

'Hoelang zijn we weggeweest?' vroegen de kinderen, toen ze hun jassen hadden opgehangen en hun klompen uitgeschopt.
'Zeven weken,' antwoordde hun vader met een knipoog.
'En een dag,' voegde hun moeder er glimlachend aan toe. 'Jullie zullen wel honger hebben. Zal ik die twee eitjes voor jullie bakken?'

Waarmee de lezer dus achterblijft met de vraag hoe lang hun avontuur nu duurde, een beetje à la Max en de Maximonsters. Welke werkelijkheid heerst hier? Om de verwarring nog te verhogen liggen de pakjes op de plaat tegenover die slottekst afgebeeld - op zolder. Eh...

Dat is wel een heel ander einde als dat wat Andersen bedacht. Ik citeer de letterlijke Engelse vertaling:

Kay and Gerda held each other by the hand. And as they walked along they had wonderful spring weather. The land was green and strewn with flowers, church bells rang, and they saw the high steeples of a big town. It was the one where they used to live. They walked straight to Grandmother's house, and up the stairs, and into the room, where everything was just as it was when they left it. And the clock said tick-tock, and its hands were telling the time. But the moment they came in the door they noticed one change. They were grown-up now.

The roses on the roof looked in at the open window, and their two little stools were still out there. Kay and Gerda sat down on them, and held each other by the hand. Both of them had forgotten the icy, empty splendor of the Snow Queen's palace as completely as if it were some bad dream. Grandmother sat in God's good sunshine, reading to them from her Bible:

"Except ye become as little children, ye shall not enter into the Kingdom of Heaven."

Kay and Gerda looked into each other's eyes, and at last they understood the meaning of their old hymn:

    "Where roses bloom so sweetly in the vale,
    There shall you find the Christ Child, without fail."

And they sat there, grown-up, but children still-children at heart. And it was summer, warm, glorious summer.

Eén aspect hebben Bette Westera en Aida de Jong echter behouden: 'Both of them had forgotten the icy, empty splendor of the Snow Queen's palace as completely as if it were some bad dream.' Ofwel: twee soorten tijdsbeleving naast elkaar.
 


Tussen begin en einde, die eerste en zevende zaterdag, is er ruime overeenkomst met het origineel. De trollen en de spiegel, natuurlijk, de glassplinter, de deken, de oude vrouw, de kraai, de roversdochter die het meisje (in dit geval Janna) van een rendier voorziet, de prins en prinses, het zit er allemaal in, tot en met het paleis van de Sneeuwkoningin.
Ik ga niet precies beschrijven hoe het verhaal in deze versie verloopt. Het is trouw genoeg aan het origineel om de naam te mogen dragen, tegelijk is het een heel mooie bewerking.
 

Westera, Bette, & Aida de Jong. De Sneeuwkoningin; naar het sprookje van Hans Christian Andersen. Gottmer, 2023. ISBN 978 90 257 7812 5, 64 p. 

dinsdag 4 juni 2024

Vosje in de sneeuw

Rana is een lief voorleesprentenboek over een poolvosje, Rana, dat in een sneeuwbui verdwaalt en weer thuiskomt. Het Hoge Noorden, sneeuw, hier voelt Marieke ten Berge zich thuis, geloof ik.
Zoals vaker in dierenverhalen voor kleuters worden de beesten in de hoofdrol een beetje vermenselijkt.

Hoog in het noorden is de zomer voorbij.
Een zomer waarin de zon niet stopte met schijnen.
De dagen worden kouder en de laatste vogels vertrekken naar warmere plaatsen.
Rana luistert graag naar mama's verhalen.
Over het ouder ijs, de lange poolnacht, de Grote Beer en hoe poolvossen licht maken met hun staart.
 

 
 
Dat laatste verklaart de vertelster, laten we haar voor deze keer Marieke noemen, achterin: er is een oud verhaal dat poolvossen het noorderlicht maken door met hun staarten te zwiepen. Sowieso een stukje met wetenswaardigheden over de poolvos en 'speciale dank voor Oddgeir Sagerup, met wie ik meerdere keren de poolvossen van dichtbij mocht observeren en van wie ik mocht leren'. Wie Oddgeir Sagerup is staat er niet in, maar zie hier.
 


Een poolvos die verhalen vertelt aan haar dochter. Hm, zei Tom Poes. Dat is een verdichtsel, net als dat het verdwaalde vosje op de rug van een beer op weg naar huis geholpen wordt. De beer had kennelijk even geen honger. Want enkele pagina's eerder staat er

Rana is nieuwsgierig.
Ze volgt de sporen van ijsberen: die laten vaak lekkere hapjes liggen.
Maar ze blijft op veilige afstand, want ijsberen hebben altijd trek.
Ook in een kleine poolvos.

Over de aard van die lekkere hapjes verder geen woord. Botjes en graten, resten van poolhazen of zeehonden zouden wellicht ietwat detoneren in dit lieve verhaal.
Uiteraard is het geen probleem, als mensen denkende dieren in een kleuterverhaal. Dagelijkse kost. Het is in dit geval meegenomen dat er toch nog wat relevante informatie meekomt. En de veelal dubbelpagina-prenten zijn heel winters en sfeervol.
 

 
Eén foutje: zie prent boven. In de tekst staat de beer, op de prent ligt-ie, met zijn neus op gelijke hoogte met die van Rana.
 

Ten Berge, Marieke. Rana. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1381 4, 30p.  



zaterdag 1 juni 2024

EGAG

We staan er al lezend meestal niet zo bij stil, maar elk verhaal wordt verteld.
Ooit was die verteller altijd zichtbaar en dat is hij of zij soms nog: verhalenverteller is nog steeds een beroep. Zie bijvoorbeeld Stichting Vertellen. In sommige Nederlandstalige kringen heet verhalen vertellen trouwens ineens storytelling, waar dat goed voor is weet ik niet.
Waarschijnlijk hadden vertellers al vroeg behoefte om hun personages duidelijker voor het voetlicht te brengen: met stemverbuigingen, handgebaren (herinnert iemand zich nog Indra Kamadjojo en zijn kantjil-verhalen nog?), handpoppen, stokpoppen, geprojecteerde silhouetten en zo meer, tot de verteller geheel uit het zicht verdween en de personages het overnamen met dialogen op een podium of in de aloude poppenkast.
Een andere manier waarop de verteller uit beeld maar niet uit het gehoor verdween was de radio. Voordat tv doorbrak als volksvermaak nummer 1 was het hoorspel heel populair. Met of zonder vertelstem.
 
Al heel vroeg, vanaf de tijd dat men het schrift uitvond, werden verhalen ook opgeschreven. Zo kennen we bijvoorbeeld de Ilias en de Odyssee, Beowulf en het epos over Gilgamesj. Dat nam enorm toe na de uitvinding van de boekdrukkunst. (Ja, dat is een flinke sprong, ik weet het.)

In de eerste eeuwen was in de meeste gedrukte verhalen de verteller nog nadrukkelijk aanwezig, al dan niet met de persoon van de auteur. 
Zeker in de eerste teksten voor kinderen in centsprenten, boeken of tijdschriften werd de jonge lezer vaak toegesproken.
Later, wellicht onder invloed van radioreportages en hoorspelen, beperkte de verteller zich tot het verhaal of een of meerdere van de personages namen het verhaal over. Dat valt dan zo op dat recensenten het soms hebben over ik-verhalen, ter onderscheiding van verhalen waarin personages uitsluitend in de derde persoon voorkomen. Zo is het in ieder geval heel vaak in de hedendaagse jeugdliteratuur. De verteller lijkt er niet toe te doen, tenzij hij of zij een hoofdrol in het verhaal speelt.

Zo komt het dat in een verhaal als De macht van Algas van Marco Kunst de vertelstem volstrekt onpersoonlijk, zo niet kleurloos is en alle episoden, met diverse hoofdpersonages, in de onvoltooid tegenwoordige tijd worden verteld. Inderdaad, als een soort hoorspel, waarbij een innerlijke stem de rol overneemt van de radioverteller en de gesuggereerde geluiden en geuren ook uit eigen verbeelding komen. De bedoeling lijkt me duidelijk: de aandacht moet gericht worden op de personages en wat ze beleven, niet op de verteller.
Toch is er (na de inhoudsopgave) een proloog. Het enige stuk waarin niemand anders dan de verteller aan het woord is, en die moet later dan 2317 leven want hij (of zij, enz.) vertelt in de verleden tijd. Of, en dat lijkt me hier het geval, hij gebruikt de verleden tijd als verteltijd, als in een sprookje, waarbij nog net niet de woorden 'Er was eens' of 'Ooit' in de eerste zin staan.

De wereld veranderde. Het werd warmer. De zeespiegel steeg. Zware stormen trokken over de Noordzee. Ieder jaar waren er meer overstromingen. In het jaar 2197 gaf de regering het westen van Nederland op. Het land werd teruggegeven aan de Noordzee.

[...]

Meer dan een eeuw lang ging het goed, maar de zeespiegel bleef stijgen, de stormen werden nóg zwaarder, en uiteindelijk, in de loop van het jaar 2317...

Einde proloog. We weten nu dat Walcheren net als 'Tessel' een tamelijk geïsoleerd eiland is geworden.

Deel 1, 'De ramp'. 
1. Een zwarte storm en een afgeluisterd gesprek.

De lamp op het bureau van meester Pauwel geeft net genoeg licht om bij voor te lezen. Af en toe flakkert het, als een kampvuur in de nacht. De oude schoolmeester betovert de klas met zijn stem.

En daar gaan we.
Het is 2317 en er wordt nog voorgelezen. Wat een rooskleurig vooruitzicht. Zelfs door een schoolmeester, en de 'groep' is weer klas geworden.
Vanaf nu blijven we gekluisterd aan de radio, behalve dan dat dit een boek is.
 


Het verhaal speelt zich af op Walcheren, kaart op schutbladen voor- en achterin. De inhoudsopgave heeft ons al geleerd dat er drie delen zijn, getiteld 'De ramp', 'De macht van Algas' en 'De opstand'. Dat biedt al wat structuur en een vermoeden van goede afloop.
In enkele zinnen: in een storm breekt de dijk. Een kwaadaardig bedrijf dicht het gat met als prijs de inrichting van het hele eiland voor de productie van algen. De bewoners komen in opstand en mede dankzij de moedige inzet van vier kinderen wordt het bedrijf verdreven.
Nog wat toelichting bij de intrige: het bedrijf (Algas) blijkt de storm zelf te hebben veroorzaakt. Dat ontdekken de vier kinderen samen met enkele volwassenen, ze melden het de wereldregering (het WereldToezicht), het bedrijf moet herstellen en dokken. 
Eind Goed Al Goed (EGAG), een in de jeugdliteratuur nog veel voorkomend principe. Kinderen dient hoop geboden te worden, dat is een strikte regel.

Spanning genoeg, in dit verhaal. Ik kan me zo voorstellen dat hoofdstuk na hoofdstuk op school wordt voorgelezen, iedere dag een, warm aanbevolen. Het bevat voldoende vertrouwde elementen om de sf-elementen, zoals dat mooie reuzenpaard Leun, niet al te raadselachtig of al te bedacht over te laten komen, ze remmen het verhaal niet. En EGAG. Wat een opluchting.

Van echte beklemming, zoals een goed verhaal (al dan niet in de toekomst spelend) die kan veroorzaken, is hier niets te vinden. EGAG, inderdaad, en verdere vriendelijkheden, zoals de afwezigheid van dood en seks en het meteen al te duidelijke verschil tussen goed en slecht, tussen wie deugt en wie niet deugt. Er zit veel van Enid Blytons De Vijf (nog steeds verkrijgbaar!) in dit verhaal.
Het zal het goed doen, en er zitten leuke sf-vondsten in, maar verder is het in principe een volstrekt doorsnee verhaal voor kinderen. Veel actie, weinig diepte. Kunst kan beter.
 

Kunst, Marco. De macht van Algas. Lemniscaat, 2024. ISBN 978 90 477 1679 2, 308 p.