Oktober 2006 werd in Nederland 'de canon' gelanceerd. De Canon van Nederland. Het bleek te gaan om vijftig items uit de geschiedenis van Nederland die iedereen zou moeten kennen. Per augustus 2010 zijn deze 'vensters' dan ook opgenomen in de 'kerndoelen' van het Nederlands basisonderwijs. Van de Hunebedden tot Europa, bij welk laatste item de euro staat afgebeeld. Annie M.G. Schmidt is ook een item en deelt als auteur die eer met Erasmus, Christiaan Huygens, Spinoza en Anne Frank.
De eerste drie bestonden toen Nederland nog niet bestond, wel kenden Huygens en Spinoza de Republiek der Verenigde Provinciën ofwel de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Die canon, opgesteld door een commissie onder leiding van Frits van Oostrom, deed veel stop opwaaien. Men miste van alles en vond van alles te veel of te weinig, zoals dat overigens vaak gaat met onderwijsmateriaal. Ik ga daar niet op in.
Op 14 januari 2009 werd in de Universiteit van Tilburg een symposium gehouden onder de titel Vensters op de canon, heden en verleden in (jeugd)literatuur en musea. Abonnees van Leesgoed vinden (na inlog) op die website nog een verslag door Inger Bos en Karen Ghonem-Woets m.m.v. Willemijn Geijtenbeek (vmbo) en Herman Verschuren (basisonderwijs).
December 2010 verscheen bij de UvT de gelijknamige symposiumbundel, samengesteld door Helma van Lierop-Debrauwer (zie ook een interview) en Toin Duijx.
Ik denk dat ik me er even voor moet zetten om dit boek helemaal te lezen, zelfs al heb ik slechts een deel van de lezingen meegemaakt. De verzameling lezingen vormen geen retorisch geheel, hier wreekt zich de op zich praktische indeling van het symposium in 'stromen': men kon afgezien van inleiding en openingslezing kiezen tussen vijf lezingencycli, verdeeld over het 'veld': kleuteronderwijs, basisonderwijs e.d. (Het programma ontbreekt in het boek, maar ik vond het hier terug..) Daardoor is er voor ieder wel wat van zijn gading, maar is het nog een opgave om het hele boek te lezen.
Aanraders vind ik de openingslezing van Herman Pleij en de slotlezing van Ted van Lieshout.
Ik citeer de titel en de twee openingszinnen van Herman Pleij:
Wat moet het kinderboek met de canon?
Niets. Van meet af aan is het kinderboek ondergeschikt gemaakt aan dubieus moralisme van ouderen.
Dat nodigt natuurlijk wel uit tot verder lezen!
Zeer onderhoudend vind ik ook 'Kent u dit plaatje? Een canon van illustraties in jeugdboeken' van Margreet van Wijk-Sluyterman, die speciaal voor dit hoofdstuk nog wat onderzoek verrichtte.
Onderhoudend en tot nadenken stemmend vind ik eveneens '1600 Slag bij Nieuwpoort, een reis door de stad en door de tijd' van Jan Paul Schutten en 'Er was eens... soedah laat maar, zo lang geleden ja' van Robin Raven. Waarmee ik de rest niet wil afdoen als niet ter zake doend - maar niet allemaal achter elkaar lezen.
De bundel telt 168 pagina's en is te bestellen in de boekwinkel: ISBN 978 94 6167 003 8.
Dit blog meandert uit over allerlei zaken die (soms wat losjes) met lezen en schrijven te maken hebben. Rode draad: jeugdliteratuur verdient aandacht.
Zoeken in deze blog
dinsdag 21 december 2010
Joke houdt ermee op
Joke Guns is een gedreven boekwinkelier. Zij beheert Woeste Willem, kinderboekwinkel in Aalst (Vlaanderen) met hart en ziel. Niet makkelijk, een kinderboekwinkel op zo'n locatie. Toch hield ze het zes jaar vol.
Tot nu.
Ik ontving vandaag van haar het volgende bericht:
Het is mooi geweest! Meer dan zes jaar heb ik alles van mezelf gegeven om Woeste Willem én de betere kinder- en jeugdliteratuur sterker op de kaart te zetten. En ik heb ervan genoten!
Na rijp beraad heb ik besloten om Woeste Willem ter overname te zetten en een nieuwe uitdaging binnen het boekenvak te zoeken.
Bedankt auteurs, illustratoren en klanten! Voor twee schitterende jeugdliteraire diners, voor meer dan 40 oergezellige, boeiende en verwarmende boekenontbijten, voor alle auteursbezoeken, signeersessies, boekenschrijfworkshops, poëziewedstrijden enzovoort.
Ik zal jullie missen.
Hopelijk loop ik jullie nog vaak tegen het lijf.
Bedankt uitgeverijen en leveranciers, voor de vaak prettige en verrijkende contacten.
Voorlopig ben ik nog even in Woeste Willem te vinden. Ik oriënteer me binnen de boekensector en overweeg mijn mogelijkheden.
Of de winkel daadwerkelijk wordt overgenomen, hangt af van de ernst van de geïnteresseerden. Ik wens mijn boekminnende klanten in elk geval opnieuw een gedreven zelfstandige boekhandel toe!
Dank voor de voorbije jaren!
Hartelijke boekengroet,
Joke
Voorlopig is het nog even gissen naar haar beweegredenen. Ik vermoed dat de winkel te weinig rendeerde, mede doordat ze te weinig gebruik maakte van de mogelijkheden van de website. Maar het is jammer dat ze ermee ophoudt en ik heb goede herinneringen aan de genoemde twee diners.
Graf van Rachel
Aan Rachel werd weinig gevraagd, geloof ik. Jacob kwam, zag en besloot dat zij het moest worden.
Zo toont William Dyce het in 1853. Rachel houdt haar ogen teneergeslagen, alleen de goden weten wat ze dacht en voelde.
Ze werd het niet meteen, want Jacobs oom Laban, vader van Rachel, vond dat Jacob eerst zeven jaartjes moest werken en hij had nog een oudere dochter, Leah. Hoe ging dat, op die bruiloft na zeven jaar ploeteren? De bruid werd flink ingepakt en van een sluier voorzien. Daardoor had Jacob niet door dat-ie met Leah trouwde in plaats van met de door hem gewenste Rachel. Vrij snel kreeg Jacob door dat hij belazerd was.
In de woorden van de Statenvertaling:
Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn dagen zijn vervuld, dat ik tot haar inga.
Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en maakte een maaltijd.
En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd.
En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen?
Er was trouwens iets met Leah's ogen. Volgens experts waren die óf 'zwak' óf 'teder', al naargelang de uitleg van het Hebreeuwse woord, dat beide kon betekenen. Wat mij terug naar Dyce's schilderij brengt: het lijkt net alsof Jacob hier Rachels ogen heel goed bekijkt. Wat lastig is, want zoals gezegd houdt zij ze dicht, volgens mij. In Genesis staat hier niets over, daar kust Jacob haar en huilt.
Hoe dan ook, de meeste oude vertalers kozen de ongunstige betekenis en schiepen een soort tegenstelling: Leah's ogen waren mat, Rachel was mooi en aantrekkelijk. In de Statenvertaling overigens staat dit: ' Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht. ' Wat weer de vraag oproept wat de Statenvertalers bedoelden met teder, want een tegenstelling schiepen ze wel.
Er was natuurlijk wat gekrakeel na die bruiloft. Ach, vond Laban, dan neem je Rachel toch als tweede vrouw? En dan werk je gewoon nóg zeven jaar om me te betalen. Zo gezegd zo gedaan. Als je dan toch getrouwd bent, ga je met je vrouw naar bed, of die dat nu prettig vindt of niet, en een dienstmeisje kan er ook nog wel bij. Zo baarde Leah vier zonen maar met Rachel lukte dat niet meteen, dus vond Rachel dat Jacob het maar eens met haar dienstmeisje Bilhah moest doen ('Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in'). Hup, nog twee zonen. Vervolgens kwam Leah's dienstmeisje Zilpa aan de beurt: hup, nog wat zonen. Toen Leah zelf weer: hup, nog wat kinderen, waaronder een dochter. En toen, hè hè, baarde Rachel Jozef. En daarna nog Benjamin, waarbij ze stierf. Haar taak zat er op.
Weer denk ik aan Dyce's schildering. Zou het meisje al geweten hebben wat haar lot was, trouwen, genomen worden, neuken, kinderen baren op bestelling? Alsof je een geit was, die elke dag werd gemolken? Zou William Dyce dit hebben willen benadrukken? Ik denk van niet: de vrouw was in zijn tijd, de 19e eeuw, nog steeds tot ongeveer hetzelfde voorbestemd als in de tijd van Jacob. Ik denk dat hij het moment heeft willen tonen dat Jacob haar vertelt wie hij is en haar kust.
Die ontmoeting kun je ook heel anders uitbeelden. Zo bijvoorbeeld:
Dit is volgens de Franse schilder James Tissot, ook 19e eeuw. Keurig volgens het bijbelse verhaal, waarin Jacob de steen van de put neemt zodat de schapen die Rachel hoedt kunnen drinken.
Jozef werd volgens de bijbelse verhalen een heel belangrijk persoon. Vermoedelijk verzamelde Rachel daardoor postuum de nodige roem en is haar graf een bedevaartsoord geworden.
Ik begreep dat dit graf voor joodse gelovigen symbool is voor de terugkeer naar Israel, en dus een heilige plek, ondanks Talmoedische twijfel over de exacte locatie van Rachels graf. Voor joodse gelovigen is Rachel een soort oermoeder geworden.
Maar ook christelijke en moslim-gelovigen vinden haar belangrijk genoeg om het graf tot heilige plek uit te roepen. het ligt vlakbij Bethlehem.
Ha, dat staat garant voor ruzie! Een beladen plek, dus. Hieronder een afbeelding van rond 1910, boven een gravure uit de 19e eeuw. (Geen bron gevonden.)
De plek werd in 1830 door de Ottomaanse regering erkend als joods heiligdom. In 1841 kwam het graf in joods eigendom, maar de eerste eigenaar, Moses Montefiori, liet er een vierkant gebouwtje bijplaatsen waar moslims konden bidden, een wijs gebaar. De gravure hierboven is duidelijk van na 1841. Na 1921 lag het graf in het Britse protectoraat Palestinië en begon al enig gedonder tussen gelovigen van joodse en moslim-snit. De Verenigde Naties probeerden iets te regelen, met enig succes. Van 1948 tot 1967 lag de plek in Jordanië en werd er een moslimkerkhof omheen gelegd. Iedereen mocht het graf bezoeken, mits je een visum voor Jordanië kon krijgen - wat niet gold voor Israeli's. Na de zesdaagse oorlog in 1967 kwam de plek weer onder Israelisch bewind en dat was het begin van een reeks ruzies, die soms met wapens werden uitgevochten. Unesco heeft dit vuurtje nog aangewakkerd door het graf te bestempelen als werelderfgoed, onder de naam Bilal ibn Rabah Moskee.
Hieronder in 1978:
Mocht ik ooit nog een reis naar het Midden-Oosten maken, dan wil ik deze plek zeker bezoeken. Als ik het goed begrijp, dien ik dan een visum voor Israel aan te vragen. Ik kan er heen met een bus, stevig bewaakt door jonge Israelische soldaten. De heilige moeder Maria zou er een traan om kunnen laten, uit solidariteit met die andere oermoeder.
Zo toont William Dyce het in 1853. Rachel houdt haar ogen teneergeslagen, alleen de goden weten wat ze dacht en voelde.
Ze werd het niet meteen, want Jacobs oom Laban, vader van Rachel, vond dat Jacob eerst zeven jaartjes moest werken en hij had nog een oudere dochter, Leah. Hoe ging dat, op die bruiloft na zeven jaar ploeteren? De bruid werd flink ingepakt en van een sluier voorzien. Daardoor had Jacob niet door dat-ie met Leah trouwde in plaats van met de door hem gewenste Rachel. Vrij snel kreeg Jacob door dat hij belazerd was.
In de woorden van de Statenvertaling:
Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn dagen zijn vervuld, dat ik tot haar inga.
Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en maakte een maaltijd.
En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd.
En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen?
Er was trouwens iets met Leah's ogen. Volgens experts waren die óf 'zwak' óf 'teder', al naargelang de uitleg van het Hebreeuwse woord, dat beide kon betekenen. Wat mij terug naar Dyce's schilderij brengt: het lijkt net alsof Jacob hier Rachels ogen heel goed bekijkt. Wat lastig is, want zoals gezegd houdt zij ze dicht, volgens mij. In Genesis staat hier niets over, daar kust Jacob haar en huilt.
Hoe dan ook, de meeste oude vertalers kozen de ongunstige betekenis en schiepen een soort tegenstelling: Leah's ogen waren mat, Rachel was mooi en aantrekkelijk. In de Statenvertaling overigens staat dit: ' Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht. ' Wat weer de vraag oproept wat de Statenvertalers bedoelden met teder, want een tegenstelling schiepen ze wel.
Er was natuurlijk wat gekrakeel na die bruiloft. Ach, vond Laban, dan neem je Rachel toch als tweede vrouw? En dan werk je gewoon nóg zeven jaar om me te betalen. Zo gezegd zo gedaan. Als je dan toch getrouwd bent, ga je met je vrouw naar bed, of die dat nu prettig vindt of niet, en een dienstmeisje kan er ook nog wel bij. Zo baarde Leah vier zonen maar met Rachel lukte dat niet meteen, dus vond Rachel dat Jacob het maar eens met haar dienstmeisje Bilhah moest doen ('Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in'). Hup, nog twee zonen. Vervolgens kwam Leah's dienstmeisje Zilpa aan de beurt: hup, nog wat zonen. Toen Leah zelf weer: hup, nog wat kinderen, waaronder een dochter. En toen, hè hè, baarde Rachel Jozef. En daarna nog Benjamin, waarbij ze stierf. Haar taak zat er op.
Weer denk ik aan Dyce's schildering. Zou het meisje al geweten hebben wat haar lot was, trouwen, genomen worden, neuken, kinderen baren op bestelling? Alsof je een geit was, die elke dag werd gemolken? Zou William Dyce dit hebben willen benadrukken? Ik denk van niet: de vrouw was in zijn tijd, de 19e eeuw, nog steeds tot ongeveer hetzelfde voorbestemd als in de tijd van Jacob. Ik denk dat hij het moment heeft willen tonen dat Jacob haar vertelt wie hij is en haar kust.
Die ontmoeting kun je ook heel anders uitbeelden. Zo bijvoorbeeld:
Dit is volgens de Franse schilder James Tissot, ook 19e eeuw. Keurig volgens het bijbelse verhaal, waarin Jacob de steen van de put neemt zodat de schapen die Rachel hoedt kunnen drinken.
Jozef werd volgens de bijbelse verhalen een heel belangrijk persoon. Vermoedelijk verzamelde Rachel daardoor postuum de nodige roem en is haar graf een bedevaartsoord geworden.
Ik begreep dat dit graf voor joodse gelovigen symbool is voor de terugkeer naar Israel, en dus een heilige plek, ondanks Talmoedische twijfel over de exacte locatie van Rachels graf. Voor joodse gelovigen is Rachel een soort oermoeder geworden.
Maar ook christelijke en moslim-gelovigen vinden haar belangrijk genoeg om het graf tot heilige plek uit te roepen. het ligt vlakbij Bethlehem.
Ha, dat staat garant voor ruzie! Een beladen plek, dus. Hieronder een afbeelding van rond 1910, boven een gravure uit de 19e eeuw. (Geen bron gevonden.)
De plek werd in 1830 door de Ottomaanse regering erkend als joods heiligdom. In 1841 kwam het graf in joods eigendom, maar de eerste eigenaar, Moses Montefiori, liet er een vierkant gebouwtje bijplaatsen waar moslims konden bidden, een wijs gebaar. De gravure hierboven is duidelijk van na 1841. Na 1921 lag het graf in het Britse protectoraat Palestinië en begon al enig gedonder tussen gelovigen van joodse en moslim-snit. De Verenigde Naties probeerden iets te regelen, met enig succes. Van 1948 tot 1967 lag de plek in Jordanië en werd er een moslimkerkhof omheen gelegd. Iedereen mocht het graf bezoeken, mits je een visum voor Jordanië kon krijgen - wat niet gold voor Israeli's. Na de zesdaagse oorlog in 1967 kwam de plek weer onder Israelisch bewind en dat was het begin van een reeks ruzies, die soms met wapens werden uitgevochten. Unesco heeft dit vuurtje nog aangewakkerd door het graf te bestempelen als werelderfgoed, onder de naam Bilal ibn Rabah Moskee.
Hieronder in 1978:
Mocht ik ooit nog een reis naar het Midden-Oosten maken, dan wil ik deze plek zeker bezoeken. Als ik het goed begrijp, dien ik dan een visum voor Israel aan te vragen. Ik kan er heen met een bus, stevig bewaakt door jonge Israelische soldaten. De heilige moeder Maria zou er een traan om kunnen laten, uit solidariteit met die andere oermoeder.
donderdag 16 december 2010
Identiteit
In de Volkskrant van 4 april 2010 een mooi, luchtig bedoeld stuk over onze identiteit, van Bert Wagendorp en nog iemand.
Enkele Nederlandse gewoontes en dingen passeerden de revue, maar vooral de vraag: wat is dat eigenlijk, die identiteit.
Wie zijn wij?
Ik denk dat identiteit een mythe is, of een droom. Wij zijn wie wij denken te zijn, of wie zouden willen zijn.
Mythen en dromen kunnen we delen, vooral mythen.
De juridische notie van identiteit is ons te mager. Dan is iedereen die een Nederlands paspoort heeft of zou mogen hebben, een Nederlander.
Daarmee kun je niet uit de voeten. Wij Nederlanders... hebben een Nederlands paspoort of mogen er een ophalen. Het is waar, maar heeft geen kleur en geur.
Wij Nederlanders houden van drop. Hier komt de grootste gemene deler aan. Want er zijn heel wat mensen met een Nederlands paspoort die niet van drop houden.
Wij Nederlanders drinken veel melk. Maar er zijn ook veganisten.
Wij Nederlanders zijn bijna de langste. Maar er zijn veel korte Nederlanders, waaronder ikzelf.
Wij Brabanders houden van gezelligheid. Ik houd van gezelligheid. Ben ik een Brabander?
Wij Utrechters (of was het nou Utrechtenaren?) houden van Vocking leverworst en spoorpunten.
Wie niet?
Wij Biltenaars (heet dat zo?) houden van rust. Maar het kan er knap onrustig zijn.
Wij kattenhouders houden niet van honden. (Maar er zijn toch ook mensen die er katten én honden op na houden?) (En op boerderijen houdt men beide, terwijl van geen van beide gehouden wordt.)
Wie ben ik? Deze moeilijke vraag kan ik beantwoorden door een reeks eigenschappen te noemen die ook door anderen kunnen worden genoemd, maar dan misschien (hopelijk?) in een andere volgorde.
Als ik eigenschappen noemde die niemand anders kon noemen, was ik vermoedelijk geen mens. Zelfs mijn naam is niet uniek. Op Facebook en Hyves kom ik naamgenoten tegen.
Wij Herman Verschurens...
Die op Facebook is een boogschutter. Althans, er staat een foto'tje bij waarop iemand een boog spant. Leuk.
Er is zelfs een Herman Verschuren die aan Godsdienst-Pastoraal Werk doet. Dat ben ik zeker toch niet.
Mijn broer Peter wordt bij zoeken met Google geheel verdrongen door ene Peter Verschuren, die wethouder is in Groningen. En lid van de SP. Kon slechter.
Wij Verschurens...
Dan toch maar de gemene deler? Wij Nederlanders zitten graag op een kluitje (400 per km2), houden graag varkens, kippen en honden, eten graag varkens en kippen, vette worst, patat mét (of patatje oorlog), eten vooral te veel, snoepen pepermuntjes en drop, drinken graag bier en melk, rijden graag auto of fiets, kleden ons liefst vooral gemakkelijk en conventioneel, kijken graag tv of film, zijn meestal onbeleefd hoewel dat ook wel recht-door-zee wordt genoemd, zijn snel op ons tenen getrapt, zijn blank (althans, velen van ons kijken raar als een donker getint persoon zich Nederlander noemt) en hebben blond haar, enzovoort.
Doe ditzelfde met Wij Friezen, Wij Brabanders, Wij Limburgers, Wij West-Vlamingen, Wij Brusselaars, Amsterdammers, Rotterdammers, Groningers (Stadjers), Wij Duitsers, Wij West-, Oost-Duitsers, Wij Berlijners, Wij Fransen, Wij uit Birmingham, Wij Marokkanen, Wij Chinezen...
Een identiteit is behalve een identiteitskaart dus ook een schier eindeloze reeks medailles die je op je borst kan hangen.
dinsdag 14 december 2010
Grote Broer
Beter had ik het niet kunnen... (Bovendien wist ik het niet)
Jos van Dijk, redactieblog Informatie Professional, 14-12-2010.
Grote Broer is dichterbij dan we denken.
Alle hens aan dek voor een vrij internet
Door een onhandige move van
SP-kamerlid Gesthuizen ontstond vorige week ineens het idee dat de Nederlandse
overheid Deep Packet Inspection (DPI) zou gaan toepassen in de strijd tegen
kinderporno. Met die techniek zou Justitie al het internetverkeer permanent
kunnen gaan doorzoeken op foute plaatjes. Gesthuizen had niet meer dan de
suggestie gedaan om er eens naar te kijken. Het ministerie van Veiligheid
antwoordde meteen dat men graag aan het verzoek wilde voldoen. Volgens
Gesthuizen zijn ze er al veel langer mee bezig. Ze ergert zich aan het feit dat
er zo weinig vorderingen worden gemaakt met de aanpak van kinderporno. Ze weet
ook wel dat je met DPI een geweldige aanslag pleegt op de privacy van de
internetgebruiker. Affaire gesloten? Storm in een glaasje Haags water? Bits of Freedom is er
niet gerust op.
Dat het gebruik van de Deep Packet Inspection-techniek een
gevaar is voor een vrij internet, wordt duidelijk als we het beeld verplaatsen
van Nederland naar het buitenland. Iran bijvoorbeeld.Berichten over de levering van netwerkapparatuur met DPI aan Iran, in
dezelfde maand als waarin het land de oppositie met harde hand neersloeg,
leidden vorig jaar tot grote verontrusting. Ook bij regeringen. Toen hij nog
minister van Buitenlandse Zaken was, stelde Maxime
Verhagen zijn
Europese collega's voor een code voor het bedrijfsleven te ontwikkelen die de
export van dergelijke technieken naar vijandige staten moest voorkomen. Ter
bescherming van de vrijheid van burgers. De vraag was toen natuurlijk: betekent
dit dat je deze techniek ook niet zelf in eigen land gaat gebruiken? Da's nog
niet helemaal zeker, dus, zoals vorige week bleek.
DPI is niet alleen een aanslag op de privacy in het
internetverkeer. Het wordt door deskundigen ook als ineffectief gezien. Je
vangt er misschien een paar amateurs mee, maar de echte criminelen weten dit
wel te omzeilen, zegt een beveiligingsman. Intussen wordt dan wel
iedereen door Justitie bespioneerd. Dat dit niet geheel ondenkbaar is dat het
internet van overheidswege in de gaten wordt gehouden, blijkt ook uit vergevorderde plannen op
Europees niveau om eenzijdig sites af te sluiten als er sprake is van
kinderporno.
In hun drang te scoren tegenover verontruste burgers lijken
politici te snel hun toevlucht te willen nemen tot botte, technische
maatregelen. Dat zien we ook in gemeentes die openbare bibliotheken willen verplichten tot het filteren van hun publiekspc's.
Gelukkig zijn er dan nog mensen die iets verder denken en de consequenties van
zulke maatregelen kunnen overzien. Maar met alle ophef over Wikileaks en de
vaste wil van bepaalde regeringen om verspreiding van voor hen ongewenste documenten
tegen te gaan, is het wel 'alle hens aan dek' voor de verdedigers van een vrij
internet.
Jos van Dijk, redactieblog Informatie Professional, 14-12-2010.
Grote Broer is dichterbij dan we denken.
maandag 13 december 2010
Modelcontract
Wie wil bijhouden wat er in ons taalgebied gebeurt rond jeugdliteratuur heeft diverse bronnen tot zijn beschikking, ik noem Laten lezen (Leesplein ), Villa Kakelbont, Leesfeest, Jipjip en Vertel eens, maar zeker niet te veronachtzamen is ook het blog van Ted van Lieshout, auteur en grafisch kunstenaar, aan wie ik net voordat ik afzwaaide als hoofdredacteur van Leesgoed (tot eind september ook een geduchte nieuwsbron) de Leesgoedprijs mocht overhandigen.
Veel vaak amusante fait divers op zijn blog, zoals zijn mening over het aanbod van AH, en uiteraard veel over eigen werk (zo ontdekte ik dat Ted ook zingt), maar regelmatig brengt hij nieuws dat niet of nog niet in andere bronnen is te vinden, en bovendien bericht hij uitgebreid over de jeugdliteratuur in zakelijk opzicht: de positie van illustratoren (waarvoor hij zich zeer heeft ingezet) en het modelcontract voor kinderboeken (van auteur met uitgever), dat op 3 december jl. werd overeengekomen na onderhandelingen tussen o.a. VvL en NUV. Om precies te zijn: ' Dit Modelcontract is opgesteld door de Werkgroep Kinderboekenuitgevers (WKU) van de Groep Algemene Uitgevers (GAU) van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) enerzijds, en de Vereniging van Letterkundigen (VvL), afdeling van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), anderzijds. ' Wie meer over dit contract wil weten doet er natuurlijk goed aan het te lezen (het is te downloaden bij VvL en NUV), maar doet er ook goed aan de kanttekeningen van Ted te lezen.
Veel vaak amusante fait divers op zijn blog, zoals zijn mening over het aanbod van AH, en uiteraard veel over eigen werk (zo ontdekte ik dat Ted ook zingt), maar regelmatig brengt hij nieuws dat niet of nog niet in andere bronnen is te vinden, en bovendien bericht hij uitgebreid over de jeugdliteratuur in zakelijk opzicht: de positie van illustratoren (waarvoor hij zich zeer heeft ingezet) en het modelcontract voor kinderboeken (van auteur met uitgever), dat op 3 december jl. werd overeengekomen na onderhandelingen tussen o.a. VvL en NUV. Om precies te zijn: ' Dit Modelcontract is opgesteld door de Werkgroep Kinderboekenuitgevers (WKU) van de Groep Algemene Uitgevers (GAU) van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) enerzijds, en de Vereniging van Letterkundigen (VvL), afdeling van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), anderzijds. ' Wie meer over dit contract wil weten doet er natuurlijk goed aan het te lezen (het is te downloaden bij VvL en NUV), maar doet er ook goed aan de kanttekeningen van Ted te lezen.
Lezen leidt tot lezen
... en daarmee tot grotere leesvaardigheid. Nogal wiedes, zou je zeggen, maar het is altijd prettig als zo'n ervaringsgegeven nog eens bevestigd wordt door onderzoek. Dat deed Suzanne Mol voor Stichting Lezen (NL) en op 7 december jl. promoveerde ze met dit onderzoek (titel To read or not to read) aan de Universiteit Leiden, met Adriana Bus als promotor.
Citaat uit het persbericht van de universiteit: ' Het maakt een groot verschil of kinderen en studenten jeugdliteratuur lezen of niet. Voorgelezen worden en zelf lezen brengen een positieve spiraal op gang. Basisschoolleerlingen, middelbare scholieren en studenten die in hun vrije tijd lezen, lezen steeds beter in vergelijking tot hun minder vaak lezende leeftijdgenoten. '
Citaat uit het persbericht van Stichting Lezen: ' Het lezen van literatuur is elementair voor onze plek op de maatschappelijke (lees)ladder. Daarvoor bestaat overtuigend wetenschappelijk bewijs. Deze conclusie trekt promovenda Suzanne Mol op basis van 146 internationale, wetenschappelijke studies, waaraan in totaal meer dan 10.000 kinderen en studenten van 2 tot 22 jaar hebben meegedaan. ' Op het tijdstip van dat bericht was Suzanne Mol overigens geen promovenda meer, maar doctor.
Nu hoort dit onderzoek wellicht thuis in een reeks onderzoeken met gewenste uitkomst en het persbericht van Stichting Lezen roept bij mij enkele vragen op. Wat is een 'maatschappelijke leesladder'? Toch niet hetzelfde als de 'maatschappelijke ladder' die doorgaans als metafoor wordt gehanteerd voor de positie die men inneemt in de samenleving? De universiteit formuleerde het directer: ' Kinderen en jongeren die veel lezen belanden hoger op de maatschappelijke ladder. '
Is er dan een oorzakelijk verband tussen veel lezen en een goede positie in de samenleving of is dit een samenhangend verband dat nog wel enige aanvulling behoeft?
En is alleen 'lezen van literatuur' 'elementair', of kom je er ook als je vooral non-fictie leest?
' Een samenvatting van haar proefschrift komt in de nieuwsbrief van januari 2011. ' lees ik op de website van de universiteit. Wellicht hierin antwoorden.
Ik hoop dat het verband dat Suzanne Mol heeft gevonden geen gymschoenenverband is. Dat is dit: driekwart van de misdadigers blijkt gymschoenen te dragen. Ergo: het dragen van gymschoenen leidt tot misdadigheid. (Ooit gevonden in een geërgerde column van Maarten Keulemans, over het noemen van etnische achtergrond in berichten over gepleegde misdaden. Kan het niet meer terugvinden, maar zie ook deze column over verbanden.)
Wat me in het universiteitsbericht nog opviel was de kanttekening bij het zogenoemde 'interactief voorlezen', dat nogal actief is bevorderd door het Expertisecentrum Nederlands. Ik citeer: ' Mol brengt echter ook een nuancering aan in de heersende mening dat het wenselijk is interactief voor te lezen: niet alle kinderen profiteren gelijkelijk van ‘interactief voorlezen’. Interactief voorlezen blijkt het minst effectief waar de interventie het meest nodig is: in gezinnen waar weinig ervaring is met boeken en in peuterspeelzalen en in kleuterklassen waar vooral kinderen met een verhoogd risico op taal- en leesachterstanden worden voorgelezen door de eigen leerkracht. Het is dus belangrijk om juist in die groepen in kinderen meer te investeren. ' Waarvan acte.
Citaat uit het persbericht van de universiteit: ' Het maakt een groot verschil of kinderen en studenten jeugdliteratuur lezen of niet. Voorgelezen worden en zelf lezen brengen een positieve spiraal op gang. Basisschoolleerlingen, middelbare scholieren en studenten die in hun vrije tijd lezen, lezen steeds beter in vergelijking tot hun minder vaak lezende leeftijdgenoten. '
Citaat uit het persbericht van Stichting Lezen: ' Het lezen van literatuur is elementair voor onze plek op de maatschappelijke (lees)ladder. Daarvoor bestaat overtuigend wetenschappelijk bewijs. Deze conclusie trekt promovenda Suzanne Mol op basis van 146 internationale, wetenschappelijke studies, waaraan in totaal meer dan 10.000 kinderen en studenten van 2 tot 22 jaar hebben meegedaan. ' Op het tijdstip van dat bericht was Suzanne Mol overigens geen promovenda meer, maar doctor.
Nu hoort dit onderzoek wellicht thuis in een reeks onderzoeken met gewenste uitkomst en het persbericht van Stichting Lezen roept bij mij enkele vragen op. Wat is een 'maatschappelijke leesladder'? Toch niet hetzelfde als de 'maatschappelijke ladder' die doorgaans als metafoor wordt gehanteerd voor de positie die men inneemt in de samenleving? De universiteit formuleerde het directer: ' Kinderen en jongeren die veel lezen belanden hoger op de maatschappelijke ladder. '
Is er dan een oorzakelijk verband tussen veel lezen en een goede positie in de samenleving of is dit een samenhangend verband dat nog wel enige aanvulling behoeft?
En is alleen 'lezen van literatuur' 'elementair', of kom je er ook als je vooral non-fictie leest?
' Een samenvatting van haar proefschrift komt in de nieuwsbrief van januari 2011. ' lees ik op de website van de universiteit. Wellicht hierin antwoorden.
Ik hoop dat het verband dat Suzanne Mol heeft gevonden geen gymschoenenverband is. Dat is dit: driekwart van de misdadigers blijkt gymschoenen te dragen. Ergo: het dragen van gymschoenen leidt tot misdadigheid. (Ooit gevonden in een geërgerde column van Maarten Keulemans, over het noemen van etnische achtergrond in berichten over gepleegde misdaden. Kan het niet meer terugvinden, maar zie ook deze column over verbanden.)
Wat me in het universiteitsbericht nog opviel was de kanttekening bij het zogenoemde 'interactief voorlezen', dat nogal actief is bevorderd door het Expertisecentrum Nederlands. Ik citeer: ' Mol brengt echter ook een nuancering aan in de heersende mening dat het wenselijk is interactief voor te lezen: niet alle kinderen profiteren gelijkelijk van ‘interactief voorlezen’. Interactief voorlezen blijkt het minst effectief waar de interventie het meest nodig is: in gezinnen waar weinig ervaring is met boeken en in peuterspeelzalen en in kleuterklassen waar vooral kinderen met een verhoogd risico op taal- en leesachterstanden worden voorgelezen door de eigen leerkracht. Het is dus belangrijk om juist in die groepen in kinderen meer te investeren. ' Waarvan acte.
donderdag 9 december 2010
Kleuters leren wat verhalen zijn
Onlangs berichtte ik over een studiedag van onderzoekers jeugdliteratuur. Ik begreep vandaag dat Coosje van der Pol op 17 december in Tilburg gaat promoveren op haar onderzoek, dat ik in dat verslag vermeldde. Daarmee krijgt de jeugdliteratuur er een doctor bij, aangenomen dat de promovenda slaagt.
Ik vind het een bijzonder onderzoek, omdat het gaat over een manier van voorlezen waardoor de kleuters ' ontdekken wat een verhaal nu precies tot een verhaal maakt '. En niet alleen die kleuters, begreep ik tijdens die studiedag, ook hun juffen en meesters steken er iets van op. ' Ze ' (die kleuters) ' worden zich bijvoorbeeld bewust van het feit dat verhalen "verzonnen" zijn. '
Daar kun je lacherig over doen, maar het spreekt niet vanzelf dat kinderen dat snel doorhebben.
Ik vind het een bijzonder onderzoek, omdat het gaat over een manier van voorlezen waardoor de kleuters ' ontdekken wat een verhaal nu precies tot een verhaal maakt '. En niet alleen die kleuters, begreep ik tijdens die studiedag, ook hun juffen en meesters steken er iets van op. ' Ze ' (die kleuters) ' worden zich bijvoorbeeld bewust van het feit dat verhalen "verzonnen" zijn. '
Daar kun je lacherig over doen, maar het spreekt niet vanzelf dat kinderen dat snel doorhebben.
Meisjes lezen beter dan jongens
Oud nieuws! Talloze onderzoeken bevestigden al wat uit het jongste PISA-verslag zou blijken, volgens krantenberichten (o.a. AD, 7-12-2010).
Dit PISA-verslag heeft in Nederland wat stof doen opwaaien, doordat minister Marja van Bijsterveldt flinke taal is gaan uitslaan over het onderwijs.
Intussen heb ik nog nergens iets kunnen lezen over dat verslag. Ik herinner mij dat er ooit kritische opmerkingen waren over de manier waarop de cijfertjes tot stand komen. In het ene land schijnt men dat soms net wat anders aan te pakken als in het andere. Volgens de Volkskrant maakt China het wel heel bont door de allerbeste cijfertjes van de allervoorlijkste scholen in de allervoorlijkste stad (Shanghai) te sturen. Als het ene 'cohort' maanden in leeftijd scheelt met het andere, kan dat ook schelen. (Daarover gingen o.a. die kritische opmerkingen.)
Hierover t.z.t. meer.
Dit PISA-verslag heeft in Nederland wat stof doen opwaaien, doordat minister Marja van Bijsterveldt flinke taal is gaan uitslaan over het onderwijs.
Intussen heb ik nog nergens iets kunnen lezen over dat verslag. Ik herinner mij dat er ooit kritische opmerkingen waren over de manier waarop de cijfertjes tot stand komen. In het ene land schijnt men dat soms net wat anders aan te pakken als in het andere. Volgens de Volkskrant maakt China het wel heel bont door de allerbeste cijfertjes van de allervoorlijkste scholen in de allervoorlijkste stad (Shanghai) te sturen. Als het ene 'cohort' maanden in leeftijd scheelt met het andere, kan dat ook schelen. (Daarover gingen o.a. die kritische opmerkingen.)
Hierover t.z.t. meer.
Iedereen mag heel internet raadplegen in de Nederlandse bibliotheken
Tenminste, als onze besturen het advies erkennen dat het SIOB heeft laten opstellen door Tom Barkhuysen, 'advocaat te Amsterdam bij Stibbe en hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden'.
Volgens hem mogen gemeentebesturen geen filters verplicht stellen in openbare bibliotheken.
' In de eerste plaats is zo'n verplichting in strijd met de vrijheid van meningsuiting en de informatievrijheid, grondrechten die worden beschermd in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (artikel 10) en de Grondwet (artikel 7). De taak die bibliotheken hebben om vrije toegang te bieden tot informatie, betekent dat er van overheidswege geen censuur wordt gepleegd op die toegang tot informatie, kennis en cultuur. '
' In de tweede plaats blijken gemeenten niet bevoegd om een verplichting op te leggen aan bibliotheken om een internetfilter te plaatsen op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet. '
Dat laatste kan een beetje regering zo veranderen, zeker deze: PVV en CDA zullen vast wel voor zijn.
Het eerste vind ik echt belangrijk. Het staat niet vast dat alle bibliotheken daadwerkelijk vrije toegang bieden. Ze mogen wel, maar hoeven niet. De eerste beperking (filter?) zat in het pre-internettijdperk al in de samenstelling van de collectie drukwerk en niemand stoorde zich daar aan, op een enkel incident na. Die beperking viel (en valt) te overwinnen met interbibliothecair leenverkeer, maar dan is de tweede beperking de samenstelling van alle collecties samen.
Nergens staat, geloof ik, voorgeschreven dat bibliotheken alle drukwerk en dragers van beeld en geluid moeten aanbieden. Dus zal ook nergens staan voorgeschreven dat bibliotheken alle websites moeten aanbieden. Maar hier is geen fysieke beperking: met een internet-aansluiting heb je in principe vrije toegang zolang geen lands- of stadsbestuur een filter toepast. We zijn (nog) niet in China.
Dit opent perspectieven voor hormonaal of door handelsgeest bevangen adolescenten, en voor volwassenen die niet helemaal sporen. Maar daarop heeft het SIOB het volgende verzonnen:
' Nederlandse bibliotheken vinden het van groot belang om aan iedereen een veilige omgeving te bieden waar betrouwbare informatie te vinden is. Daarom ontplooien ze verschillende initiatieven om voor kinderen en jongeren veilig internet en mediagebruik te bevorderen. Naast gebruiks- en gedragsregels zetten bibliotheken in op toezicht en controle door medewerkers. Daarnaast is er veel aandacht voor media-educatie door mediacoaches die kinderen wegwijs maken in het veilig gebruiken van internet. '
Veiligheid en media-educatie als toverwoorden. Toezicht! Ja, het wemelt natuurlijk van de medewerkers in die door bezuinigingen getroffen bibliotheken. Front-office-medewerkers die helemaal zijn geschoold in het omgaan met kinderen en jongeren.
Afijn, alles beter dan een overheid die filters gaat plaatsen. Laat die jongens en meisjes maar doen waarvoor ze naar de bibliotheek komen, en zeur niet teveel.
Volgens hem mogen gemeentebesturen geen filters verplicht stellen in openbare bibliotheken.
' In de eerste plaats is zo'n verplichting in strijd met de vrijheid van meningsuiting en de informatievrijheid, grondrechten die worden beschermd in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (artikel 10) en de Grondwet (artikel 7). De taak die bibliotheken hebben om vrije toegang te bieden tot informatie, betekent dat er van overheidswege geen censuur wordt gepleegd op die toegang tot informatie, kennis en cultuur. '
' In de tweede plaats blijken gemeenten niet bevoegd om een verplichting op te leggen aan bibliotheken om een internetfilter te plaatsen op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet. '
Dat laatste kan een beetje regering zo veranderen, zeker deze: PVV en CDA zullen vast wel voor zijn.
Het eerste vind ik echt belangrijk. Het staat niet vast dat alle bibliotheken daadwerkelijk vrije toegang bieden. Ze mogen wel, maar hoeven niet. De eerste beperking (filter?) zat in het pre-internettijdperk al in de samenstelling van de collectie drukwerk en niemand stoorde zich daar aan, op een enkel incident na. Die beperking viel (en valt) te overwinnen met interbibliothecair leenverkeer, maar dan is de tweede beperking de samenstelling van alle collecties samen.
Nergens staat, geloof ik, voorgeschreven dat bibliotheken alle drukwerk en dragers van beeld en geluid moeten aanbieden. Dus zal ook nergens staan voorgeschreven dat bibliotheken alle websites moeten aanbieden. Maar hier is geen fysieke beperking: met een internet-aansluiting heb je in principe vrije toegang zolang geen lands- of stadsbestuur een filter toepast. We zijn (nog) niet in China.
Dit opent perspectieven voor hormonaal of door handelsgeest bevangen adolescenten, en voor volwassenen die niet helemaal sporen. Maar daarop heeft het SIOB het volgende verzonnen:
' Nederlandse bibliotheken vinden het van groot belang om aan iedereen een veilige omgeving te bieden waar betrouwbare informatie te vinden is. Daarom ontplooien ze verschillende initiatieven om voor kinderen en jongeren veilig internet en mediagebruik te bevorderen. Naast gebruiks- en gedragsregels zetten bibliotheken in op toezicht en controle door medewerkers. Daarnaast is er veel aandacht voor media-educatie door mediacoaches die kinderen wegwijs maken in het veilig gebruiken van internet. '
Veiligheid en media-educatie als toverwoorden. Toezicht! Ja, het wemelt natuurlijk van de medewerkers in die door bezuinigingen getroffen bibliotheken. Front-office-medewerkers die helemaal zijn geschoold in het omgaan met kinderen en jongeren.
Afijn, alles beter dan een overheid die filters gaat plaatsen. Laat die jongens en meisjes maar doen waarvoor ze naar de bibliotheek komen, en zeur niet teveel.
donderdag 2 december 2010
Krassen voor een geschenk
Krassen voor een kans in een loterij kwam al voor, maar dit is nieuw: uitgeverij PixelPerfect geeft tijdens de Boekenweek 2011 een e-boek van Lydia Rood cadeau.
' Lydia Rood is de schrijfster van dit ebook met als titel De kop van de pauw. Het verhaal gaat over een sociale-mediastalker, over het Bekende Nederlanderschap, ijdelheid, trots en de prijs van de roem.
Het ebook zal 16 maart beschikbaar komen in de vorm van een zogehetenkrasboek. Een krasboek is de cover van het boek gedrukt op zwaar papier, met flaptekst en een krascode. Met deze unieke code kan de lezer het ebook gratis downloaden op www.ebookgeschenk.nl.
Met het krasboek als fysieke vorm zal het ebook in de winkel worden uitgereikt bij aankoop van een ereader, een luisterboek of na aankoop van een ebook via de website van de winkel. '
Herrie in de tent, want boekenbranchepromotor CPNB is boos dat PixelPerfect de naam Boekenweek gebruikt. Het zal niet helpen dat PP vermeldt ' Het ebookgeschenk en het krasboek zijn een initiatief van PixelPerfect (uitgever van onder meer de eBookstick) in samenwerking met Lydia Rood en houdt geen verband met de activiteiten van de CPNB, die de boekenweek organiseert '.
De CPNB op 1 december:
' In reactie op het initiatief van PixelPerfect Publications om tijdens de Boekenweek 2011 een e-bookgeschenk beschikbaar te stellen, laat de CPNB weten op te treden tegen ieder oneigenlijk gebruik van de naam Boekenweek. Deze naam is beschermd en door de CPNB vastgelegd.
Dit wordt voer voor juristen. Niet handig van PP om precies de periode van de Boekenweek te nemen, heel maart was beter geweest.
Interessanter is natuurlijk het fenomeen dat op zo'n schaal een e-boek wordt weggegeven.
Ik weet momenteel niet hoe het staat met de e-boekverkoop, maar het schijnt iets sneller te gaan dan de boekenbranche voorzag. De eerste e-boeken voor kinderen zijn al verschenen.
Wanneer verschijnt het eerste e-kinderboekenweekgeschenk?
' Lydia Rood is de schrijfster van dit ebook met als titel De kop van de pauw. Het verhaal gaat over een sociale-mediastalker, over het Bekende Nederlanderschap, ijdelheid, trots en de prijs van de roem.
Het ebook zal 16 maart beschikbaar komen in de vorm van een zogehetenkrasboek. Een krasboek is de cover van het boek gedrukt op zwaar papier, met flaptekst en een krascode. Met deze unieke code kan de lezer het ebook gratis downloaden op www.ebookgeschenk.nl.
Met het krasboek als fysieke vorm zal het ebook in de winkel worden uitgereikt bij aankoop van een ereader, een luisterboek of na aankoop van een ebook via de website van de winkel. '
Herrie in de tent, want boekenbranchepromotor CPNB is boos dat PixelPerfect de naam Boekenweek gebruikt. Het zal niet helpen dat PP vermeldt ' Het ebookgeschenk en het krasboek zijn een initiatief van PixelPerfect (uitgever van onder meer de eBookstick) in samenwerking met Lydia Rood en houdt geen verband met de activiteiten van de CPNB, die de boekenweek organiseert '.
De CPNB op 1 december:
' In reactie op het initiatief van PixelPerfect Publications om tijdens de Boekenweek 2011 een e-bookgeschenk beschikbaar te stellen, laat de CPNB weten op te treden tegen ieder oneigenlijk gebruik van de naam Boekenweek. Deze naam is beschermd en door de CPNB vastgelegd.
Uit het persbericht van PixelPerfect Publications wordt volgens de CPNB de suggestie gewekt dat het hier een uitgave van de Boekenweek betreft. “Dat is niet het geval, het gaat hier om een commercieel initiatief dat handig gebruik wil maken van die Boekenweek. De Boekenweek is van iedereen, het is een cultureel, maatschappelijk fenomeen. Daar kan niet een commerciële partij mee aan de haal gaan. In dit geval is het een klein bedrijf, maar ook een grote als Albert Heijn kunnen we dat niet laten doen”, zegt directeur Eppo van Nispen.
Het Boekenweekgeschenk 2011 wordt geschreven door Kader Abdolah en is getiteld De kraai. De CPNB werkt aan de mogelijkheid deze ook al e-book uit te brengen. “De wil is er, maar er moeten nog een paar hobbels worden genomen”, aldus van Nispen. Dit jaar werd tijdens de Boekenweek het jubileumboek Titaantjes als e-book uitgebracht. 'Dit wordt voer voor juristen. Niet handig van PP om precies de periode van de Boekenweek te nemen, heel maart was beter geweest.
Interessanter is natuurlijk het fenomeen dat op zo'n schaal een e-boek wordt weggegeven.
Ik weet momenteel niet hoe het staat met de e-boekverkoop, maar het schijnt iets sneller te gaan dan de boekenbranche voorzag. De eerste e-boeken voor kinderen zijn al verschenen.
Wanneer verschijnt het eerste e-kinderboekenweekgeschenk?
dinsdag 23 november 2010
Lezen in Marokko
Net terug uit Marrakech en Essaouira. Ja, leuk reisje, dank je. Goed weer, lekker eten, prachtige gebouwen enzovoort. Winkeltjes vol tapijten, sieraden, tassen, schalen, theeketeltjes en andere snuisterijen. Kruiden, groentes, vlees, wat niet al en niet te vergeten de sinaasappelsapstalletjes en in Essaouira de visstalletjes met spartelverse vis die ze ter plekke voor je bereiden op houtskoolvuurtjes en omdat het net Fête des Moutons was ook vele vuurtjes op straat waarin de overgebleven schapenkoppen geroosterd en geblakerd werden.
Wat ik niet zag: boeken, en haast geen kranten en tijdschriften.
We verbleven vooral in de binnenstad (medina) en dat vertekent het beeld vast een beetje. Mensen genoeg, in allerlei uitdossingen, stemmingen en bezigheden (of gebrek daaraan), maar wat ze ook deden, niet lezen. Behalve de schermpjes van hun mobiele telefoon, dat wel. In heel de medina van Marrakech naast de Bibliothèque Publique (ja, die is er, net buiten de medina) slechts een of twee stalletjes met kranten en tijdschriften gezien, in die van Essaouira niets, ook niet in de Avenue Mohamed Zerktouni waar toch heel veel Sawiri's hun boodschappen doen.
Kinderen dartelen over straat, dat kan daar nog, en spelen met van genoemde geblakerde schaapskoppen afgerukte hoorns, met voetballen en andere dingen. Maar lezen, nee.
Nu zie je in onze steden ook betrekkelijk weinig lezende mensen op straat, maar wel op terrassen en in bussen en treinen. Terrassen genoeg in beide Marokkaanse binnensteden, vol mannen. De krant lezen deden ze niet, wel kletsen, peinzen en voetbal op tv kijken. Ook in de bus tussen Marrakech en Essaouira werd niet gelezen, voorzover ik kon waarnemen, behalve door toeristen.
Moet tot mijn schande bekennen dat ik er de vijf dagen dat ik daar was niet zo mee bezig ben geweest en niet de moeite heb genomen om boekwinkels (of kinderboekwinkels) op te sporen. Ze zijn er, boekwinkels, in de gidsen van Marrakech heb ik er minstens een vermeld zien staan en enig speurwerk op internet levert me direct twee boekwinkels in Essaouira en een stuk of zeven librairies / papeteries in Marrakech op. Verder weet ik dankzij de berichten van Kees Beekmans en anderen uit Marokko dat er een literair leven is, zowel Franstalig als Arabisch, en ik vond ook een pdf-document uit 2005 over Littérature de jeunesse au Maroc. Daarin wordt gerept over een 'développement remarquable'. En:
pour la première fois, des maisons d'édition ont créé ou développé une production destinée uniquement à la jeunesse tandis que le nombre d'ouvrages publiés depuis cinq ans a pratiquement doublé. Ce développement a été fortement soutenu par les institutions publiques marocaines telles que le Ministère de la Culture et le Ministère de l'Education Nationale.
Kortom, als ik me iets beter had voorbereid had ik wat kunnen vinden, denk ik. Dat neemt niet weg dat de medina's de indruk blijven bieden van een leven zonder boeken en tijdschriften. De enige geschreven teksten zijn de ondertitels op tv (vele tv-schotels op de daken, aan tv geen gebrek) en mobieltjes, plus opschriften op gebouwen.
Iets van deze indruk vond ik bevestigd in een stuk op JDM Magazine, getiteld 'Bibliothèques et librairies: Lire, pourquoi est-ce si compliqué?' Het opent zo: 'La lecture est loin d'être le fort des Marocains.' (Lezen is bepaald niet het sterkste punt van Marokkanen.)
Wat ik niet zag: boeken, en haast geen kranten en tijdschriften.
We verbleven vooral in de binnenstad (medina) en dat vertekent het beeld vast een beetje. Mensen genoeg, in allerlei uitdossingen, stemmingen en bezigheden (of gebrek daaraan), maar wat ze ook deden, niet lezen. Behalve de schermpjes van hun mobiele telefoon, dat wel. In heel de medina van Marrakech naast de Bibliothèque Publique (ja, die is er, net buiten de medina) slechts een of twee stalletjes met kranten en tijdschriften gezien, in die van Essaouira niets, ook niet in de Avenue Mohamed Zerktouni waar toch heel veel Sawiri's hun boodschappen doen.
Kinderen dartelen over straat, dat kan daar nog, en spelen met van genoemde geblakerde schaapskoppen afgerukte hoorns, met voetballen en andere dingen. Maar lezen, nee.
Nu zie je in onze steden ook betrekkelijk weinig lezende mensen op straat, maar wel op terrassen en in bussen en treinen. Terrassen genoeg in beide Marokkaanse binnensteden, vol mannen. De krant lezen deden ze niet, wel kletsen, peinzen en voetbal op tv kijken. Ook in de bus tussen Marrakech en Essaouira werd niet gelezen, voorzover ik kon waarnemen, behalve door toeristen.
Moet tot mijn schande bekennen dat ik er de vijf dagen dat ik daar was niet zo mee bezig ben geweest en niet de moeite heb genomen om boekwinkels (of kinderboekwinkels) op te sporen. Ze zijn er, boekwinkels, in de gidsen van Marrakech heb ik er minstens een vermeld zien staan en enig speurwerk op internet levert me direct twee boekwinkels in Essaouira en een stuk of zeven librairies / papeteries in Marrakech op. Verder weet ik dankzij de berichten van Kees Beekmans en anderen uit Marokko dat er een literair leven is, zowel Franstalig als Arabisch, en ik vond ook een pdf-document uit 2005 over Littérature de jeunesse au Maroc. Daarin wordt gerept over een 'développement remarquable'. En:
pour la première fois, des maisons d'édition ont créé ou développé une production destinée uniquement à la jeunesse tandis que le nombre d'ouvrages publiés depuis cinq ans a pratiquement doublé. Ce développement a été fortement soutenu par les institutions publiques marocaines telles que le Ministère de la Culture et le Ministère de l'Education Nationale.
Kortom, als ik me iets beter had voorbereid had ik wat kunnen vinden, denk ik. Dat neemt niet weg dat de medina's de indruk blijven bieden van een leven zonder boeken en tijdschriften. De enige geschreven teksten zijn de ondertitels op tv (vele tv-schotels op de daken, aan tv geen gebrek) en mobieltjes, plus opschriften op gebouwen.
Iets van deze indruk vond ik bevestigd in een stuk op JDM Magazine, getiteld 'Bibliothèques et librairies: Lire, pourquoi est-ce si compliqué?' Het opent zo: 'La lecture est loin d'être le fort des Marocains.' (Lezen is bepaald niet het sterkste punt van Marokkanen.)
Boek klaar terwijl je wacht
Klein berichtje van Informatie Professional: het American Book Center in Amsterdam heeft als eerste in Nederland een machine die een boek drukt terwijl je wacht. Je kiest een titel uit 3 miljoen voorradige en hupsakee. Gedemonstreerd met gelikt filmpje, dat ook op de site van het ABC staat en eveneens op Youtube te vinden is: hier en hier. Iets over de geschiedenis op Wikipedia, het ding blijkt uit 2007 en voor het eerst in The New York Public Library gebruikt.
Ja, dit ding werd al voorspeld, ook door mij. Kon niet uitblijven en ziedaar. Spaart transport- en opslagkosten, maar spaart natuurlijk niet productie-energie, integendeel, en vormt in dat opzicht een wat navrant contrast met pogingen om op 'duurzame wijze' boeken te produceren, zie bijvoorbeeld hier. De verwende klant versus de mondiale voetafdruk, dat komen we vaker tegen.
Voetafdruk of niet, ik voorspel dat het in ons taalgebied niet bij deze ene machine zal blijven.
Ja, dit ding werd al voorspeld, ook door mij. Kon niet uitblijven en ziedaar. Spaart transport- en opslagkosten, maar spaart natuurlijk niet productie-energie, integendeel, en vormt in dat opzicht een wat navrant contrast met pogingen om op 'duurzame wijze' boeken te produceren, zie bijvoorbeeld hier. De verwende klant versus de mondiale voetafdruk, dat komen we vaker tegen.
Voetafdruk of niet, ik voorspel dat het in ons taalgebied niet bij deze ene machine zal blijven.
vrijdag 12 november 2010
Een bol mannetje
Ik geef het toe: de online winkel heeft me verleid. Een e-bericht met de belofte van 4 cadeaus. De veilige wetenschap dat ik mijn e-postbezorger zo kan instellen dat de onvermijdelijke (denk ik) berichten van de winkel rechtstreeks naar een map of de prullenbak worden geleid.
Ik klikte en er startte in een nieuw tabblad een filmpje. Een ongezond bol mannetje met plakhaar in kantoorscheiding heette me welkom. Dag Herman, fijn dat je er bent.
Oude zak als ik ben, ervaar ik het aangesproken worden met mijn voornaam en het gejij en gejou nog steeds als net een stapje te ver. Ik voel me gereduceerd tot kind, tot onnozele consument. Niets mis met kinderen, wel met onnozele consumenten. Ik ben betrapt, want had ik dit willen vermijden, dan had ik natuurlijk dat bericht meteen moeten weggooien. O.k., ik was hebberig, en ik laat me nu maar even verder leiden. Het gaat per slot om een landelijk bekende winkel, een officieel geregistreerd en erkend bedrijf.
Ik vlieg door een landschap dat sterk lijkt op dat van de Teletubbies naar een grote blauwe bol, de rode loper wordt voor me uitgelegd, ik krijg zicht op het 'enorme' assortiment, de portretten van (ajakkes) Frans Bauer en Anita Kerr schieten even voorbij. Het ongezonde bolle mannetje vertelt een juichverhaal over dat assortiment, de voortreffelijke verzenddiensten enzovoort, ik mag enkele keren als een kind aan een hendel trekken en aan het eind ontvang ik wat cadeautjes.
Het is gelikt, uitermate professioneel - en tegelijk ongemakkelijk en irritant. De ex-uitgever herkent de professionaliteit, met een zucht moet ik erkennen dat de meeste medemensen zo het best worden verleid. Ik hoor tot een minderheid, die zich licht stoort aan het gejij en gejou, aan de grote gelijkmaker (ja, daar heb je die zanger weer, dat winkelkarretje, dat weiland, die muzak). Diezelfde ex-uitgever en ex-hoofdredacteur is benieuwd met welk nieuws de grote online winkel komt op mijn vakgebied, ik herken het kind in mij dat graag aan hendeltjes trekt en cadeautjes krijgt. Die ga ik nu uitpakken.
'Daaag!' 'Tot ziens!'
Ik klikte en er startte in een nieuw tabblad een filmpje. Een ongezond bol mannetje met plakhaar in kantoorscheiding heette me welkom. Dag Herman, fijn dat je er bent.
Oude zak als ik ben, ervaar ik het aangesproken worden met mijn voornaam en het gejij en gejou nog steeds als net een stapje te ver. Ik voel me gereduceerd tot kind, tot onnozele consument. Niets mis met kinderen, wel met onnozele consumenten. Ik ben betrapt, want had ik dit willen vermijden, dan had ik natuurlijk dat bericht meteen moeten weggooien. O.k., ik was hebberig, en ik laat me nu maar even verder leiden. Het gaat per slot om een landelijk bekende winkel, een officieel geregistreerd en erkend bedrijf.
Ik vlieg door een landschap dat sterk lijkt op dat van de Teletubbies naar een grote blauwe bol, de rode loper wordt voor me uitgelegd, ik krijg zicht op het 'enorme' assortiment, de portretten van (ajakkes) Frans Bauer en Anita Kerr schieten even voorbij. Het ongezonde bolle mannetje vertelt een juichverhaal over dat assortiment, de voortreffelijke verzenddiensten enzovoort, ik mag enkele keren als een kind aan een hendel trekken en aan het eind ontvang ik wat cadeautjes.
Het is gelikt, uitermate professioneel - en tegelijk ongemakkelijk en irritant. De ex-uitgever herkent de professionaliteit, met een zucht moet ik erkennen dat de meeste medemensen zo het best worden verleid. Ik hoor tot een minderheid, die zich licht stoort aan het gejij en gejou, aan de grote gelijkmaker (ja, daar heb je die zanger weer, dat winkelkarretje, dat weiland, die muzak). Diezelfde ex-uitgever en ex-hoofdredacteur is benieuwd met welk nieuws de grote online winkel komt op mijn vakgebied, ik herken het kind in mij dat graag aan hendeltjes trekt en cadeautjes krijgt. Die ga ik nu uitpakken.
'Daaag!' 'Tot ziens!'
dinsdag 9 november 2010
Onderzoek naar jeugdliteratuur
Onderzoekers van jeugdliteratuur zijn 'tot bedelen gedoemd', volgens Rita Ghesquiere. Het was de eerste van tien stellingen die ze verkondigde tijdens de meest recente studiedag van en voor onderzoekers van jeugdliteratuur. Die vond op 5 november plaats in de Universiteit van Tilburg en er waren enkele tientallen mensen.
Onderzoek naar jeugdliteratuur heeft geen hoge prioriteit, het is moeilijk fondsen werven. Het is een 'beschermde minderheid', in de schaduw van het onderzoek naar literatuur in het algemeen. Niemand heeft het over onderzoek naar volwassenenliteratuur. Niemand heeft het over volwassenenliteratuur, behalve zij die zich met jeugdliteratuur bezighouden. Voor literatuurwetenschappers is jeugdliteratuur een subgenre, een niche die volgens Rita Ghesquiere altijd een 'blijvende apartheid' blijft, met de term jeugdliteratuur als 'noodzakelijk kwaad'.
Daardoor vertonen onderzoekers van jeugdliteratuur een tweeslachtige houding. Enerzijds willen ze horen bij het literatuuronderzoek, anderzijds veroveren ze graag wat ruimte voor hun object. Misschien, veronderstelde ze, heeft men daarom de term jeugd wat opgerekt. Van babyboekjes tot cross-over-literatuur, het 'corpus is uitgedijd'. En zelfs haalt men soms de volwassenenliteratuur binnen, getuige, aldus Rita, een titel als Goethe für Kinder, een bloemlezing van Peter Härtling (1998). Ik zou daar zelf nog de bundel Wonders aan kunnen toevoegen, die in 1980 door Rolling Stone Press werd uitgegeven. Al geldt natuurlijk voor beide titels dat niet onderzoekers, maar auteurs het initiatief namen.
Die parallel besprak Rita echter ook. Die tweeslachtige houding geldt niet alleen de onderzoekers, maar bijna alle betrokkenen bij de jeugdliteratuur: men wil erbij horen, maar tegelijk het aparte benadrukken. 'Eilandbewoners of bruggenbouwers?'
Is dat wel een tegenstelling, vraag ik mij af. Kunnen eilandbewoners geen bruggenbouwers zijn? Is een eiland geen eiland meer als er enkele bruggen met andere landen zijn?
Het aardige van deze bijeenkomsten is dat er uitvoerig nabesproken wordt, zo ook nu.
Juist literatuuronderzoekers plegen woordmensen te zijn en zich blind te staren op de positie van jeugdliteratuur binnen de literatuur. Maar jeugdliteratuur bestaat uit tekst en beeld, en is ontegenzeggelijk bedoeld voor kinderen. Onderzoek jeugdliteratuur kan niet zonder de context van andere jeugdliteratuur, andere literatuur, beeldende kunst, onderwijs en opvoeding.
Iemand als Coosje van der Pol, die ook een lezing gaf, reageerde in dezelfde trant, uiteraard (gezien haar onderzoek) vooral wijzend op het aandeel van het beeld.
Rita gaf nog een mooi beeld van twee literatuurpleinen, naar aanleiding van een bezoek aan Arras, met zijn prachtige marktplein. 'Maar heb je dat andere plein dan niet gezien?', vroeg iemand haar. 'Dat is kleiner, maar minstens zo mooi. Rita ging er heen en ja, het was er en wat raar dat ze dat niet eerder had gezien. Zo schetste ze een beeld van het grote literatuurplein en het kleinere jeugdliteratuurplein, door zovele bezoekers van het grote plein niet opgemerkt.
Maar, was mijn reactie, aan dat kleine plein staan wel het stripcentrum, het museum voor beeldende kunst, het schoolmuseum (met zijn leesplankjes en aanwijsplaten), het museum voor volkskunde, en het centrum voor vertelkunst. Dat komt allemaal samen op het jeugdliteratuurplein en dan heb ik de theaters nog niet vermeld.
Onderzoeker Willem van der Meiden voegde er nog een museum aan toe: dat van de kinderbijbel. Hij promoveerde op dat onderzoek: ‘Zoo heerlijk eenvoudig’, geschiedenis van de kinderbijbel in Nederland, 2009, Verloren. Hij toonde, net als de overige hier niet genoemde onderzoekers dat de wetenschap van het kinderboek vooral uit boekhouders, vertellers en beschrijvers bestaat, niet uit voorspellers. Tot die laatste categorie hoorde wel Coosje van der Pol, met haar studie naar het 'literair lezen' van en met kleuters. Immers, uit haar beschrijving kan het een en ander over toekomstig gedrag van kleuters afgeleid worden. Zij was dan ook de enige die lezers bij het onderzoek betrokken had.
Met deze conclusie wil ik niet beweren dat voorspellend onderzoek meer waarde heeft dan beschrijvend en boekhoudend onderzoek. Maar als ik Rita's redeneertrant volg, is het wel meer waard - in die zin dat je voor onderzoek met praktische implicaties makkelijker geld krijgt. Voor dat onderzoek naar literaire competenties van kleuters bijvoorbeeld zo'n 185.000 euro, volgens het NWO. (Klinkt veel, maar is geloof ik nog niet de tip van de vleugel van een JSF.) (Die trouwens officieel Lockheed Martin F35A heet en per stuk 50 à 70 miljoen gaat kosten.)
Hoe dan ook, de Nederlandse en Vlaamse onderzoekers van jeugdliteratuur doen er volgens mij goed aan om de traditie van hun jaarlijkse bijeenkomsten voort te zetten.
Diverse, zo niet alle lezingen zullen zeer waarschijnlijk over niet al te lange tijd te vinden zijn in een aflevering van het 'tijdschrift-in-boekvorm' Literatuur zonder leeftijd.
Onderzoek naar jeugdliteratuur heeft geen hoge prioriteit, het is moeilijk fondsen werven. Het is een 'beschermde minderheid', in de schaduw van het onderzoek naar literatuur in het algemeen. Niemand heeft het over onderzoek naar volwassenenliteratuur. Niemand heeft het over volwassenenliteratuur, behalve zij die zich met jeugdliteratuur bezighouden. Voor literatuurwetenschappers is jeugdliteratuur een subgenre, een niche die volgens Rita Ghesquiere altijd een 'blijvende apartheid' blijft, met de term jeugdliteratuur als 'noodzakelijk kwaad'.
Daardoor vertonen onderzoekers van jeugdliteratuur een tweeslachtige houding. Enerzijds willen ze horen bij het literatuuronderzoek, anderzijds veroveren ze graag wat ruimte voor hun object. Misschien, veronderstelde ze, heeft men daarom de term jeugd wat opgerekt. Van babyboekjes tot cross-over-literatuur, het 'corpus is uitgedijd'. En zelfs haalt men soms de volwassenenliteratuur binnen, getuige, aldus Rita, een titel als Goethe für Kinder, een bloemlezing van Peter Härtling (1998). Ik zou daar zelf nog de bundel Wonders aan kunnen toevoegen, die in 1980 door Rolling Stone Press werd uitgegeven. Al geldt natuurlijk voor beide titels dat niet onderzoekers, maar auteurs het initiatief namen.
Die parallel besprak Rita echter ook. Die tweeslachtige houding geldt niet alleen de onderzoekers, maar bijna alle betrokkenen bij de jeugdliteratuur: men wil erbij horen, maar tegelijk het aparte benadrukken. 'Eilandbewoners of bruggenbouwers?'
Is dat wel een tegenstelling, vraag ik mij af. Kunnen eilandbewoners geen bruggenbouwers zijn? Is een eiland geen eiland meer als er enkele bruggen met andere landen zijn?
Het aardige van deze bijeenkomsten is dat er uitvoerig nabesproken wordt, zo ook nu.
Juist literatuuronderzoekers plegen woordmensen te zijn en zich blind te staren op de positie van jeugdliteratuur binnen de literatuur. Maar jeugdliteratuur bestaat uit tekst en beeld, en is ontegenzeggelijk bedoeld voor kinderen. Onderzoek jeugdliteratuur kan niet zonder de context van andere jeugdliteratuur, andere literatuur, beeldende kunst, onderwijs en opvoeding.
Iemand als Coosje van der Pol, die ook een lezing gaf, reageerde in dezelfde trant, uiteraard (gezien haar onderzoek) vooral wijzend op het aandeel van het beeld.
Rita gaf nog een mooi beeld van twee literatuurpleinen, naar aanleiding van een bezoek aan Arras, met zijn prachtige marktplein. 'Maar heb je dat andere plein dan niet gezien?', vroeg iemand haar. 'Dat is kleiner, maar minstens zo mooi. Rita ging er heen en ja, het was er en wat raar dat ze dat niet eerder had gezien. Zo schetste ze een beeld van het grote literatuurplein en het kleinere jeugdliteratuurplein, door zovele bezoekers van het grote plein niet opgemerkt.
Maar, was mijn reactie, aan dat kleine plein staan wel het stripcentrum, het museum voor beeldende kunst, het schoolmuseum (met zijn leesplankjes en aanwijsplaten), het museum voor volkskunde, en het centrum voor vertelkunst. Dat komt allemaal samen op het jeugdliteratuurplein en dan heb ik de theaters nog niet vermeld.
Onderzoeker Willem van der Meiden voegde er nog een museum aan toe: dat van de kinderbijbel. Hij promoveerde op dat onderzoek: ‘Zoo heerlijk eenvoudig’, geschiedenis van de kinderbijbel in Nederland, 2009, Verloren. Hij toonde, net als de overige hier niet genoemde onderzoekers dat de wetenschap van het kinderboek vooral uit boekhouders, vertellers en beschrijvers bestaat, niet uit voorspellers. Tot die laatste categorie hoorde wel Coosje van der Pol, met haar studie naar het 'literair lezen' van en met kleuters. Immers, uit haar beschrijving kan het een en ander over toekomstig gedrag van kleuters afgeleid worden. Zij was dan ook de enige die lezers bij het onderzoek betrokken had.
Met deze conclusie wil ik niet beweren dat voorspellend onderzoek meer waarde heeft dan beschrijvend en boekhoudend onderzoek. Maar als ik Rita's redeneertrant volg, is het wel meer waard - in die zin dat je voor onderzoek met praktische implicaties makkelijker geld krijgt. Voor dat onderzoek naar literaire competenties van kleuters bijvoorbeeld zo'n 185.000 euro, volgens het NWO. (Klinkt veel, maar is geloof ik nog niet de tip van de vleugel van een JSF.) (Die trouwens officieel Lockheed Martin F35A heet en per stuk 50 à 70 miljoen gaat kosten.)
Hoe dan ook, de Nederlandse en Vlaamse onderzoekers van jeugdliteratuur doen er volgens mij goed aan om de traditie van hun jaarlijkse bijeenkomsten voort te zetten.
Diverse, zo niet alle lezingen zullen zeer waarschijnlijk over niet al te lange tijd te vinden zijn in een aflevering van het 'tijdschrift-in-boekvorm' Literatuur zonder leeftijd.
dinsdag 26 oktober 2010
Laat vele Coenens bloeien
De Stichting Beroepskwaliteit Leraren koos op 2 oktober drie 'Leraren van het jaar 2010': Mathijs ter Bork van Openbare Jenaplan School 't Broekhoes uit Balinge in Drenthe, uit het voortgezet onderwijs Trudy Coenen van het Montessori College Oost uit Amsterdam en José Jansen-Gulen die lesgeeft in het middelbaar beroepsonderwijs, op ROC Nijmegen. 'Deze leraren zijn gedurende één jaar lang ambassadeur voor alle 350.000 leraren in Nederland.'
Hier staan ze trots te zijn. Van links naar rechts José Jansen-Gulen, Mathijs ter Bork, minister André Rouvoet en Trudy Coenen.
Uit welke personen de 'deskundige jury' bestaat die uit de inzendingen mocht kiezen, vond ik niet vermeld, evenmin criteria, behalve 'fantastische leraar die het verdient om in het zonnetje gezet te worden'. O, en bij goed verder zoeken nog dit: 'De doelstelling van deze Leraar van het Jaar verkiezing is kwaliteiten van leraren zichtbaar en bespreekbaar te maken en het leraarschap op een positieve manier in beeld te brengen. Daarom richt de verkiezing zich op die leraren die in staat zijn hun omgeving te overtuigen van hun kwaliteiten, die hierover in gesprek durven en kunnen gaan en die weten te inspireren.'
Belangrijk is natuurlijk dat de inzendingen komen van collega's en/of andere bij de school betrokken mensen.
Jammer dat er op de SBL-website afgezien van wat filmpjes verder niets te vinden is over deze leraren.
Want wellicht, nee, hoogstwaarschijnlijk hebben ze iets te melden dat uitstijgt boven het doorsnee geleuter van onderwijsbobo's en beleidsmakers.
Dat geldt in ieder geval voor Trudy Coenen, die blijkens een interview in de Volkskrant 22-10-2010 'les geeft op een van de moeilijkste scholen van het land', afdeling vmbo, leerlingen van ouders uit alle windstreken en in alle kleuren die mensen kunnen hebben. Streng en no-nonsense, rechtvaardig en liefdevol, dat gaat wel op voor deze juf en ze heeft er succes mee! Ik ga dat interview (door Frank van Zijl) hier niet herhalen, maar het was me uit het hart gegrepen. Nou ja, één citaatje dan:
'"Waar kan zelfs een Leraar van het Jaar niets tegen beginnen?"
"Tegen onderwijsvernieuwingen die worden bedacht van achter het bureau. We moesten aan het Nieuwe Leren en aan competentiegericht onderwijs. Net als bij al die dure hulpverlening krijg ik daar pukkels van."'
Je vindt dit ook terug in een rondetafelgesprek geleid door Brigit Kooijman in NRC Handelsblad 2008, waaraan Trudy Coenen deelnam (dank, Brigit, dat je dit zomaar op internet zet) en in een commentaar bij deze uitverkiezing door Sigrid van Iersel, die in 2009 een reportage bij haar in de klas maakte. Dat staat op een blog en daarom citeer ik dat (wegens vermoede onvindbaarheid) even helemaal:
'Helemaal terecht: docente Trudy Coenen van het Montessori College Oost uit Amsterdam is gisteren gekozen tot Leraar van het Jaar 2010. Ik maakte in 2009 samen met fotograaf Gerrit de Heus in 2009 een reportage in haar klas en was zeer onder de indruk van haar betrokkenheid bij haar leerlingen.
Bijna alle leerlingen van Trudy hebben grote problemen, variërend van taalachterstand, huiselijk geweld of illegaal verblijf in Nederland. Toch liet Trudy ons op die dag vol trots haar school zien. Van cynisme, moedeloosheid of gebrek aan energie viel bij haar niets te bespeuren.
Tijdens de rondleiding schoot ze naar rechts waar een groepje jongens bij elkaar stond. “Weet jij wat jij moet doen”, zei ze op dringende toon tegen een jongetje met waterige ogen. “Een ui doorsnijden en tegen je neus houden! Daar knap je van op. Die ui stinkt wel, maar dat ruik je nu toch niet!"
Formeel staat ze hier voor de klas om Nederlands te geven, maar ze deed veel meer dan dat. Ze bekommerde zich om een meisje, dat door haar tante onder de knoet gehouden werd. Of ze schakelde allerlei hulptroepen in voor scholieren met geldgebrek, zodat ze toch mee konden op klassereis. In de klas stuurde ze her en der briefjes rond om te informeren hoe het met hen ging. Zo hield ze de vinger aan de pols. Docent, moeder, troosteres, zo luidde de titel van de reportage die ik hierover schreef voor Punt, het personeelsmagazine van het ministerie van OCW.
Ze regelde ook dat een jongen een kop thee met suiker kreeg, omdat hij nog niet ontbeten had. De jongen dronk de thee stilletjes op. "En voortaan ga je wel iets eten voordat je naar school gaat," zei Trudy aan het einde van de les tegen hem. "Ik heb je toch uitgelegd dat een auto ook niet kan rijden als er geen benzine in zit?"
Wat een geluk dat er dit soort leraren zijn. En wat goed dat Trudy de gelegenheid krijgt die missie verder uit te dragen.'
Waarvan met instemming acte. Eén zo'n docent doet meer voor het onderwijs dan tien onderwijsvernieuwers of beleidsmakers buiten de school. Op zijn minst leren haar leerlingen behoorlijk lezen en schrijven - laten we vooral niet vergeten dat je dat eerst moet kunnen voor je toekomt aan al die prachtige verhalen die er voor hen zijn geschreven.
Laat vele Coenens bloeien - en geef ze daarvoor de ruimte.
Hier staan ze trots te zijn. Van links naar rechts José Jansen-Gulen, Mathijs ter Bork, minister André Rouvoet en Trudy Coenen.
Uit welke personen de 'deskundige jury' bestaat die uit de inzendingen mocht kiezen, vond ik niet vermeld, evenmin criteria, behalve 'fantastische leraar die het verdient om in het zonnetje gezet te worden'. O, en bij goed verder zoeken nog dit: 'De doelstelling van deze Leraar van het Jaar verkiezing is kwaliteiten van leraren zichtbaar en bespreekbaar te maken en het leraarschap op een positieve manier in beeld te brengen. Daarom richt de verkiezing zich op die leraren die in staat zijn hun omgeving te overtuigen van hun kwaliteiten, die hierover in gesprek durven en kunnen gaan en die weten te inspireren.'
Belangrijk is natuurlijk dat de inzendingen komen van collega's en/of andere bij de school betrokken mensen.
Jammer dat er op de SBL-website afgezien van wat filmpjes verder niets te vinden is over deze leraren.
Want wellicht, nee, hoogstwaarschijnlijk hebben ze iets te melden dat uitstijgt boven het doorsnee geleuter van onderwijsbobo's en beleidsmakers.
Dat geldt in ieder geval voor Trudy Coenen, die blijkens een interview in de Volkskrant 22-10-2010 'les geeft op een van de moeilijkste scholen van het land', afdeling vmbo, leerlingen van ouders uit alle windstreken en in alle kleuren die mensen kunnen hebben. Streng en no-nonsense, rechtvaardig en liefdevol, dat gaat wel op voor deze juf en ze heeft er succes mee! Ik ga dat interview (door Frank van Zijl) hier niet herhalen, maar het was me uit het hart gegrepen. Nou ja, één citaatje dan:
'"Waar kan zelfs een Leraar van het Jaar niets tegen beginnen?"
"Tegen onderwijsvernieuwingen die worden bedacht van achter het bureau. We moesten aan het Nieuwe Leren en aan competentiegericht onderwijs. Net als bij al die dure hulpverlening krijg ik daar pukkels van."'
Je vindt dit ook terug in een rondetafelgesprek geleid door Brigit Kooijman in NRC Handelsblad 2008, waaraan Trudy Coenen deelnam (dank, Brigit, dat je dit zomaar op internet zet) en in een commentaar bij deze uitverkiezing door Sigrid van Iersel, die in 2009 een reportage bij haar in de klas maakte. Dat staat op een blog en daarom citeer ik dat (wegens vermoede onvindbaarheid) even helemaal:
'Helemaal terecht: docente Trudy Coenen van het Montessori College Oost uit Amsterdam is gisteren gekozen tot Leraar van het Jaar 2010. Ik maakte in 2009 samen met fotograaf Gerrit de Heus in 2009 een reportage in haar klas en was zeer onder de indruk van haar betrokkenheid bij haar leerlingen.
Bijna alle leerlingen van Trudy hebben grote problemen, variërend van taalachterstand, huiselijk geweld of illegaal verblijf in Nederland. Toch liet Trudy ons op die dag vol trots haar school zien. Van cynisme, moedeloosheid of gebrek aan energie viel bij haar niets te bespeuren.
Tijdens de rondleiding schoot ze naar rechts waar een groepje jongens bij elkaar stond. “Weet jij wat jij moet doen”, zei ze op dringende toon tegen een jongetje met waterige ogen. “Een ui doorsnijden en tegen je neus houden! Daar knap je van op. Die ui stinkt wel, maar dat ruik je nu toch niet!"
Formeel staat ze hier voor de klas om Nederlands te geven, maar ze deed veel meer dan dat. Ze bekommerde zich om een meisje, dat door haar tante onder de knoet gehouden werd. Of ze schakelde allerlei hulptroepen in voor scholieren met geldgebrek, zodat ze toch mee konden op klassereis. In de klas stuurde ze her en der briefjes rond om te informeren hoe het met hen ging. Zo hield ze de vinger aan de pols. Docent, moeder, troosteres, zo luidde de titel van de reportage die ik hierover schreef voor Punt, het personeelsmagazine van het ministerie van OCW.
Ze regelde ook dat een jongen een kop thee met suiker kreeg, omdat hij nog niet ontbeten had. De jongen dronk de thee stilletjes op. "En voortaan ga je wel iets eten voordat je naar school gaat," zei Trudy aan het einde van de les tegen hem. "Ik heb je toch uitgelegd dat een auto ook niet kan rijden als er geen benzine in zit?"
Wat een geluk dat er dit soort leraren zijn. En wat goed dat Trudy de gelegenheid krijgt die missie verder uit te dragen.'
Waarvan met instemming acte. Eén zo'n docent doet meer voor het onderwijs dan tien onderwijsvernieuwers of beleidsmakers buiten de school. Op zijn minst leren haar leerlingen behoorlijk lezen en schrijven - laten we vooral niet vergeten dat je dat eerst moet kunnen voor je toekomt aan al die prachtige verhalen die er voor hen zijn geschreven.
Laat vele Coenens bloeien - en geef ze daarvoor de ruimte.
maandag 25 oktober 2010
Wat heet poëzie 4
Twee- of eenmaal poëzie?
Ik houd van wederkerigheid
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand de voeten,
ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus. Ik kus uitsluitend de kusser
die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid in haar
allerindividueelste beperking: gesloten is de mond op haar zuinigst, kleiner is
zij nooit dan lip op lip en wijd geopend om de tong en de ronding van die
andere mond meet zij nauwelijks meer dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen die
vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend - wie weet hoe ver zijn ontrouw
zich uitstrekt als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos terwijl ik
die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen, de zachtste vorm
van het smoren van twijfel.
Ik houd van wederkerigheid.
Zo kus ik nooit de grond, kus ik van niemand
de voeten, ontvang ik zelf slechts met moeite een handkus.
Ik kus uitsluitend de kusser die mij en niemand anders kust.
Ik houd van strikte wederzijdsheid
in haar allerindividueelste beperking:
gesloten is de mond op haar zuinigst
kleiner is zij nooit dan lip op lip
en wijd geopend om de tong en de ronding
van die andere mond meet zij nauwelijks meer
dan twee maal twee lippen.
Zo kan ik een kus nog bevatten.
Maar stel dat hij wel de grond, de voeten, de hielen
die vervolgens gaan lopen, stukjes zoen uitsmerend
- wie weet hoe ver zijn ontrouw zich uitstrekt
als ik even niet oplet?
welke werelden ik via zijn mond alsnog liefkoos
terwijl ik die wie weet verafschuw?
Kussen is die vraag niet hardop stellen,
de zachtste vorm van het smoren van twijfel.
(Hagar Peeters, uit Het
Liegend Konijn, 2008)
donderdag 21 oktober 2010
Geachte leden
Geen enkel bezwaar iets mee te delen over mijn vier paspoorten, integendeel, het is me een genoegen hier in uw gezelschap te mogen verkeren.
Allereerst bieden vier paspoorten meer kans om probleemloos een grens te passeren, hoewel, toegegeven, mijn Nederlandse daartoe eigenlijk al voldoende zou zijn.
Laten we niet vergeten dat dit het eerste en voornaamste doel is van een paspoort: poorten passeren, zonder problemen een grens passeren, het gaf het ding zijn naam. De triomf en vreugde ervaren als de geüniformeerde robot na keuring van het document de boodschap geeft dat passeren toegestaan is.
Mijn Nederlandse paspoort is mij lief, waarde leden, omdat ik in dit land woon en werk. Ik ben er bovendien geboren en Nederlands is mijn moerstaal. Als ik hier voor u sta als Gewichtig Lid, mag u ervan uitgaan dat ik mij naar verwachting zal kwijten van de mij toebedeelde taak, nee, beter dan u verwacht, want ik ben voornemens om niet met zakken meel in de mond te praten, geen opportunistisch gedrag te vertonen, niets te beloven dat ik niet waar zou kunnen en willen maken en mij niet te verrijken ten koste van mijn landgenoten.
Geef toe, als ik daarin slaag hoor ik tot een minderheid onder Nederlandse Gewichtige Leden.
Mijn Belgische paspoort is mij lief omdat het mij zo uniek doet voelen. Ik weet dat het flauwekul is, er zijn nog steeds enkele miljoenen Belgische paspoorten in omloop, maar dezer dagen word ik meer dan ooit herinnerd aan de beroemde uitspraak 'Sire, il n'y a pas de Belges', waarmee Jules Destrée in 1912 Koning Albert de Eerste verraste, nu dus ruim honderd jaar geleden. Ik koester mijn Belgische paspoort als een reliek, nu er al jaren geredetwist wordt over de status van het land terwijl Vlaanderen en Wallonië feitelijk als twee zelfstandige landen binnen de Europese Unie opereren.
Mijn Franse paspoort is mij lief omdat ik voor veel Fransen een grote bewondering koester. Niet zozeer voor de Franse Gewichtige Leden, die zich geen van allen kwijten van hun taak volgens de door mij zojuist beschreven beginselen, maar voor de minder gewichtige leden die zich staande houden in een rumoerige samenleving, waar men elkaar onder het akelig verschoten blazoen Liberté, égalité, fraternité in de haren vliegt over ongeveer alles, waar men het polariseren tot kunst verheven heeft en waar men, tegenwoordig als enige land in Europa, nog steeds met 62 jaar met pensioen mag, zij het dat de pensioenen inmiddels tot de laagste van Europa horen, reden waarom de in 2010 gestarte demonstraties inmiddels tot jaarlijks herhaalde folklore zijn ontwikkeld. Ja, menig scholier weet niet meer precies waarom hij meeloopt in die demonstraties, want precarité is inmiddels zo'n algemeen verschijnsel geworden dat hij geen beeld meer heeft van het alternatief. Niettemin gaat men na gedane demonstratie in menig stadje vredig en weldoorvoed aan het jeu-de-boules of naar de disco, en dat getuigt van grote levenskracht.
Bovendien, geachte leden, heb ik goede herinneringen aan Frankrijk en het is het enige land buiten Nederland waar ik gewerkt heb, zij het bescheiden als druivenplukker en boerenknecht, en het eerste land waar ik zonder ouderlijke begeleiding op mijn achttiende naar toe ging.
Ten slotte, geachte leden, koester ik mijn Messeense paspoort. U kijkt met recht verbaasd op, want vergeefs zoekt u naar Messenië of Messendië in de atlas. Vergeef me, men zou dit paspoort ook het paspoort van het Land van de Verbeelding mogen noemen. Ik beken, zoals zovelen heb ik ook ooit, lang geleden, een land verzonnen. Het ligt ergens in de Atlantische Oceaan, niet ver van Sint-Helena en de inwoners hebben zeer eigen hoewel uiteraard ook onderling verschillende ideeën over de inrichting van hun land, dat zij altijd wisten te vrijwaren van bezetting door inhalige kolonisten, al kostte dat meer dan een druppel bloed.
Waarom ik heden ten dage dit paspoort koester is wegens de door vrijwel alle inwoners gedragen opvattingen over de verdediging van hun land. Die is uitsluitend gericht op het vermijden van bezetting. Alle onderzoek en ontwikkeling wordt besteed aan verfijning van afweersystemen, iedere inwoner is geoefend in het hanteren van wapens ter verdediging van huis en haard. Verwacht van dit land geen bloedige avonturen in verre streken, geen deelname aan militaire expedities van welke aard ook, vergeefs zal men zoeken naar straaljagers, bommenwerpers en lange-afstandraketten, laat staan kwetsbare voorraden nucleaire wapens.
Ik heb de indruk, geachte leden, dat de wereld er wat vrediger en beter zou uitzien als alle landen zo zouden handelen.
Intussen hoop ik u, geachte leden, ervan te hebben overtuigd dat deze paspoorten u niet in de weg zitten. Praktisch gezien is geen enkel paspoort van belang zolang ik geen grens passeer, en mijn naam, burgerservicenummer, digitale ID en een hele reeks andere gegevens liggen allang in ettelijke databanken opgeslagen, terwijl u volgend jaar naar zich laat aanzien gaat debatteren over de mogelijkheid iedere nieuwe boreling en iedere potentiële misdadiger (in uw visie ongeveer hetzelfde, geloof ik) van een onderhuidse microchip te voorzien. Alvorens ik hier voor u verscheen, is die hele digitale doopceel al door het Ministerie van Veiligheid doorgelicht. En hoewel in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst, geeft die doopceel toch een houvast en een paspoort biedt evenmin garantie.
U doet dus aan symboolpolitiek als u mijn paspoorten aan de orde wil stellen.
Als we dan toch aan symboolpolitiek doen, hoop ik dat u mij wil steunen als ik een oproep doe tot het verzamelen van paspoorten. Als iedereen alle paspoorten van de wereld heeft, is de kans op oorlog tussen landen naar mijn idee veel kleiner. Ik geef toe dat er dan eerst wel wat verbeterd zou moeten worden aan de huidige onderlinge verhoudingen.
Ik heb gezegd.
Allereerst bieden vier paspoorten meer kans om probleemloos een grens te passeren, hoewel, toegegeven, mijn Nederlandse daartoe eigenlijk al voldoende zou zijn.
Laten we niet vergeten dat dit het eerste en voornaamste doel is van een paspoort: poorten passeren, zonder problemen een grens passeren, het gaf het ding zijn naam. De triomf en vreugde ervaren als de geüniformeerde robot na keuring van het document de boodschap geeft dat passeren toegestaan is.
Mijn Nederlandse paspoort is mij lief, waarde leden, omdat ik in dit land woon en werk. Ik ben er bovendien geboren en Nederlands is mijn moerstaal. Als ik hier voor u sta als Gewichtig Lid, mag u ervan uitgaan dat ik mij naar verwachting zal kwijten van de mij toebedeelde taak, nee, beter dan u verwacht, want ik ben voornemens om niet met zakken meel in de mond te praten, geen opportunistisch gedrag te vertonen, niets te beloven dat ik niet waar zou kunnen en willen maken en mij niet te verrijken ten koste van mijn landgenoten.
Geef toe, als ik daarin slaag hoor ik tot een minderheid onder Nederlandse Gewichtige Leden.
Mijn Belgische paspoort is mij lief omdat het mij zo uniek doet voelen. Ik weet dat het flauwekul is, er zijn nog steeds enkele miljoenen Belgische paspoorten in omloop, maar dezer dagen word ik meer dan ooit herinnerd aan de beroemde uitspraak 'Sire, il n'y a pas de Belges', waarmee Jules Destrée in 1912 Koning Albert de Eerste verraste, nu dus ruim honderd jaar geleden. Ik koester mijn Belgische paspoort als een reliek, nu er al jaren geredetwist wordt over de status van het land terwijl Vlaanderen en Wallonië feitelijk als twee zelfstandige landen binnen de Europese Unie opereren.
Mijn Franse paspoort is mij lief omdat ik voor veel Fransen een grote bewondering koester. Niet zozeer voor de Franse Gewichtige Leden, die zich geen van allen kwijten van hun taak volgens de door mij zojuist beschreven beginselen, maar voor de minder gewichtige leden die zich staande houden in een rumoerige samenleving, waar men elkaar onder het akelig verschoten blazoen Liberté, égalité, fraternité in de haren vliegt over ongeveer alles, waar men het polariseren tot kunst verheven heeft en waar men, tegenwoordig als enige land in Europa, nog steeds met 62 jaar met pensioen mag, zij het dat de pensioenen inmiddels tot de laagste van Europa horen, reden waarom de in 2010 gestarte demonstraties inmiddels tot jaarlijks herhaalde folklore zijn ontwikkeld. Ja, menig scholier weet niet meer precies waarom hij meeloopt in die demonstraties, want precarité is inmiddels zo'n algemeen verschijnsel geworden dat hij geen beeld meer heeft van het alternatief. Niettemin gaat men na gedane demonstratie in menig stadje vredig en weldoorvoed aan het jeu-de-boules of naar de disco, en dat getuigt van grote levenskracht.
Bovendien, geachte leden, heb ik goede herinneringen aan Frankrijk en het is het enige land buiten Nederland waar ik gewerkt heb, zij het bescheiden als druivenplukker en boerenknecht, en het eerste land waar ik zonder ouderlijke begeleiding op mijn achttiende naar toe ging.
Ten slotte, geachte leden, koester ik mijn Messeense paspoort. U kijkt met recht verbaasd op, want vergeefs zoekt u naar Messenië of Messendië in de atlas. Vergeef me, men zou dit paspoort ook het paspoort van het Land van de Verbeelding mogen noemen. Ik beken, zoals zovelen heb ik ook ooit, lang geleden, een land verzonnen. Het ligt ergens in de Atlantische Oceaan, niet ver van Sint-Helena en de inwoners hebben zeer eigen hoewel uiteraard ook onderling verschillende ideeën over de inrichting van hun land, dat zij altijd wisten te vrijwaren van bezetting door inhalige kolonisten, al kostte dat meer dan een druppel bloed.
Waarom ik heden ten dage dit paspoort koester is wegens de door vrijwel alle inwoners gedragen opvattingen over de verdediging van hun land. Die is uitsluitend gericht op het vermijden van bezetting. Alle onderzoek en ontwikkeling wordt besteed aan verfijning van afweersystemen, iedere inwoner is geoefend in het hanteren van wapens ter verdediging van huis en haard. Verwacht van dit land geen bloedige avonturen in verre streken, geen deelname aan militaire expedities van welke aard ook, vergeefs zal men zoeken naar straaljagers, bommenwerpers en lange-afstandraketten, laat staan kwetsbare voorraden nucleaire wapens.
Ik heb de indruk, geachte leden, dat de wereld er wat vrediger en beter zou uitzien als alle landen zo zouden handelen.
Intussen hoop ik u, geachte leden, ervan te hebben overtuigd dat deze paspoorten u niet in de weg zitten. Praktisch gezien is geen enkel paspoort van belang zolang ik geen grens passeer, en mijn naam, burgerservicenummer, digitale ID en een hele reeks andere gegevens liggen allang in ettelijke databanken opgeslagen, terwijl u volgend jaar naar zich laat aanzien gaat debatteren over de mogelijkheid iedere nieuwe boreling en iedere potentiële misdadiger (in uw visie ongeveer hetzelfde, geloof ik) van een onderhuidse microchip te voorzien. Alvorens ik hier voor u verscheen, is die hele digitale doopceel al door het Ministerie van Veiligheid doorgelicht. En hoewel in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst, geeft die doopceel toch een houvast en een paspoort biedt evenmin garantie.
U doet dus aan symboolpolitiek als u mijn paspoorten aan de orde wil stellen.
Als we dan toch aan symboolpolitiek doen, hoop ik dat u mij wil steunen als ik een oproep doe tot het verzamelen van paspoorten. Als iedereen alle paspoorten van de wereld heeft, is de kans op oorlog tussen landen naar mijn idee veel kleiner. Ik geef toe dat er dan eerst wel wat verbeterd zou moeten worden aan de huidige onderlinge verhoudingen.
Ik heb gezegd.
Wat heet poëzie 3
Tweemaal poëzie:
Verschiet te Rome
Ruïnes? Ik weet ze in mijn leven al.
Een weids terrein vol brokken, zelf gemaakt, uit eigen grond
gestampt.
Maar avondgloed te Rome, zachtvurige zonsravage regenboogbekroond,
laat door geen glorieus verwoest bestaan zich evenaren. Ik aanzie die wondere
ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal en keer op keer als voor het eerst
zal zijn.
Verschiet te Rome
Ruïnes? Ik weet ze in mijn leven al.
Een weids terrein vol brokken, zelf gemaakt,
uit eigen grond gestampt. Maar avondgloed
te Rome, zachtvurige zonsravage regenboogbekroond
laat door geen glorieus verwoest bestaan
zich evenaren. Ik aanzie die wondere
ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal
en keer op keer als voor het eerst zal zijn.
Anneke Brassinga, Wachtwoorden.
Verzamelde, herziene gedichten 1978-2003.
woensdag 20 oktober 2010
Hoeveel talen spreken wij?
Wij mensen spreken ruim 6000 talen, heb ik steeds gedacht, op grond van krantenberichten die weer andere bronnen aanhaalden. Maar de enige bron van dat getal blijkt onbetrouwbaar, volgens een artikel (pdf) van Berthold van Maris voor Onze taal. Ethnologue telde in 1988 en 2010. Wat blijkt: ondanks alle berichten over 'uitstervende talen', zie bijvoorbeeld hier, zijn er tussen 1988 en 2010 een kleine duizend bijgekomen! Telde Ethnologue er in 1988 nog zo'n 6000, waarvan drie in Nederland (Fries, Nederlands en Nederlandse gebarentaal), in 2010 zouden het er bijna 7000 zijn, waarvan een dertiental in Nederland: Achterhoeks, Drents, Nederlands, Fries, Gronings, Limburgs, Nederlandse Gebarentaal, Sallands, Stellingwerfs, Twents, Veluws, Vlaams en Zeeuws.
Volgens Van Maris ligt dat aan de doelstelling van de organisatie achter Ethnologue: SIL International. Hij vat samen wat volgens mij uit de doelstelling van SIL inderdaad valt af te leiden: het doel is de Bijbel in zoveel mogelijk talen te vertalen. Al dikt Van Maris dit nog aan door te veronderstellen dat de SIL-lers denken dat als dit doel bereikt is, de Dag des Oordeels aanbreekt. Dat vind ik niet terug, maar ik heb ook geen geduld om de hele website van SIL na te vlooien. Ik citeer alleen dit uit die website:
' SIL International is a faith-based nonprofit organization committed to serving language communities worldwide as they build capacity for sustainable language development. SIL does this primarily through research, translation, training and materials development. Founded in 1934, SIL (Summer Institute of Linguistics, Inc) has grown from a small summer linguistics training program with two students to a staff of over 5,500 coming from over 60 countries. SIL's linguistic investigation exceeds 2,590 languages spoken by over 1.7 billion people in nearly 100 countries. The organization makes its services available to all, without regard to religious belief, political ideology, gender, race or ethnolinguistic background.
[...]
SIL's service with ethnolinguistic minority communities is motivated by the belief that all people are created in the image of God, and that languages and cultures are part of the richness of God's creation. Thus, SIL’s service is founded on the principle that communities should be able to pursue their social, cultural, political, economic and spiritual goals without sacrificing their God-given ethnolinguistic identity. Though faith-based, SIL limits its focus of service to language development work. SIL does not engage in proselytism, establish churches or publish Scriptures. '
Dat mag zo zijn, volgens Van Marwijk is ' SIL International nauw gelieerd aan het al even christelijke Wycliffe Bible Translators, een instituut dat overal in de wereld bijbelvertalingen produceert, ' maar waarvan ik de vermelding niet terugvind in de SIL-website.
Nu is er, zoals Berthold van Maris ook al vermeldt, geen sluitende definitie van taal. Men zegt wel: een taal is een dialect met een vlag en een leger. De The World Atlas of Language Structures schijnt tot veel minder te komen, en de database van Matthew Dryer komt tot rond 2000 talen.
Volgens Van Maris ligt dat aan de doelstelling van de organisatie achter Ethnologue: SIL International. Hij vat samen wat volgens mij uit de doelstelling van SIL inderdaad valt af te leiden: het doel is de Bijbel in zoveel mogelijk talen te vertalen. Al dikt Van Maris dit nog aan door te veronderstellen dat de SIL-lers denken dat als dit doel bereikt is, de Dag des Oordeels aanbreekt. Dat vind ik niet terug, maar ik heb ook geen geduld om de hele website van SIL na te vlooien. Ik citeer alleen dit uit die website:
' SIL International is a faith-based nonprofit organization committed to serving language communities worldwide as they build capacity for sustainable language development. SIL does this primarily through research, translation, training and materials development. Founded in 1934, SIL (Summer Institute of Linguistics, Inc) has grown from a small summer linguistics training program with two students to a staff of over 5,500 coming from over 60 countries. SIL's linguistic investigation exceeds 2,590 languages spoken by over 1.7 billion people in nearly 100 countries. The organization makes its services available to all, without regard to religious belief, political ideology, gender, race or ethnolinguistic background.
[...]
SIL's service with ethnolinguistic minority communities is motivated by the belief that all people are created in the image of God, and that languages and cultures are part of the richness of God's creation. Thus, SIL’s service is founded on the principle that communities should be able to pursue their social, cultural, political, economic and spiritual goals without sacrificing their God-given ethnolinguistic identity. Though faith-based, SIL limits its focus of service to language development work. SIL does not engage in proselytism, establish churches or publish Scriptures. '
Dat mag zo zijn, volgens Van Marwijk is ' SIL International nauw gelieerd aan het al even christelijke Wycliffe Bible Translators, een instituut dat overal in de wereld bijbelvertalingen produceert, ' maar waarvan ik de vermelding niet terugvind in de SIL-website.
Nu is er, zoals Berthold van Maris ook al vermeldt, geen sluitende definitie van taal. Men zegt wel: een taal is een dialect met een vlag en een leger. De The World Atlas of Language Structures schijnt tot veel minder te komen, en de database van Matthew Dryer komt tot rond 2000 talen.
dinsdag 19 oktober 2010
Het volk spreekt
In Duitsland staat in de grondwet: 'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus.' Vrij vertaald: de macht van de staat ligt bij het volk. Hier is duidelijk wat volk is: alle inwoners van het land.
Ook als men ergens in de rimboe een volk vond, was redelijk duidelijk wat men bedoelde: een groep mensen die een zelfde taal sprak en zichzelf ook als groep zag.
Als men het heeft over het Nederlandse volk, bedoelt men dan alle inwoners van Nederland? Meestal wel, denk ik. Het is zelfs niet uitgesloten dat de koningin zich tot dat volk rekent. Zo niet, dan ziet zij alle andere inwoners van Nederland (haar onderdanen) als volk.
Als een oude communist het over het volk had, bedoelde hij iets anders: de mensen die hij meende te vertegenwoordigen, tegenover grondbezitters en andere eigenaren van veel spullen, doorgaans kortweg het kapitaal genoemd, of kapitalisten. Die hoorden niet bij het volk. Die zienswijze is, denk ik, ouder dan het communisme. Edellieden en hoge geestelijken beschouwden zich waarschijnlijk als horend tot een andere, hogere orde als het volk.
Dat leeft nog bij de erfgenamen van het oude communisme, en is ook opgepakt door diverse nationalistische en racistische bewegingen. Maar terwijl de zelfbenoemde strijders voor een rechtvaardiger verdeling van goederen en macht een tegenstelling zagen en zien tussen volk en kapitalisten en hun aanhang, zagen en zien die andere bewegingen naast die tegenstelling ook die tussen het ene volk en het andere.
'Wir sind das Volk', riepen demonstranten in Berlijn in 1989. Daarmee bedoelden ze: wij zijn niet dat volk waarover jullie DDR-machthebbers het steeds hebben. Jullie volk is een mythe, wij zijn het echte volk.
Ook een mythe, natuurlijk.
In Stuttgart hoorde men onlangs dezelfde kreet, tijdens demonstraties tegen sloopplannen van het gemeentebestuur. 'De burgers hebben het gevoel dat dat ze niet meer betrokken worden: dáár demonstreren ze tegen,' zei een omstander, die niet meedeed omdat hij voor de sloop was. Hier zie ik een gelijkschakeling van volk met burgers en bestuurders horen daar dan niet bij. Regenten en volk: die tegenstelling kenden we al in de Verenigde Provinciën. Alleen waren de regenten daar de burgers, geloof ik, en hun bedienden en de sjouwers waren het volk.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar in de praktijk heeft het volk al tijden het idee dat het zijn greep op het Staatsgewalt heeft verloren.
Zo drijft het volk dus af van de antropologische betekenis ('weer een volk ontdekt in de binnenlanden') naar de verzameling van machteloze mensen, hoewel er van tijd tot tijd toch weer iets opduikt over 'volkse gebruiken' dat ons weer herinnert aan het volk als verzameling van mensen met min of meer dezelfde taal en gewoontes, zoals er regelmatig ook 'typisch Nederlandse' zaken, handelwijzen en zelfs karaktertrekken worden beschreven.
Er is overlapping, want zij zich zich desgevraagd best als volks zouden willen typeren, hebben meestal weinig op met regering en overheid, zelfs als ze in dienst zijn van diezelfde overheid, en hechten aan de eigen groep en vaste waarden. Het is zij en wij.
Vroeger echter had het volk helden van vlees en bloed, nu van pixels.
Wie de soms lange weg door bedrijven en instituties naar de macht heeft afgelegd (want dat kan en gebeurt nog steeds, in weerwil van het beeld), weet dat en schept zich een avatar van pixels en bits. Wee de machthebber die dat niet doorheeft of niet goed kan hanteren. Van Berlusconi tot Wilders, van Putin tot Obama: ze weten en gebruiken het.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar het volk kijkt tv. Zoals bekend zegt tv niets terug als je ertegen roept. Gelukkig kan men nu zijn ei kwijt op internet. Of ze zich daar iets van aantrekken?
Ook als men ergens in de rimboe een volk vond, was redelijk duidelijk wat men bedoelde: een groep mensen die een zelfde taal sprak en zichzelf ook als groep zag.
Als men het heeft over het Nederlandse volk, bedoelt men dan alle inwoners van Nederland? Meestal wel, denk ik. Het is zelfs niet uitgesloten dat de koningin zich tot dat volk rekent. Zo niet, dan ziet zij alle andere inwoners van Nederland (haar onderdanen) als volk.
Als een oude communist het over het volk had, bedoelde hij iets anders: de mensen die hij meende te vertegenwoordigen, tegenover grondbezitters en andere eigenaren van veel spullen, doorgaans kortweg het kapitaal genoemd, of kapitalisten. Die hoorden niet bij het volk. Die zienswijze is, denk ik, ouder dan het communisme. Edellieden en hoge geestelijken beschouwden zich waarschijnlijk als horend tot een andere, hogere orde als het volk.
Dat leeft nog bij de erfgenamen van het oude communisme, en is ook opgepakt door diverse nationalistische en racistische bewegingen. Maar terwijl de zelfbenoemde strijders voor een rechtvaardiger verdeling van goederen en macht een tegenstelling zagen en zien tussen volk en kapitalisten en hun aanhang, zagen en zien die andere bewegingen naast die tegenstelling ook die tussen het ene volk en het andere.
'Wir sind das Volk', riepen demonstranten in Berlijn in 1989. Daarmee bedoelden ze: wij zijn niet dat volk waarover jullie DDR-machthebbers het steeds hebben. Jullie volk is een mythe, wij zijn het echte volk.
Ook een mythe, natuurlijk.
In Stuttgart hoorde men onlangs dezelfde kreet, tijdens demonstraties tegen sloopplannen van het gemeentebestuur. 'De burgers hebben het gevoel dat dat ze niet meer betrokken worden: dáár demonstreren ze tegen,' zei een omstander, die niet meedeed omdat hij voor de sloop was. Hier zie ik een gelijkschakeling van volk met burgers en bestuurders horen daar dan niet bij. Regenten en volk: die tegenstelling kenden we al in de Verenigde Provinciën. Alleen waren de regenten daar de burgers, geloof ik, en hun bedienden en de sjouwers waren het volk.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar in de praktijk heeft het volk al tijden het idee dat het zijn greep op het Staatsgewalt heeft verloren.
Zo drijft het volk dus af van de antropologische betekenis ('weer een volk ontdekt in de binnenlanden') naar de verzameling van machteloze mensen, hoewel er van tijd tot tijd toch weer iets opduikt over 'volkse gebruiken' dat ons weer herinnert aan het volk als verzameling van mensen met min of meer dezelfde taal en gewoontes, zoals er regelmatig ook 'typisch Nederlandse' zaken, handelwijzen en zelfs karaktertrekken worden beschreven.
Er is overlapping, want zij zich zich desgevraagd best als volks zouden willen typeren, hebben meestal weinig op met regering en overheid, zelfs als ze in dienst zijn van diezelfde overheid, en hechten aan de eigen groep en vaste waarden. Het is zij en wij.
Vroeger echter had het volk helden van vlees en bloed, nu van pixels.
Wie de soms lange weg door bedrijven en instituties naar de macht heeft afgelegd (want dat kan en gebeurt nog steeds, in weerwil van het beeld), weet dat en schept zich een avatar van pixels en bits. Wee de machthebber die dat niet doorheeft of niet goed kan hanteren. Van Berlusconi tot Wilders, van Putin tot Obama: ze weten en gebruiken het.
'Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus,' maar het volk kijkt tv. Zoals bekend zegt tv niets terug als je ertegen roept. Gelukkig kan men nu zijn ei kwijt op internet. Of ze zich daar iets van aantrekken?
Mandje appels en peren
Leuk idee van het enthousiaste groepje recensenten van Vertel eens om een stapeltje boeken te beloven aan wie hun het best weet duidelijk te maken waarom je dat stapeltje zou willen hebben. Ik zou het niet weten. Het zijn allemaal mooie boeken, maar ze hebben behalve dat niets met elkaar te maken.
Nou ja, misschien toch nog iets: het zijn boeken die bestemd zijn voor lezers vanaf tien jaar en ze tonen dat jeugdliteratuur ook literatuur is. Dat mag hier (dit blog) en daar (o.a. Vertel eens) nog steeds benadrukt worden.
Nou ja, misschien toch nog iets: het zijn boeken die bestemd zijn voor lezers vanaf tien jaar en ze tonen dat jeugdliteratuur ook literatuur is. Dat mag hier (dit blog) en daar (o.a. Vertel eens) nog steeds benadrukt worden.
maandag 18 oktober 2010
Venema en de anderen
Had ik net dat regeltje geschreven over internet in voorgaand bericht ('Paulus'), krijg ik een telefoontje van een dierbare ex-redactiegenote.
Dat gaat over van alles en nog wat, maar ook over Adriaan Venema, die wat rancuneuze en zeer verbeten auteur over collaboratie en verzet, o.a. in zijn boek Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie (1990).
Dat boek is kennelijk vrij van auteursrechten of er is dienaangaande iets geregeld, want het is in zijn geheel te vinden op DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Ze wijst me op bijlage 6 van deel 3a, 'De kleine collaboratie', 'Opgave van de door de Ereraad voor Letterkunde opgelegde uitsluitingen', en dat daarin enige namen te vinden zijn van auteurs van jeugdliteratuur, waaronder auteurs die redelijk gewaardeerd werden als Cor Bruyn, D.A. Cramer-Schaap, Phiny Dick, W.G. van der Hulst, An Rutgers van der Loeff-Basenau, Kees Spierings en Piet Worm.
Ze vond dat wel een nieuwtje. Dat weet ik niet zo, want het gaat om een lijst uit 1990, maar we werden het snel samen eens over de vaststelling dat internet hier wel een bijzondere rol speelt. Wat anders een tamelijk onbekende lijst blijft, alleen te vinden in enkele gespecialiseerde bibliotheken, is nu voor iedereen met een internet-aansluiting toegankelijk.
Overigens was je in Venema's ogen al heel snel een collaborateur, begrijp ik, al heb ik zijn boek nooit gelezen en ga ik dat (ondanks DBNL) ook niet doen.
Dat gaat over van alles en nog wat, maar ook over Adriaan Venema, die wat rancuneuze en zeer verbeten auteur over collaboratie en verzet, o.a. in zijn boek Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie (1990).
Dat boek is kennelijk vrij van auteursrechten of er is dienaangaande iets geregeld, want het is in zijn geheel te vinden op DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Ze wijst me op bijlage 6 van deel 3a, 'De kleine collaboratie', 'Opgave van de door de Ereraad voor Letterkunde opgelegde uitsluitingen', en dat daarin enige namen te vinden zijn van auteurs van jeugdliteratuur, waaronder auteurs die redelijk gewaardeerd werden als Cor Bruyn, D.A. Cramer-Schaap, Phiny Dick, W.G. van der Hulst, An Rutgers van der Loeff-Basenau, Kees Spierings en Piet Worm.
Ze vond dat wel een nieuwtje. Dat weet ik niet zo, want het gaat om een lijst uit 1990, maar we werden het snel samen eens over de vaststelling dat internet hier wel een bijzondere rol speelt. Wat anders een tamelijk onbekende lijst blijft, alleen te vinden in enkele gespecialiseerde bibliotheken, is nu voor iedereen met een internet-aansluiting toegankelijk.
Overigens was je in Venema's ogen al heel snel een collaborateur, begrijp ik, al heb ik zijn boek nooit gelezen en ga ik dat (ondanks DBNL) ook niet doen.
Paulus
Een schok van herkenning: ineens hoor ik de openingsmelodie van Paulus de Boskabouter. Ik kijk op het display van de radio en zie: *** dance of an ostracized imp p curzon ronald d corp ***.
Besef dat sommige jeugdherinneringen aan je blijven plakken. Het waren dierbare minuten, die radio-uitzendingen. Achteraf bewondering voor de virtuoziteit waarmee Jean Dulieu (Jan van Oort) al die stemmen weergaf. Achteraf pas ook ontdekte ik dat die mooie stem van een man was die ook goed kon tekenen. De herinneringen blijven die van een stem die veelstemmig was, en die karakteristieke muziek vooraf.
Blijkt natuurlijk dat anderen allang denken te hebben genoteerd om welke muziek het gaat, een deuntje van ene P. Curzon, lees ik niet alleen op het radiodisplay. Ik vind hem terug als Frederick Curzon, en zijn muziekstuk is onder meer te vinden op deel 4 van de cd-reeks 'British Light Music Classics'. Bij de inhoudsopgave staat New London Orchestra/Ronald Corp Hyperion CDA67400 78m DDD, dat verklaart deels dat geheimzinnige ronald d corp. Deels, want ik moet nog verder zoeken om te vinden dat Ronald Corp de stichter is van genoemd orkest, bovendien dirigent en componist.
En wat leer ik verder nog? Dat je die muziek als bladmuziek-pianosolo kon bestellen, als midi van nogal electronische klank gratis kan downloaden en dat de muziek door Jan van Oort zelf en Kees Buurman werd gevonden. Bovendien word ik er in het voorbijgaan aan herinnerd dat bij de omroep ooit alle opnames van Paulus zijn gewist, maar dat een particuliere verzamelaar, een gepensioneerde apotheker, er bijna de helft van kon leveren. Dat stelde Maurits Rubinstein in staat om er een viertal cd's van te maken. Dat laatste wist ik al en ik heb ooit enkele met plezier en heimwee beluisterd. Of de verkoop goed gaat weet ik niet.
Voorts vind ik op Jeugdsentimenten.net het verkeerde stukje, een stukje tv-film, met kinderkoor als entree. Door de samenstellers ook als twijfelachtig gebracht, want, schrijven ze er bij, 'In 1974 komt Paulus opnieuw op de t.v., in een nieuw jasje, met nieuwe figuren, andere stemmen en een nieuwe beginmelodie, maar of dat een verbetering was???' Nee dus. Maar als ik hen was, zou ik een voorbeeld uit de oorspronkelijke opnames plaatsen, met die openingsmelodie.
Over Jean Dulieu vind ik nog een interviewtje met Wim Noordhoek, waaruit blijkt dat hij toentertijd zeer laconiek was over het verdwijnen van de opnames. Maar over Dulieu is natuurlijk nog meer te vinden.
En al deze weetjes binnen een half uur bijeengezocht op internet, met dat stukje muziek en mijn herinneringen als aanleiding.
Kan ik nu nog verklaren waardoor juist deze opnames zo goed bekleven? Kortweg ligt dat volgens mij niet alleen aan de virtuoziteit waarmee die stemmen gebracht werden, maar ook aan de verhalen en personages. Paulus alleen had het, als tamelijk brave kabouter, niet gered zonder allereerst zijn tegenspeelster Eucalypta, onnavolgbaar vertolkt, en zonder Oehoeboeroe, Salomo en Gregorius, allemaal karakters met een verrassend scala aan sterke en minder sterke eigenschappen. In elk verhaal was een zekere dreiging, net als in oude sprookjes, waardoor je als oudere kleuter geboeid werd - en blij was als het dan toch weer net goed afliep.
Besef dat sommige jeugdherinneringen aan je blijven plakken. Het waren dierbare minuten, die radio-uitzendingen. Achteraf bewondering voor de virtuoziteit waarmee Jean Dulieu (Jan van Oort) al die stemmen weergaf. Achteraf pas ook ontdekte ik dat die mooie stem van een man was die ook goed kon tekenen. De herinneringen blijven die van een stem die veelstemmig was, en die karakteristieke muziek vooraf.
Blijkt natuurlijk dat anderen allang denken te hebben genoteerd om welke muziek het gaat, een deuntje van ene P. Curzon, lees ik niet alleen op het radiodisplay. Ik vind hem terug als Frederick Curzon, en zijn muziekstuk is onder meer te vinden op deel 4 van de cd-reeks 'British Light Music Classics'. Bij de inhoudsopgave staat New London Orchestra/Ronald Corp Hyperion CDA67400 78m DDD, dat verklaart deels dat geheimzinnige ronald d corp. Deels, want ik moet nog verder zoeken om te vinden dat Ronald Corp de stichter is van genoemd orkest, bovendien dirigent en componist.
En wat leer ik verder nog? Dat je die muziek als bladmuziek-pianosolo kon bestellen, als midi van nogal electronische klank gratis kan downloaden en dat de muziek door Jan van Oort zelf en Kees Buurman werd gevonden. Bovendien word ik er in het voorbijgaan aan herinnerd dat bij de omroep ooit alle opnames van Paulus zijn gewist, maar dat een particuliere verzamelaar, een gepensioneerde apotheker, er bijna de helft van kon leveren. Dat stelde Maurits Rubinstein in staat om er een viertal cd's van te maken. Dat laatste wist ik al en ik heb ooit enkele met plezier en heimwee beluisterd. Of de verkoop goed gaat weet ik niet.
Voorts vind ik op Jeugdsentimenten.net het verkeerde stukje, een stukje tv-film, met kinderkoor als entree. Door de samenstellers ook als twijfelachtig gebracht, want, schrijven ze er bij, 'In 1974 komt Paulus opnieuw op de t.v., in een nieuw jasje, met nieuwe figuren, andere stemmen en een nieuwe beginmelodie, maar of dat een verbetering was???' Nee dus. Maar als ik hen was, zou ik een voorbeeld uit de oorspronkelijke opnames plaatsen, met die openingsmelodie.
Over Jean Dulieu vind ik nog een interviewtje met Wim Noordhoek, waaruit blijkt dat hij toentertijd zeer laconiek was over het verdwijnen van de opnames. Maar over Dulieu is natuurlijk nog meer te vinden.
En al deze weetjes binnen een half uur bijeengezocht op internet, met dat stukje muziek en mijn herinneringen als aanleiding.
Kan ik nu nog verklaren waardoor juist deze opnames zo goed bekleven? Kortweg ligt dat volgens mij niet alleen aan de virtuoziteit waarmee die stemmen gebracht werden, maar ook aan de verhalen en personages. Paulus alleen had het, als tamelijk brave kabouter, niet gered zonder allereerst zijn tegenspeelster Eucalypta, onnavolgbaar vertolkt, en zonder Oehoeboeroe, Salomo en Gregorius, allemaal karakters met een verrassend scala aan sterke en minder sterke eigenschappen. In elk verhaal was een zekere dreiging, net als in oude sprookjes, waardoor je als oudere kleuter geboeid werd - en blij was als het dan toch weer net goed afliep.
vrijdag 15 oktober 2010
Ongetemde verhalen
Inspirerend verslag door Marita de Sterck over de 'Conference on Reading Promotion and Storytelling for children’ op 6 oktober 2010 in Pretoria. Verhalen voor kinderen - met alles wat het leven kan brengen, dus ook seks en dood. Initiatie in de wereld. Ze deed haar verslag op Villa Kakelbont, zie hier, gedateerd vrijdag 15 oktober.
Marita verzamelde zulke verhalen: zie Stoute meisjes overal, volksverhalen over liefde en lef, of, in de versie voor volwassenen: Bloei, zestig volksverhalen uit de hele wereld die van meisjes vrouwen maken (Manteau).
Het hele congres was een pleidooi voor 'ongetemde verhalen', zoals de Palestijnse vertelster Denes Asad ze noemt, verhalen met zout en peper, eros en thanatos, als 'a cunning reply to the Disneyfication of children’s culture'.
Je kan er het verlangen in lezen naar een wereld waarin kinderen nog naast hun ouders luisterden naar oude verhalen. Die wereld bestaat nog, her en der - maar in Europa en Noord-Amerika wel steeds meer verborgen. De meeste mensen daar vertellen alleen familieverhalen en moppen, de rol van de oude vertellers is overgenomen door boek en film.
Niet alle boeken en films worden geproduceerd door grote bedrijven die met het oog op hun omzet rekening houden met waslijsten al dan niet vermeende gevoeligheden en daardoor nogal gestandaardiseerde en soms versuikerde verhalen leveren, waaruit seks is verbannen en eros en thanatos omzichtig behandeld worden. Maar die grote bedrijven zijn wel smaakmakend.
We hebben een periode achter de rug waarin volwassenen zich inspanden om kinderen te doen opgroeien in hun eigen, zorgvuldig omheinde wereld, een Heile Welt zoals dat in het Duits heette.
Als je Marita's verslag mag geloven, zouden we die periode definitief achter ons hebben gelaten. Enkele gesprekken met gelovige volwassenen volstaan om te beseffen dat dit niet zo is.
Marita verzamelde zulke verhalen: zie Stoute meisjes overal, volksverhalen over liefde en lef, of, in de versie voor volwassenen: Bloei, zestig volksverhalen uit de hele wereld die van meisjes vrouwen maken (Manteau).
Het hele congres was een pleidooi voor 'ongetemde verhalen', zoals de Palestijnse vertelster Denes Asad ze noemt, verhalen met zout en peper, eros en thanatos, als 'a cunning reply to the Disneyfication of children’s culture'.
Je kan er het verlangen in lezen naar een wereld waarin kinderen nog naast hun ouders luisterden naar oude verhalen. Die wereld bestaat nog, her en der - maar in Europa en Noord-Amerika wel steeds meer verborgen. De meeste mensen daar vertellen alleen familieverhalen en moppen, de rol van de oude vertellers is overgenomen door boek en film.
Niet alle boeken en films worden geproduceerd door grote bedrijven die met het oog op hun omzet rekening houden met waslijsten al dan niet vermeende gevoeligheden en daardoor nogal gestandaardiseerde en soms versuikerde verhalen leveren, waaruit seks is verbannen en eros en thanatos omzichtig behandeld worden. Maar die grote bedrijven zijn wel smaakmakend.
We hebben een periode achter de rug waarin volwassenen zich inspanden om kinderen te doen opgroeien in hun eigen, zorgvuldig omheinde wereld, een Heile Welt zoals dat in het Duits heette.
Als je Marita's verslag mag geloven, zouden we die periode definitief achter ons hebben gelaten. Enkele gesprekken met gelovige volwassenen volstaan om te beseffen dat dit niet zo is.
maandag 11 oktober 2010
Russen zijn geen burgers
Igor Yurgens is een adviseur van de regering van Rusland. Volgens Menno Hurenkamp, De Groene Amsterdammer 7-10-2010, heeft hij dit gezegd: 'Russen zijn geen burgers maar een soort stam, massaal dol op belastingontduiken en hun plicht ontlopen.'
Hij deed volgens Menno Hurenkamp deze uitspraak in september op een conferentie 'over de vraag wat de modernisering van Rusland tegenhoudt'.
Zou Yurgens zichzelf ook tot die stam rekenen? Hij is per slot ook een Rus.
En hier zijn burgers dus een type inwoner dat zijn belasting betaalt en zijn plicht doet. Zijn burgerplicht - die term zat er aan te komen.
Wat MH ook nog samenvat als mening van Yurgens: 'voor verandering kan dit land alleen op zijn leiders, niet op zijn bevolking vertrouwen'.
Dat is sterk: die leiders horen dus niet bij de bevolking? En wie is 'dit land' eigenlijk? Een apart iets naast leiders en bevolking? In staat om ergens in te vertrouwen?
(Zie ook Burgers 1.)
Hij deed volgens Menno Hurenkamp deze uitspraak in september op een conferentie 'over de vraag wat de modernisering van Rusland tegenhoudt'.
Zou Yurgens zichzelf ook tot die stam rekenen? Hij is per slot ook een Rus.
En hier zijn burgers dus een type inwoner dat zijn belasting betaalt en zijn plicht doet. Zijn burgerplicht - die term zat er aan te komen.
Wat MH ook nog samenvat als mening van Yurgens: 'voor verandering kan dit land alleen op zijn leiders, niet op zijn bevolking vertrouwen'.
Dat is sterk: die leiders horen dus niet bij de bevolking? En wie is 'dit land' eigenlijk? Een apart iets naast leiders en bevolking? In staat om ergens in te vertrouwen?
(Zie ook Burgers 1.)
Abonneren op:
Posts (Atom)