Ja, dat roept de een wel eens tegen de ander, als-ie boos is.
En vermoedelijk bracht dat Joukje Akveld op het idee van een prentenboek. Al kan het idee natuurlijk ook van de uitgever zijn gekomen, of illustrator Philip Hopman.
Auteur Joukje Akveld schreef er d.d. 10 juli 2014 op haar site dit over:
'Het is af en het gaat in het najaar verschijnen: Ga toch fietsen!, een nieuwe prentenboekentekst van mij met tekeningen van Philip Hopman. We bezochten er samen de fietsbeurs voor in de RAI. Wat eerst een meneer en een mevrouw waren werden later twee dieren en nog weer later de panda Boese en de hond Willem. Philip maakte twee fietsenmakers van ze met een zaak aan huis. Nijvere zzp’ers die elkaar af en toe even spuugzat zijn. Dan roepen ze van dit en van dat en vliegt er iets onaardigs door de lucht. Als Willem dan zegt "ach, ga toch fietsen, jij," pakt Boese zijn fiets en vertrekt.'
Dit stukje bevat de informatie dat de twee hoofdpersonen van het verhaal eerst twee mensen waren, en later veranderden in dieren.
Onwillekeurig moest ik denken aan de vele prentenboeken van Richard Scarry, barstensvol dieren, en o.a. bekend geworden doordat in zijn boeken het varken het vlees van zijn soortgenoten verkoopt, waarvan ik hieronder twee varianten toon:
Zie links onder:
En:
Gezellig, willen werken in een winkel waar ze het vlees van je geslachte familieleden verkopen. Afijn, over Scarry valt veel te melden, maar dat zal ik hier niet doen.
Waarom verhalen vertellen over mensen en ze dan als dieren afbeelden?
Het kan zijn dat men denkt dat kinderen zich makkelijk vereenzelvigen met dierfiguren - wat ze inderdaad makkelijker doen dan grote mensen.
Het kan ook zijn dat het de bedoeling is middels de beestachtige vermomming juist bepaalde menselijke eigenschappen uit te vergroten, tot in het karikaturale toe. Carl Barks wist er wel enigszins raad mee, en hij liet overigens zijn dieren een keer de beesten voederen:
Marten Toonder koos trefzekere diervermommingen voor professor Sickbock, assistent Pieps, markies de Cantecleer, burgemeester Dickerdack en niet te vergeten de heer Bommel zelf, waarbij nog zij opgemerkt dat hij deze mengde met mensen in min of meer menselijke gedaante, zoals schilder Terpen Tijn.
Dat zijn dan nog figuren die in huizen wonen en verder een mens-achtig bestaan hebben. Er zijn ook nog die figuren die een wat dierlijker bestaan hebben (bijvoorbeeld in een holletje wonen) en toch menselijk gedrag vertonen, zoals die in The wind in the willows, Peter Rabbit, Winnie-the-Pooh, Paulus de Boskabouter en de filosofen uit het werk van Toon Tellegen.
Het past allemaal in een heel oude traditie, stammend uit een tijd dat mensen minder strikt onderscheid maakten tussen henzelf en dieren. Al duizenden jaren schenken mensen hun goden een beestachtig uiterlijk. De oude Egyptenaren deden dat bijvoorbeeld. Maar ook de Indiërs geven hun goden soms dierlijke trekjes. Zie bijvoorbeeld hieronder Anubis, de Egyptische god die de doden begeleidde (afbeelding uit de Papyrus van Hunefer), en de Indische god Ganesha.
Men kende bepaalde beesten vanouds een symbolische waarde en/of een karakter toe, en rollen in mythen en sagen. Vele leeuwen en adelaars sieren wapenschilden. Een heel verhalengenre is erop gebaseerd, met Reinaart de Vos als een van de bekendste voorbeelden. Ene Laurike in 't Veld heeft dienaangaande iets behartenswaardigs geschreven over Maus, van Art Spiegelman.
Er valt nog veel meer over te melden. Maar...
Ga toch fietsen!
... voordat deze recensie ontaardt in een verhandeling over verhalen met dieren die geen dieren zijn (en dan laat ik de weerwolf en de vampier nog buiten beschouwing), terug naar Boese en Willem, de hoofdpersonen in Ga toch fietsen!.
Ik begrijp dat ik de auteur en de illustrator nog eens moet vragen wat hen ertoe bewoog om hun verhaalfiguren te veranderen van een 'meneer en een mevrouw' in twee oude vrienden in de vermomming van een panda en een hond.
Boese is een binnenvetter, zo'n type dat niet direct boos kan uitvallen maar eerst in zichzelf een tijd moet tieren en razen. En dat ziet er in pandagedaante goed uit. Hier zien we de twee ruziemakers, links Willem, rechts Boese.
Willem zien we van achteren. Hij heft zijn arm en het tafereel wekt de suggestie dat vooral hij aan het woord is. 'Ach, ga toch fietsen, jij!' roept hij boos en dat doet Boese.
Willem kijkt hem na.
Dit zijn de enige beelden die ik geef: het tonen van details doet de paginagrote prenten van Philip Hopman tekort. Maar ze laten zien hoe het kiezen van een dierenvermomming een bepaald karakter kan suggereren.
Het verhaal in woorden is zo beknopt dat ik het in zijn geheel zou kunnen citeren. Dat doe ik natuurlijk niet, maar wel iets, om te tonen in welke stijl Joukje Akveld schreef:
'Boese en Willen hadden ruzie.
Dat ging ongeveer zo:
"Kun je nou nooit een keer!"
"Moet jij nou altijd weer!"
"Je denkt toch niet dat ik!"
En iets met aangebrand.
Er vloog iets door de lucht, maar het was niet raak.
Willem riep: "Ach, ga toch fietsen, jij!"
Dat deed Boese.
Er zat een donderwolk in zijn hoofd.
Het bliksemde tussen zijn oren.'
Boese gaat dus op pad. Rechtsaf, rechtdoor, 'over een lange weg', linksaf, rechtdoor, met de pont mee,
'De overkant leek op zijn eigen kant, alleen leger.'
En
'Achter hem hoorde hij een geluid.
Het klonk als heel veel fietsbanden op een verharde weg.
Boese keek achterom.
Het waren heel veel fietsbanden op een verharde weg.'
Linksaf, weer linksaf.
'Hij dacht aan wat Willem had gezegd.
"Ach, misschien kan ik best wel eens een keertje..." zei hij tegen zichzelf.
"En misschien moet ik inderdaad niet altijd weer..."'
Brug over, naar rechts., 'bij een lange weg', terug naar huis.
'Willem stond bij de deur.
"Ik dacht dat ik misschien toch..." zei hij.
Hij krabbelde verlegen op zijn hoofd.
"Ach ja," zei Boese. "Zoiets dacht ik eigenlijk ook."
Ze gingen naar binnen en aten aan de keukentafel.
"Wel een beetje aangebrand," zei Willem.
En: "Nu is het ook nog koud."
Boese glimlachte.
Morgen, dacht hij, gaan we samen fietsen.'
Ik vind dat meesterlijk geschreven. Deze ruzie is echt heel mooi onder woorden gebracht. Prachtig zoals Boese's 'donderwolk' langzaam verdwijnt. Een samenvatting zou het verhaal tekort doen. (Maar dat geldt voor alle goede verhalen.) Eén mooi detail nog noemen: dat Boese op zijn weg terug de wind mee heeft.
Maar natuurlijk zijn het vooral de prenten van Philip Hopman die het verhaal maken. Er is veel op te zien. De verleiding om de tocht van Boese in kaart te brengen heb ik laten schieten, maar het is grappig dat de lange weg terugkeert, compleet met ijscoman, bomen en meer.
Er hangt een klok in de bocht van hun straat: acht uur bij het begin, kwart voor zes aan het eind. Een stevig dagje fietsen! (En die muzikant bij de buren maar spelen... Zou hij een pauze hebben genomen?)
Aan de muur van hun keuken hangt een reeks foto's die toont dat de heren elkaar lang kennen - en al veel fietsten. Intrigerend is ook linksonder de foto van beiden in jacket en strikje, naast elkaar. En, in verband met mijn inleiding, een prent van twee fietsers met de tekst 'Le chien au vélo'.
De twee zijn fietsenmakers, verkopen fietsen, en overal wemelt het van de fietsen in allerlei fantastische soorten en maten. Het zijn sowieso volle straten, met ook nog andere voertuigen dan fietsen, bestuurd door eh, dieren, of zo. Zie boven.
Waarbij dient opgemerkt, eveneens in het licht van mijn inleiding, dat voor het raam van hun buurhuis twee honden met strikjes duidelijk beestachtiger zijn dan alle andere als dier vermomde wezens. Maar gelukkig zijn er geen varkens die varkensvlees verkopen. (Wel een walrus die vis verkoopt. Maar dat is logisch, toch?)
Halverwege de rit terug koopt Boese bloemen - dat wordt niet in woorden verteld, wel in beeld. En verder is er zoals gezegd nog van alles te zien, het zijn prenten om lang en aandacht te bekijken, Philip Hopman heeft zich heerlijk uitgeleefd. Met vele fijne details die je pas na goed kijken ziet, zoals het vertrek en de terugkeer van niet alleen Boese, maar ook een oude dame en een dame in rose, het liefhebbend stel boven de taartenwinkel, die bokkige man die aan het begin met een boeket op zijn balkon staat te wachten en aan het eind naar binnen gaat - met boeket. Heeft-ie de hele dag staan wachten?
Zo en nog veel meer. De bouwstijlen: één prent met iets onmiskenbaar Amsterdams: de hijsbalken bovenaan twee huizen. Maar verder zouden de huizen in een reeks Europese landen passen en Boese passeert een café met het opschrift velo café. De pont: een wolk van een boot en die auto's erbovenop (inclusief dubbeldekker) komen er volgens mij nooit meer af. En zo verder. Ga dat zien, ga dat zien.
Nog even iets over de titel. Die is raak gekozen, maar er is nóg een boek met die titel Ga toch fietsen!, van Thomas Braun (Nieuw Amsterdam, 2011). Ook verscheen in 2008 bij Boekscout Ga toch fietsen van P.J.G.A. Derix. En zie verder hier en daar. Enfin, lijkt me allemaal geen probleem.
Hopman, Philip, en Joukje Akveld. Ga toch fietsen! Querido, 2014. ISBN 978 90 451 1674 7, NUR 273,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten