Zoeken in deze blog

dinsdag 29 maart 2016

Achter de schermen van het Jeugdjournaal

Het lijkt zo voorbij, zo'n dagelijkse uitzending van het Jeugdjournaal, en net als bij overige nieuwsuitzendingen gaan er uren voorbereiding aan vooraf, een soms helse planning op de seconde af, en moeten de medewerkers nonstop alert blijven.
Daar zit een boekje in, dacht men bij Kluitman, of bedacht auteur Jan Paul Schutten, en dat kwam er: Achter de schermen bij het NOS Jeugdjournaal, met illustraties van Katrien Holland.


De grimeur aan het werk.

Het is opgezet als een verslag van één dag en had dan ook 'Een dag bij het jeugdjournaal' kunnen heten. Van 5.53 tot 18.38 ('tien minuten voor live'), met nog een soort nawoord, 'Een dag aan het werk voor zeshonderd seconden', en tussendoor interviewtjes met presentatoren, waarin, leuk gedaan, ook gevraagd wordt naar hun grootste blunders. Ook zijn er kadertjes met extra informatie.
Zo wordt op p. 79 vermeld dat het Jeugdjournaal 'in 2016 wordt gepresenteerd door Joris, Nick, Siham, Lysette, Tamara, Robbie en Welmoed'. Wees gerust, ze krijgen hun achternamen elders in het boek. Maar het boek oogt op deze pagina al in 2017 verouderd...
Ook staat er op p. 84, na het kopje 'Gruwelijke beelden', dat 'de gruwelijkste nieuwsonderwerpen' 'nooit in de journaals ziet'. 'En zeker niet in het Jeugdjournaal.' Dat laatste mag dan waar zijn, over het eerste valt te discussiëren... Maar dit zijn details in een onberispelijk boek.
Het staat er niet op, maar het lijkt bedoeld om lezers van 9 en ouder wat inzicht te geven over hoe het Jeugdjournaal wordt gemaakt - en daarin is het geheel geslaagd. Een aanrader voor iedere schoolbibliotheek, en voor alle nieuwsgierige Jeugdjournaalkijkers.


Schutten, Jan Paul. Achter de schermen bij het NOS Jeugdjournaal. Met illustraties van Katrien Holland. Kluitman, 2016. ISBN 978 90 206 7362 3.




dinsdag 22 maart 2016

'Proberen om de best mogelijke boeken te maken'

Ted van Lieshout wordt van diverse kanten belicht, zeg maar in het zonnetje gezet, in Literatuur zonder leeftijd 98 (winter 2015), ter gelegenheid van zijn 60e verjaardag (21-12).
Bijdragen van Pjotr van Lenteren ('Dertien keer Ted'), Jan van Coillie ('een biografie van de dichter Ted van Lieshout'), Tiny la Roi ('Een onvergetelijke liefde, het "grote verhaal" van Ted van Lieshout', uiteraard vooral over Mijn meneer), Vanessa Joosen ('De verrassende omgang met sprookjes en ouderdom in Driedelig paard), Aidan Chambers ('Particells of Ted'), Karel Eyman (een briefje over vroeger, met een rake typering aan het eind), Joke Linders (bespreekt Gebr.), Philip Hopman ('Hoe ik Ted leerde kennen'), Jacques Dohmen ('Ted van Lieshout als Mensch', en als staalborstel met troostend vilt), Selma Niewold ('Doodgaan doe je niet expres', gedichten onder de loep)
Liselotte Dessauvagie belicht 'Ted van Lieshout als bevlogen leesbevorderaar', Rolf Erdorf komt als vertaler aan het woord, Sander Bax belicht nog meer gedichten, Kris Nauwelaerts geeft commentaar op Ted van Lieshout als illustrator, Linda van Scherrenberg interviewde oud-uitgeefster Henny Bodenkamp over haar ervaringen met Ted,  Dolf Verroen biedt nog enige herinneringen, Jan Kok idem, aan Ted als auteur voor Sesamstraat,

En dan komt Ted van Lieshout zelf óók nog aan het woord, tussen deze bijdragen door. Zijn complete Mosse-lezing 2012 staat erin. Met 'Vitus in het bad' presenteert hij een onuitgegeven verhaal op rijm, dat een Gouden Boekje had kunnen worden. Te erg, vond de uitgever. Vier als het ware uit het leven gegrepen columns over 'Twee heren', gepresenteerd als vier interviews van iemand met hem. Het eerste gaat over het schrijven van boeken en daaruit is de kop boven dit bericht getild. En tussen p. 156 en 157 nog een ongepagineerd reeksje fijne tekeningen.




Nou, als verjaardagscadeau misstaat dit kloeke nummer (236 p.) absoluut niet! Daarvoor verdient de redactie een groot compliment.
Er kwam ook veel herkenbaars langs. Eigenlijk zou ik het Ted van Lieshout nog eens gunnen om een Ted-lezing te mogen houden, over het maken van het beste boek.

Hoe deze verjaardagspocket te lezen? Een goede tip lijkt me om te beginnen met de bijdragen van Ted zelf en daarvan dan weer allereerst 'Vitus in bad' en de vier columns. Vervolgens die van Aidan Chambers, Jacques Dohmen en Pjotr van Lenteren. Daarna Karel Eykman en Philip Hopman. Daarna de rest.
Er zit nogal wat machtige kost tussen die rest, maar uiteraard staat het de lezer geheel vrij om naar zijn of haar zin al te lang uitgesponnen analyses voor later te bewaren.

Literatuur zonder leeftijd wordt uitgegeven door IBBY Nederland. Een abonnement kost instellingen € 45,-, particulieren € 32,- en studenten € 24,25 (bewijs van inschrijving meesturen; moet elk jaar vernieuwd worden). Abonnementen gaan in per volledig kalenderjaar, reeds verschenen nummers worden toegezonden.
Nieuwe abonnees ontvangen als welkomstgeschenk het boek An elephant came by, een boek met ruim 100 illustraties uit prentenboeken van 24 bekende Nederlandse kinderboek-illustratoren.
Men kan zich als abonnee aanmelden via het secretariaat: IBBY-Nederland@planet.nl.
Een los nummer (zoals dit) kost € 19,95.





zondag 20 maart 2016

België!

La revue des livres pour enfants is een Frans tijdschrift over jeugdliteratuur, uitgegeven door La joie par les livres, dat ressorteert onder de Bibliothèque Nationale de France.
Niet alle afleveringen van La revue des livres pour enfants bespreek ik. Alleen de jaarlijkse selecties, zoals die van 2015, en soms een nummer met een dossier dat me het bespreken waard lijkt, zoals dit, over jeugdliteratuur in Brazilië. Onder dossier verstaat het tijdschrift een vijf- tot zevental degelijke artikelen over één onderwerp. Voor het overige bestaat het uit besprekingen, nieuws en een enkel interview of artikel over een ander onderwerp, buiten het dossier.

In 2003 was er een aflevering (nr. 209) met de Vlaamse en Nederlandse jeugdliteratuur als thema.
Ik hield toen nog geen blog bij, dus is er hier geen bespreking te vinden.
Dat is maar goed ook, want het is lastig om je eigen teksten te bespreken en ik schreef voor deze aflevering een 'ABC pratique sur la littérature enfantine aux Pays-Bas'. Toin Duijx schreef een reeks auteursportretten en er waren bijdragen van Vanessa Joosen en Eva Devos.

In 2008 was er een aflevering met als onderwerp de lezingen gehouden tijdens een congres over 'Rencontres Européennes' (Europese ontmoetingen), een eenmalige poging van La joie par les livres, documentatiecentrum voor Franse jeugdliteratuur, om verbindingen te leggen in Europees perspectief. (Maar zie ook hier en hier.)
Ik hield toen nog steeds geen blog bij, dus ook van deze aflevering is hier geen bespreking te vinden.
Ik leverde een bijdrage over het beeld van Europa en de Europeeërs in de Nederlandse jeugdliteratuur, en Jacques Dohmen, toen nog net befaamd redacteur bij Querido, gaf een exposé over uitgeven van kinderboeken in Nederland. Het was een mooi dossier, met aandacht voor veel hoeken en gaten in Europa, van Roemenië tot Scandinavië - maar zonder België.

En dan nu: België!





Welke talen spreken ze eigenlijk in dat land? Waals, Frans, Vlaams, Nederlands, Duits... vertaalster Emmanuèle Sandron geeft een verstandig antwoord op die vraag. Nederlands, Frans en Duits. Maar het Belgische Frans wijkt wel af van het Franse Frans, al is het verschil niet zo groot als tussen Frans Frans en Canadees Frans (Quebec).

Maar, vraagt interviewer Marie Lallouet, 'le néerlandais de Belgique est-il très different du néerlandais des Pays-Bas'?
'Á l'oral, oui, à l'écrit, moins', antwoordt Emmannèle Sandron. Gesproken wel, geschreven minder. En zo is het maar net. Het is wel, zo benadrukt ze, één taal, ondanks verschillen in uitspraak en vocabulaire. Ze illustreert het met een anecdote over Joke van Leeuwen, wier werk ze momenteel vertaalt. Joke van Leeuwen is Nederlands, maar groeide op in Brussel, waar ze op school aanvankelijk niets begreep, ook al was het officieel haar eigen taal. Dat ze op een dag vroeg of ze naar de wc mocht, waarop de docent zei: 'Je kan gaan, maar zonder lopen.' (Sandron: 'tu peux y aller, mais sans marcher', mijn vertaling.) Tja, onder lopen verstonden ze toen in Brussel rennen (courir)... Maar als je dat niet weet, hoe moet je dan naar de wc...?
Over al die taalverschillen, ook tussen Waals en Frans, heeft ze wel het mooie commentaar: 'Maintenant que j'ai dit ça, on efface tout, car chaque auteur est un univers.' Vrij vertaald: dat heb ik nu wel gezegd, maar vergeet het weer, want iedere auteur is een universum.

Die taalkwestie, en de vraag wat typisch Belgisch is, wordt ook uitgewerkt door Jean-Michel Leclerq in 'Le grand mystère belge...' Veel zuilen, al begint dat nu wat te slijten, en verdeeld tot op de vierkante meter, en de 'fameux "consensus à la belge"'.
Tanguy Habrand belicht de specifieke moeilijkheden voor uitgevers tussen twee beknellende buren: 'Des voisins encombrants; l'édition belge entre France et Pays-Bas'. Maar dat het niet alleen kommer en kwel is, toont Michel Defourny in 'Que serions-nous sans la Belgique', waarin hij wijst op het vele illustratieve talent uit België. En als om dat nog eens te benadrukken is er een interview door Nathalie Beau met Carll Cneut (zie ook hier), een van de beste illustratoren uit Vlaanderen.

Er zijn ook nog interviews met auteur Thomas Lavachery en de uitgevers Christiane Germain en Marita Vermeulen ('Welkom in Vlaanderen!' staat er boven dit verder uiteraard Franstalige interview), er is nog een artikel over de Prix Bernard Versele, een 'Belgeoscope: quarante-sept auteurs belges à suivre' (Belgoscoop, zeveneenveertig auteurs om te volgen, op alfabet, Nederlands- en Franstalig door elkaar) en een 'Petit répertoire des éditeurs belges', dertien uitgeverijen getypeerd. 

Al met al dus een mooi stevig dossier over jeugdliteratuur in België.
Maar ja, lieve taalgenoten, wél in het Frans...

NB. La joie par les livres mag zich graag presenteren als hét documentatiecentrum voor de Franstalige jeugdliteratuur. Maar onderschat niet wat het Institut suisse Jeunesse et Médias allemaal in huis heeft. In Ricochet-jeunes is enorm veel documentatie te vinden, met bijvoorbeeld info over zo ongeveer alle auteurs en illustratoren van Franstalige kinderboeken, ook van auteurs van wie ooit werk in het Frans is vertaald, zoals bijvoorbeeld Harrie GeelenGuus Kuijer en Bart Moeyaert. Een ricochet, overigens, is het stuiteren van een voorwerp op een oppervlak, bijvoorbeeld een steentje op het water.

NB2. Middels diverse facebook-achtige berichten kwam ik er achter dat er op 21 maart ook nog een studiedag plaatsvond in de Bibliothèque Nationale de France, getiteld 'Ceci n'est pas de la littérature de jeunesse belge', met onder meer een inleiding door Wally de Doncker en diverse bijdragen door Eva DevosVoilà twee Vlamingen die het Frans kennelijk nog voldoende beheersen. (Dat schijnt namelijk achteruit te gaan - en dat in één land.)




vrijdag 18 maart 2016

Meer lol met poëzie op school

Op vrijdagmiddag 11 maart vond in de Koninklijke Bibliotheek een studiemiddag plaats van IBBY Nederland. (Zie ook Over IBBY.)
Het programma maakte me nieuwsgierig, met name naar de lezing door Annette de Bruijn, dus ik toog er heen. Helaas kon ik niet de hele middag bijwonen, wegens een afspraak die avond, dus ik miste één lezing en helaas ook de uitreiking (door Miep Diekmann!) van de Miep Diekmann Prijs ofwel Miep Diekmann Thesis prijs. (In het persbericht kwamen beide benamingen voor.) Blij dat ik Miep Diekmann net voor vertrek nog de hand kon schudden. Ze is slecht ter been en werd begeleid door Liesbeth ten Houten (ex-uitgever Leopold en o.a. nog actief in de Stichting Max Velthuijs), maar verder nog helder aanwezig als immer.

Zo'n studiemiddag van IBBY Nederland wordt doorgaans in academisch kader gegoten. De lezingen worden gebracht als wetenschappelijke verhandelingen, met een referent die na afloop wat kritische vragen stelt. Overigens mag het publiek ook vragen stellen. Zie het programma:



De lezingen van Janneke van der Veer en Annette de Bruijn waren omgewisseld, zodat ik die van Janneke van der Veer heb gemist. Ik vertrouw erop dat ik lezingen en juryrapport t.z.t. aantref in Literatuur zonder leeftijd.

Om die reden laat ik hier de lezingen van Margreet van Wijk-Sluyterman en Sara Van den Bossche onbesproken. Ze waren interessant voor wie zich bezighoudt met respectievelijk de geschiedenis van de jeugdliteratuur en canonvorming.

Annette de Bruijn verraste me met een vertoog over nonsenspoëzie in het basisonderwijs en een helder pleidooi om daar meer mee te doen. Ze verzamelde deze kennis in het kader van het Leeskalenderproject. Dat was 'onderdeel van het onderzoeksprogramma Emergent Cultural Literacy: Assimilating Children’s Literature dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)', en Annette de Bruijn deed daarin het subproject Children's Poetry. Ze promoveerde op 21 december 2015 tot doctor aan de Universiteit Maastricht met haar proefschrift Zin in poëzie, dat (o.a.?) lovend door Leonie Cornips werd besproken in Neder-L. Tja, en wat het vervolg betreft, verkeert ze in een stadium dat ze weergaf als 'Wat nu?'.

Annette de Bruijn gaf smakelijke details over de positieve impuls die het aanbieden van en werken met nonsensikale poëzie in het basisonderwijs gaf.
Die impuls is zo positief dat ze een warm pleidooi hield voor dit soort poëzie op school, als welkome aanvulling op het gangbare repertoire (als dat er al is) en op een leeservaring die een 'schoolse attitude' vooronderstelt (stilzitten en ernstig luisteren). Daarmee doemt ook een probleem op: het plezier dat kinderen ontlenen aan zulke poëzie staat min of meer haaks op wat op school getoetst wordt, zoals bijvoorbeeld (ik citeer Cornips) 'meten of kinderen een beter begrip van en kennis krijgen over poëzie'. Het is dus zaak om er achter te komen wat er wél aan talig vermogen wordt bijgebracht.

Zo'n pleidooi kan niet genoeg ondersteund worden.

maandag 14 maart 2016

Bibi's hemel

Een prachtig kleinood is het, Siens hemel van Bibi Dumon Tak en Annemarie van Haeringen.

Je hebt het zo uit. Ruim 730 woorden, 28 kleine bladzijden inclusief de schutbladen (die doen mee in het verhaal). Sien gaat dood (al in de eerste 33 woorden) en wordt begraven. Er is een vermoeden van een dubbele aanwezigheid: in de grond en in de hemel. Eén pagina, het colofon, doet niet mee aan het verhaal, maar vermeldt wel dat 'deze uitgave mede tot stand is gekomen met productiesteun van het Nederland Letterenfonds'. De titelpagina doet wel mee - en geeft naar mijn idee met de illustratie iets te veel weg.
Wie het boekje snel leest en dan weglegt, doet zichzelf en het boekje te kort.

Allereerst: wie is Sien? Een kat, dacht ik toen de voorkant op een afbeelding snel voorbijkwam, maar ik vergiste me: hond. Sien kijkt ons voorop het boek aan, op de achterkant keert ze ons de rug toe.

  


Ik vind dat mooi. Nog vóór ik de flaptekst heb gelezen en het boekje opensla, begrijp ik door de titel dat hier afscheid wordt genomen.

En wie het boekje openslaat, ziet dit:




Een donkere wolk tegen een witte achtergrond, aankondiging van zwaar weer.
Dat klopt, want nu lees ik na het omslaan van de bladzijde (en snel overslaan van de colofon- en  titelpagina) die eerste 33 woorden (tevens gebruikt als flaptekst):

Er stonden zwarte wolken aan de hemel toen Sien vertrok.
De lucht rommelde.
De regen trommelde.
Maar wij hoorden alleen hoe Siens laatste, allerlaatste adem over de rand van de mand heen woei.

Dat is prachtig poëtisch proza. Er is een tekening bij van een hond, Sien dus, die met haar kop over de rand van de mand hangt. In witte lijnen, op dezelfde zwarte achtergrond als de tekst. Helemaal zwart, die achtergrond, op een kleine paarse hoek na rechtsonder, ongeveer waar de meeste mensen een bladzijde omslaan.

Sla de pagina om, en je ziet dit:



Voor wie het niet kan lezen:

We lieten haar los, liepen naar het raam en gooiden het open.
We vingen de regen op in ons gezicht.
Heel even schoven de wolken uit elkaar, alsof ze Sien erdoor lieten, rechtstreeks de hemel in.

Voel de emotie die in deze woorden ligt. 'We lieten haar los.' (Dus hadden we haar vast...) Regen als tranen. Zie de hoop, geënt op een oud verhaal, dat vertelt dat onze zielen naar de hemel gaan en dat die prettige plek boven de wolken ligt. Voor het verhaal krijgt Sien hier ook zo'n ziel.
Zie hoe fraai dat in beeld is weergegeven. Dat oplichtende stukje blauw, herhaald in de rechter hoek.

Ik ga de volgende pagina's niet tonen. Die hoek rechtsonder wordt steeds groter en breidt zich uit over de bladzijden, met wisselende kleuren. Het zwart krijgt daardoor omtrekken - van Sien! Er verschijnen ineens ook allerlei tekeningetjes om dat zwart, van voorwerpen die, zo valt niet moeilijk te raden, met Sien te maken hebben, en ten slotte verschijnt ook Sien zelf spartelend en spelend rond haar eigen vorm. Geweldig gedaan!

Intussen komt in de tekst, na de getoonde bladzijden, Klein Broertje op het toneel. 'En nu?'
'We' pakken een deken, leggen Sien erop, brengen haar naar buiten, graven een gat en leggen haar daarin. Klein Broertje doet er nog een bal bij.

'Voor als ze daar wil spelen.'
Hij wees naar de hemel, waar de regen nog altijd uit viel alsof er nooit zon had bestaan.

Het blijft maar regenen. Klein Broertje wil weten of het boven de wolken ook regent. Nee, daar is het droog, antwoorden we. En waarom hij dat vraagt?

'Omdat', zei Klein Broertje, 'Sien anders dubbel nat zou worden: in de aarde én in de hemel daarboven.'

Klein Broertje heeft daarna nog veel meer vragen en we troosten hem en leggen hem tussen ons in te slapen.
De volgende morgen schijnt de zon. 'We' gaan naar buiten. Klein Broertje denkt geblaf te horen. En daarop komt een alleszins troostend, sprookjesachtig vervolg, want 'we' deden net alsof we luisterden, voor Klein Broertje, maar toen we naar boven keken,

hoorden wij het ook. Echt.

We hoorden geblaf.

Het kwam rechtstreeks vanuit de heldere, blauwe hemel.

En nee, daarmee is het verhaal nog niet af, want zie de allerlaatste schutbladen (na een andere mooie dubbelpagina-afbeelding die ik hier niet toon):




De wolk is nu hoopgevend licht, tegen de donkere achtergrond van verdriet.
Wie 'we' zijn, blijft wijs in het midden. 'We' kunnen iedereen zijn, ook ik, en alle lezers en voorlezers. Het helpt als er net een hond is gestorven, dichtbij, maar ook zonder zo'n voorval zal een goede voorlezer diepe indruk kunnen maken op een jonge luisteraar en kijker. Je hoeft echter niet jong te zijn om van dit boekje te genieten!

En die hemel? Ach, er zijn altijd wel ongelovigen die wat zullen sputteren. Ik vind, ook al ben ik niet zo opgevoed met dat oude verhaal, Bibi's hemel hier volkomen passen. Het is háár hemel, meer dan die van Sien, en ik vermoed dat er meer honden zijn die een plaatsje mogen krijgen in die hemel.

Ik schreef het al: een prachtig kleinood.

Dumon Tak, Bibi, & Annemarie van Haeringen. Siens hemel. Querido, 2016. ISBN 978 90 451 1905 2.









woensdag 9 maart 2016

Karel Appel uit de Dapperstraat

Het Gemeentemuseum Den Haag en uitgeverij Leopold hebben in 2010 het lovenswaardig idee gehad om een reeks kunstkinderboeken te maken, steeds naar aanleiding van een tentoonstelling in het museum. Er zijn er inmiddels al meer dan tien:

Allemaal aan tafel! van Rindert Kromhout en Margriet Heymans
Holland op z'n mooist van Charlotte Dematons
Puzemuze of op weg naar Rothko van Wim Hofman
Coco of het kleine zwarte jurkje van Annemarie van Haeringen. Dit boek werd bekroond met een Zilveren Penseel 2014
Edith en Egon Schiele van Harriët van Reek
Een zondag met Caillebotte van Ingrid Godon en Toon Tellegen
Delfts blauw - Een vaas voor de prinses van Ingrid en Dieter Schubert
Calder - De draad van Alexander van Sieb Posthuma
Nacht in het poppenhuis van Thé Tjong-Khing en Anna Woltz
Ensor - De grote maskerade van Marije Tolman
Keepvogel en Kijkvogel - In het spoor van Mondriaan van Wouter van Reek. Dit boek werd bekroond met een Zilveren Griffel 2012, de internationale illustratieprijs De Gouden Appel en een Vlag & Wimpel.
De koningin die niet kon kiezen van Annemarie van Haeringen (Herdruk van bestaand boek)
Meneer Kandinsky was een schilder van Daan Remmerts de Vries. Dit boek werd bekroond met een Zilveren Griffel 2011.

Onlangs verscheen Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat van Imme Dros en Harrie Geelen, en dat is niet eens het allerlaatste, want nog recenter verscheen ook Jan Toorop – Het lied van de tijd van Kitty Crowther, bij de tentoonstelling rond Jan Toorop (t/m 29 mei).

De tentoonstelling Karel Appel (t/m 16 mei) was aanleiding voor het fraaie prentenboek dat de het stel doorwrochte kunstenaars Imme Dros en Harrie Geelen maakte.



Dit boek mikt op jonge kinderen.De tekst bestaat uit 20 vierregelige versjes en beschrijft chronologisch het leven van de schilder Karel Appel. Diens vader had een kapperszaak in de Dapperstraat te Amsterdam en eigenlijk zou Karel dus ook kapper moeten worden. Hij doet in ieder geval het een en ander in de zaak:

De kleine Kareltje veegt het haar
voor pappa Jan Appel bij elkaar.
Hij schikt de kleuren zo op de grond
dat er een kat ligt, een muis of een hond.

Schilderen leert hij van zijn oom, en ondanks schrik en wijze raad (doe het niet) van pa en moe besluit Karel om geen kapper te worden.




Volgt de loopbaan van berooide tot schatrijk en wereldberoemd kunstenaar.
Het moet gezegd, zonder de prenten van Harrie Geelen was dit levensverhaal in 80 regeltjes aardig, maar niet meer dan dat. Het zijn de prenten die het een mooi en boeiend boek maken. Een knappe prestatie om afbeeldingen te maken die onmiskenbaar Geelen én Appel zijn! (En dat er enige verwantschap was, valt met dit boek ook wel aan te tonen.)

Dros, Imme, en Harrie GeelenKarel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat. Gemeentemuseum Den Haag / Leopold, 2016. ISBN 978 90 258 6870 3.




vrijdag 4 maart 2016

Waarin een tragische klucht de revue passeert, in de categorie sterke verhalen

Het is een apart boek, Hoe Tortot zijn vissenhart verloor, van Benny Lindelauf en Ludwig Volbeda. Min of meer oblong, stevige kaft, illustratiestijl oogt 19e-eeuws. Een kloek boek, zwaar genoeg om in de keuken te gebruiken om knoflooktenen te pletten.












Hoofdpersoon is de legerkok Tortot. Belangrijkste bijrol: Halve George.

Eerst maar een liedje:

Waarheen vliedt de nacht
als het dag is?
Waar moet ik zoeken
als ik uw lach mis?
Waar rust de wind
in luwstille stond?
De aarde rond.
De aarde rond.

Waarheen het schip
gezonken in de baren?
Waarheen het kaf van
pas gemaaide aren?
Waarheen de kussen
gestolen van mijn mond?
De aarde rond.
De aarde rond.

Waarheen mijn dromen
waarheen mijn daden
wanneer mijn lijk
wegzakt in aarde?
Waarheen mijn bloed
mijn vlees, mijn stront?
De aarde rond.
De aarde rond.

Dit eerste liedje is van een van de twee keizers. Hij herinnert het zich als hij niet kan slapen en door het paleis gaat dwalen. Het liedje 'zoemt als een treurig bijtje over zijn lippen'. Het wordt zijn laatste nacht. Hij schrikt zich letterlijk te pletter van een half gesmolten reusachtige taart en vooral van de druiperige top ervan, die zijn hoofd moest voorstellen maar nu monsterlijke trekken heeft. Wie meer wil weten, leze het boek.

Nog een liedje:

Fijne kruiden,
kom aan, groei maar goed.
Bloei als bloed, bloei als lente,
wel aan, zwel aan
als ingeweekte krenten.
Fijne kruiden,
kom aan, groei maar goed.
Groei als de zomer,
als de allergrootste dromer.
Fijne kruiden,
bloei maar goed,
bloei zoals het moet.

Dit liedje is van kok Tortot - of eigenlijk van zijn moeder. Het verhaal eindigt er zo ongeveer mee.

Het is een apart verhaal, Hoe Tortot zijn vissenhart verloor. Er vallen meer doden dan in de laatste honderd recent verschenen kinderboeken, en vooruit, het bevat nóg een liedje:

Hak, hak, hak
had de vijand in de pan!
Stamp, stamp, stamp,
stamp soldatenmoes ervan!
prak, prak, prak,
prak de vijand tot puree!
pak z'n knoken om te koken,
neem z'n billen om te villen,
kip z'n haren met je scharen,
vlecht er heldenliedjes van
Klabam! Klabam!

  

Toch gaat Hoe Tortot zijn vissenhart verloor in wezen over liefde, en dat mag gerust een wonder heten, gezien het enorm aantal doden. Want ondanks zijn volgens overlevering gevoelloze vissenhart gaat de legerkok Tortot zich hechten aan Halve George, de kindsoldaat zonder benen die bij hem in een augurkenvat woont. Die liefde blijkt overigens pas echt tegen het einde van het verhaal.

Het verhaal over de oorlogen is zo karikaturaal dat het in de categorie sterke verhalen thuishoort, zoals ze aan het kampvuur verteld werden. Het speelt niet eens in 'onze' wereld, maar in landen die we tot nu toe niet kenden, zoals Oud-Arkadië, en de laatste slag wordt gestreden om de steden Blät en Vladzimka, waar we werkelijk nog nooit van hebben gehoord.
Er zijn twee keizers die zo lelijk als de nacht zijn, maar zelf denken ze dat het aan een vloek ligt dat ze zichzelf zo zien en dat ze in werkelijkheid beeldschoon zijn. Wie dat tegenspreekt wordt gedood, dus houdt iedereen deze illusie graag in stand. Hoe het met de kleuter afloopt die ooit het tegendeel riep weten we niet, wel dat het dorp waar hij woonde in brand werd gestoken. (Een toespeling, uiteraard, op het bekende verhaal van Hans Christian Andersen over de keizer zonder kleren.)
Eerst laten ze hun legers vechten tegen andere legers en als hun gebied zo groot is dat ze geen tegenstanders meer hebben, krijgen ze onenigheid en hakken de twee keizerlijke legers elkaar in de pan, met de al genoemde slag bij Blät en Vladzimka als apotheose. De ledematen vliegen in het rond en er vallen zoveel doden dat Tortot op het laatst over een schedelpad van de ene naar de andere stad loopt.

De sluwe kok Tortot weet steeds het winnende leger te bedienen en redt zich uit benarde situaties door de heerlijkste gerechten te bereiden. Hij is de negende zoon van een moeder die al acht oudere zonen aan de legers moest afstaan die ze nooit terugzag. Hij ontvluchtte haar negenvoudige moederlijke zorg en werd kok. Hij voelt geen emoties, beweert men, want hij heeft het hart van een vis.
Maar dat blijkt, zoals gemeld, aan het eind toch iets anders te liggen, en zijn ezeltje brengt hem terug bij zijn moeder. Ze leeft nog.




Ik ga hier de details van dit sterke verhaal, dat in mooie terzijdes weer tal van andere sterke verhalen bevat, niet uit de doeken doen.
Alleen wat woorden over de stijl. Die is kraakhelder en nuchter, er is een verteller met tongue-in-cheek, die al die gepeperde anekdotes opvist met een (soms licht cynisch) air alsof het allemaal nogal gewoon is - net zoals Torton dat doet.
Opmerkelijk is dat heel veel metaforen uit de keuken komen. Eén voorbeeld, uit het begin:
'Op een ochtend arriveerde een nieuw vendel in het kamp waar Torton diende. Jonge mannen waren het, die strak in de pas achter de bugelblazers en tromslagers aan liepen. De laatste in de rij was de jongste. Zijn gave gelaat deed Torton denken aan een bavarois, vers uit de oven.'
O.k., nog een, op p. 23:
'Maar er is geen grotere verschrikking denkbaar dan het eigen leger. Vooral als dat leger honger heeft. Dan zijn de rapen snel gaar.'
En zo gaat het lekker door, met veel smakelijke details.



De illustraties van Ludwig Volbeda zijn min of meer in de stijl van een negentiende-eeuws populair-wetenschappelijk tijdschrift. Onlangs kwam ik zo'n tekening tegen, in Arcana naturae detecta van Anthonie van Leeuwenhoek, van een vlo, met excuses voor de onvolmaakte scan, en ik dacht ook aan die prent van negentiende-eeuws soldatenleven uit het Rijksmuseum:

  


Ik doe Ludwig Volbeda met die kenschets wel iets te kort, want ze zijn niet alleen quasi-documentair, er zijn ook landschappen bij, vignetten, collages en nog zowat. Ze passen in ieder geval prima bij de stijl van het verhaal, nee, ze maken samen met de tekst de stijl. Soms zijn het kleine detailtekeningen, andere vullen een en soms twee pagina's, soms slingeren ze zich rond de tekst.
Ze lieten zich lastig scannen, maar hier toch enkele voorbeelden.

De tent van de chirurgijn (zonder de randen...):





Het kasteel van de keizer, waarin Tortot zich met hulp van plattegrondjes een weg moet vinden:


En hier de sleutels die hij had om de deuren in dat kasteel te openen:



En een iets ander soort afbeelding, waarin Tortot op het schavot met zijn kop onder de bijl staat, je ziet nog net zijn koksmuts. (Ja, nee, ook hier weet hij zich uit te redden...)




En zelfs voor een partituur schrikt Volbeda niet terug. Het lied dat Tortot samen met de chirurgijn floot:



Het mag duidelijk zijn dat er heel wat te kijken valt in dit boek. Toch is het in de eerste plaats een léésboek, dat zich overigens ook prima zal laten voorlezen aan kinderen met sterke magen.
Voor wie dat wil, valt er na afloop heel wat uit te leggen over oorlogen... en doe er een bezoek aan In Flanders fields bij.

Lindelauf, Benny, en Ludwig Volbeda. Hoe Tortot zijn vissenhart verloor. Querido, 2016. ISBN 978 90 451 1836 9.



PS. (d.d. 12-9-2017) Ludwig Volbeda ontving voor zijn illustraties in De vogels in 2017 de Grand Prix Bratislava tijdens de Bienále Bratislava Ilustrácií (Biennial of Illustrations Bratislava).








donderdag 3 maart 2016

Biljoenen bewoners in ons lijf

Bij biljoen moet ik altijd even nadenken. Hoeveel is dat ook alweer? Duizend keer miljoen is een miljard, miljoen keer miljoen is biljoen. Maar in het Engels is billion ons miljard, en ons biljoen heet trillion. Verwarrend.

Jan Paul Schutten en Floor Rieder hebben na Het raadsel van alles wat leeft weer een documentair boek afgeleverd, Het wonder van jou en je biljoenen bewoners. Het verscheen in 2015.
Schetsten ze in Het raadsel van alles wat leeft de ontwikkeling van eencellig leven tot Jos Grootjes uit Driel, in Het wonder van jou en je biljoenen bewoners duiken ze de cel in. En eigenlijk komen ze daar die eencellige weer tegen.



Het raadsel van alles wat leeft verscheen na Bill Bryson's A short history of nearly everything, waarvan in 2004 een Nederlandse vertaling verscheen die goed werd verkocht (in 2015 verscheen de 40e druk).
Interessant: onlangs verscheen bij Nieuwezijds Avonturen in de mens van Gavin Francis, een vertaling van Adventures in Human Being (2015). (Vertaling Nico Groen, illustraties Sarah King.) Ik heb dat boek (nog) niet gelezen, las een bespreking in de Volkskrant 6-2-2016 en dacht: zou Jan Paul Schutten dat boek gelezen hebben? Het boek wordt op de site van Nieuwezijds beschreven als 'een ontdekkingsreis door het menselijk lichaam'.

Laat dat nu net ook opgaan voor Het wonder van jou en je biljoenen bewoners. 




Het begint met een vrolijk vooraf, 'Waarom je een boek over jezelf verdient', wat overigens niet echt wordt beantwoord, want
[...]'gelukkig is er nu ook dit boek. Het boek met het beste onderwerp ooit, want dit boek gaat over... jou. En dat werd tijd. Want je verdient natuurlijk een boek over jezelf.'
Hoezo, 'natuurlijk'?
Je zou haast denken dat hier een reclameschrijver aan het werk is. (En dat klopt wel een beetje.)
Het gaat nog even zo door, met hoofdstukjes over ' Waarom je voor het geluk geboren bent' en 'Waarom jij een kampioen bent'.
'Kortom, lees maar gauw door om te ontdekken hoe waanzinnig vernuftig jij in elkaar zit. Want geboren worden is al knap, maar in leven blijven is nog veel knapper.'
En dat vind ik een mooie uitsmijter voor een inleiding bij een vertoog over hoe ons lijf in elkaar steekt. Het is echter geen uitsmijter, want daarna wordt nog uitgelegd dat je uit cellen bestaat, en ja, zelfs uit atomen; en hoe veel beestjes er in jezelf huizen.

De eigenlijke reis door het lijf begint met een cel en de lezer wordt uitgenodigd:
'Stel je maar eens voor dat je een duikpak aan hebt en dat je in een krimpmachine verkleind wordt tot een duizendste van een millimeter. Je bent nu zo klein dat een hoofdhaar zo breed lijkt als een grote rivier en at het uiteinde zo ver weg is dat je het niet meer kunt zien. Stel je vervolgens voor dat je met een naald in je eigen arm wordt geïnjecteerd. Dit is wat je dan meemaakt...'

Een onmogelijk kunststukje natuurlijk, om in je eigen arm rond te zwemmen. Maar vooruit.

'Welkom in je lichaam! Je zult nu wel blij zijn dat je een duikpak aan hebt, want het is een nogal natte bedoening in je lijf.'

Hier wordt de toon gezet.
Een opgewekte reisleider neemt de lezer mee op een tocht door het eigen lijf. Waar tekst tekortschiet, staan afbeeldingen van Floor Rieder.
Hele goede afbeeldingen, dat dient gezegd. Het is verleidelijk om er een heleboel te tonen, maar ik houd het, afgezien van dat vignet hierboven en de uitsmijter hieronder, op één.




Je ziet hier genoemde duiker, ik de lezer dus, aan het rondzwemmen in een cel. En het pleit voor de documentaire waarde van het boek dat de reisleider niet vergeet op te merken dat je hiervoor nog vele malen neer verkleind moet worden als al gedaan, tot een ' honderdduizendste van een centimeter'.

De reis gaat van cel naar hersenen, zenuwstelsel, bloed, hart, longen, mond, maag en darmstelsel, huid, zintuigen, spieren, botten en nog zowat en eindigt bij de voortplantingsorganen en dat deel van de reis wordt aldus aangekondigd:

'Zo, hoog tijd om het eens over sex te hebben. Nou ja, een beetje. Want sommige dingen zijn niet uit te leggen. Hoe leg je uit wat wifi is aan mensen die zonder elektriciteit en techniek zijn opgegroeid? Hoe vertel je aan iemand die blind geboren werd, hoe de schilderijen van Rembrandt eruitzien? Of hoe leg je uit hoe het prettigste gevoel dat er maar bestaat voelt? Een gevoel zo onvoorstelbaar fijn dat je even aan niets anders kunt denken... Zo'n sensatie kun je niet uitleggen, maar moet je meemaken. Ik kan het dus niet beschrijven, maar ik kan je wel vertellen wáár je het voelt. Namelijk op een plaats waar duizenden zenuwen bij elkaar komen, waardoor je alles nog intenser beleeft. Waar die plek is? Yep. Daar beneden. En het gevoel heet een 'orgasme'.'

Erboven staat: 'Waarom we weer helemaal teruggaan naar het begin van dit boek'. Dat klopt, want vooraan, onder 'Waarom jij een kampioen bent', wordt al beschreven welke reis de zaadcel aflegt voor-ie de eicel bereikt.
'Ja! Je hebt gewonnen! Je hebt 300 miljoen soortgenoten verslagen! Je hebt de kans om geboren te worden gewonnen! Gefeliciteerd!'

Die 153 waarom-stukjes (van 'Waarom je een boek over jezelf verdient' tot 'Waarom we in de toekomst misschien niet meer dood hoeven te gaan') zijn samen het skelet van dit vertoog. Dat is leuk gedaan, want deze titels prikkelen tot lezen. Overigens eindigt dat laatste stukje met een goed voorbehoud:

'Misschien krijgen de mensen die denken dat we niet meer door ziekte of ouderdom dood hoeven te gaan, dus inderdaad gelijk. Alleen... waar laten we al die mensen? We zijn nu al met 7,3 miljard mensen op aarde! Dat wordt nog een behoorlijke dobber in de toekomst. Maar als we niet meer doodgaan, hebben we in elk geval genoeg tijd om daar een oplossing voor te bedenken.'

Schutten, Jan Paul. Het wonder van jou en je biljoenen bewoners. Geïllustreerd door Floor Rieder. Gottmer, 2015. ISBN 978 90 257 5202 6.