Een prachtig kleinood is het, Siens hemel van Bibi Dumon Tak en Annemarie van Haeringen.
Je hebt het zo uit. Ruim 730 woorden, 28 kleine bladzijden inclusief de schutbladen (die doen mee in het verhaal). Sien gaat dood (al in de eerste 33 woorden) en wordt begraven. Er is een vermoeden van een dubbele aanwezigheid: in de grond en in de hemel. Eén pagina, het colofon, doet niet mee aan het verhaal, maar vermeldt wel dat 'deze uitgave mede tot stand is gekomen met productiesteun van het Nederland Letterenfonds'. De titelpagina doet wel mee - en geeft naar mijn idee met de illustratie iets te veel weg.
Wie het boekje snel leest en dan weglegt, doet zichzelf en het boekje te kort.
Allereerst: wie is Sien? Een kat, dacht ik toen de voorkant op een afbeelding snel voorbijkwam, maar ik vergiste me: hond. Sien kijkt ons voorop het boek aan, op de achterkant keert ze ons de rug toe.
Ik vind dat mooi. Nog vóór ik de flaptekst heb gelezen en het boekje opensla, begrijp ik door de titel dat hier afscheid wordt genomen.
En wie het boekje openslaat, ziet dit:
Een donkere wolk tegen een witte achtergrond, aankondiging van zwaar weer.
Dat klopt, want nu lees ik na het omslaan van de bladzijde (en snel overslaan van de colofon- en titelpagina) die eerste 33 woorden (tevens gebruikt als flaptekst):
Er stonden zwarte wolken aan de hemel toen Sien vertrok.
De lucht rommelde.
De regen trommelde.
Maar wij hoorden alleen hoe Siens laatste, allerlaatste adem over de rand van de mand heen woei.
Dat is prachtig poëtisch proza. Er is een tekening bij van een hond, Sien dus, die met haar kop over de rand van de mand hangt. In witte lijnen, op dezelfde zwarte achtergrond als de tekst. Helemaal zwart, die achtergrond, op een kleine paarse hoek na rechtsonder, ongeveer waar de meeste mensen een bladzijde omslaan.
Sla de pagina om, en je ziet dit:
Voor wie het niet kan lezen:
We lieten haar los, liepen naar het raam en gooiden het open.
We vingen de regen op in ons gezicht.
Heel even schoven de wolken uit elkaar, alsof ze Sien erdoor lieten, rechtstreeks de hemel in.
Voel de emotie die in deze woorden ligt. 'We lieten haar los.' (Dus hadden we haar vast...) Regen als tranen. Zie de hoop, geënt op een oud verhaal, dat vertelt dat onze zielen naar de hemel gaan en dat die prettige plek boven de wolken ligt. Voor het verhaal krijgt Sien hier ook zo'n ziel.
Zie hoe fraai dat in beeld is weergegeven. Dat oplichtende stukje blauw, herhaald in de rechter hoek.
Ik ga de volgende pagina's niet tonen. Die hoek rechtsonder wordt steeds groter en breidt zich uit over de bladzijden, met wisselende kleuren. Het zwart krijgt daardoor omtrekken - van Sien! Er verschijnen ineens ook allerlei tekeningetjes om dat zwart, van voorwerpen die, zo valt niet moeilijk te raden, met Sien te maken hebben, en ten slotte verschijnt ook Sien zelf spartelend en spelend rond haar eigen vorm. Geweldig gedaan!
Intussen komt in de tekst, na de getoonde bladzijden, Klein Broertje op het toneel. 'En nu?'
'We' pakken een deken, leggen Sien erop, brengen haar naar buiten, graven een gat en leggen haar daarin. Klein Broertje doet er nog een bal bij.
'Voor als ze daar wil spelen.'
Hij wees naar de hemel, waar de regen nog altijd uit viel alsof er nooit zon had bestaan.
Het blijft maar regenen. Klein Broertje wil weten of het boven de wolken ook regent. Nee, daar is het droog, antwoorden we. En waarom hij dat vraagt?
'Omdat', zei Klein Broertje, 'Sien anders dubbel nat zou worden: in de aarde én in de hemel daarboven.'
Klein Broertje heeft daarna nog veel meer vragen en we troosten hem en leggen hem tussen ons in te slapen.
De volgende morgen schijnt de zon. 'We' gaan naar buiten. Klein Broertje denkt geblaf te horen. En daarop komt een alleszins troostend, sprookjesachtig vervolg, want 'we' deden net alsof we luisterden, voor Klein Broertje, maar toen we naar boven keken,
hoorden wij het ook. Echt.
We hoorden geblaf.
Het kwam rechtstreeks vanuit de heldere, blauwe hemel.
En nee, daarmee is het verhaal nog niet af, want zie de allerlaatste schutbladen (na een andere mooie dubbelpagina-afbeelding die ik hier niet toon):
De wolk is nu hoopgevend licht, tegen de donkere achtergrond van verdriet.
Wie 'we' zijn, blijft wijs in het midden. 'We' kunnen iedereen zijn, ook ik, en alle lezers en voorlezers. Het helpt als er net een hond is gestorven, dichtbij, maar ook zonder zo'n voorval zal een goede voorlezer diepe indruk kunnen maken op een jonge luisteraar en kijker. Je hoeft echter niet jong te zijn om van dit boekje te genieten!
En die hemel? Ach, er zijn altijd wel ongelovigen die wat zullen sputteren. Ik vind, ook al ben ik niet zo opgevoed met dat oude verhaal, Bibi's hemel hier volkomen passen. Het is háár hemel, meer dan die van Sien, en ik vermoed dat er meer honden zijn die een plaatsje mogen krijgen in die hemel.
Ik schreef het al: een prachtig kleinood.
Dumon Tak, Bibi, & Annemarie van Haeringen. Siens hemel. Querido, 2016. ISBN 978 90 451 1905 2.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten